Molenechos's Homepage Molenechos.org

Zwarte-Gatmolen

Klerken (Houthulst), Vlaanderen, West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Zwarte-Gatmolen, Molen Van Robaeys, Molen van Bruunten Robaai
Ligging
Stokstraat 68
8650 Klerken (Houthulst)
oostzijde
hoek Torhoutstraat
Zwarte Gat
kadasterperceel E826
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
1819
Verdwenen
1914 - begin december, oorlog
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Bescherming
niet
Database nummer
4957

Beschrijving / geschiedenis

De Zwarte-Gatmolen was een houten korenwindmolen in het gehucht het Zwarte Gat, op de hoek van de Stokstraat (nr. 68) en de Torhoutstraat, destijds niet zo ver gelegen van het Vrijbos.

Over de oprichting is er heel wat te doen geweest. In het Rijksarchief Brugge bevindt zich een volledig dossier over de perikelen die ermee gepaard gingen.

Een overzicht van de briefwisseling.

Eind december 1807
Bezwaarschrift van de burgemeester J. Vallaeys en inwoners van Klerken, aan de prefect van het Leiedepartement, tegen de aanvraag van Jan Van Biervliet om een windmolen te Klerken op te richten, met als argument dat er in Klerken al 3 molens bestaan en dat een 4de niet nodig is.

4 januari 1808
Brief van F. Chauvelin (prefect van het Leiedepartement) aan De Latre (onderprefect van het arrondissement Veurne). De onderprefect moet onderzoeken of het bezwaarschrift van de burgemeester en inwoners van Klerken tegen de geplande molen, niet in strijd is met de vrijheid van industrie en of het gebruik van de molen tegenstrijdig is met de openbare gezondheid.

18 februari 1808
Brief van de chef van de eerste afdeling van het ministerie van binnenlandse zaken te Parijs aan F. Chauvelin, prefect van het Leiedepartement, met vraag om de zaak opnieuw te onderzoeken en een definitief advies te geven over de beslissing van de gemeenteraad van Klerken.

3 maart 1808
Brief van de prefect aan de onderprefect met vraag tot onderzoek naar de afstand van de geplande molen tot het Houthulstbos.

21 maart 1808
Brief van de prefect aan de Minister van Binnenlandse Zaken, waarin hij stelt dat er geen redenen zijn om de geplande bouw van de molen te verhinderen.

31 maart 1808
Brief van de minister van binnenlandse zaken (E. Crétet) aan de prefect van het Leiedepartement (F. Chauvelin), dat de molen niet opgericht mag worden door zijn te dichte ligging bij het bos van Houthulst.

14 april 1808
Brief van de prefect aan de onderprefect met stellingname dat de afstand van 1 kilometer van de geplande molen tot het Houthulstbos in strijd is met de ordonnantie van april 1669 en met de vraag tot verificatie van de afstand van de geplande molen naar het bos.

3 mei 1808
Brief van de onderprefect naar de prefect, waarbij hij stelt dat de vastgestelde precieze afstand van 868,56 meter van de geplande molen tot het Houthulstbos, in strijd is met de ordonnantie van 1669.

7 mei 1808
Brief van de prefect aan de onderprefect, met opdracht tot het instellen van een verbod aan Van Biervliet om de molen op te richten.

10 mei 1808
Brief van de onderprefect aan de burgemeester van Klerken, met kennisgeving van het verbod opgelegd door de prefect aan Van Biervliet om zijn molen op te richten, vanwege de ordonnantie van 1669.

16 mei 1808
Brief van burgemeester J. Vallaeys van Klerken aan Jan Van Biervliet, met betekening van het verbod aan Jan Van Biervliet om de molen op te richten.

23 mei 1808
Verslag van A.J. Messelier, veldwachter van Klerken, dat hij op 21 mei 1808 de brief met het verbod om een molen te bouwen, afleverde aan Jan Van Biervliet, dat hij deze afwees en verder zal gaan met de bouw van de molen.

27 mei 1808.
Brief van de onderprefect aan de prefect waarin hij hem mededeelt dat Jan Van Biervliet verder gaat met de bouw van de molen, ondanks het verbod dat hem betekend werd.

20 mei 1808
Brief van de prefect aan de onderprefect. met opdracht tot het geven van een bevel aan de burgemeester van Klerken om de molen af te breken, waarbij de arbeiders bijgestaan mogen worden door veldwachters of rijkswachters, dit alles op kosten van de overtreder.

1 juni 1808
Brief van de onderprefect aan de burgemeester van Klerken, met kennisgeving van het bevel om de molen af te breken, waarbij de arbeiders bijgestaan mogen worden door veldwachters of rijkswachters, dit alles op kosten van de overtreder.

11 juni 1808
Brief van Joannes Van Biervliet aan de prefect van het Leiedepartement, waarin hij uitstel vraagt om zijn molen af te breken, om er een andere standplaats voor te zoeken.

18 juni 1808
Brief van de prefect aan de onderprefect, waarin hij stelt dat hij geen nieuwe elementen ziet om een ander standpunt in te nemen, met opdracht aan de onderprefect om de burgemeester van Klerken te gelasten de eerdere instructies uit te voeren.

Augustus 1808
Brief vanwege Ange Albert Albrecht (bijgestaan door Jacques Hosten en N. Degraer) aan de prefect van het Leiedepartement, met de vraag voor de toestemming tot de oprichting van de windmolen

25 augustus 1808
Gunstig advies door burgemeester J. Vallaeys uit Klerken voor de oprichting van de molen.

8 april 1809
Brief van de conservator Delmarmol van Waters en Bossen van de departementen Dijle, Jemappe, Schelde en de Twee Neten aan Albert Albrecht, met melding dat de gevraagde molen niet ingaat tegen de ordonnanties en er dus geen beletsel bestaat voor de oprichting.

13 mei 1809
Verklaring van onderinspecteur Aernould van Waters en Bossen in het Leiedepartement dat er geen beletsel bestaat om de molen op te richten.

16 mei 1809
Brief van de prefect aan de onderprefect van het Leiedepartement met vraag tot zijn advies op het verzoek van Albert Albrecht om te Klerken een windmolen op te richten.

30 mei 1809
Brief van burgemeester J. Vallaeys uit Klerken aan de onderprefect, waarin hij de combine tussen Vanbiervliet en Albrecht toelicht en waarin hij stelt dat de oprichting van de molen niet nodig is.  

5 juni 1809
Brief van onderprefect De Latre aan prefect F. Chauvelin van het Leiedepartement, met een negatief advies voor het verzoek van Albert Albrecht tot de oprichting van de molen.

12 juni 1809
Besluit van de prefect François Chauvelin van het Leiedepartement.

4 november 1809
Brief van de onderprefect aan de prefect, waarin hij voorstelt de bijna afgewerkte molen, thans door molenaar Saison uit Merkem, te doen slopen.

9 november 1809
Brief van de prefect aan de onderprefect. met vraag tot opgave van de precieze afstand van de molen tot het bos van Houthulst en met opdracht om de verdere opbouw te verbieden.

November 1809
Brief van J. Vallaeys, burgemeester van Klerken, aan molenaar Saison, om de afwerking van de molen te verbieden, op basis van de ordonnantie van 1669. Klerken, november 1809.

23 november 1809
Brief van de onderprefect aan de prefect waarin hij stelt dat de afstand van de molen van Saison tot het bos van Houthulst 851 meter bedraagt en dat Saison geen gevolg wil geven aan het voorlopig verbod om de molen af te werken.

29 november 1809
Besluit van de prefect waarbij Saison verbod wordt opgelegd zijn molen af te werken op het huidige perceel, gelegen op 851 m afstand van het bos van Houthulst en waarbij hij zijn molen binnen de 20 dagen dient af te breken.

29 november 1809
Brief van de prefect aan de onderprefect met last tot uitvoering van zijn besluit tot verbod van verdere opbouw van de molen. Brugge, 29 november 1809

6 december 1809
Brief van inwoners van Klkerken aan de prefect, met pleidooi voor het behoud van de windmolen van Pierre Jacques Saison.

14 december 1809
Brief van de prefect aan de onderprefect, waarin hij stelt dat twee brieven (waaronder die van molenaar Saison) geen wijzigingen toebrengen aan zijn besluit en waarbij de onderprefect gelast wordt zich ter plaatse te begeven om Saison aan het besluit te doen onderwerpen.

6 januari 1810
Brief van de onderprefect aande prefect, waarin hij hem meldt dat Saison de molen niet afgebroken heeft en dat hij ook geen geld heeft om de afbraak door derden te betalen (80 frank) en dat de burgemeester van Klerken voorstelt een deel van de molen te verkopen.

12 januari 1810
Brief van de prefect aan de onderprefect, waarin een laatste uitstel van 5 dagen wordt verleend voor de uitvoering van de sloop van de molen en de richtlijnen bij weigering.

15 februari 1810
Brief van Pieter Jacques Saison, molenaar te Merkem, aan de prefect van het Leiedepartement, met pleidooi voor het behoud van de molen en vraag tot uitstel van het besluit van de prefect tot afbraak van de molen. Merkem, 15 februari 1810.

21 februari 1810
Brief van de prefect aan de onderprefect waarin hij stelt dat zijn besluit van 29 november 1809 tot afbraak van de molen blijft gelden, maar waarbij aan Jacques Saison een nieuw uitstel van 3 maanden wordt verleend voor de uitvoering.

 De staakmolen op teerlingen werd in 1819 opgericht.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Debusschere Frans, molenaar te Klerken
- later, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Frans Debusschere)
- 11.05.1847, verkoop: Jacques Laurent, landbouwer te Klerken (notaris Robaeys)
- 04.08.1854, verkoop: Depover (Depouver)-Declerck Engelbertus, landbouwer te Woumen (notaris Van Eecke)
- 04.08.1854, verkoop: Van Robaeys-Darras Petrus Jacobus, molenaar te Klerken (notaris Van Eecke)
- 09.03.1877, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Petrus Van Robaeys)
- 10.11.1891, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Darras van Petrus Van Robaeys)
- 23.02.1892, verkoop: Van Robaeys-Delanghe Bruno, molenaar te Klerken (notaris Proot)

Vanaf 1892 was hij eigendom van molenaar Bruno Van Robaeys, in de volksmond "Bruunten Robaai" genoemd.

Begin december 1914 vond de staakmolen zijn ondergang door geschut en brand.

Op deze plaats is thans de zaak in dierenvoeding (Aveve) van Vangheluwe-Pysson gevestigd.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Brugge, Franse hoofdbesturen, nr. 2918 (oprichtingsperikelen, 1807-1810)

Werken
Jozef Maes, De gewezen molen van Klerken, in: De Belgische Molenaar, LXI, 1966, p. 320-321.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1980, Deel IV, Gemeenten K-L, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1997.
Janssen J., Klerken in de "gôen ouden tijd", uitgave in eigen beheer, 1964.