Molenechos's Homepage Molenechos.org

Ruiselede, Vlaanderen - West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Rosmolen van Sint-Pietersveld
Ligging
Bruggesteenweg 128
8755 Ruiselede
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Geo positie
51.089176, 3.344241 (Google Streetview)
Gebouwd
Voor 1907
Type
Buitenrosmolen
Functie
Korenmolen
Bescherming
niet,
Database nummer
1984
Ten Bruggencatenummer
51984  
© Johan Haerynck, 30.06.2014

Beschrijving / geschiedenis

Middenin een weide achter de kapel, buiten de omheining, werd voor 1907 een rosmolen gebouwd. Het bestaat uit een achthoekig, bakstenen gebouwtje onder pannen.

De toestand is de laatste jaren zeer erg verslechterd. Terwijl in 2009 slechts enkele dakpannen verdwenen waren, blijven in 2015 nog slechts muurgedeelten over en is het dak ingestort.

Lieven DENEWET

Het Sint-Pietersveld en de Zande

In 1242, in het verslag van de rondreis van bisschop Walter van Marvis, wordt het gebied vermeld als wastinam Sancti Petri. Op dit heidegebied werden o.a. plaggenzoden gewonnen. Duidelijke aanwijzingen of er ook turf gestoken werd, zijn er niet. Na de eerste ontginning vanaf 1770 werd op deze uithoek van de huidige gemeente Ruiselede in 1849 gestart met een Ecole de Réforme, een hervormingsschool voor wezen, bedelaars, landlopers en straatkinderen (nu Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdzorg De Zande). Naast deze instelling voor jonge delinquenten is ook nog een Penitentiair Landbouwcentrum (PLC) met een omvangrijke melkveestapel, waar een beperkt aantal gedetineerden tewerk gesteld zijn.

Groot complex gelegen op het Sint-Pietersveld van de Gemeenschapsinstelling Bijzondere Jeugdbijstand leefgroep "De Zande", voorheen het Rijksopvoedingsgesticht (nrs. 130-132), het Penitentiair Landbouwcentrum (nr. 128) en bezoekerscentrum (nr. 134). Oorspronkelijk in 1836 opgericht als suikerfabriek. In de 20ste eeuw werd de school verder uitgebreid.

De hoofdvleugel in neoclassicistische stijl is beschermd bij K.B. van 14/10/1976, tegelijk wordt de omgeving beschermd als landschap. Uitbreiding van de bescherming met de belangrijkste gebouwen en verruiming van het beschermde landschap bij M.B. van 05/03/2001.

Aanvullende informatie

Gemeenschapsinstelling De Zande, campus Ruiselede. Bruggesteenweg 130, 8755 Ruiselede.
Rijksopvoedingsgesticht en Penitentiair Landbouwcentum - bouwkundig element

- is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Groot complex gelegen op het Sint-Pietersveld
Deze vaststelling is geldig sinds 14-09-2009
- omvat de aanduiding als beschermd monument Rijksopvoedingsgesticht en Penitentiair Landbouwcentrum: gebouwen
Deze bescherming is geldig sinds 05-03-2001
- omvat de aanduiding als beschermd monument Rijksopvoedingsgesticht: hoofdgebouw
Deze bescherming is geldig sinds 14-10-1976
- is deel van de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Rijksopvoedingsgesticht en omgeving
Deze bescherming is geldig sinds 14-10-1976
- is deel van de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Sint-Pietersveld
Deze bescherming is geldig sinds 24-06-2002

Beschrijving

Groot complex gelegen op het Sint-Pietersveld van de Gemeenschapsinstelling Bijzondere Jeugdbijstand leefgroep "De Zande", voorheen het Rijksopvoedingsgesticht (nummers 130-132), het Penitentiair Landbouwcentrum (nummer 128) en bezoekerscentrum (nummer 134). Oorspronkelijk in 1836 opgericht als suikerfabriek.

Historie

De gebouwen ontstaan op de gronden van het zogenaamde Bulskampveld (zie onder Beernem) waartoe ook het Sint-Pietersveld (op grondgebied Ruiselede) behoort, een zandige, driehoekige strook grond tussen Wingene en Aalter. In het verslag van de rondreis van bisschop Walter de Marvis in 1242 reeds vermeld als "wastina Sancti Petri". De gronden, eigendom van de Sint-Pietersabdij van Gent sinds 1221, blijven tot het eind van de 18de eeuw als één van de laatste in West-Vlaanderen bewaard als veldgebied of wastina.

Op de Ferrariskaart (1770-1778) staat het Sint-Pietersveld hoofdzakelijk als heidegebied aangeduid. De enige bebouwing (op de plaats van het huidige complex) bestaat dan uit een hoeve, in 1770 opgericht in opdracht van de abdij als aanzet tot ontginning van het heidegebied. Deze hoeve is afgebeeld op een ongedateerde figuratieve kaart (vermoedelijk einde 18de eeuw) van het Sint-Pietersveld, waarop ook de perceleringsdreven van de ontginning aangeduid zijn. Bij de hoeve heeft aan de Bruggesteenweg een korenwindmolen gestaan die op de Vandermaelenkaart (circa 1850) al niet meer te zien is.

De gronden worden door de Franse Republiek als zwart goed aangeslagen en in 1800 verkocht aan Lambert Malfait. In 1834 is ongeveer 16 ha van het heidegebied in cultuur gebracht. Bij de opmaak van het primitief kadasterplan (circa 1830) is de drevenstructuur in het Sint-Pietersveld al aangelegd. Hierdoor ontstaat een soort dambordpatroon met min of meer vierkante percelen. De bebouwing beperkt zich dan nog tot enkele kleinere hoeves. In 1835 wordt Jan Perneel, een advocaat uit Brugge, de nieuwe eigenaar van het Sint-Pietersveld.

In het jonge koninkrijk België heerst een gunstig klimaat voor nieuwe ondernemingen. In 1835 richt een aantal industriëlen de "Société Nationale pour entreprises industrielles et commerciales" op. Daaruit ontstaat in 1836 de dochtermaatschappij "Société de Bruges pour la Fabrication du Sucre de Betteraves" opgericht door de Engelsman William Chantrell (1801-1857), gevestigd in Brugge, Langerei nummer 31.

De inplanting van de suikerfabriek wordt voorzien in Ruiselede. Het gehele productieproces, van teelt tot verwerking van de suikerbieten, met alle nevenactiviteiten, zou ter plaatse worden uitgevoerd. Advocaat Perneel, eigenaar van het Sint-Pietersveld, verschaft als één van de drie beheerders de nodige gronden met een oppervlakte van ruim 127 ha, William Chantrell is zaakvoerder. Het fabrieksgebouw dateert vermoedelijk van 1836 en staat voor het eerst weergegeven op het kadasterplan van 1838.

De fabriek is een prestigieus project, onder meer gezien de aankoop van een hoogdrukstoommachine, acht hydraulische persen en zes grote stookketels en wordt in 1837 geprezen als bijzonder modern. Uit vergelijking met gelijktijdige nijverheidsgebouwen blijkt dat de raffinaderij volledig aansluit bij de toenmalige grootschalige en monumentale fabrieksarchitectuur. Deze is dikwijls opgetrokken in een neoclassicistische stijl in ongepleisterde baksteen en met typerend centraal driehoekig fronton.

Door gebrek aan kennis van zaken i.v.m. teelt en verwerking van suikerbieten gaan meerdere suikerfabrieken over kop. Ook te Ruiselede kan men het project niet waarmaken, o.a. de magere zandgrond blijkt niet geschikt voor de suikerbietenteelt.

Al in 1839 treedt William Chantrell op als vereffenaar van de maatschappij en sluit de fabriek node haar deuren. De "Société Nationale pour entreprises industrielles et commerciales" neemt fabriek en grond over en verkoopt die in 1848 aan de Belgische staat. In 1857 staat in de Franse krant "Nouvelles Annales de la Construction" een lithografie afgedrukt van de gebouwen (toen al in gebruik als school) met weergave van het uitzicht in de beginfase.

Door de diepe economische crisis die Vlaanderen halverwege de 19de eeuw treft, beslist de overheid (K.B. van 8 maart 1849) een tweetal hervormingsscholen op te richten te Ruiselede voor de opvang van criminele en verwaarloosde kinderen. Hierbij zou een duidelijke scheiding tussen jongens en meisjes en jonge kinderen gehandhaafd worden De scholen kaderen in een grote internationale beweging waarbij in Europa meerdere heropvoedingstehuizen ontstaan. De "Ecole de réforme de Ruysselede" neemt in België het voortouw. Belangrijke inspirator is Edouard Ducpétiaux, algemeen inspecteur van gevangenissen en weldadigheidsinstellingen.

Uiteindelijk worden de scholen opgericht voor 500 jongens in de voormalige suikerfabriek en voor 400 meisjes in Beernem. Als essentieel onderdeel van het lespakket leert men via het werk op het land in eigen onderhoud te voorzien. Reeds van bij het begin in 1849 wordt gestart met het bewerken van de akkers.

De gebouwen worden met een minimum aan middelen en in korte tijd heringericht voor de nieuwe functie. De ontwerper is de Brusselse architect Joseph-Jonas Dumont, die ook de verbouwing van het Pandreitje, de gevangenis in Brugge, onder zijn hoede neemt en deskundige wordt van meerdere gevangenissen in België. In 1849 is het landbouwcentrum met binnenkapel gebruiksklaar. In 1852 nemen de werken voor de meisjesschool in Beernem een aanvang. Gemiddeld verblijven de kinderen of kolonisten er ongeveer drie jaar. Het onderwijzend personeel bestaat hoofdzakelijk uit ex-militairen.

Uit een grondplan op een kadasterkaart van 1838 kan worden afgeleid dat het hoofdgebouw oorspronkelijk bestond uit vier aaneengesloten vleugels op een rechthoekig grondplan. Vooraan ligt een binnenplein van de straat afgescheiden door gebouwen op L-vormige plattegrond en met centrale inkom. Rechts van het geheel ligt een bijgebouw, eveneens op L-vormige plattegrond. Een kadasterplan van 1865 toont het resultaat van verbouwing en uitbreiding. De L-vormige straatvleugels zijn voor- en achteraan uitgebreid en vormen nu een aangesloten geheel met het hoofdgebouw. De voorste vleugel van deze heeft een smaller volume en heeft wellicht tijdens de verbouwingen de meeste aanpassingen gekend. De bijgebouwen rechts blijven behouden en worden uitgebreid tot een groot landbouwcentrum.

Een plattegrond van 1851 ontvouwt de volgende situatie. De gebouwen omsluiten twee binnenpleinen. Aan de straatkant ligt het ereplein met centraal een vijver met fontein. In de zijvleugels zijn de directeur, hoofdonderwijzer, aalmoezenier en ander personeel gehuisvest. In de hoofdvleugel bevindt zich de grote eetzaal voor de kinderen en een kleinere voor het personeel met ernaast een administratieve ruimte en twee klaslokalen. Op de verdieping bevinden zich vier slaapzalen (124 bedden) met elk een opzichterskamer. In de rechtervleugel zijn keuken, bakkerij, voorraadkamer, magazijnen en stoommachine ondergebracht, in de linkervleugel de bediendekeuken, overdekt zwembad en badplaats. Op de verdieping wonen de ziekenzusters naast de infirmerie (twee zalen en enkele cellen) en apotheek. Achter het hoofdgebouw liggen het oefenplein en de speelplaats, omgeven door werkplaatsen, een vijftiental cellen en een kapel in de rechtervleugel. De boerderij bestaat uit een woonhuis voor de landbouwoverste, opzichters en werklieden. De bijgebouwen herbergen een melkerij, stallingen, kippenhok, slachthuis, wagenschuur, gaarkeukens en stapelzolders. De officiële opening wordt op 30 juni 1851 bijgewoond door de gouverneur van West-Vlaanderen en de bisschop van Brugge. In 1853 wordt de tweede school voor meisjes in Beernem (nu psychiatrische instelling) geopend, beide scholen worden door dezelfde directeur beheerd.

In 1854 wordt op het kruispunt met de Maria-Aalterstraat een kerkhof met Calvarie aangelegd. In 1855-1856 oprichten van een matrozenschool op grondgebied Wingene. Op die manier vinden sommigen werk als matroos op de lange omvaart. Ten behoeve van bezoekers die in de beginperiode belangstelling tonen voor dit project wordt aan de instelling in Ruiselede in 1855 een hotelletje toegevoegd. In 1856 installeren van een brouwerij achter het hotel, thans verdwenen. In 1858 uitbreiden van de boerderij met een derde binnenplaats waarrond stallingen en stapelruimte voor brandstof en landbouwmateriaal. Tussen 1858 en 1998 zorgen de zusters van liefde uit Roeselare voor de ziekenzorg.

In 1860 is de bestaande kapel te klein en wordt ze vervangen door een grotere kapel in neogotische stijl, centraal in de achterste vleugel ingeplant. De ruime kapel met plaats voor 300 mensen is gewijd aan Sint-Vincentius à Paulo.

De school is vooruitstrevend in het gebruik van nieuwe technische mogelijkheden. Eerst wordt in 1861 centrale verwarming en een overdekt, verwarmd zwembad geïnstalleerd. In 1871 schakelt men van petroleum- over naar gasverlichting. In 1885 tot na 1900 kan de school door middel van een elektriciteitscentrale (met stoommachine) onder andere de speelplaatsen verlichten. In het laatste kwart van de 19de eeuw hebben de scholen van Ruiselede en Beernem een telegraafverbinding.

De naam verandert eerst in 1881 in "Landbouwschool". Door de wet Lejeune van 1890 worden strafinrichtingen voor jeugdige misdadigers en hervormingsscholen samengevoegd en krijgen nu de naam "Rijksweldadigheidsschool". De bevolking in de matrozenschool op Wingene loopt snel achteruit. De weinige leerlingen vinden in Ruiselede in 1891 onderdak in een aparte afdeling. De jonge kinderen van vier tot elf jaar verhuizen vanuit Ruiselede naar het vrijgekomen gebouw in Wingene.

In de 20ste eeuw wordt de school verder uitgebreid. Het kleine achthoekige gebouwtje achter de kapel, wellicht een rosmolen, staat er volgens kadastergegevens al in 1907. Op grondgebied Wingene laat de school tussen 1881 en 1909 een dertigtal woningen (lage tweewoonsten) voor surveillanten en onderwijzers, en een kleuter- en meisjesschool (circa 1890) bouwen. Tussen 1900 en 1918 volgt de bouw van een twaalftal grotere woningen in een Engelse cottagestijl voor de bestuurders en het hogere personeel (grondgebied Wingene)

Naast de opleiding in landbouwtechnieken worden nu ook meer ambachten aangeleerd en is een uitbreiding noodzakelijk. In 1910 oprichten van drie grote ateliers.

Wellicht onder impuls van de nieuwe wet van 1912 op de jeugdbescherming komt er in 1914 een nieuwe woonvleugel voor het huisvesten van drie leefgroepen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog laat de directeur in 1917 de drie scholen ontruimen, Duitse troepen nemen er hun intrek. De kapel wordt gedegradeerd tot bommenopslagplaats voor het nabijgelegen vliegveld. Geallieerde granaten vernielen de oostvleugel met cellenkwartieren.

Door de wet van 1921 verandert de naam in "Rijksheropvoedingsgesticht", dit in het kader van nieuwe inzichten waarbij naast delinquente jongeren ook probleemjongeren worden opgevangen. De strakke discipline maakt plaats voor een meer pedagogische aanpak, de leerlingen worden niet langer begeleid door surveillanten maar door 'opvoeders'. Het bestraffende aspect valt weg, Ruiselede wordt een open instelling waar iedereen welkom is. Meerdere opleidingen zijn mogelijk, naast de traditionele ambachten kan men ook kiezen voor banketbakken, decoratie, technisch tekenen. De school in Beernem wordt in 1922 opgedoekt. De broeders van liefde kopen in 1928 de gebouwen en stichten er een krankzinnigengesticht (grondgebied Beernem). In 1925 sluit de school in Wingene haar deuren en wordt in 1930 in gebruik genomen door de Regie van Telegraaf en Telefoon.

In 1934 valt de boerderij en een deel van de gebouwen onder het beheer van het ministerie van justitie. Als "Penitentiair Landbouwcentrum" is de boerderij nu bestemd voor volwassen gevangenen onder een open regime. Er worden ook landlopers tewerkgesteld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden de leerlingen naar huis gestuurd. Tussen 1940 en 1943 dienen de gebouwen als barakken voor de Duitse soldaten. Na de oorlog krijgt het "Penitentiair Landbouwcentrum" het statuut van gevangenis waar veroordeelde gedetineerden worden opgesloten. Nieuwe opvattingen op het eind van de jaren 1950 doen streven naar een open levensstijl waarbij de opvoeder eerder als vader optreedt. De grote werkhuizen worden in 1966 heringericht in kleinere ateliers. In 1972 is het gebouw hersteld van schade geleden door een hevige storm. De neogotische kapel is minstens vanaf 1975 onbruikbaar.

De instelling, nog steeds onder het beheer van het ministerie van justitie, herbergt enerzijds minderjarigen, geplaatst door de jeugdbescherming (nummers 130-132) en anderzijds gedetineerden in de gevangenis (nummer 128).

De rijksopvoedingsgestichten krijgen door een besluit van 1989 door de Vlaamse Executieve de naam "Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand". De instelling te Ruiselede herbergt twee categorieën van bewoners: jongeren die een misdrijf hebben gepleegd en deze die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden.

Met de steun van de Koning Boudewijnstichting wordt in 1999 een streekcentrum in het vroegere hotel (nummer 134) geopend met de bedoeling de instelling te ontsluiten.

Penitentiair Landbouwcentrum (Bruggesteenweg nummer 128)

19de-eeuws hoevecomplex aan de straatzijde afgesloten door ijzeren hekken. Gaaf bewaard geheel enerzijds getypeerd door een strakke en overzichtelijke opstelling van de gebouwen en anderzijds door een verzorgde baksteenarchitectuur gekenmerkt door rechthoekige, rond- en spitsbogige geprofileerde nissen en/ of omlijstingen, aflijnende tandlijsten.

Symmetrisch opgebouwd complex met centrale oostwest-as vanaf de straat, bestaande uit hoevegebouwen met gaaf bewaarde volumes opgesteld rondom drie opeenvolgende, rechthoekige en deels begraasde binnenkoeren.

Geelbeschilderde, bakstenen bestanddelen van één of anderhalve bouwlaag onder kort overstekende, pannen zadeldaken en boven een gepekte plint. Getoogde muuropeningen met bakstenen onderdorpels. Getrapte dakvensters met rechthoekig laadluik in spitsboognis.

Een nutsgebouw met U-vormige plattegrond sluit de eerste binnenkoer af. T Deels behouden stalinterieur zie bakstenen troggewelven en dito bevloering.

De tweede binnenkoer wordt ten oosten afgesloten door een lange stalvleugel. 

Ten noorden van de tweede binnenkoer een nutsgebouw van zes traveeën onder onderbroken zadeldak. 

Hoofdgebouw (Bruggesteenweg nummers 130-132)

Imposant neoclassicistisch complex van circa 1836 en aangepast circa 1850, opgesteld rondom twee opeenvolgende binnenkoeren. 

Het hoofdgebouw bestaat uit een imposante vleugel van tweeënhalve bouwlaag. Deze verzorgde neoclassicistische gevel is symmetrisch opgebouwd, horizontalisme onder meer door doorlopende arduinen onderdorpel op de eerste verdieping. 

Achter het gebouw staat buiten de omheining op een weide een achthoekig, bakstenen gebouwtje onder pannen, eventueel vroeger dienst doend als rosmolen.
------
In 1849 fungeerde het penitentiair landbouwcentrum (PLC) van Ruiselede als opvangplaats voor landlopers. Sinds 1936 is het centrum een volwaardige gevangenis voor veroordeelden die niet vluchtgevaarlijk zijn, in groepsverband kunnen leven, gerechtigd zijn om in België te verblijven en kunnen werken in het landbouwcentrum. Dankzij dit open regime kunnen de gedetineerden zich voorbereiden op hun terugkeer naar de maatschappij.

In 1849 fungeerde het penitentiair landbouwcentrum (PLC) van Ruiselede als opvangplaats voor landlopers. Het landbouwbedrijf behoorde oorspronkelijk tot de Gemeenschapsinstelling Bijzondere Jeugdzorg ‘De Zande’. Zij droeg het in de jaren 30 over aan het toenmalige ministerie van Justitie omdat zo weinig jongeren hier wilden werken. Na WO II groeide het PLC uit tot een volwaardige gevangenis.

Het PLC is een open inrichting, bedoeld voor veroordeelden die niet vluchtgevaarlijk zijn, in groepsverband kunnen leven en kunnen werken in het landbouwcentrum. Dankzij een aangepast open regime kunnen de gedetineerden zich voorbereiden op hun terugkeer naar de maatschappij.

Gedetineerden komen nooit rechtstreeks in het PLC terecht. Na hun definitieve veroordeling wordt bekeken of zij geschikt zijn om in een open gevangenis te verblijven en worden zij overgebracht uit een gesloten inrichting.

In februari 2010 startte het PLC in samenwerking met Fides Beernem een pretherapiegroep op met de naam ‘Uitweg‘. 

Het PLC biedt in principe plaats aan 48 gedetineerden. Omwille van de nationale overbevolking werden twee klaslokalen voorlopig omgebouwd tot kamers voor vier personen en werd een ander lokaal ingericht voor gedetineerden onder beperkte detentie. De totale capaciteit bedraagt nu 60 gedetineerden. De gedetineerden slapen op chambrettes of in meerpersoonskamers. Slechts tien gedetineerden beschikken over een individuele kamer.

Binnen het PLC bevindt zich ook een heus landbouwbedrijf. De totale oppervlakte van het domein is 145 hectare.

Literatuur

M. Braet, Rusleda 900 jaar. Een kroniek 1106-2006, in Oud Ruysselede, jg. 23, 2006, nr. 4, p. 164-165, p. 190, 200-202.
L. Caerels, Herinneringen uit mijn kinder- en jeugdjaren. Deel 1: Tot aan de bezetting in 1914, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 11, nr. 1, 1994, p. 45-56.
L. Caerels, Herinneringen uit mijn kinder- en jeugdjaren. Deel 2: Bezet gebied 1914-1918, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 11, nr. 3, 1994, p. 111-120. 
J. Cornilly, Monumentaal West-Vlaanderen, Beschermde monumenten en landschappen in deprovincie West-Vlaanderen. Deel 1. Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 2001, p. 209.
R. De Brabandere, De ontginningsgeschiedenis van het Bulskampveld en het Sint-Pietersveld, in: 'Wreeck geen quaedt, maer dwing tot goed, 150 jaar Gemeenschapsinstelling 1849-1999', Ruiselede - Tielt, 1999, blz. 34-38
A. Ryserhove, Bulskampveld en Lippensgoed, in: Bos en Beverveld, jrg. 7 (1972), blz. 7
G. Deguffroy, Ruiseleedse kapellen en kruisen, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 12, nr. 3, 1995, p. 91-152.
G. Deguffroy, Ruiseleedse voetschrepers, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 10, nr. 1, 1993, p. 32-37
A. Verhoustraete,, De rondreis van Walter de Marvis, bisschop van Doornik, in 1242, in: Appeltjes van het Meetjesland, jrg. 12 (1961), blz. 238-239
G. Deguffroy, J. Depredomme, Ruiseleedse plaatsnamen, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 10, nr. 4, 1993, p. 186.
J., Depredomme, Luchtfoto van Sint-Pietersveld, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 3, nr. 2, 1986, p. 123-124.
P. Mommerency, Zo is Doomkerke. Een historisch overzicht samen met het ontstaan en de groei van de parochie, Hertsberge, 1976, p. 70
R. Stock, De leefwereld van Sint-Pietersveld tussen 1900 en 1914, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 3, nr. 2, 1986, p. 125-134.
P. Vandepitte (ed.) e.a., Wreeck geen quaedt, maar dwing tot goed. Het Sint-Pietersveld, kruispunt van historische en maatschappelijke ontwikkelingen in Vlaanderen, Tielt, 1999.
P. Van Vlaenderen  & M. Vranckx2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ruiselede, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL39, 2008.
Inventaris bouwkundig erfgoed. http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/90462
A. Ryserhove, Bulskampveld en Lippensgoed, in: Bos en Beverveld, jrg. 7 (1972), blz. 7
R. De Brabandere, De ontginningsgeschiedenis van het Bulskampveld en het Sint-Pietersveld, in: 'Wreeck geen quaedt, maer dwing tot goed, 150 jaar Gemeenschapsinstelling 1849-1999', Ruiselede - Tielt, 1999, blz. 34-38.

Rosmolen van Sint-Pietersveld, Ruiselede, Foto: Marnix Bogaert, Marke, 05.08.2015 | Database Belgische molens
© Foto: Marnix Bogaert, Marke, 05.08.2015
Rosmolen van Sint-Pietersveld, Ruiselede, Foto: Marnix Bogaert, 05.08.2015 | Database Belgische molens
© Foto: Marnix Bogaert, 05.08.2015
Rosmolen van Sint-Pietersveld, Ruiselede, Foto: Lieven Denewet, 18.07.2009 | Database Belgische molens
© Foto: Lieven Denewet, 18.07.2009
Rosmolen van Sint-Pietersveld, Ruiselede, Foto: Lieven Denewet, 18.07.2009 | Database Belgische molens
© Foto: Lieven Denewet, 18.07.2009