Zonnebeke, Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Broodseindemolen, Molen D'Hooghe
- Ligging
- Roeselarestraat 91
8980 Zonnebeke
noordzijde
50 m ten W van Passendalestraat
Broodseinde
kadasterperceel A643
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1799
- Verdwenen
- 1914-20 oktober, gedynamiteerd
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Koren- en oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2694
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Broodseindemolen (naar de ligging) of Molen D'Hooghe (naar de laatste molenaars) was een imposante driezolder-staakmolen, oorspronkelijk ingericht als koren- en oliemolen, later enkel nog als korenmolen. Deze "grootste en de schoonste molen van de streek", was 8,5 m hoog, met een molenstaak van 7,10 m en een roedenlengte van 24,5 m. De onderste zolder werd gebruikt als stampkot om olie te persen uit kool- en lijnzaad terwijl in de bovenste zolders graan werd gemalen.
Hij was gelegen aan de noordzijde van de Roeselarestraat (nr. 91), op ongeveer 50 meter ten westen van de Passendalestraat, op het hooggelegen kruispunt van de wegen Ieper-Roeselare en Westrozebeke-Wervik, op de wijk Broodseinde (in de volksmond “Brezende”). De naam is bekend sinds ongeveer 1500 en betekent zoveel als “het einde van een moerassig gebied”. Dit lijkt logisch als we weten dat de Broodseinde deel uitmaakt van de heuvelrug die het oosten van de stad Ieper omzoomt en die in de Eerste Wereldoorlog als natuurlijke verdedigingsgordel de toepasselijke beruchte naam “Ieperboog” kreeg toebedeeld. De molen stak hoog uit boven de lage huisjes en de dubbele populierenrij aan weerszijden van de weg. Het vroegere molenperceel wordt nu ingenomen door de firma Dejonghe, bouwmaterialen.
De staakmolen werd in 1799 gebouwd door Franciscus Alphonsius Masschelein, gehuwd met Joanna Theresia Haeghedoorne. Hij woonde op de zuidoostelijke hoek van het Broodseinde-kruispunt, in het eerste huis links richting Beselare. Hij was brouwer-herbergier van “De Broodseinde”. Hij was een geachte figuur (want burgemeester van Zonnebeke van 1798 tot 1799 en van 6 augustus 1800 tot 12 februari 1802) en hij zat er warmpjes in. Om zijn geld te beleggen en een broodwinning te voorzien voor één of meerdere van zijn negen kinderen (waaronder vijf zonen) liet hij een molen optrekken op zijn grond. Sinds 15 maart 1794 moest hiervoor geen octrooi-aanvraag meer gebeuren wat een oprichting veel versoepelde en versnelde.
We zien de molen aangeduid op:
Atlas der Buurtwegen (ca. 1844)(met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen)
Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855)(met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen)
De molen was rond 1830 in het bezit van de kinderen van Geraruds Boutens, maar werd geëxploiteerd door de zonen Ignatius Masschelein (als molenaar) en Josephus Bernardus (als olieslager). Ignatius verliet Zonnebeke en de molen bij zijn huwelijk in 1830 en ook Josephus ging zich in 1847 te Passendale vestigen als olieklaarder en oliehandelaar. Bernardus D’ Hooghe, gehuwd met hun zuster Sofia Coleta en bakker te Tielt, kocht de molen op 5 juni 1833 aan (notaris Berten) om uit onverdeeldheid na het overlijden van zijn vader Franciscus Alphonsius en moeder Theresia in 1830.
Vanaf 1847 wordt de molen uitgebaat door de kinderen D’ Hooghe.
Na het overlijden van Bernardus D’ Hooghe op 5 mei 1855 en van Sofia Coleta Masschelein op 5 juni 1860, werd de molen op 26 november 1860 te koop gesteld. Enkele van de kinderen kochten hem samen, maar de molen werd op 19 februari 1867 openbaar te koop aangeboden. Toen was het de ongehuwde zoon Louis Edouard D’Hooghe, de vijfde (nog levende) telg uit het gezin, die de nieuwe eigenaar en molenaar werd (akte notaris Christiaen, 1 juli 1867). Enkele maanden later huwde hij met Emilie Sofie Goudeseune uit Langemark. Hij ontmantelde vrij vlug de installatie om olie te stampen en zo werden nu nog enkel granen verwerkt want de klantenkring was groot genoeg. In 1908 liet Louis Edouard een nieuwe stalen roede plaatsen in de molen door de gespecialiseerde firma Hippoliet Verhaeghe uit Ruddervoorde. Ze had een lengte van 24,5 m en koste 490 Belgische frank. In het najaar van 1909 werd de molen opnieuw erg beschadigd door een zware storm. Nu werd een nieuwe molenstaak of staander van 7,10 m en 750 fr. aangebracht. Ook de kast van de molen werd toen herbeslagen met 200 m² nieuw ‘berd’.
Emilie Sophie Goudeseune overleed op 9 augustus 1911. Louis Edouard, ondertussen bijna tachtig geworden, gaf de fakkel door aan zijn jongste zoon Desiré-Henri D’Hooghe (door iedereen Henri genoemd) toen die op 12 juni 1912 huwde met Aurelie-Flavie Duthieuw uit de Groenestraat.
Op 20 oktober 1914, vroeg in de morgen, kreeg Henri het bezoek van Britse soldaten die het bevel hadden gekregen om de molen te vernietigen. De Britten wilden vermijden dat de molen als mikpunt kon fungeren voor de naderende vijand. Twee ladingen explosieven waren nodig om de molen van zijn voetstuk te halen. Om 8u30 in de morgen lag het sieraad van de Broodseinde, de schoonste molen van uren in het ronde, te zieltogen. De molenaar stond er wenend op te kijken. Het opblazen van de molen gold voor hem en zijn gezin alsook voor de buren als de ultieme waarschuwing om zelf op de vlucht te slaan voor lijf en leden. Henri en Aurelie kwamen terecht in Lizy-sur-Ourcq in het Franse departement Seine-Maritime. Hij werd er tewerkgesteld op een watermolen waarvan de molenaar zijn militaire dienstplicht vervulde in het Franse leger. De Franse molenaar sneuvelde en Henri mocht na de oorlog de zaak verder runnen. Toen de weduwe hertrouwde moesten Henri en Aurelie toch vertrekken. Ze keerden in 1932 naar Broodseinde terug en bouwden een huis in de Moorsledestraat. Hij ging nog vele jaren helpen in de maalderij Verleye in de Schipstraat. Aurelie overleed op 9 november 1955 en Desiré op 14 augustus 1972, bijna 87 jaar oud.
Op 9 juli 1924 werd het molenerf via notaris De Baets openbaar verkocht aan metser Gaston Petillion. Tegenover de plaats waar eens de molen stonden legden de Duitsers een militaire begraafplaats aan, waar 6.000 à 7.000 landgenoten begraven waren. Dat kerkhof is thans verdwenen.
Jozef MAES, Herman HOLEMANS & Lieven DENEWET
Literatuur
Landkaarten
Atlas der Buurtwegen (ca. 1844)
Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855)
Werken
J. Pil, De Geschiedenis van Zonnebeke 1070-1991, Oostende, 1991.
John Verpaalen, "Molens van de frontstreek", Kortrijk, 1995.
Herman Holemans, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z , Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005, p. 94.
Jozef Maes, Gedenkboek aan Beselare in de Eerste Wereldoorlog 1914-1918, Beselare, 1979.
"Kadastrale Legger P.C. Popp: Deel I Passendale en Zonnebeke: Deel II Beselare,Geluveld en Zandvoorde", Zonnebeke, 2001,
K. De Lille, Hoeveel Molens waren er te Zonnebeke: De Leuridanmolen in: Iepers Kwartier, 1994 (30), p. 28-29.
Jozef Maes, De Broodseindemolen te Zonnebeke in: De Belgische Molenaar, 1960 (55), nr. 9 (interessant artikel over de Broodseindemolen (1798-1914), vooral op basis van de getuigenis van Henri D’Hooghe), ook verschenen in: Het Wekelijks Nieuws (29 april 1960) en Westvlaamse Bazuin (april 1962)
Alfons Theuninck, De Westhoekmolen: Een Achtkantige Bovenkruier te Zonnebeke, Zonnebeke, 1988, 280 p.
John Verpaalen, "Negen decennia na zijn vernieling: De Broodseindemolen te Zonnebeke", Levende Molens, dec. 2005 (met unieke foto)