Dorpsmolen
Oostakker (Gent), Vlaanderen, Oost-Vlaanderen
- Naam
- Dorpsmolen, Molen van Sint-Baafs
- Ligging
- Dorp
9041 Oostakker (Gent)
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1397
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 8267
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
In de 15de eeuw, en wellicht reeds vroeger, had de Sint-Baafsabdij van Gent te Oostakker twee molens, namelijk een in het dorp en een andere op het hoogste punt van Sint-Amandsberg, de "Hooghe muelene" genoemd.
De Dorpsmolen werd voor 1397 gebouwd. Het is niet uitgesloten dat hij nog bijna twee eeuwen ouder zou zijn. In het oudste goerenregister van de Sint-Baafsabdij worden immers reeds molenaars vermeld: circa 1217 (onder abt Hendrik, 1212-1223) Heinkin Vander Molen en circa 1230 (onder abt Boudewyn, 1223-1251) Lambertus de Molnere, beiden te Oostakker.
Er bleef een herstelrekening uit 1397 bewaard, opgenomen in een cartularium van de Sint-Baafsabdij.
Int jaer (MCCC) XCVIJ, den XXVJ dach in decembre, heeft ghenomen Jan de Somer, jeghen minen heere Sente Baefs te makene van nieus de molen tOostacker also groot alse nu es, huteghedaen datter in bliven zal staende de standaert metten ghebinde ende de steenbalke, de asse ende roeden, tcamwiel, tsciven vanden gheloepe, de steegher ende de steert. Ende tremanant zal hij wel ende souffisantelike maken. Dies zal hem mijn heere leveren al thout datter toeghaen zal an den molenbergh ghevierkant ende ghesaeght, maer Jan vorseit die zal thout teekenen te vellene ende te cortene ter stede daert staet. Ende hier af zal Jan hebben van mine heere vorseit .VIIJ. lb. gr. goets ghelts. Ende waren int camwiel eenighe quade camme, die zal Jan hute doen ende andere goede derin. Hier over waren als orconden ende present heere Jan vanden Damme, meester PIeter van Cortenberghe, meester Gillis de Zuttere, Jan Meeussone ende Johannes Goeselaer. Dit was ghedaen int jaer ende ten daghe vorscreven."
Deze tekst bevat een aantal n amen van ambachtslieden (meestermolenmakers en/of timmerlieden) en verstrekt gegevens over de technische terminologie van de 14de-eeuwse staakmolen. In de overeenkomst is bijvoorbeeld sprake van "de standaert", dit is de zware staande balk of stak die de romp van de h outen windmolen draagt. "Standaert" is de oudste benaming die men in het Nederlandse taalgebied voor dit molenonderdeeel aantreft. In Brugge was er een attestatie uit 1303. In Oost- en West-Vlaanderen was de term "standaert" veel minder in gebruik dan zijn synonniem "staak". Voor de overige in de tekst vermelde termen verwijzen we naar het bijgevoegde glossarium:
GLossarium
1. asse: de molenas waarop de roeden bevestigd zijn.
2. ghebinde: gebint, molenvoet, het geheel van de twee kruisplaten, de steekbanden en de zetel, waarop de verticale staak of standaard rust.
3. cammen: kammen van het vangwiel.
4. camwiel: aswiel, grootwiel, vangwiel, aangebracht op de molenas.
5. gheloepe: klein wiel, rondsel, schijfloop, spilrad, spillewiel, lantaarn. Dit wiel wordt aangedreven door het vangwiel en drijft op zijn beurt het staakijzer en de lopende molensteen aan.
6. Molenbergh: molendam, molenwal.
7. Roeden: de twee molenroeden, die in die tijd reeds uit drie delen bestonden, nl. een pestel en twee roede-einden.
8. sciven: ronde houten schijven van het rondsel. Hiertussen zitten de houten staven of spillen.
9. standaert: staak (zie hoger).
10. steegher: de buitentrap aan de voorweeg van de molen.
11. steenbalke: zeer zware balk, die op de nok van de staak rust en die de hele molenromp draagt. Op de steenbalk ligt het steenkoppel.
12. steert: staart van de molen, de lange balk die door de steeger zit en waarmee de molen in de wind gedraaid wordt.
Pachter van "de muelen van Hoestackere" in 1480 was Lieven van Doerisele.
Paul HUYS
Literatuur
Archiefbronnen
Rijksarchief Gent, Fonds Bisdom - Sint-Baafsabdij, reg. R2, f° 341 (herstelrekening uit 1397)
Rijksarchief Gent, Fonds Bisdom - Sint-Baafsabdij, Register der goederen van Sint-Baafs, 1480
Literatuur
F. De Potter & J. Broeckaert, "Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Eerste reeks. Arrondissement Gent". Achtste deel, Gent, 1864-1870. Oostakker, p. 9.
A. Verhulst, "De Sint-Baafsabdij te Gent en haar grondbezit (VIIe-XIVe eeuw)", Brussel, Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Letteren, nr. 30, 1958. (Hierin geen vermelding over de molens van Oostakker, wel over de molens die de Sint-Baafsabdij rond 1220-1230 bezat te Evergem-Langebeke (p. 317 en 322) en te Lochristi (p. 224)
M. Gysseling & A. Verhulst, "Het oudste goederenregister van de Sint-Baafsabij te Gent (1e helft XIIIe eeuw)", Werken uitgegeven door de Rijksuniversiteit Gent, Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren, nr. 132, Brugge, De Tempel, 1964. 80 en 85.
Luc Goeminne, "Waar stond de windmolen vermeld in de Reinaert?", met naschrift door Maurits Gysseling, in: Heemkundig nieuws" (Oost-Oudburg), jrg. 7, 1979, nr. 3, p. 10-12.
Paul Huys, "Herstelling van de windmolen te Oostakker in 1397", Molenecho's, X, 1982, 2, p. 55-57.