Molenechos's Homepage Molenechos.org

Hekelgem (Affligem), Vlaanderen - Vlaams-Brabant

Bestaande molen

Karakteristiek

Naam
Nieuwe Molen, Molen De Vis
Ligging
Brusselbaan 18
1790 Hekelgem (Affligem)
Molenberg
Hoog-Boekhout
kadasterperceel D17bis
1,2 km NW v.d. kerk
Vlaanderen - Vlaams-Brabant
Geo positie
50.915588, 4.095861 (Google Streetview)
Eigenaar
Krauch Frans, Hekelgem
Gebouwd
1827-1828
Type
Stenen bergmolen
Functie
Korenmolen
Kenmerken
Ajuinvormige zetelkap (verwijderd)
Gevlucht/Rad
Verwijderd
Inrichting
Gedeeltelijk
Toestand
Gerenoveerde molenromp
Bescherming
niet,
Was beschermd op 27.09.1943; bescherming opgeheven in 1992, vastgesteld als bouwkundig erfgoed op 05.10.2009
Molenaar
Geen
Openingstijden
Niet toegankelijk
Database nummer
950
© Denis Van Cronenburg, 15.02.2023

Beschrijving / geschiedenis

Henri Van Nieuwenborgh & Lieven Denewet, "De prachtig gelegen Nieuwe Molen van Hekelgem: van bijna-sloop tot gehele redding", Molenecho's, jg. 45, 2017, 4, p.164-181.

Bij het begin van de restauratie van de romp. Foto: L. Denewet, 26.06.2017.

De ligging 

De Nieuwe Molen van Hekelgem (gemeente Affligem, Vlaams-Brabant) staat op een tachtigtal meter zuidwaarts van de  Brusselbaan (nr. 18), op de hoek met de Molenberg (straat).
De molen is gelegen op 72 meter hoogte, op de westflank van de Molenberg of Boekhoutberg (Hoog Boekhout), op 1,2 kilometer ten noordwesten van de kerk van Hekelgem en op de grens met Erembodegem (Aalst, Oost-Vlaanderen).
Precies staat de molen op het kadasternummer sectie D nr. 17b, op een perceel van 35 a 40 ca. Samen methet molenaarshuis, de stallingen, het pakhuis, de boomgaarden en de weiden langs de Molenberg beslaat deze eigendom 1 ha 60 a 20 ca. Vroeger had je vanaf de top bij helder weer een zicht op Geraardsbergen, Ninove, Aalst, Dendermonde, Sint-Niklaas tot zelfs de Onze-Lieve-Vrouwetoren van Antwerpen. 

We zien de molen aangeduid in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842), op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) met de benaming "Nieuwe Molen" en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855) met de aanduiding "Moulin". 

De molennamen 

De benaming Nieuwe Molen ontstond spontaan na de oprichting om onderscheid te maken met de nabijgelegen, nog bestaande Oude Molen (Molenberg 35), eveneens een stenen bergmolen, opgetrokken in 1786 op de plaats van een 14de-eeuwse staakmolen. In tegenstelling tot vele andere plaatsen was de officiële benaming "Nieuwe Molen" goed ingeburgerd.
In de volksmond leefde ook de benaming Molen De Vis, naar de familie die de molen oprichtte en tot in 2015 in bezit had.  

De oprichting 

Jan Baptist De Vis, huurder van de Watermolen of Nedermolen van Meldert bij Aalst, liet op de Boekhoutberg, in 1827-1828 de Nieuwe Molen bouwen. Volgens de overlevering wilde De Vis de mooiste en stevigste molen van Brabant bouwen. Tot in 2015 zou hij eigendom van deze familie blijven! 

Omdat er geen korenmolens mochten opgericht worden zonder koninklijke toestemming, schreef Jan Baptist op 13 november 1826 een brief die hij persoonlijk richtte aan Willem II, koning der Nederlanden, prins van Oranje'-Nassau en groothertog van Luxemburg. Hij voegde er nog een stratenschets met specificaties en de wijze van inplanting aan toe. 

"Aan Zyne Majesteit de Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog vn Luxemburg, etca., etca., etca.

                 Sire!

Vertoon met de diepste eerbied Jan Baptist De Vis molenaar, woonende te Meldert, Distrikt van Aelst, provincie Oost-Vlaanderen, dat hy voornemend is eenen steenen Koorn-Wind-molen in de gemeente Hekelghem, Distrikt Brussel, Provincie Zuid-Braband, op te rigten.
  Maar terwyl er, agtervolgens de bestaande Wetbeschikingen, geen Korenmolens mogen worden gebouwd of opgerigt zonder dat daartoe vooraf Uwe Majesteits toestemming gevraagd en bekome zy, zoo smeekt de Rekwestrant hem te vergunnen de noodige autorisatie.
  Om Uwe Majesteits bemagtiging te ontmoeten dient de Rekwestrant zich aanmatigen de volgende opmerkingen:
  De bedoelde oprigtingsplaats, afgemaakt in de nevens gevoegde schets, is een heuvel door de natuur geschapen, wiens aard tot de landbauw ongeschikt is; en door de stigting van een molen krygt ze een merkelyke waarde die aan de staat en volkeren nuttig is.
  Deze nuttigheid, in het belang der volkeren, komt des te beter voor als men bewust is dat de aangetoonde plaats zich bevind in de grootste huizenvergadering van Hekelghem, welke gemeente 1700 zielen telt en slechts een graanmolen bezith.
  De nabyheid van een aanzienlyke brandery onlangs gesticht om'er eerstdags in volle bewerking van te komen door den heer Dooms van Lessen mag ook gerekend worden onder de betrachtingen van dezen molen.
  Aanmerkelyker is nog des Rekwestrants begeerte om aan een zyner zoonen, in den voorgenomen stigting, door het beroep van molenaar een eerlyk bestand middel agter te laten; dewyl een tweede zoon diergelyk bestaan zou vinden in de bewerking van zyn eigen molen te Meldert.
  Allen die bedenkingen door handellust en algemeen belang voortgebracht; en byzonderlyk uwe Majesteits goedwilligheid vleijen de rekwestrant met eene gunstige antwoord: In die afwachting heeft hy de eer met de allerdiepste eerbied te zyn.

   Sire!
       Van Uwe Majesteit,
            Uw zeer oodmoedigen en zeer getrouwen Dienaar

 Meldert, 13 9ber [november] 1826."

Inplantingsschets gevoegd bij de aanvraag van Jan Baptist De Vis aan koning Willem II voor de oprichting van de Nieuwe Molen in Hekelgem, 13.12.1826 (privaat archief). 

We stellen de vleierige stijl vast, maar dat was de geplogenheid van die tijd. De aanvragen waren rechtstreeks aan de koning gericht. Ook dat was toen nog gebruikelijk, alhoewel we ook kunnen wijzen op de houding van koning Willem II die zich met alles bemoeide. De aanvrager wijst op het algemeen belang (belang der volkeren), maar haalt ook meer specifieke argumenten aan: de ligging op een natuurlijke heuvel die ongeschikt is voor de landbouw de grootste huizengroepering van Hekelgem, een gemeente van 1700 zielen met slechts één graanmolen, de aanwezigheid van een branderij die binnenkort in werking zou gesteld worden door Dooms uit Lessen. Tot slot wijst de aanvrager ook op zijn persoonlijke situatie: de ene zoon zou een eerlijk bestaansmiddel vinden in de nieuwe molen, terwijl de andere zijn bestaan verder zijn bestaan zou vinden in zijn eigen molen in Meldert. 

Het is ons niet bekend of er bezwaarschriften tegen de oprichting werden ingediend. De uiteindelijke toelating om de molen te bouwen kwam er op 21 april 1827, ruim vijf maanden na de aanvraag. Het document was ondertekend door koning Willem II zelf. 

De eiken boom die in 1827 voor de molenas zou dienen was afkomstig van het bos Mollekens broek, toen in het bezit van de weduwe Sas, en werd op 18 september 1806 aangekocht in een openbare verkoop, met schriftelijke toestemming dat de boom in het genoemde bos mocht blijven groeien tot 1 januari 1825. Dat interessant detail laat zien dat men al jaren voordien hout gekocht had voor de nieuwe molen. Deze info werd door Jan Baptist De Vis opgetekend in zijn dagboek: "Den 18 september 1806 van weduwe Sas gekocht in publique venditie Eenen eyken boom dik zijnde 8 voeten, 2 duymen, lang omtrent 40 voeten staende in haeren Bosch genaemt mollekens broek mits schriftelijk consent van te mogen blijven staen wassen tot 1 january 1825. En wat verder: Van dezen boom is eene asse toe Boekhout ingesteken den ... 1827." 

Verzoekschrift van Jan Baptist De Vis uit Meldert, gericht aan koning Willem II, voor de oprichting van een nieuwe korenwindmolen in Hekelgem, 13.11.1826 (privaat archief). 

De dagboeken van Jan Baptist De Vis, vader Judocus en grootvader Joannes De Vis (uit 1733 - ca. 1767) en van vader Judocus werden teruggevonden bij de ontruiming van het "Moljers Hof" in de Faluintjesstraat in Meldert, gelegen bij de verdwenen houten windmolen aldaar. 

We vinden er ook allerlei andere vermeldingen in over hun molens: "den staek in onze molen is lang 22 1/2 voeten zonder den nok, dik van onder aen de klauwen 29 1/2 duymen, aen den zetel 27 duymen, en waer den zetel aengewerkt is 23 duymen vierkant, het spek is er aengebleven behoudens de schorsse" (windmolen van Meldert). 

Notitie over het witten van kalk en over de aankoop van een molensteen op 27 juli 1785: "als men wilt witten moet nemen toe ider steen Calck Vlaenders gewicht een vierendeel Lackmos. den 27 july 1785 is gekocht eenen molensteen voor den Grooten molen wesende dick 18 1/2 duijmen brabants, voor de somme van 62 fransche Croonen ende 10 Croonen voor tuijs te brengen, van Roubaix naer Meldert maeckt 't samen 236-4-0." 

Op een ander blad staan dan weer tekeningen en maten van molenstukken, o.a. van een borst (pestel) en van de roeden. 

Volgende passage uit het dagboek illustreert dat ook de bewoners van de watermolen van Meldert overvallen werden door een bende: "Op den 20 september 1802 ten 1 uren in den nacht syn de bregans ofte binders [dieven die de voeten vastbonden] hier gekomen en hebben met alle macht de deuren open gebroken en alles gerooft cleeren en lijnwaert gelt etc. immers soo veel als sy wilden ofte conden mede slypen, sy hebben besig geweest met in te breken ontrent een groote alf ure en syn vertrocken het caert naer den 2en den selven nacht." 

De Nieuwe Molen van Hekelgem geraakte klaar in 1828. Jan Baptist De Vis wist in 1830 de nabijgelegen Oude Molen aan te kopen, zodat tussen de Nieuwe en de Oude Molen geen concurrentie (meer) was. 

Uitzicht en inrichting 

De molen is een bakstenen bergmolen, gebouwd met bakstenen uit de streek.
Volledige ommuring met acht velden die niet allemaal even breed zijn. Deze vorm is goed te zien is op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca 1855) en op een foto uit de jaren 1920.
Vijf bouwlagen: gelijkvloers, meelzolder, steenzolder, luizolder, kapzolder. Drie naast elkaar gelegen steenkoppels.
Doorheen de molenromp leiden twee grote, tegenover elkaar geplaatste (W-O) bakstenen rondboogpoortenpoorten; een smalle doorgang aan de noordzijde; alsook andere poorten in de rondgang die niet doorheen de molenromp leiden.
Oorspronkelijk klassieke houten kamwielen en schijflopen, later gietijzeren tandwielen met houten tanden met een fijne steek.
Naar getuigenissen kon op het gelijkvloers paard en kar draaien. Van hieruit werden de graanzakken naar boven gehesen.
De conische, destijds witgekalkte romp heeft boven elkaar geplaatste, steekboogvormige muuropeningen, zonder bekroning.
Ajuinvormige molenkap met dakoversteek.
Zetelkruiwerk en kaprollen.
Slechts één spruit en één paar schoren aan de dakoversteek. Twee extra horizontale balken die de schoren onderling en met de staart verbinden.
Uit het achtereind van de dakoversteek komt een houten (horizontale) ede die met een schuin aflopende balk het ondereind van de staart verbindt om die op te houden.
Aanvankelijk een houten askop en houten roeden met pestels en einden. Later een gietijzeren askop (fabr. Wauters-Koeckx, Brussel) en geklinknagelde roeden (fabr. Verhaeghe, Ruddervoorde).
Vrij diepe zeeg in het hekwerk van het kruis.
Tussen de molenberg en de woning liet molenaar Carolus Ludovicus De Vis (1813-1888) een brugje bouwen. Via een ingemaakte kast in zijn slaapkamer, links naast de schouw, vertrok dit brugje tot op de molenberm. Sporen van deze toegang waren tot bij de huidige renovatie nog te zien. 

Bij de oprichting in 1827-1828 werd de molen alleen gebruikt om graan te malen. In 1869 deed hij ook dienst als oliemolen om olie te persen uit koolzaad, maar dat werd al vroegtijdig stopgezet.
Via een ingenieus systeem met tandwielen, riemschijven en riemen konden ook worden aangedreven:
- de dorsmolen in de schuur
- een wanmolen
- een raapmolen
- een rond- of cirkelzaag
- haverpletter
- boekweitpellerij

Dit alles deed de boeren zeggen: "Op de molen gaat alles met de wind, nu nog een riem aan de wieg en dan is 't perfect".
De meeste van deze installaties staakten hun bedrijvigheid in de jaren 1920. 

De mechanisering 

Om windstille dagen te kunnen opvangen plaatste Louis Baillon uit Dendermonde in 1883 een stoommachine. Pal naast de molen verrees een hoge ronde schoorsteen, met vierkante basis. De kracht van de wind deed een pomp werken die de stoommachine, de stal en de woning van water voorzag. De stoommachine werd na 1913 niet meer gebruikt omwille van de grote kosten die dat met zich meebracht (zoals voor de aankoop van steenkool) en draaide de molen opnieuw enkel op windkracht. De stoomketel bleef ter plaatse en voorzag de vergaarbak en de stal van water tot het einde van de tweede wereldoorlog. 

De firma Koppen & Frings uit Maastricht plaatste op 27 november 1928 een petroleummotor (ruwe oliemotor). Hierop werd nog weinig gebruik gemaakt van de windmolen.

Vanaf 1941 bracht een elektrische motor het draaiende werk van de molen in beweging. Tijdens de oorlog maakte de dieselmotor immers teveel lawaai. Dat kon de aandacht van controleurs wekken, zeker wanneer 's nachts vele kleine zakjes graan voor de hongerige bevolking stiekem gemalen werden. 

Foto ca. 1920. Verzameling Ons Molenheem.
Prentkaart edit. Camiel De Vis-Ermens, ca. 1900.
Foto Alfred Ronse, Gistel, ca. 1930 (coll. Stichting Levende Molens, Roosendaal)
Interieurfoto’s van voor en tijdens de werken. Foto’s: Robert Van Ryckeghem (4, 2003), Denis Van Cronenburg (1/3, 2009), Michel Verdoodt (5, 2010), Lieven Denewet (2/6, 2017)
De bewaarde stoomketel. Foto L.D., 03.12.2017. 

De molenaarswoning 

Bij de molen behoort een gesloten hoeve met geplaveide binnenplaats, een mooi ingeplant en fraai geheel.
De molenaarswoning is van het dubbelhuistype met twee bouwlagen en vijf traveeën onder zadeldak (kunstleien), door zijgevelankers gedateerd "A 1835". Het is een baksteenbouw met verwerking van arduin voor de muuropeningen en gecementeerde of beraapte gevels.
Geschilderd houtwerk. Geluikte vensters met lateien en lekdrempels van arduin. Toegangsdeur met een mooie waaier, bekroond met een hoog entablement op als pijlers opgevatte posten. 

Foto: Rudy De Saedeleir, 05.04.2015. 

Het molenaarshuis uit 1835 was aanvankelijk niet zo hoog als vandaag. Men wou immers vermijden dat het gebouw de windvang van de molen zou hinderen. Daarom was er slechts één bouwlaag en was de plafondhoogte van de verschillende kamers aanmerkelijk lager dan vandaag. Op de zolderruimte kon men zelfs niet rechtstaan. Toen de molen niet meer aangedreven werd door wind maar door een stoommachine besloot men de zolder te verhogen.
Naast het molenhuis werden er later ook stallingen, een (dwars)schuur en bijgebouwen (baksteen, zadeldaken bedekt met pannen) opgetrokken.  

De molenaarsfamilie De Vis op de Nieuwe Molen 

De bouwheer van de Nieuwe Molen was Joannes (Jan) Baptist De Vis, geboren te Meldert in 1778. Volgens sommige geschriften zou dit voor zijn zoon Carolus Ludovicus geweest zijn alhoewel die toen nog vrij jong was. Jan Baptist huwde te Hekelgem in 1808 met Joanna Benedicta De Witte, geboren te Hekelgem in 1787. Zij was de dochter van de laatste griffier van de abdij van Affligem. Hij woonde in het Griffierhof, een hoeve van 1752, gelegen langs de Brusselbaan te Hekelgem. Vandaag kan men nog altijd de mooie zandstenen rondboog bekijken boven de imposante inrijpoort. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren: Catharina, Juliana, Benedictus Emmanuel, Carolus Ludovicus, Petrus Paulus en Isidoor-Hubertus. 

Jan Baptist De Vis was molenaar en gemeenteraadslid van Meldert. Hij vormde al de vijfde generatie van zijn familie die de Watermolen of de Nedermolen – thans de Mooie Molen – in de Nedermolenstraat van Meldert (waarvan het gebouw nog bestaat) huurde van de abdij van Affligem:

1. Betovergrootvader Arnoldus De Vis (1628-1650), gehuwd met Catharina Jeuman (Querman)
2. Overgrootvader Petrus De Vis (Meldert, 1648-1720), gehuwd met Maria De Ridder
3. Grootvader Joannes De Vis (Meldert, 1699-1768), gehuwd met Anna Van Lierde en een tweede keer met Catharina Van Immerseel
4. Vader Judocus De Vis (Meldert, 1743-1811), gehuwd met Anna Maria Van den Houte. Vanaf 1793 huurde hij van de abdij van Affligem ook de windmolen van Meldert, een staakmolen op de hoek van de huidige Faluintjesstraat en de Kokerijstraat (gebouwd rond 1780 en gesloopt in 1916). Naast deze staakmolen bouwde Jan Baptist in 1822 een boerderij die later bekend werd als het Moljers Hof (Molenaarshof). 

Jan Baptist De Vis was een zeer gerespecteerd man waarvoor de boeren hun pet afnamen als hij passeerde. Als het weer het toeliet reed hij met paard en open tilbury om zijn talloze eigendommen te inspecteren. 

Nalatenschap van vier molens 

Echtgenote Joanna Benedicta De Witte overleed in Meldert in 1840 en Jan Baptist De Vis zelf in 1843. Het te verdelen fortuin was aanzienlijk. Naast bossen, weiden en landerijen waren er ook 4 molens: de Oude en de Nieuwe Molen in Hekelgem, de staakmolen in Meldert en de watermolen in Moorsel, wijk Waver. 

Minder dan een maand na het overlijden van Jan Baptist werd de erfenis op 5 augustus 1843 voor notaris Honoré D'Huygelaere uit Aalst onder zijn vijf kinderen verdeeld. Op 16 en 17 augustus 1843 werd er overgegaan tot de verkoop van de inboedel van het sterfhuis. Het betrof de verkoop van o.a. meubelen, zilverwerk, huisgerief, wijnen en bouwmaterialen. Op de affiche die hiervoor gedrukt werd staan eveneens vele molenonderdelen, namelijk: 5° Molengerief in: 4 Molenassen, Steenbalk, 7 Molenborsten, 4 dito Roeden of Lassen, 8 Vangen, 2 Waterassen, Borstreepen, Asreepen, Steenreepen, Pingels, Hooyen en Aerdwinnen, Kalseyde en Arduinsteenen (...).  De 2 Molenassen, 3 Borsten, 3 Eyken en 2 Duymplanken, bevinden zich aen den ouden steenen Molen te Hekelgem, alwaer dezelve dagelyks konnen gezien worden. De oproeping en verkooping der zelve zal nogtans te Meldert geschieden gelyk van alle de andere voorwerpen. 

Op de eerste verkoopdag werden er 390 loten verkocht voor de totale som van 3.494,90 frank. Op de tweede verkoopdag werden nogmaals 374 loten afgehamerd en dit voor een totaal bedrag van 3.097,50 frank. De verkopen die het meest opbrachten waren een merriepaard aan 235 frank, een veulen aan 257 frank, een koe aan 190 frank en een varken aan 50 frank. Deze openbare verkoop was een echt succes met veel bieders en kopers. 

Het oudste kind en de enige dochter van Jan Baptist De Vis-De Witte was Catharina Juliana De Vis. Zij  erfde in 1843: een watermolen  met woonhuis, belendende gebouwen en drie vijvers, de Potvijvers genoemd; deze dienden als reservoir voor de watermolen. De eigendom besloeg en oppervlakte van 1 hectare 16 aren en is gelegen langs de Waverstraat (thans nr. 19) in Moorsel. Op het moment van de verdeling was Catharina Juliana weduwe van Petrus Van Baelen, later hertrouwde ze met Carolus Roselt, geneesheer te Moorsel. Naast deze molen erfde Catharina Juliana nog 16 andere percelen land, waaronder en paar hopvelden, weiden, bos en een som geld. De totale waarde van dit alles werd geraamd op 40.403,31 francs. 

Het tweede kind en de eerste zoon, Benedictus Emmanuel De Vis, was erfgenaam van de "Oude Molen" gelegen op de Molenberg te Hekelgem. Op 10 augustus 1849 werd nog een openstaande schuld van 3904,54 frank die nog rustte op de "Oude Molen" door Benedictus Emmanuel aan Anna-Maria, Maria-Anna en Joannes Franciscus Van Lierde, gedelgd voor notaris Crick te Asse. Emmanuel zag het levenslicht te Meldert op 13 oktober 1801. Hij huwde te Hekelgem op 21 januari 1835 met Nathalie De Doncker, geboren op 30 september 1811. Uit dit huwelijk werden volgende kinderen geboren: Cecilia, Prudentia, Honorina, Carolus, Hortensia, Florentinus, Augustus, Henricus, Maria, Odilla, Maria, Joseph, Marie, Paula, Rosalie, Egidius  en Justine. Dit laatste meisje kwam op deze wereld twintig jaar na de geboorte van het eerste kind. In totaal had dit bijzonder vruchtbaar echtpaar 17 kinderen. 

Op een bepaald moment was Benedictus Emmanuel molenaar op de twee stenen windmolens in Hekelgem. Zo bestaat er een huurovereenkomst tussen vader en zoon die van start ging op 9 augustus 1829. Hierin gaf vader Jan Baptist, molenaar te Meldert, in pacht voor 9 jaar aan zijn zoon, molenaar Benedictus Emmanuel, twee korenwindmolens alsook het woonhuis, hof en grond en dit voor de jaarlijkse som van 100 frank betaalbaar in gouden of zilveren geldspeciën. De opzegtermijn bedroeg drie jaar. 

Van de vijf kinderen van Jan Baptist De Vis-De Witte kreeg Pieter Paul De Vis (°Meldert 1815 - +Moorsel 1878), gehuwd met Marie Josephine De Geest, als enige geen molen. Als compensatie kreeg hij veel meer grond, vooral in Aalst. Dankzij de industrialisatie werd die Aalsterse tak de meest vermogende van de stad. Zijn zoon, notaris Charles De Vis, had acht kinderen en zijn eigendommen reikten zo ver dat hij vanuit zijn notariaat in de Molenstraat tot aan het Waterkasteel in Moorsel kon stappen zonder een keer zijn eigendom te verlaten. De kinderen van notaris Charles De Vis zwoeren een eed 'Niet verdeeld - niet getrouwd', om zo de eigendommen bij elkaar te houden. In totaal bezaten ze samen 240 eigendommen met in totaal 140 hectare grond. Toen een van de dochters, Maria, toch de wens uitte om te trouwen, verdween ze 30 jaar uit de samenleving en sloot de familie haar 30 jaar op. Toen Leon De Vis in 1978 als laatste overleed ging het hele fortuin, destijds zes tot zeven miljard Belgische frank (ruim 150 miljoen euro), naar de Jezuïeten en de Kapucijnen. Bij zijn begrafenis in de Sint-Martinuskerk van Aalst waren slechts een zevental familieleden aanwezig... 

Isidorus (Isidoor) Hubertus De Vis was de jongste telg uit het gezin van Jan Baptist De Vis en Joanna De Witte. Isidorius Hubertus werd geboren in Meldertin 1817. Op 22-jarige leeftijd huwde hij te Essene in 1840 met Joanna De Pauw. Uit dit huwelijk werden dertien kinderen geboren. In zijn erfdeel zat de houten windmolen en de hofstede gelegen op de hoek van de Kokerijstraat en de Hoogstraat (de huidige Faluintjesstraat) te Meldert. Het betrof een houten korenwindmolen die op vier teerlingen stond. Naast de windmolen met hofstede kreeg Isidorius ook nog land, weiden, bossen en geld. In de notariële akte van notaris Honoré De'Huygelaere wordt vermeld: gevende alzo te samen de som van veertig duizend vierhonderd vier francs eenendertig centiemen gelijk aen zijne gerechtigheden. Isidoor Hubertus De Vis overleed in Meldert in 1898. 

Keren we nu terug naar de Nieuwe Molen. Een andere zoon van Jan Baptist De Vis-De Witte was Carolus Ludovicus (Charles) De Vis. Hij was geboren in Meldert in 1813 en erfde de Nieuwe Molen van Hekelgem, samen met partijen land, weiden en bossen en een som van geld van 992,13 frank. Hij was in 1837 gehuwd met Eugenie Barbara Lespirt, dochter van de Waalse architect Olivier Lesirt-de Mollin die in 1799 het voormalige Bisschoppenhuis van de abdij van Afflligem had aangekocht. Uit dit huwelijk werden 13 kinderen geboren: Joannes, Joanna, Eulalie, Benoit, Paul, Edmondus, Camilius, Carolus, Jossephus, Maria, Anatole, Victorius en Theophylus. Na het overlijden van Eugenie Barbara's ouders werden hun goederen verkocht om uit onverdeeldheid te treden.

Molenaar Carolus Ludovicus De Vis (1813 -1888)

Carolus (Charles) Ludovicus De Vis woonde aanvankelijk met zijn echtgenote Barbara Lespirt in het Bisschoppenhuis van de abdij van Affligem. In 1869 verlieten zij deze woonst en namen hun intrek in de Nieuwe Molen die Charles Ludovicus geërfd had van zijn vader. Dat jaartal komt voor op een witsteen van het molenaarshuis. De kinderen van dit echtpaar werden later bij de Hekelgemse bevolking de Chales van de melen genoemd. Op de Nieuwe Molen verbleven volgens de bevolkingsregisters naast dit kroostrijke gezin (17 kinderen!) ook nog een dienstmeid en drie knechten. Carolus De Vis stierf te Hekelgem in 1888 en zijn echtgenote in 1894. 

Drie zonen werden "ingeloot" in het Belgisch leger maar vader Carolus Ludovicus wist ze alle drie vrij te kopen: 600 frank voor August Paulus (1865), 700 frank voor Edmond Isidoor (1867) en 1600 frank voor Joseph Oscar (1873).   

Van de dertien kinderen stierf Theophiel Gustaaf De Vis toen hij amper acht maanden oud was. Zoals het toen gebruikelijk was bij de welgestelde christelijke Vlaamse families werd er ook iemand van het huisgezin priester. Dit lot was weggelegd voor Victor, die eerst onderpastoor en later pastoor van Ternat werd.

Van de resterende elf kinderen waren er verder maar drie gehuwd:
- Edmond Isidoor, gehuwd met Joanna Josepha Van Roy. Zij vestigden zich op de stenen windmolen van zijn echtgenote in Asse-Terheiden, waarvan de romp nog bestaat.
- Anatole Paulus, gehuwd met Joanna Maria Adophina De Witte (zie hierna).
- Camiel Andreas, gehuwd met Ermens Maria Rosalia. Hij was handelaar en woonde tegenover de abdij van Affligem. In dit pand hadden zij een herberg met winkeltje. Zij gaven een reeks prentkaarten uit over de abdij van Affligem en de gemeente Hekelgem, waaronder ook  de Nieuwe Molen.
- Maria Joanna De Vis huwde met Philippe Denayer uit Elsene. Amper twee jaar later overleed haar echtgenoot en kwam zij terug bij haar ongehuwde broers en zussen wonen in het molenaarshuis naast de Nieuwe Molen. 

De acht zonen van Charles De Wit die op de molen verbleven stonden allen geregistreerd als molenaars en landbouwers. Het waren achtereenvolgens, volgens jaar van overlijden: Karel Desiré (1896), Adelaïde Eulalia (1909), August Paulus (1916), Joannes Eugeen (1919), Benedictus Florentius (1919), Maria Joanna (1920), Joanna Celestina (1921) en Joseph Oscar (1921). In de bevolkingsregisters zien we nog dat er na het overlijden van Augustus Paulus in 1916 een nieuwe dienstmeid, Philomene Bauwens, op het adres van de Nieuwe Molen ingeschreven werd. Joseph Oscar was de laatste molenaar van de generatie die de Chales op de melen genoemd werden. 

Anatole Paulus De Vis was een van de zonen van Carolus Ludovicus en werd geboren in Hekelgem in 1856. Hij huwde in 1885 met Joanna Maria Adolphine De Witte. Zij was de dochter van Jan De Witte, zoon van de laatste griffier van de abdij van Affligem, die eveneens de broer was van Joanna Benedicta De Witte, echtgenote van Jan Baptist De Vis. De hofstede van Anatole Paulus De Vis stond aan de Brusselbaan nr. 82 en is nu omgebouwd tot Feestzaal De Hophoeve. 

Uit het huwelijk van Anatole en Joanna werden in Hekelgem zes kinderen geboren:
1. Henri (Hendrik) Adolf Eugeen De Vis (1885-1949, molenliefhebber, zie hierna)
2. Maria Clementia Charlotta De Vis (1886-1922)
3. Celestina Camilla Stephania De Vis (1887-1964), overleden in het molenhuis.
4. Victor Joseph Arthur De Vis (1890-1916)
5. Karel Desideer Petrus De Vis (1897-1921).
6. Eugeen Maria Jozef De Vis (1899-1963, die de laatste molenaar zou worden (zie hierna). 

Twee van hen hadden een nauwe band met de molen: de ene als molenliefhebber, de andere als molenaar. 

Heemkundige en molenliefhebber: Professor Henri De Vis (1885-1949) 

Henri (Hendrik) Adolf Eugeen De Vis (Hekelgem, 1885-1949) was hoogleraar-lector aan de universiteit te Leuven. Tevens had hij bijzondere interesse voor heem- en volkskunde en was hij bezeten door alles wat met molens te maken had. Hij deed zijn humaniorastudies te Hoogstraten, nadien studeerde hij aan de Gregoriaanse Universiteit te Rome en behaalde het doctoraat in Wijsbegeerte en Godgeleerdheid. Daarna verwierf Henri nog een doctoraat in de Bijbelkunde. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 deed België een beroep op hem om de leiding te nemen van de normaalschool in Rouen en dit ten behoeve van de Belgische studenten die naar Frankrijk waren gevlucht. Na de oorlog werd hij godsdienstleraar aan de Rijksnormaalschool voor onderwijzeressen en regentessen te Laken en aan de Rijksnormaalschool voor landbouwhuiskundige regentessen te Laken. Aan de Leuvense universiteit werd hij benoemd tot lector in de Ethiopische taal. 

Over heel Vlaanderen gaf hij lezingen over molens, de oudheid, kunst, munten en santjes en nog zoveel meer. Zijn belangstelling ging ook uit naar zijn geboortestreek, dat heerlijke heuvelland met haar historisch verleden en naar de mensen die er leefden. Officieel was de voornaam van de professor Hendrik maar iedereen noemde hem Henri, af en toe  publiceerde hij ook onder de schuilnaam Henri Pauwels. Hij was jarenlang medewerker van het tijdschrift "Eigen Schoon en de Brabander". Heel wat interessante publicaties hierin zijn door hem geschreven. 

Professor Henri De Vis was iemand die jarenlang ijverde voor het behoud van de windmolens en alleszins iemand met een groot inzicht. Zo lezen we in een nota van hem uit 1920: "Een wijzen raad: Dat de molenaars zich niet overhaasten om hun molen te onttakelen want ze zouden zich moedwillig kunnen beroven van een winstgevend bedrijf. Door Ir. Van de Werfhorst werd de idee geopperd de molens te maken tot voedingsorgaan voor de elektrische centralen. De molens zouden dan een nieuwe functie krijgen: de windkracht omzetten in elektriciteit welke voor verschillende doeleinden betrokken kan worden, terwijl bij windstilte zij deze kracht kunne aanwenden als voortzetting van hun eigen bedrijf. De firma Siemens Schukert te 's Gravenhage houdt zich met de zaak bezig. Gelukken deze ingenieurs erin dit middel te vinden dan staan de molens een rijke en winstgevende toekomst tegemoet. Gelukkig de maalders die dan hun molen nog zullen bewaard hebben." 

De molens stonden er toch maar werkloos bij en geraakten in verval. Waarom de bestaande windmolens dan niet gebruiken als experimentele windkrachtinstallaties? Als men de windkracht naar de turbines kon leiden en in elektrische energie omvormen en opslaan dan was dat het ei van Columbus, zeker omdat wind uiteindelijk niets kost. De professor had toen dus duidelijk een toekomstvisie over windkrachtinstallaties en het opwekken van groene stroom. 

De professor bezat ook een indrukwekkende verzameling oude munten. Hij was van plan om ze te schenken aan de abdij van Affligem maar Cyprianus Coppens die toen bibliothecaris was, wou niet voldoen aan zijn tegeneis om deze munten permanent tentoon te stellen voor het publiek. Waar deze collectie dan uiteindelijk terecht gekomen is, blijft een raadsel.

Henri De Vis' vast adres was nooit op de molen zoals in sommige artikels wordt gesuggereerd. Hij woonde te Brussel-Laken in de Koninklijke Parklaan 14 en in de Rue des Artistes. Toen hij getroffen werd door een lange, pijnlijke ziekte zou hij wel terugkeren naar Hekelgem om er te sterven in het molenhuis. 

De laatste molenaar 

Eugeen Maria Jozef De Vis was geboren in Hekelgem in 1899. Hij leerde het beroep van molenaar bij zijn peter Joannes. Eugeen was immers van kleinsaf actief op de molen, dus ook tijdens de periode dat de Chales van de melen er leefden en werkten. Vanaf 1922 was hij de molenaar van de nieuwe molen. In datzelfde jaar was zijn vader Anatole eigenaar geworden van deze molen maar hij stierf kort daarna, op de leeftijd van 69 jaar in 1934. Anatole heeft op de Nieuwe Molen dus wellicht nooit gewoond en hij is er ook nooit echt molenaar geweest. Dit kunnen we afleiden uit zijn akte van overlijden waarin staat dat hij landbouwer was en dat hij overleden is in zijn woning gelegen aan de Brusselbaan. 

Eugeen De Vis (1899-1963), de laatste molenaar 

Behalve Eugeen De Vis hebben de andere kinderen van Anatole dus nooit op de Nieuwe Molen gewoond, zij werden geboren en groeiden allen op waar vandaag Feestzaal "De Hophoeve" is gevestigd. 

Eugeen huwde in 1927 met Maria Josephina Antonia Roseleth. Zij was eveneens geboren in Hekelgem in 1901. Uit dit huwelijk stamden voort:
- De Vis Henri (1928-2009), gehuwd met Geneviève Van Lancker, werd gemeenteraadslid van Hekelgem.
- De Vis Adolfine, getrouwd met Raymond Evenepoel.
- De Vis Paul, gehuwd met Mariette Van Geite, beiden overleden.
- De Vis Rosa, getrouwd met architect Jozef Gravez, gewezen burgemeester van Lede.
- De Vis André (1936-2006) bleef als vrijgezel in het molenaarshuis wonen. 

Eugeen De Vis was de laatste molenaar van de Nieuwe Molen. Omdat de inkomsten uit deze bedrijvigheid steeds daalden schakelde hij over op de hopteelt.  Volgens sommige bronnen was Eugeen De Vis de eerste hopteler in Hekelgem die een draadveld liet plaatsen door ambachtslui uit Poperinge. De regio Aalst-Affligem-Asse werd het land van het groene goud genoemd omdat de hop welvaart bracht.  Het plukken van de hop gebeurde vooral op het veld, occasioneel ook op de binnenkoer van de molenaarswoning. Tot de opkomst van de hopplukmachines, midden de jaren 1960, werden de hopbellen manueel geplukt door vrijwilligers die op die manier wat konden bijverdienen.  In 1960 liet Eugeen De Vis de hopplantage over aan zijn zoon Paul, hij was één van de eerste in Hekelgem die een hopplukmachine aanschafte. 

Net zo als de windmolens raakte de hopcultuur eveneens in verval. Vandaag blijft er in de regio Aalst-Affligem-Asse dan ook niet veel meer van over. In Affligem werd het laatste hopveld gerooid in de zomer van 2007, meteen was de laatste herinnering weg aan die eens zo bloeiende cultuur. Het gemeentebestuur besliste wat later om als levend monument een lochting aan te leggen in het dal voor de abdij. 

De Nieuwe Molen bleef verder met de familie De Vis verbonden tot in het jaar 2015. Om uit verdeeldheid te treden werd de molen met het molenaarshuis dan openbaar verkocht in het restaurant Loanton te Affligem en dit op donderdag 30 april 2015.  

De twee wereldoorlogen op de Molen De Vis 

De Vlaamse windmolens waren getuige van heel wat veldslagen. De molens waren ook van strategisch belang omdat zij meestal op het hoogste punt uit de omgeving gebouwd werden en dus goede observatieposten waren. Helaas waren zij ook frequent een doelwit voor de vijandelijke kanonnen. Tijdens de beide wereldoorlogen heeft de Molen De Vis telkens veel averij opgelopen. 

De communicatievormen waren tijdens de eerste wereldoorlog nog vrij primitief, herinneren we ons de duiven die in Aalst hetzij gedood hetzij bij de Pupillen moesten binnengebracht worden. Toen de Duitsers begin 1914 te Hekelgem aankwamen was dan ook een van hun eerste eisen om de wieken van de molens te verwijderen. De Duitse bezetter vreesde immers, niet ten onrechte, dat er met de stand van de wieken bepaalde boodschappen zouden doorgegeven worden aan het verzet. 

Vooral de Nieuwe Molen of Molen De Vis was voor de Duitsers strategisch gelegen want vanaf de Boekhoutberg konden ze de hele regio in het oog houden. Vrijwel onmiddellijk stelden de Duitse bevelhebbers dan ook een batterij op achter de schuur. Dit oorlogswapen werd ontwikkeld tijdens WO 1 als verdediging tegen de vliegtuigen. Verder werden er ook barakken op de weide geplaatst voor de molen en de schuur diende tot opslagplaats voor  hun munitie. Zonder wieken konden de molens natuurlijk niet malen en al snel slonk de voorraad bloem om brood te bakken in de gemeente. Op 14 oktober 1914 stuurde de Hekelgemse burgemeester De Witte dan ook een brief naar de opperbevelhebber van het Duitse leger om de molen De Vis opnieuw in werking te stellen:

   "Den Heer Opperbevelhebber van het Duitsche Leger 

   De ondergeteekende Burgemeester der Gemeente Hekelgem Braband verzoekt den heer Opperbevelhebber den windmolen van de kinderen De Vis in werking te laten stellen die sedert eenige weken reeds stilgelegd is. Ik zoude aan den heer Bevelhebber dit verzoek niet durven vragen dat het niet noodzakelijk was, het is voor het welzijn van al de inwoners die al zonder bloem zijn en in gansch de gemeente maar eenen molen in werking kan gesteld worden.

   Daar er voor het oogenblik in den omtrek geen gevaar is durf ik de hoop koesteren dat U mij dit verzoek niet zult weigeren waarvoor ik U in naam van al de inwoners van Hekelgem dankbaar ben.

   Aanvaard, Heer Opperbevelhebber, mijne gevoelens van ware hoogachting

                De Burgemeester

                [get.] Dewitte

Hekelgem, 14 October 1914

[Met zegel:] GEMEENTEBESTUUR VAN HEKELGEM - BRABANT"

Na een betrekkelijke periode van rust zou in de nacht van Pinksteren 1917, tijdens een luchtaanval op het station van Denderleeuw, een groot kanon ontploffen. Acht soldaten bekochten dit met hun leven. De klap moet zo hevig geweest zijn dat zelfs de ruiten van de Nieuwe Molen ervan sneuvelden. 

Wat de beraming van de oorlogsschade uit WO 1 betreft lezen we uit een handgeschreven document het volgende: De kinderen De Vis maalders, Hekelgem. Den 1 Maart 1918 zijn de Duitsche soldaten hier gekomen en hebben op onze weide 4 canons geplaatst en de 15 april 1918 zijn zij hier vertrokken, en hebben zij in de salon hun verblijf en woonst gehad gedurende 18 dagen. Dan op 26 april 1918 zijn zij hier weder gekomen en werden er weder 4 kanons geplaatst, en den 8 november 1918 zijn zij van hier weder vertrokken.

En dan volgt een opsomming van de geleden schade. Hieruit blijkt dat de Duitsers meerdere keren gedurende de vier jaar durende oorlog op de Nieuwe Molen hun opwachting gemaakt hadden. 

De belangrijkste schadeposten die achteraf door de bewoners vermeld werden waren:
"- Schade der weide waarop zij 4 kanons en barakken geplaatst hebben
- Schade aan de omheining der weide
- Ongedorschen tarwe strooi voor 58 paarden
- Gedorschen strooi voor hun beddezakken
- Wij hebben de poorten en deuren moeten open houden dag en nacht, de eerste week zijn wij bestolen geweest van 800 kilo patatten
- De tweede week zijn wij in de kelder bestolen geweest van vleesch, vet, boter en brood
- Van een muur, hoek afgereden en poort kapot gereden
- 3 ruiten gebroken
- Een grote ijzeren ketel gestolen
- 50 zakken haver opgeëist zonder bon in 1914
- 5 bomen gestolen
- 40 kilo pinnekensdraad opgeëist
- Muur beschadigd door de Duitsche kanons" 

Verder maakt men ook nog gewag van verschillende "reizen" met paard en kar naar Denderleeuw, Erembodegem, Asse enz. We gaan er dan ook van uit dat de bewoners dit moesten doen in opdracht van de bezetter. In totaal werd de berekende schade op ongeveer 5000 frank geraamd.

En dan werd het opnieuw oorlog. Van op hun molen zag de familie De Vis hoe op 10 mei 1940 de Duitse vliegtuigen overvlogen richting Aalst. Het eerste machtsvertoon in deze oorlog kwam dus vanuit de lucht. Als gieren cirkelden de Messerschmitts boven de Zeebergbrug en de Sint Annabrug, doken dan omlaag en dropten hun bommen. Nadien klommen ze weer omhoog en via Erembodegem vlogen ze terug richting Duitsland. 

Uit een brief van Eugeen De Vis kunnen we opmaken dat op zaterdag 18 mei 1940 rond 19 uur, zo'n 150 soldaten op de molen aankwamen. Ze installeerden hun kanonnen op de weide. Eugeen schrijft hierover: "De Duitsche legers, bij de beschieting van Aalst, hebben er hun batterijen opgericht, en de geallieerde legers van den overkant van den Dender, namen den molen als mikpunt voor hun bombardement. De kap heeft het zwaar moeten verduren". 

Brief van burgemeester De Witte van Hekelgem aan de opperbevelhebber van het Duitse leger om de molen De Vis opnieuw in werking te stellen, 14.10.1914 (privaat archief). 

Deze gruwelen en de herinnering aan de oorlog 1914-1918, die nog vers in het geheugen zaten, deed velen besluiten om op de vlucht te slaan. Ook Eugeen De Vis besliste in die dagen van onzekerheid om met zijn huisgezin het hazenpad te kiezen. Het hoederecht over molen en veestapel werd overgedragen aan twee knechten. Eugeen beschikte over en grote auto waarin zoveel mogelijk proviand opgeslagen werd. Zijn zus Stefanie en onderpastoor Van Oostveld vonden ook een plaatsje in de auto. Deze laatste zou meerijden tot net over de Franse grens en vandaar zelf verder reizen. 

De familie van Eugeen De Vis vond in Frankrijk onderdak bij de burgemeester van Diévalle, een gemeente gelegen in het departement Pas-de-Calais. Daar was het echter ook niet veilig want op een nacht werd dit dorp eveneens gebombardeerd. Alle weerbare mannen werden vervolgens door de Duitsers opgeëist. Ook Eugeen ontsnapte hieraan niet en onder bewaking van Duitse soldaten werd de groep weggeleid. Omdat hij voor de oorlog occasioneel hop opkocht kende hij verschillende handelaars die voor Duitse brouwerijen werkten. Hij geraakte in gesprek met één van de soldaten die de kolonne begeleidde en die afkomstig was uit een streek waar bier gebrouwen werd. Deze soldaat was blijkbaar niet fanatiek want hij toonde begrip voor het feit dat Eugeen zeven familieleden (zijn vijf kinderen, echtgenote en zus) aan hun lot had moeten achterlaten in Diévalle. Elke soldaat had evenwel de opdracht gekregen dat hij op iedereen moest schieten die de rangen verliet of op de vlucht sloeg. Nadat Eugeen zich had laten afzakken tot helemaal achteraan de groep, liet hij zich in een gracht vallen. Zoals onder elkaar afgesproken schoot "de brave soldaat" tweemaal naar hem maar niet gericht. Eugeen De Vis kon ontsnappen en nadat hij zich herenigd had met zijn gezin in Diévalle keerden ze terug naar Hekelgem. Terug thuis waren de Duitse soldaten vertrokken maar zat het huis en de molen vol vluchtelingen. 

Later zouden de Duitse soldaten opnieuw terugkeren naar de molen. Een deel van de molenaarswoning werd dan opgeëist door de bevelvoerders. Vanop de molen konden de Duitsers immers de Dendervallei en Aalst beheersen. Op de molenkap werd ook radioapparatuur geplaatst. Wellicht daarom dat er specifiek door de geallieerden naar geschoten werd. De ergste schade werd geleden tussen 18 en 20 mei 1940, tijdens gevechten tussen de Engelse en Duitse legers. De soldaten vertrokken op zondag 19 mei omstreeks 11 uur. 's Anderendaags keerde echter een nog grotere groep van zo'n 20 soldaten terug naar de molen. Om met hun wagens te kunnen passeren, schrijft Eugeen De Vis, moesten ze de haag wegkappen, piketten uittrekken en de draad van de omheining doorknippen. Zij kampeerden er tot op dinsdag 21 mei. 

Dat er ook in de fusiegemeente Affligem zwaar gevochten is blijkt o.a. uit het feit dat er twee gesneuvelde Britse soldaten namelijk captan JE Upton en H Haigh van the kings royal Hussars, begraven liggen naast de kerk van Teralfene. 

Op zaterdag 1 juni 1940 reed Hitler in een imposante Mercedes op de Brusselbaan, dus vlak voor de molen De Vis, voorbij . De Führer was die voormiddag op het vliegveld van Evere geland en reed in een kolonne voertuigen van het Führer-Begleit-Bataljon naar het Westfront. De bedoeling was om er de slachtvelden te bezoeken waar hij tijdens WO1 zelf gevochten had. In die dagen was het behoorlijk druk op de Brusselsche Steenweg (vandaag de Brusselbaan). Niet alleen waren er Duitse troepen die al zingend voorbijtrokken maar ook groepen vluchtelingen en Belgische krijgsgevangenen die er passeerden. Veel miserie dus. 

Ingekwartierde Duitse soldaten tijdens de tweede wereldoorlog. Van links naar rechts: Paul De Vis, Gabrielle (het dienstmeisje), Hans (Duits soldaat), Adolphine De Vis, Kunda (Duits soldaat) en Rosa De Vis (privaat archief). 

Wanneer de Duitsers op het einde van de oorlog vertrokken uit het molenaarshuis kreeg de familie De Vis hun privacy nog niet terug want dan hebben de Engelsen er zich op hun beurt ingekwartierd. 

Op het einde van WO II stortte er nog een vliegende bom in de omgeving van de molen neer. Zo'n V1 was 8 meter lang en een soort onbemand vliegtuig dat met een katapultinstallatie werd weggeschoten. Wanneer een vooral bepaalde afstand was afgelegd, dook het wapen omlaag en explodeerde. 

Het dossier oorlogsschade dat na de oorlog opgemaakt werd door de familie De Vis bestond uit drie delen:
1) Schade door de beschietingen aan de gebouwen
2) Landbouwschade
3) Plunderingen Uit deze laatste rubriek kunnen we opmaken dat de plundering belangrijk was. Het betrof: - 500 eieren en 30 kilo spek. Dat lijken op het eerste zicht een hoop eieren maar in een geschrift vonden we de samenstelling van het landbouwbedrijf terug en op het moment van de bezetting bleek dit te bestaan uit 300 stuks pluimvee. Verder bestond de veestapel nog uit:
- 12 runderen, 3 varkens ("zwijnen"), 4 schapen en 2 paarden.
- 70 wijnflessen (voor alle duidelijkheid nog "gevuld" bijgeschreven)
- 300 kilo haver en 150 kilo kortmeel
- Een wollen matras, 4 lakens, 4 dekens, 4 hemden en een paar "manskostuums".
- Totaal geraamd op zo'n 10.000 frank.

Wat de landbouwschade betrof was de zwaarste verliespost een Brabants trekpaard dat omgekomen was bij de beschieting van de stallen. Verder waren er op het terrein loopgrachten gegraven die opgevuld moesten worden en was er ook sprake van 17 putten veroorzaakt door obussen die eveneens moesten gedicht worden. 

Om de uitkijk te vergemakkelijken hadden de soldaten ook al de ruiten van de molen kapotgeslagen en werd er melding gemaakt van schade aan omheiningen en beplantingen. Zo waren er een aantal fruitbomen omgehakt om hun schootsveld vrij te maken en om de batterij met artilleriestukken te camoufleren. 

Verval en reddingspogingen 

Midden de oorlogsjaren, op 17 juli 1942, dienden de toenmalige eigenaars: De Vis Eugeen, De Vis Henri en De Vis Stephania een verzoek in bij de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen om hun molen te laten klasseeren (beschermen als monument). Op 18 maart 1943 kregen ze van deze commissie een brief terug met volgende inhoud: "De Nieuwe Molen is zeer belangrijk. Hij dagteekent van 1827 en is nog in bedrijf. Hij is daarenboven zeer schilderachtig gelegen. In overleg met het Provinciaal Comiteit zijn wij van meening dat de klasseering gewettigd wordt door de esthetische en oudheidkundige waarde van den windmolen. De Bestendige Deputatie heeft in hare zitting van 3 maart 1943, nopens de voorgestelde rangschikking een gunstig advies uitgebracht." 

Dat de oorlog in die periode nog volop woedde in onze streek illustreert het feit dat in de nacht van 3 op 4 juli 1943 een Short Stirling bommenwerper als een vuurbal naar beneden stortte. Brokstukken vielen wijd verspreid en de romp kwam uiteindelijk terecht op de Kaalberg in Moorsel waar hij explodeerde door het ontploffen van de boordmunitie. Alle zeven bemanningsleden stierven in dit inferno. In de staartkoepel van het toestel, dat afgebroken was, zat nog de vastgeriemde schutter die de mitrailleurs bediende. Hij was nog in leven toen men hem vond maar bezweek later ook aan zijn verwondingen. 

Het waren dus op zijn minst troebele tijden toen op 27 september 1943 de Nieuwe Molen als monument beschermd werd om zijn artistieke, oudheidkundige en historische waarde. Ook de Oude Molen, waar toen Omer Leurs eigenaar van was, kreeg hetzelfde statuut. Een beetje raar dat dit gebeurde middenin de oorlogsjaren op en moment dat de molens het zwaar te verduren hadden. De reden hiervoor lag misschien bij de kunstzinnige goedwilligheid van Prins Karel die toen Regent van België was? Het was ook hij die op 9 februari 1946 het beschermingsbesluit definitief bekrachtigde. 

Vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Nieuwe Molen het zwaar te verduren gehad. Zowel de molenkap als het metselwerk waren beschadigd door artillerievuur. Daarenboven had het gebulder van de kanonnen die in de nabijheid geplaatst stonden hem doen trillen op zijn grondvesten. Wellicht hierdoor zaten er een paar scheuren in de muren. Ondanks zijn pril statuut van beschermd monument verkeerde de molen tijdens en vlak na de oorlog dus al in een relatief slechte staat. Op aanvraag van Henri, Stephanie en Eugeen De Vis werd Michel De Stobbeleir, ingenieur-architect als deskundige schatter aangesteld om de schade door het oorlogsgebeuren aan hun eigendom vast te stellen. 

Niet alleen het oorlogsgeweld had trouwens schade veroorzaakt maar zowel de Engelse als de Duitse troepen hadden de molen ook gebruikt als observatiepost. Deze laatsten hadden hiervoor het dak zelfs gedeeltelijk afgebroken. 

Uit het verslag dat opgemaakt werd door de deskundige vielen de kosten voor herstel toen uiteindelijk nog mee. Dakbedekking, timmerwerk, schrijnwerkerij, glaswerk, metselwerk en verfwerken werden gezamenlijk geschat op 25.911 frank. Dit bedrag zou later door de Provinciale deskundige van het Ministerie van Openbare Werken teruggebracht worden op 15.315 frank. 

Foto: Pierre Lemmens, Edegem, 1950 (coll. Stichting Levende Molens, Roosendaal) 

Uit de briefwisseling die volgde kunnen we opmaken dat hier uiteindelijk geen gevolg aan werd gegeven en dat de nodige herstellingen dus niet gebeurden. Wellicht was de oorzaak dat de wederopbouw van het land na WO II meer middelen vroeg dan de overheid voorhanden had en dat infrastructuurwerken die de economische  bedrijvigheid  terug  op  gang  konden brengen voorrang kregen. Een snelle betaling van de oorlogsschade aan de eigenaar had de oplopende kost de volgende jaren nochtans kunnen vermijden. 

Met lede ogen zag men hoe de volgende jaren de windreus verder verkommerde. Een nieuwe poging om de molen te laten herstellen werd ondernomen in het jaar 1949. Het constructiewerkhuis Mariman & zonen uit Zele maakte een nieuw bestek op. Daar waar de schade vlak na de oorlog nog geraamd werd op 25.911 frank was het bedrag nu aangedikt tot 187.500 frank. Onderaan het bestek voegde de ondernemer er nog volgende zin aan toe: "Deze werken zouden dringend moeten uitgevoerd worden gezien het groot gevaar van instortingen welke het huis en de bewoners bedreigens". 

Oeverloze discussies en gezoek naar verantwoordelijkheden draaiden verder op niets uit. In 1958 werden op last van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen de molenroeden tot tegen de askop afgezaagd omdat ze schade konden toebrengen aan het molenaarshuis en een gevaar vormden voor de bewoners. 

Foto: Acta, ca. 1955 (coll. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, KIK-IRPA). 

De familie De Vis voerde in 1960-1962 onderhandelingen met de toen nog unitaire provincie Brabant om de molen te herstellen. Ze maakte de Provinciale Technische Dienst een plan op. Het leidde evenwel niet tot een resultaat. Niet veel later op 20 december 1963 overleed trouwens Eugeen De Vis te Hekelgem. 

Uiteindelijk werd het begin van het einde ingeluid met de brief van L. Moulin, inspecteur van Monumenten en Landschappen: "De Technische gebouwendienst van de Provincie Brabant hebben een lastenboek en een bestek opgemaakt en de werken op ten minste 1.770.300 frank geschat. De uit te voeren werken mogen niet meer als restauratie aangezien worden, maar wel als de totale vernieuwing van het gebouw, en in dat geval niet nodig om de artistieke waarde van het gebouw te bewaren. In dat geval zou de deklassering van het gebouw moeten voorzien worden". 

Plan opgesteld door de Technische Gebouwendienst der Provincie Brabant rond 1960, maar dat leidde niet tot een restauratie. 

Het woord "declassering" (ophef van bescherming) viel hiermee dus voor de eerste keer. In een latere brief van 13 september 1966 van de bevoegde minister aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen stelde hij voor de bescherming op te heffen op basis van volgende feiten: "noch de eigenaar, noch de gemeente beschikken over de nodige financiële middelen. De gemeente wilde namelijk 25.000 frank aanbesteden en de eigenaar 15.000 frank. Dit laatste bedrag was de som die de eigenaar van de Staat verwachtte, wegens de oorlogsschade veroorzaakt in mei 1940. De volledige restauratie wordt ondertussen echter reeds op ongeveer 2 miljoen frank geraamd." 

Ondertussen was de mechanische maalderij in de Nieuwe Molen stilgelegd in 1949, alhoewel een enkele bron ook gewag maakt van 1952. 

De schouw van de stoommachine was een volgend slachtoffer van de totale aftakeling want tijdens een westerstorm in 1953 waaide ze omver. 

In januari 1974 stond er het volgend artikel in de Nieuwe Gids: "Met lede ogen heeft men het bittere einde van de molen De Vis te Hekelgem tegemoet gezien. Erg toegetakeld, bijna verguisd gaat deze trots van West-Brabant teloor. De jongste winters, alhoewel eerder zacht, zijn de molen op de Boekhoutberg fataal geworden, vooral de vorst bracht hem harde slagen toe. De molen biedt nochtans een enig uitzicht op Dendermonde, Sint-Niklaas, Ninove, Geraardsbergen en de Dendervallei. Deze windreus is als het ware vergroeid met het landschap. Op de Boekhoutberg, eertijds de meest strategische plaats voor de Vlaamse en Brabantse legers, kampeerde in 1356 Lodewijk van Male met zijn Vlaamse legerbenden toen hij Brabant binnenviel. Op die plaats bouwde Jan-Baptist De Vis zijn molen." 

Foto ca. 1970 (coll. familie De Vis) 

In 1977 ondernam André De Vis uiteindelijk de allerlaatste poging op de Nieuwe Molen te restaureren. Het heikel punt bleef echter de hoge kostprijs en vooral de vraag wie voor die kosten zou moeten opdraaien. De eigenaar argumenteerde als particulier niet in staat te zijn om de molen te vrijwaren tegen verval en de Rijksdienst voor Monumenten en Landschapszorg voelde zich ook niet geroepen.

De molen was nochtans goed te herstellen geweest aangezien het binnenwerk vrij goed bewaard gebleven was. Wellicht daarom pleitte in 1990 de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen nog het volgende: "Molen De Vis is de meest monumentale Brabantse molen en de situering in een groter geheel met woonhuis, stallingen, schuren, toegangspoort en erf, evenals de inplanting op de Boekhoutberg zijn pluspunten". 

Door het pingpongspel tussen beide partijen gebeurde er echter niets en met het verloop van tijd ging de aftakeling verder en liepen de kosten voor een eventuele renovatie steeds maar hoger op. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen waagde zich zelf niet meer aan een nieuwe schatting maar in een teruggevonden kladberekening van de familie De Vis begrootte deze de totale kostprijs voor het herstel toen op ca. 15 miljoen frank. 

Op 6 januari 1992 tekende Vlaams minister Louis Waltniel tenslotte het Koninklijk Besluit tot de deklassering van de molen. Het KB werd gepubliceerd in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 18 juli 1992. Ziehier hoe een dubbeltje rollen kan: op 5 oktober 2009 werden de molen en de molenaarswoning vastgesteld als bouwkundig erfgoed... 

Er was toch één bewoner van Hekelgem die hierop reageerde toen hij dit nieuws via de dagbladen vernam. Hij schreef een brief in oktober 1992 naar de minister met de vraag waarom de bescherming van deze molen werd opgeheven. Hij kreeg een antwoord van Vlaams minister Johan Sauwens met de laconieke melding: "De bescherming van de molen De Vis in Affligem werd door mijn voorganger opgeheven. De reden van deze beslissing is mij niet bekend". Ook "Molenzorg Vlaanderen vzw" toonde zich ongerust, niet enkel omwille van de molen zelf, maar ook omdat de ophef van bescherming een precedent kan vormen voor eigenaars die hun monument niet onderhouden. 

Daarmee was de kous af en niets stond nog een afbraak in de weg. Op vrij korte termijn zou Hekelgem op die manier een tweede beschermd gebouw verliezen. Na de deklassering in 1985 was immers ook het gebouw dat bekend stond als De Apotheek in de Kerkstraat al afgebroken. 

André De Vis was de laatste telg van de familie die op het molenaarshuis naast de romp van de Nieuwe Molen achterbleef en dit tot zijn overlijden in 2006. Om uit verdeeldheid te treden hebben zijn kinderen het molendomein in 2015 openbaar verkocht (zie hierna). 

Volledig met klimplanten overwoekerd. De molenas met het aswiel en de gietijzeren askop waren evenwel nog aanwezig. Foto Michiel De Pelsemaeker, 20.04.2015. 

De huidige renovatie 

Frans Krauch, de redder van de Nieuwe Molen (hier nog gecamoufleerd in het groen…). Foto: 27.05.2015. 

Tot voor de huidige renovatie restte nog een vervallen, met klimplanten overwoekerde molenromp waarop nog aanwezig waren: de verweerde daklijsten en de molenas met het vangwiel en de gietijzeren askop (fabr. Wauters-Koeckx, Brussel) waarin nog stompjes van de roeden staken. Het binnenwerk was er nog, maar de onderste zoldering was ingestort. Weliswaar was de wettelijke bescherming van de molen in 1992 opgeheven, maar op 5 oktober 2009 werden de romp en de prachtige molenaarswoning (uit 1835) vastgesteld als bouwkundig erfgoed.

Zoals  al gemeld bleef de Nieuwe Molen met de familie De Vis verbonden tot in 2015. Om uit verdeeldheid te treden werd het molendomein met het molenaarshuis, de molen stallingen, een pakhuis, boomgaarden en weiden (1 ha 60 a 20 ca groot) in april-mei 2015 openbaar verkocht. De verkoop ging door in het restaurant Loanton in Affligem onder leiding van notaris Yves De Ruyver uit Liedekerke. De gemeente Affligem gaf aan geen interesse te betonen in de aankoop van het domein. 

Koper was de toen 55-jarige Frans Krauch uit Hekelgem en zijn echtgenote Kristine Doms. Terwijl de andere kandidaat-kopers vooral geïnteresseerd waren in de molenaarswoning, gaat het bij Frans Krauch vooral om de molen. Hij groeide op in de nabije Bellestraat en de molen behoort bij zijn jeugdjaren. Toen de site te koop kwam, betoonde hij meteen interesse. Frans Krauch is sinds 1985 zaakvoerder van Rendapart nv uit Aalst, producent van organische meststoffen met de merknaam Viano (gesticht in 1956 door zijn vader Frans Krauch sr. als Finapar nv). Hij won de Ondernemersaward 2016, een initiatief van de Hogeschool Gent (HoGent) en Hogeschool Odisee-Campus Aalst. Hij werd in 2015 tevens eigenaar van het aangrenzend, zes hectaren grote bos- en recreatiedomein Verbrugghen van de paters benedictijnen van Affligem. 

Alle gebouwen van het molendomein worden hersteld. Voor de molen werd, na contacten met gespecialiseerde ontwerpers en molenbouwers, zowel uit Vlaanderen als uit Nederland, een studie opgemaaktdoor Erfgoed Advies Groen bv uit Montfoort (NL). Aangezien de molen sinds 2009 niet meer beschermd is als monument en er ook geen erfgoedpremie dient afgewacht te werken, konden de werken al in 2015 starten. Eerst werden de zeer weelderige klimplanten weggenomen en werd de romp in de steigers geplaatst. Nieuwe fundering met betonplaat (molen en galerij). Grondige restauratie (deels vernieuwing) van het metselwerk. Metselen van nieuwe ommuring volgens het uitzicht van de vroegere.

Een groot deel van het interieur (drie steenkoppels, tandwielen, assen, riemschijven) blijft ter plaatse behouden tijdens de werken.

Het is de bedoeling dat de molen maalvaardig hersteld wordt. 

We wensen hierbij Frans Krauch uitdrukkelijk te feliciteren met zijn initiatief. Hij heeft een prachtig gelegen, bijna-gesloopte windmolen gered van de totale ondergang. Tevens onze waardering voor de familie De Vis die talrijke - weliswaar vergeefse -  reddingspogingen heeft ondernomen en die, na de opheffing van de bescherming, de molen toch liet staan als materiële getuige van hun rijk familieverleden. 

Hekelgem, Nieuwe Molen. Restauratie van de romp en heropbouw van de omgang. Foto’s L. Denewet, 26.06.2017 en 03.12.2017. 

Opeenvolgende eigenaars:
- 1827-'28, opbouw: De Vis De Witte Jan Baptist, molenaar te Meldert (Meldert 1778-1843)
- 22.01.1840, erfenis: De Vis Jan Baptist, Meldert (overlijden van zijn vrouw Joanna Benedicta De Witte) en kinderen
- 11.07.1843, erfenis: De Vis Jan-Baptist, de kindern (overlijden van Jan Baptist De Vis)
- 05.08.1843, deling: zoon De Vis-Lespirt Carolus Ludovicus, molenaar te Hekelgem (°Meldert 1813 - +Hekelgem 1888) (notaris De Huygelaere)
- 03.11.1888: de weduwe (Eugenie Barbara Lespirt, Hekelgem, 1815-1894) en kinderen (overlijden van Charles Louis De Wit)
- 02.05.1895, deling: De Vis a) Jan Eugeen, b) Joanna Celestina, c) Eulalia Adelaïde, d) Benedict Florent, e) August Paul, f) Charles Désiré, g) Joseph en h) Maria Joanne (notaris Crick)
- 19.03.1922, deling: De Vis-De Witte Anatole Paul (zoon van Charles Louis De Vis, Hekelgem 1856-1924), handelaar te Hekelgem (notaris Huissen)
- 08.03.1924, erfenis: de kinderen (overlijden van Anatole Paul De Vis)
- 01.07.1927, deling: zoon De Vis-Roseleth Eugeen Maria Jozef, landbouwer te Hekelgem (Hekelgem, 1899-1963)(onderhandse akte)
- 20.12.1963, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Eugeen De Vis)
- 02.03.1967, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Roseleth van Eugeen De Vis)
- 27.06.1969, deling: De Vis André Philemon Emiel Joseph, handelaar te Hekelgem (notaris Van Audenhove)
- 2006, erfenis: de erfgenamen (overlijden van André De Vis)
- 30.04.2015, verkoop: Moens André, Buggenhout (notaris Yves De Ruyver, Liedekerke)
- mei 2015, verkoop: Krauch Frans, zaakvoerder en eigenaar van meststoffen Viano te Hekelgem

Henri VAN NIEUWENBORGH & Lieven DENEWET

Aanvullende informatie

Van Nieuwenborgh Henri, "Familie De Vis. Notoire bloedverwanten en hun patrimonium doorheen Aalst en Affligem", Erembodegem, Uitgeverij Flying Pencil, 2016, 154 p.

De historiek van de familie De Vis

In Aalst en omstreken komt de familienaam De Vis veelvuldig voor zonder dat er altijd een duidelijk familieverband kan aangetoond worden. Zo is er de bekende, tragische geschiedenis van molenaar Petrus De Vis die samen met zijn knecht in 1706 op tweede pinksterdag vermoord werd door Franse soldaten die op de vlucht waren na de verloren veldslag bij Ramillies, een gemeente in Waals-Brabant. In deze weinig bekende veldslag was het John Churchill, voorvader van de latere grote staatsman Winston Churchill, die zijn troepen naar de overwinning leidde.

Deze Petrus De Vis, die een houten molen exploiteerde op de plaats waar nu de Oude Molen op de Molenberg te Hekelgem staat, was echter geen nakomeling van Arnoldus De Vis, de eerste stamvader van het geslacht De Vis die we konden terugvinden. Arnoldus had ook een zoon die Petrus heette maar die stierf een natuurlijke dood in 1720. Gezien beiden molenaar waren en dezelfde naam droegen mogen we er wellicht van uitgaan dat zij familie waren. Het vak van molenaar werd in die jaren immes steeds uitgeoefend binnen eenzelfde familie.

Arnoldus De Vis mag beschouwd worden als de stamvader van de familie De Vis. Hij werd geboren in 1628 en is genealogisch de oudste die we konden terugvinden. Hij was getrouwd met Catharina Jeuman of Querman? De schrijfwijze van haar naam, die we in de doopregisters terugvonden, is immers voor interpretatie vatbaar. Een lang leven werd Arnoldus niet gegund want hij overleed in 1650 op 32-jarige leeftijd.

Uit dit huwelijk werd slechts één zoon geboren, Petrus De Vis, deze werd gedoopt te Meldert op 8 januari 1648. Hij huwde met de  veertien jaar jongere Maria De Ridder en werd pas voor de eerste keer vader van een zoon Joannes toen hij vijftig jaar was. Uit dit huwelijk werden verder nog geboren: Judocus, Wilhelmus en Joanna Maria. Petrus was pachter van de watermolen van Melle. Hij stierf in 1720 en werd naast de kerk van Meldert begraven.

Joannes De Vis werd geboren te Meldert op 19 januari 1699 en huwde een eerste maal met Anna Van Lierde en een tweede maal met Catharina Van Immerseel.
Uit zijn eerste huwelijk had Joannes zes kinderen namelijk: Jacobus, Judoca, Ferdinandus, Elisabeth, Jacoba en Joanna Maria. Uit zijn tweede huwelijk kwamen nog vier kinderen voort:  Joannes, Anna Maria, Judocus en Petrus.

De eerste molen die in Meldert opgericht werd door de monniken van de Abdij van Affligem dateert uit de 12de eeuw. Heel precies werd hij in het jaar 1151 voor het eerst vermeld. Het was een stenen watermolen aan Meldert-Vijver, bij de bevolking vandaag gekend als de "Mooie Molen". In de 15de eeuw bezat de abdij naast de molen in Meldert nog zo'n vijftien andere watermolens, gelegen in o.a. Zellik, Erembodegem, Asse, Schaarbeek, Leefdaal en Mollem. Ook de gekende Bellemolen in Essene behoorde tot hun patrimonium. Later deed de abdij ook een beroep op windmolens, deze werden o.a. opgericht op de Boekhoutberg en op de Molenkouter te Hekelgem.

In 1667 staken de Fransen de molen te Meldert in brand. Zoals een steen in de zijgevel aangeeft werd hij heropgebouwd in 1688.

Op 8 februari 1720 werd een pachtcontract afgesloten tussen zijne Eminentie Thomas Philippus de Alsascia de Bossu, kardianaal en Proost van Affligem en Petrus De Vis voor de pacht van deze watermolen en dit voor een termijn van 9 jaren. De jaarlijks te betalen pacht bedroeg 300 gulden. De familie De Vis waren dus pachters van de abdij van Affligem en zijn nooit eigenaar geweest van deze molen. Sommige bronnen citeren nochtans dat zij deze eigendom van de abdij voor een appel en een ei zouden verworven hebben nadat deze aangeslagen en openbaar verkocht werd door de Franse bewindvoerders.

Joannes De Vis overleed op 27 augustus 1768 en werd twee dagen later, op 29 augustus, begraven.

De verdere geschiedenis van de watermolen verliep als volgt: in de 19de eeuw verving een stoommachine de kracht van het water als energiebron. Tot WO I was deze molen actief, nadien volgde het verval en een gedeeltelijke afbraak in 1921. In het jaar 1937 werd de eeuwenoude watermolen omgebouwd tot herberg en kreeg hij de naam "Mooie Molen" mee. Het waterrad werd na WO II verwijderd en in 1959 werd er een nieuw molenhuis opgetrokken. Vandaag bestaat het complex uit een hotel, restaurant met zalen voor feesten en seminaries alsook een wellnesscentrum.

Judocus De Vis, gedoopt te Meldert op 25 januari 1743 huwde eveneens te Meldert op 7 januari 1777 met Anne Marie Van Den Houte. Uit dit huwelijk stamden twee zonen: Joannes Baptist en Egidius. Op 9 oktober 1793 sloot Joannes, Henricus van Frankenberg en Schellendorf, bij de gratie Gods priester, kardinaal, aartsbisschop van Mechelen, primaat der Nederlanden en prelaat van de Abdij van Affligem een pachtcontract voor een termijn van negen jaren met Judocus voor een partij land en de exploitatie van de staakmolen gelegen aan de Hoogstraat (huidige Faluintjesstraat) te Meldert. Deze pacht werd vastgesteld op 320 gulden per jaar. We kunnen daaruit beslutien dat vanaf die datum de familie De Vis twee molens in pacht had in Meldert: een watermolen en op een steenworp daar vandaar ook een staakmolen.

Judocus De Vis was ook bedesetter (een beambte die bepaalde hoeveel belasting iedereen moest betalen - zetter, schatter). Daar hij deze belastingen inde was hij tegelijk ook ontvanger te Meldert.

Joannes (Jan) Baptist De Vis werd geboren te Meldert op 1 september 1778. Hij huwde te Hekelgem op 15 juni 1808 met Joanna Benedicta De Witte, geboren te Hekelgem op 26 augustus 1787. Zij was de dochter van de laatste griffier van de abdij van Affligem. Hij woonde in het Griffierhof, een hoeve van 1752, gelegen langs de Brusselbaan te Hekelgem. Vandaag kan men nog altijd de mooie zandstenen rondboog bekijken boven de imposante inrijpoort.
Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren: Catharina, Juliana, Benedictus Emmanuel, Carolus Ludovicus, Petrus Paulus en Isidoor-Hubertus.

Jan Baptist De Vis was molenaar, gemeenteraadslid en van 1848 tot 1854 burgemeester van Meldert. Hij was een zeer gerespecteerd man waarvoor de boeren hun pet afnamen als hij passeerde. Als het weer het toeliet reed hij met paard en open tilbury om zijn talloze eigendommen te inspecteren. Het was hij die in 1827-1828 de Nieuwe Molen, ook de Molen De Vis genoemd, op de Boekhoutberg te Hekelgem liet bouwen. Volgens sommige geschriften zou dit voor zijn zoon Carolus Ludovicus geweest zijn alhoewel die toen nog vrij jong was. Het betrof een stenen bergmolen die aanvankelijk alleen gebruikt werd als graanmolen. Jan Baptist werd in 1830 ook eigenaar van de Oude Molen te Hekelgem, wat verderop gelegen.

Naast de bestaande staakmolen bouwde Jan Baptist in 1822, op een perceel grond gelegen op de hoek van de Hoogstraat en Kokerij te Meldert, tevens en boerderij die later bekend werd als het Moljers Hof of Moenaarshof.

Joanna Benedicta De Witte overleed in Meldert op 22 januari 1840 en haar echtgenoot Jan Baptist De Vis op 11 juli 1843.

Het te verdelen fortuin was aanzienlijk. Naast bossen, weiden en landerijen omvatte het ook vier molens, namelijk de Oude en de Nieuwe Molen in Hekelgem, de staakmolen te Meldert en de watermolen te Moorsel, wijk Waver.

Minder dan een maand na het overlijden van Jan Baptist werd op 5 augustus 1843 voor Honoré D'Huygelaere, notaris te Aalst de erfenis onder zijn vijf kinderen verdeeld. Op 16 en 17 augustus 1843 werd er overgegaan tot de verkoop van de inboedel vanhet sterfhuis. Het betrof de verkoop van o.a. meubelen, zilverwerk, huisgerief, wijnen en bouwmaterialen. Op de affiche die hiervoor gedrukt werd staan eveneens vele molenonderdelen, namelijk: "5° Molengerief in: 4 Molenassen, Steenbalk, 7 Molenborsten, 4 dito Roeden of Lassen, 8 Vangen, 2 Waterassen, Borstreepen, Asreepen, Steenreepen, Pingels, Hooyen en Aerdwinnen, Kalseyde en Arduinsteenen" (...).  De 2 Molenassen, 3 Borsten, 3 Eyken en 2 Duymplanken, bevinden zich aen den ouden steenen Molen te Hekelgem, alwaer dezelve dagelyks konnen gezien worden. De oproeping en verkooping der zelve zal nogtans te Meldert geschieden gelyk van alle de andere voorwerpen".

Op de eerste verkoopdag werden er 390 loten verkocht voor de totale som van 3.494,90 frank. Op de tweede verkoopdag werden nogmaals 374 loten afgehamerd en dit voor een totaal bedrag van 3.097,50 frank. De verkopen die het meest opbrachten waren een merriepaard aan 235 frank, een veulen aan 257 frank, een koe aan 190 frank en een varken aan 50 frank. Deze openbare verkoop was een echt succes met veel bieders en kopers.

Zoon Carolus Ludovicus (Charles) De Vis, geboren in Meldert op 8 augustus 1813, erfde o.m. de Nieuwe Molen van Hekelgem werd, samen met partijen land, weiden en bossen en een som van geld van 992,13 frank. Hij huwde in januari 1837 met Eugenie Barbara Lespirt, dochter van de Waalse architect Olivier Lesirt-de Mollin die in 1799 het voormalige Bisschoppenhuis van de abdij van Afflligem had aangekocht. Uit dit huwelijk werden 13 kinderen geboren: Joannes, Joanna, Eulalie, Benoit, Paul, Edmondus, Camilius, Carolus, Jospehus, Maria, Anatole, Victorius en Theophylus.

Na het overlijden van Eugenie Barbara's ouders werden hun goederen verkocht om uit onverdeeldheid te treden. Het echtpaar Charles De Vis-Lespirt kocht toen het Bisschoppenhuis, feitelijk dus het ouderlijk huis van Eugenie Barbara, samen met 55 aren en 80 ca omliggende grond.

Na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 herleefde de Benedictijnerorde. De hoop om terug te keren naar de puinen waar ooit hun abdij had gestaan en om er opnieuw een kerk te bouwen groeide. Monniken zijn immers als zwaluwen, als ze kunnen keren ze steeds naar hun oud nest terug. Dom Jozef Vael, monnik in de abdij te Dendermonde zou met de steun van pastoor Van Laethem te Hekelgem de onderhandelingen voeren om wat restte van de oude abdijgebouwen en meer in het bijzonder het gespaard gebleven Bisschoppenhuis terug te kopen van de familie De Vis-Lespirt. De verkoop hiervan werd gesloten voor notaris Josephus Verbrugghen te Aalst op 30 december 1868 en dit voor de som van 16.000 frank. Vanaf 15 maart 1869 waren er terug monniken in Affligem. Zo goed en zo kwaad als het ging begonnen ze met het herstel en de wederopbouw. Op 9 september van dazelfde jaar werd er voor het eerst opnieuw mis gelezen.

Carolus Ludovicus De Vis was één van de eerste bewoners van het molenaarshuis naast de Nieuwe Molen. Op een witsteen staat het jaartal 1869, dit is het jaartal dat Carolus Ludovicus met zijn echtgenote Barbara Lespirt van het Bisschoppenhuis naar de molen zijn komen wonen.

Hij liet een brug(je) bouwen tussen de woning en de molenberm. Via een ingemaakte kast in zijn slaapkamer, links naast de schouw, vertrok dit brugje tot op de molenberm. Sporen van deze toegang waren nog te zien voor de laatste renovatie. Carolus De Vis stierf te Hekelgem op 3 november 1888 en zijn echtgenote op 13 november 1894.

Benedictus Emmanuel De Vis was het tweede kind en de eerste zoon die geboren werd uit het huwelijk van Jan Baptist De Vis en Joanna De Witte. Emmanuel zag het levenslicht te Meldert op 13 oktober 1801. Hij huwde te Hekelgem op 21 januari 1835 met Nahalie De Doncker, geboren op 30 september 1811. Uit dit huwelijk werden volgende kinderen geboren: Cecilia, Prudentia, Honorina, Carolus, Horensia, Florentinus, Augustus, Henricus, Maria, Odilla, Maria, Joseph, Marie, Paule, Rosalie, Egidius  en Justine. Dit laatste meisje kwam op deze wereld twintig jaar na de geboorte vanh et eerste kind. In totaal had dit bijzonder vruchtbaar echtpaar 17 kinderen.

Benedictus Emmanuel was erfgenaam van de "Oude Molen" gelegen op de Molenberg te Hekelgem. Op 10 augustus 1849 werd nog een openstaande schuld van 3904,54 frank die nog rustte op de "Oude Molen" door Benedictus Emmanuel aan Anna-Maria, Maria-Anna en Joannes Fransiscus Van Lierde, gedelgd voor notaris Crick te Asse.

Op een bepaald moment was Benedictus Emmanuel molenaar op de twee stenen windmolens in Hekelgem. Zo bestaat er een huurovereenkomst tussen vader en zoon die van start ging op 9 augustus 1829. Hierin gaf vader Jan Baptist, molenaar te Meldert, in pacht voor 9 jaar aan zijn zoon, molenaar Benedictus Emmanuel, twee korenwindmolens alsook het woonhuis, hof en grond en dit voor de jaarlijkse som van 100 frank betaalbaar in gouden of zilveren geldspeciën. De opzegtermijn bedroeg drie jaar.

De Chales van de melen
Zoals we al konden lezen woonde Carolus (Charles) Ludovicus aanvankelijk met zijn echtgenote Barbara Lespirt in het Bisschoppenhuis van de abdij van Affligem. Zoals het toen gebruikelijk was gebeurden de bevallingen thuis. Het Bisschoppenhuis fungeerde dus ooit nog als kraamkliniek. Op 13 februari 1869 verlieten zij deze woonst en namen hun intrek in de Nieuwe Molen die Charles Ludovicus geërfd had van zijn vader. De kinderen van dit echtpaar werden later bij de Hekelgemse bevolking 'de Chales van de melen" genoemd. Op de Nieuwe Molen verbleven volgens de bevolkingsregisters naast dit kroostrijke gezin (17 kinderen!) ook nog een dienstmeid en drie knechten.

Na de Onafhankelijkheidsverklaring zou België de militiewetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden blijven hanteren. Deze had uitdrukkelijk gesteld dat het leger voor het grootste deel uit vrijwilligers moest bestaan. De inwoners van de jonge monarchie voelden zich echter niet geroepen om hun land te dienen en zodoende bleef de loting de belangrijkste bron voor het werven van recruten. In de militieplicht werd gestipuleerd dat alle jonge mannen aan de loting moesten deelnemen wanneer ze 19 jaar werden. Het lot bepaalde dus zonder onderscheid wie met andere woorden de militaire dienstplicht moest vervullen en wie niet. Rijke burgers kochten hun zonen echter meestal vrij door aan een niet zo welgestelde vrijgestelde een forse som te betalen. Bij de 'Chales van de melen' hadden ze blijkbaar geen geluk met deze lotingen.

Zo kocht op 11 februari 1865 Carolus Ludovicus een plaatsvervanger voor de legerdienst die zijn zoon August Paulus moest vervullen. Hij betaalde hiervoor 600 frank. Ook voor Edmond Isidoor, loteling van het jaar 1867, werd een vervanger gekocht, deze keer betaalde hij hiervoor 700 frank. En tenslotte ook voor zijn zoon Joseph Oscar, loteling van de lichting 1873, kocht vader een vervanger, deze keer bedroeg het te betalen bedrag al 1600 frank. Hierover bestaat een brief van de Gouverneur gedateerd op 16 juni 1873 met de vermelding remplacé volgens artikel 73 van de militiewet.

Van de dertien kinderen stierf Theophiel Gustaaf toen hij amper acht maanden oud was. Zoals het toen gebruikelijk was bij de welgestelde christelijke Vlaamse families werd er ook iemand van het huisgezin priester. Dit lot was weggelegd voor Victor, die eerst onderpastoor en later pastoor van Ternat werd.

Van de resterende elf kinderen waren er verder maar drie gehuwd:
- Edmond Isidoor, gehuwd met Joanna Josepha Van Roy, zij zouden zich vestigen op de molen van zijn echtgenote in Asse-Terheiden.
- Anatole Paulus, gehuwd met Joanna Maria Adophina De Witte. Op hen komen we verder nog terug.
- Camiel Andreas, gehuwd met Ermens Maria Rosalia. Hij was handelaar en woonde tegenover de abdij van Affligem. In dit pand hadden zij een herberg met winkeltje. Dankzij dit echtpaar, die een reeks postkaarten uitgaf, zijn een aantal unieke afbeeldingen van vroeger over de abdij van Affligem en de gemeente Hekelgem bewaard gebleven.
- Om volledig te zijn moeten we ook nog vermelden dat Maria Joanna De Vis gehuwd is geweest met Philippe Denayer uit Elsene. Twee jaar na hun huwelijk overleed haar echtgenoot en kwam zij terug bij haar ongehuwde broers en zussen wonen in het molenaarshuis naast de Nieuwe Molen.

De acht 'Chales" die op de molen verbleven stonden allen geregistreerd als molenaars en landbouwers. Het waren achtereenvolgens, volgens jaar van overlijden:
- Karel Desiré, overleden 10/1896
- Adelaïde Eulalia, overleden 07/1909
- August Paulus, overleden 03/1916
- Joannes Eugeen, overleden 02/1919
- Benedictus Florentius, overleden 08/1919
- Maria Joanna, overleden 06/1920
- Joanna Celestina, overleden 05/1921
- Joseph Oscar, overleden 09/1921
In de bevolkingsregisters zien we nog dat er na het overlijden van Augustus Paulus in 1916 een nieuwe dienstmeid, Philomene Bauwens, op het adres van de Nieuwe Molen ingeschreven werd.
Joseph Oscar was de laatste molenaar van de generatie die de 'Chales op de melen' genoemd werden.

Anatole Paulus De Vis
Hij was één van de zonen van Carolus Ludovicus en werd geboren te Hekelgem op 9 maart 1856. Hij huwde met Joanna Maria Adolphine De Witte op 7 januari 1885. Zij was de dochter van Jan De Witte, zoon van de laatste griffier van de abdij van Affligem, die eveneens de broer was van Joanna Benedicta De Witte, echtgenote van Jan Baptist De Vis.

"Den Destel" op de hoek van de Brusselbaan en de Kerkstraat was een dorpscafé dat uigebaat werd door Adèle Callebaut. Zij zou omstreeks 1870 het Vlaamse volksgebruik van zandstrooien veredelen tot een kunstvorm.

Wat verder, nu omgebouwd tot De Hophoeve, stond de hofstede van Anatole Paulus De Vis. Pierre Van Ransbeeck kocht na de Tweede Wereldoorlog dit gebouw en vormde het om tot een herberg die hij "Het Zandtapijt" noemde. Dagtoeristen en schoolklassen kwamen er zijn zandtapijten bewonderen. Pierre Van Ransbeeck was ook één van de eersten in België om een klein pretpark te creëren. Naast allerlei speeltuigen voor kinderen liet hij achteraan deze eigendom een parcours bouwen voor autootjes. Ook een kleine trein die er rond reed was een attractiepool. Toen de hype rond de zandtapijten bekoelde groeide het in de jaren 1970 uit tot één van de bekendste restaurants uit de streek.
Vanaf het jaar 1704 liep er langs de hofstede van Anatole en zijn echtgenote Joanna De Witte al een kasseiweg die Brussel met Gent verbond. Ongeveer ter hoogte van de Hophoeve stond er een bareel. Wie er met paard en kar passeerde moest tol betalen voor het onderhoud van deze staatsbaan. Het was ook hier dat in een bedding naast de kasseibaan vanaf 1 februari 1904 de beruchte stoomtram reed, die later vervangen werd door een elektrische tram. Vanaf 13 oktober 1962 werd deze op zijn beurt vervangen door lijnbussen.

Uit het huwelijk van Anatole en Joanna werden zes kinderen geboren.
1. Henri (Hendrik) Adolf Eugeen De Vis, geboren te Hekelgem op 20 maart 1885 en aldaar overleden op 12 november 1949. Hij was hoogleraar-lector aan de universiteit te Leuven. Tevens had hij bijzondere interesse voor heem- en volkskunde en was hij bezeten door alles wat met molens te maken had. Hij deed zijn humaniorastudies te Hoogstraten, nadien studeerde hij aan de Gregoriaanse Universiteit te Rome en behaalde het doctoraat in Wijsbegeerte en Godgeleerdheid. Daarna verwierf Henri nog een doctoraat in de Bijbelkunde. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 deed België een beroep op hem om de leiding te nemen van de normaalschool in Rouen en dit ten behoeve van de Belgische studenten die naar Frankrijk waren gevlucht.
Na de oorlog werd hij godsdienstleraar aan de Rijksnormaalschool voor onderwijzeressen en regentessen te Laken en aan de Rijksnormaalschool voor landbouwhuiskundige regentessen te Laken.
Aan de Leuvense universiteit werd hij benoemd tot lector in de Ethiopische taal. Over heel Vlaanderen gaf hij lezingen over molens, de oudheid, kunst, munten en santjes en nog zoveel meer. Zijn belangstelling ging ook uit naar zijn geboortestreek, dat heerlijke heuvelland met haar historisch verleden en naar de mensen die er leefden.
Officieel was de voornaam van de professor Hendrik maar iedereen noemde hem Henri, af en toe  publiceerde hij ook onder de schuilnaam Henri Pauwels. Hij was jarenlang medewerker van het tijdschrift "Eigen Schoon en de Brabander". Heel wat interessante publicaties hierin zijn door hem geschreven.

Professor Henri De Vis was iemand die jarenlang ijverde voor het behoud van de windmolens en alleszins iemand met een groot inzicht. Zo lezen we in een nota van hem uit 1920:
"Een wijzen raad:
Dat de molenaars zich niet overhaasten om hun molen te onttakelen want ze zouden zich moedwillig kunnen beroven van een winstgevend bedijf. Door Ir. Van de Werfhorst werd de idee geopperd de molens te maken tot voedingsorgaan voor de elektrische centralen. De molens zouden dan een nieuwe functie krijgen: de windkracht omzetten in elektriciteit welke voor verschillende doeleinden betrokken kan worden, terwijl bij windstilte zij deze kracht kunne aanwenden als voortzetting van hun eigen bedrijf. De firma Siemens Schukert te 's Gravenhage houdt zich met de zaak bezig. Gelukken deze ingenieurs erin dit middel te vinden dan staan de molens een rijke en winstgevende toekomst tegemoet. Gelukkig de maalders die dan hun molen nog zullen bewaard hebben."

De molens stonden er toch maar werkloos bij en geraakten in verval. Waarom de bestaande windmolens dan niet gebruiken als experimentele windkrachtinstallaties? Als men de windkracht naar de turbines kon leiden en in elektrische energie omvormen en opslaan dan was dat het ei van Columbus, zeker omdat wind uiteindelijk niets kost. De professor had toen dus duidelijk een toekomstvisie over windkrachtinstallaties en het opwekken van groene stroom. 

De professor bezat ook een indrukwekkende verzameling oude munten. Hij was van plan om ze te schenken aan de abdij van Affligem maar Cyprianus Coppens die toen bibliothecaris was wou niet voldoen aan zijn tegeneis om deze munten permanent tentoon te stellen voor het publiek. Waar deze collectie dan uiteindelijk terecht gekomen is, blijft een raadsel.

Henri De Vis zijn vast adres was nooit op de molen zoals in sommige artikels wordt gesuggereerd. Hij woonde te Brussel-Laken in de Koninklijke Parklaan 14 en in de Rue des Artistes. Toen hij getroffen werd door een lange, pijnlijke ziekte zou hij wel terugkeren naar Hekelgem om er te sterven in het molenhuis.

2. Maria Clementia Charlotta De Vis, geboren in Hekelgem op 5 juli 1886 en er overleden op 23 december 1922.
3. Celestina Camilla Stephania De Vis, geboren in Hekelgem op 14 december 1887 en in Hekelgem overleden in het molenhuis op 12 augustus 1964.
4. Victor Joseph Arthur De Vis, geboren in Hekelgem op 2 juni 1890 en op jonge leeftijd overleden op 4 juni 1916. Hij studeerde nog aan de Katholieke Universiteit te Leuven.
5. Karel Desideer Petrus De Vis, geboren in Hekelgem op 21 december 1897 en aldaar overleden op 12 maart 1921.

6. Eugeen Maria Jozef De Vis. De jonge Eugeen De Vis, geboren in Hekelgem op 1 maart 1899, had het beroep van molenaar geleerd bij zijn peter Joannes. Eugeen was immers van kleinsaf actief op de molen, dus ook tijdens de periode dat de Chales van de melen er leefden en werkten. Vanaf 1922 was hij de molenaar van de nieuwe molen.
In datzelfde jaar was zijn vader Anatole eigenaar geworden van deze molen maar hij stierf kort daarna, op de leeftijd van 69 jaar in 1934. Anatole heeft op de Nieuwe Molen dus wellicht nooit gewoond en hij is er ook nooit echt molenaar geweest. Dit kunnen we afleiden uit zijn akte van overlijden waarin staat dat hij landbouwer was en dat hij overleden is in zijn woning gelegen aan de Brusselbaan. Behalve Eugeen De Vis hebben de andere kinderen van Anatole dus nooit op de Nieuwe Molen gewoond, zij werden geboren en groeiden allen op waar vandaag "De Hophoeve" is gevestigd.

Eugeen huwde op 23 augustus 1927 met Maria Josephina Antonia Roseleth. Zij was eveneens geboren in Hekelgem op 22 mei 1901. Uit dit huwelijk stamden voort:
- De Vis Henri. Hij werd geboren op 21 juli 1928 en was getrouwd met Van Lancker Geneviève. Henri was gewezen voorzitter van de fanfare "De Katholieke Gilde", en gemeenteraadslid van Hekelgem. Hij stierf op 12 juni 2009.
- De Vis Adolfine, getrouwd met Raymond Evenepoel .
- De Vis Paul, getrouwd met Mariette Van Geite, beiden overleden.
- De Vis Rosa, getrouwd met architect Jozef Gravez, gewezen burgemeester van Lede.
- De Vis André werd geboren op 28 november 1936 en bleef vrijgezel, hij overleed op 2 oktober 2006.

Langs moeders kant was André ook de kleinzoon van gewezen burgemeester Henri Roseleth, "Politiek Heintje" zoals hij wel eens genoemd werd. Hij was een fervent tegenstander van dei vant kloëster die gepoogd hadden om met de volledige erfenis van zijn grootoom Pastoor Van Lierde aan de haal te gaan. Dat de fusiegemeente Hekelgem-Essene-Teralfene in 1977 opteerde voor de naam Affligem was beslist een doorn in zijn oog. Op dit geschil wordt dieper ingegaan in het volgend hoofdstuk over de Van Lierdes.

Eugeen De Vis was de laatste molenaar van de Nieuwe Molen. Omdat de inkomsten uit deze bedrijvigheid steeds daalden schakelde hij over op de hopteelt. Binnen het plantenrijk behoort de hop tot de familie van de hennepachtigen. Deze slingerplant groeide initieel op staken van 6 à 10 meter. Na de ogost moesten deze staken echter uit de grond gehaald worden om in het voorjaar opnieuw rechtgezet te worden. Dit was omslachtig en door de kleinschaligheid was de opbrengst vrij beperkt. Volgens sommige bronnen was Eugeen De Vis de eerste hopteler in Hekelgem die een draadveld liet plaatsen door ambachtslui uit Poperinge.
De regio Aalst-Affligem-Asse werd het land van het groene goud genoemd omdat de hop welvaart bracht. Het was een arbeidsintensieve bezigheid, maar er waren arbeidskrachten genoeg in de regio en met deze teelt kon de boerenbevoking hun dalend inkomen aanvullen. Al snel zouden de hopvelden er het uitzicht van de streek gaan bepalen. We kunnen er van uitgaan dat de abdij van Affligem een voortrekkersrol heeft gespeeld in dit verhaal. Ze bezaten immers een brouwerij en we weten dat de Brabantse brouwers hop aan hun bierbrouwsels toevoegden omdat op die manier hun bier langer kon bewaard worden en een beter stabiliteit kreeg. Het was trouwens abt Godehard Heigl die in 1907 na een familiebezoek in Beireren, enkele hopstekken meebracht van de variëteit Hallertau. Vrij snel kende deze hopsoort een groot succes in onze streken omdat deze hopsoort zeer gewild was in Duitsland.
Het plukken van de hop gebeurde vooral op het veld, occasioneel ook op de binnenkoer van de molenaarswoning. Tot de opkomst van de hopplukmachiens, mindden de jaren 1960, werden de hopbellen manueel geplukt door vrijwilligers die op die manier wat konden bijverdienen. Er werd hiervoor 5 à 6 frank per geplukte kilogram betaald door de hopteler.
In 1960 liet Eugeen De Vis de hopplantage over aan zijn zoon Paul, hij was één van de eerste in Hekelgem die een hopplukmachine aanschafte. In de nis boven de oven van de hopast stond een beeldje van de Heilige Rochus, de patroonheilige van de hopboeren.
In de Sint-Michielskerk staat eveneens een prachtig beeld van deze heilige, die destijds in processie meegedragen werd. Ook de schilderachtige kapel op Nievel, te Meldert, werd aan hem opgedragen. Deze heilige moest dikwijls overuren maken want vooraleer de bellen kodnen gepluk worden, vergde dat van de hopteler niet alleen zwaar labeur maar waren er ook verschillende bedreigingen die de oogst konden doen mislukken. Wanneer het te nat was werden de hopranken gemakkelijk gecontamineerd door ziekten. "Het zwart" was dan de meest voorkmende maar ook de witziekte of de rode spin waren geduchte vijanden. Te droog was ook niet goed want dan geraakten de bellen niet mooi volgroeid. Nog een ander grote vijand waartegen de heilige Rochus het moest opnemen was de hopduivel. In een oude tekst staat er het volgende over: Hij bracht allerlei plagen en er waaide soms een forse wind, aangestoken door de hopduivel, die de ranken tegen de grond  gooide.
Wanneer het een goed jaar was voor de hopboeren en de prijs die ze voor hun bellen kregen attractief was dan had het geen belang meer of het de heilige Rochus was die de meeste wonderen verricht had of de chemische producten waarmee er royaal gestrooid werd.

Net zo als de windmolens raakte de hopcultuur eveneens in verval. Vandaag blijft er in de regio Aalst-Affligem-Asse dan ook niet veel meer van over. In Affligem werd het laatste hopveld gerooid in de zomer van 2007, meteen was de laatste herinnering weg aan die eens zo bloeiende cultuur. Gelukkig besliste het Gemeentebestuur wat later om een lochting, als levend monument, aan te leggen in het dal voor de abdij.

De oorlogen op de Molen De Vis

De windmolens in Vlaanderen waren getuige van heel wat veldslagen. De molens waren ook van strategisch belang omdat zij meestal op het hoogste punt uit de omgeving gebouwd weeden en dus goede observatieposten waren. Helaas waren zij ook frequent een doelwit voor de vijandelijke kanonnen. Tijdens de beide wereldoorlogen heeft de Molen De Vis telkens veel averij opgelopen.

De communciatievormen waren tijdens de eerste wereldoorlog nog vrij primitief, herinneren we ons de duiven die in Aalst hetzij gedood hetzij bij de Pupillen moesten binnengebracht worden. Toen de Duisers begin 1914 te Hekelgem aankwamen was dan ook een van hun eerste eisen om de wieken van de molens te verwijderen. De Duitse bezetter vreesde immers, niet ten onrechte, dat er met de stand van de wieken bepaalde boodschappen zouden doorgegeven worden aan het verzet.

Vooral de Nieuwe Molen of Molen De Vis was voor de Duisers strategisch gelegen want vanaf de Boekhoutberg konden ze de hele regio in het oog houden. Vrijwel onmiddellijk stelden de Duistse bevelhebers dan ook een batterij op achter de schuur. Dit oorlogswapen werd ontwikkeld tijdens WO 1 als verdediging tegen de vliegtuigen.
Verder werden er ook barakken op de weide geplaatst voor de molen en de schuur diende tot opslagplaats voor  hun munitie.
Zonder wieken konden de molens natuurlijk niet malen en al snel slonk de voorraad bloem om brood te bakken in de gemeente. Op 14 oktober 1914 stuurde de Hekelgemse burgemester De Witte dan ook een brief naar de opperbevelheber van het Duitse leger om de molen De Vis opnieuw in werking te stellen.

Den Heer Opperbevelhebber van het Duitsche Leger

   De ondergeteekende Burgemeester der Gemeente Hekelgem Braband verzoekt den heer Opperbevelhebber den windmolen van de kinderen De Vis in werking te laten stellen die sedert eenige weken reeds stilgelegd is. Ik zoude aan den heer Bevelhebber dit verzoek niet durven vragen dat het niet noodzakelijk was, het is voor het welzijn van al de inwoners die al zonder bloem zijn en in gansch de gemeente maar eenen molen in werking kan gesteld worden.
   Daar er voor het oogenblik in den omtrek geen gevaar is durf ik de hoop koesteren dat U mij dit verzoek niet zult weigeren waarvoor ik U in naam van al de inwoners van Hekelgem dankbaar ben.
   Aanvaard, Heer Opperbevelhebber, mijne gevoelens van ware hoogachting
                                                                    De Burgemeester
                                                                   (get.) Dewitte
Hekelgem, 14 October 1914
(Met zegel: GEMEENTEBESTUUR VAN HEKELGEM - BRABANT)

Na een betrekkelijke periode van rust zou in de nacht van Pinksteren 1917, tijdens een luchtaanval op het station van Denderleeuw, een groot kanon ontploffen. Acht soldaten bekochten dit met hun leven. De klap moet zo hevig geweest zijn dat zelfs de ruiten van de Nieuwe Molen ervan sneuvelden.

Wat de beraming van de oorlogsschade uit WO 1 betreft lezen we uit een handgeschreven document het volgende: "De kinderen De Vis maalders, Hekelgem. Den 1 Maart 1918 zijn de duitsche soldaten hier gekomen en hebben op onze weide 4 canons geplaast en de 15 april 1918 zijn zij hier vertrokken, en hebben zij in de salon hun verblijf en woonst gehad gedurende 18 dagen. Dan op 26 april 1918 zjin zij hier weder gekomen en werden er weder 4 kanons geplaatst, en den 8 november 1918 zjijn zij van hier weder vertrokken."

En dan volgt een opsomming van de geleden schade. Hieruit blijkt dat de Duitsers meerdere keren gedurende de vier jaar durende oorlog op de Nieuwe Molen hun opwachting gemaakt hebben. De belangrijkste schadeposten die achteraf door de bewoners vermeld werden waren:
- Schade der weide waarop zij 4 kanons en barakken geplaatst hebben
- Schade aan de omheining der weide
- Ongedorschen tarwe strooi voor 58 paarden
- Gedorschen strooi voor hun beddezakken
- Wij hebben de poorten en deuren moeten open houden dag en nacht, de eerste week zijn wij bestolen geweest van 800 kilo patatten
- De tweede week zijn wij in de kelder bestolen geweest van vleesch, vet, boter en brood
- Van een muur, hoek afgereden en poort kapot gereden
- 3 ruiten gebroken
- Een grote ijzeren ketel gestolen
- 50 zakken haver opgeëist zonder bon in 1914
- 5 bomen gestolen
- 40 kilo pinnekensdraad opgeëist
- Muur beschadigd door de Duitsche kanons

Verder maakt men ook nog gewag van verschillende "reizen" met paard en kar naar Denderleeuw, Erembodegem, Asse enz. We gaan er dan ook van uit dat de bewoners dit moesten doen in odracht van de bezetter. In totaal werd de berekende schade op ongeveer 5.000 frank geraamd.

WO I, ook de Grote Oorlog genoemd, duurde tot 11 november 1918. Ongeveer 68 miljoen soldaten werden gemobiliseerd en daarvan sneuvelden er zo'n 9 miljoen.

Het verdrag van Versailles is van grote invloed geweest op het uitbreken van een nieuwe oorlog. In dit verdrag stond dat Duitsland 132.000.000.000 mark schadevergoeding moest ophoesten. Ook werden ze gedwongen om gebieden af te staan aan Frankrijk, België en Polen. Daarboven op werden hun koloniën afgepakt, ging hun steenkolenproductie uit het Saarland naar Frankrijk en mochten zij slechts een beperkt leger hebben zonder vlieguigen noch oorlogsschepen. Het Duitse volk en de legertop voelde dit als een messteek in hun rug. Onvrede van de bevolking tegen de regering in de geallieerden was het resultaat.

In 1929 kwam daar dan nog een economische crisis bij met als resultaat veel werkloosheid en fabrieken die één voor één failliet gingen. In deze context kon iemand als Hitler met extreem rechtse ideeën de macht grijpen; onder zijn leiding begon Duitsland zich te herbewapenen zonder dat de Europese landen ingrepen.

En dan werd het opnieuw oorlog. Vanop hun molen zag de familie De Vis hoe op 10 mei 1940 de Duitse vliegtuigen overvlogen richting Aalst. Het eerste machtsvertoon in deze oorlog kwam dus vanuit de lucht. Als gieren cirkelden de Messerschmitts boven de Zeebergbrug en de Sint Annabrug, doken dan omlaag en dropten hun bommen. Nadien klommen ze weer omhoog en via Erembodegem vlogen ze terug richting Duitsland. Lea Van Nieuwenborgh, een vrouw van amper negentien jaar, dat op weg was naar Aalst om zich een nieuwe hoed aan te schaffen voor de bruiloft van haar oom was het eerste burgerslachtoffer van Hekelgem. Haar naam staat gebeiteld op het oorlogsmonument naast de parochiekerk. Het was een bloedige bladzijde uit de Belgische geschieddenis waarbij maar liefst 6500 burgerslachtoffers vielen te betreuren. Anders dan in WO 1 stierven zij vooral door luchtbombardementen.

Uit een brief van Eugeen De Vis kunnen we opmaken dat op zaterdag 18 mei 1940 rond 19 uur, zo'n 150 soldaten op de molen aankwamen. Ze installeerden hun kanonnen op de weide. Eugeen schrijft hierover: De Duitsche legers, bij de beschieting van Aalst, hebben er hun batterijen opgericht, en de geallieerde legers van den overkant van den Dender, namen den molen als mikpunt voor hun bombardement. De kap heeft het zwaar moeten verduren.

Deze gruwelen en de herinnering aan de oorlog 1914-1918, die nog vers in het geheugen zaten, deed velen besluiten om op de vlucht te slaan. Ook Eugeen De Vis besliste in die dagen van onzekerheid om met zijn huisgezin het hazenpad te kiezen. Het hoederecht over molen en veestapel werd overgedragen aan twee knechen. Eugeen beschikte over en grote auto waarin zoveel mogelijk proviand opgeslagen werd. Zijn zus Stefanie en onderpastoor Van Oostveld vonden ook een plaatsje in de auto. Deze laatste zou meerijden tot net over de Franse grens en vandaar zelf verder reizen.

De familie van Eugeen De Vis vond in Frankrijk onderdak bij de burgemeester van Diévalle, een gemeente gelegen in het departement Pas-de-Calais. Daar was het echter ook niet veilig want op een nacht werd dit dorp eveneens gebombardeerd. Alle weerbare mannen werden vervolgens door de Duitsers opgeëist. Ook Eugeen ontsnapte hieraan niet en onder bewaking van Duitse soldaten werd de groep weggeleid. Omdat hij voor de oorlog occasioneel hop opkocht kende hij verschillende handelaars die voor Duitse brouwerijen werkten. Hij geraakte in gesprek met één van de soldaten die de kolonne begeleidde en die afkomstig was uit een streek waar bier gebrouwen werd. Deze soldaat was blijkbaar niet fanatiek want hij toonde begrip voor het feit dat Eugeen zeven familieleden (zijn vijf kinderen, echtgenote en zus) aan hun lot had moeten achterlaten in Diévalle. Elke soldaat had evenwel de opdracht gekregen dat hij op iedereen moest schieten die de rangen verliet of op de vlucht sloeg. Nadat Eugeen zich had laten afzakken tot helemaal achteraan de groep, liet hij zich in een gracht vallen. Zoals onder elkaar afgesproken schoot "de brave soldaat" tweemaal naar hem maar niet gericht. Eugeen De Vis kon ontsnappen en nadat hij zich herenigd had met zijn gezin in Diévalle keerden ze terug naar Hekelgem. Terug thuis waren de Duitse soldaten vertrokken maar zat het huis en de molen vol vluchtelingen.

Later zouden de Duitse soldaten opnieuw terugkeren naar de molen. Een deel van de molenaarswoning werd dan opgeëist door de bevelvoerders. Vanop de molen konden de Duitsers immers de Dendervallei en Aalst beheersen. Op de molenkap werd ook radioapparatuur geplaatst. Wellicht daarom dat er specifiek door de geallieerden naar geschoten werd. De ergste schade werd geleden tussen 18 en 20 mei 1940, tijdens gevechten tussen de Engelse en Duitse legers.
De soldaten vertrokken op zondag 19 mei omstreeks 11 uur. 's Anderendaags keerde echter een nog grotere groep van zo'n 20 soldaten terug naar de molen. Om met hun wagens te kunnen passeren, schrijft Eugeen De Vis, moesten ze de haag wegkappen, piketten uittrekken en de draad van de omheining doorknippen. Zij kampeerden er tot op dinsdag 21 mei.

Dat er ook in de fusiegemeente Affligem zwaar gevochten is blijkt o.a. uit het feit dat er twee gesneuvelde Britse soldaten namelijk captan JE Upton en H Haigh van the kings royal Hussars, begraven liggen naast de kerk van Teralfene.

Op zaterdag 1 juni 1940 reed Hitler op de Brusselbaan, dus vlak voor de molen De Vis, voorbij . De führer was die voormiddag op het vliegveld van Evere geland en reed in een kolonne voertuigen van het Führer-Begleit-Bataljon naar het Westfront. De bedoeling was om er de slachtvelden te bezoeken waar hij tijdens WO1 zelf gevochten had.

Adolf Hitler zelf zat in een imposante Mercedes, daarachter de auto van Generaloberst Keitel, en dan nog een voertuig voor de adjudanten en twee voor het beveiligingspersoneel. De tweede groep telde een peloton motorrijders, een luchtafweergeschut en een reserveauto. Daarachter volgde nog en pantservoertuig, een veldkeuken en het voertuig met voorraden en bagage. Via Erembodegem en Aalst reden ze dan naar Gent en verder door naar West-Vlaanderen. Hitlers fotograaf Heinrich Hoffman  samen met SS Untersturmführer Linge, brachten deze reis in beeld en voorzien van commentaar. In die dagen was het behoorlijk druk op de Brusselsche Steenweg (vandaag de Brusselbaan). Niet alleen waren er Duitse troepen die al zingend voorbijtrokken maar ook groepen vluchtelingen en Belgische krijgsgevangenen die er passeerden. Veel miserie dus.

Wanneer de Duitsers op het einde van de oorlog vertrokken uit het molenaarshuis kreeg de famiie De Vis hun privacy nog niet terug want dan hebben de Engelsen er zich op hun beurt ingekwartierd.

Op het einde van WO II stortte er nog een vliegende bom in de omgeving van de molen neer. Zo'n V1 was 8 meter lang en een soort onbemand vliegtuig dat met een katapultinstallatie werd weggeschoten. Wanneer een vooral bepaalde afstand was afgelegd, dook het wapen omlaag en explodeerde.

Het dossier "oorlogsschade " dat na de oorlog opgemaakt werd door de familie De Vis bestond uit drie delen.
1) Schade door de beschietingen aan de gebouwen
2) Landbouwschade
3) Plunderingen
Uit deze laatste rubriek kunnen we opmaken dat de plundering belangrijk was. Het betrof:
- 500 eieren en 30 kilo spek. Dat lijken op het eerste zicht een hoop eieren maar in een geschrift vonden we de samenstelling van het landbouwbedrijf terug en op het moment van de bezetting bleek dit te bestaan uit 300 stuks pluimvee. Verder bestond de veestapel nog uit 12 runderen, 3 zwijnen, 4 schapen en 2 paarden.
- 70 wijnflessen (de auteur schrijft er voor alle duidelijkheid nog 'gevuld' bij.)
- 300 kilo haver en 150 kilo kortmeel
- Een wollen matras, 4 lakens, 4 dekens, 4 hemden en een paar manskostuums.
- Totaal geraamd op zo'n 10.000 fank.

Wat de landbouwschade betrof was de zwaarste verliespost een Brabants trekpaard dat omgekomen was bij de beschieting van de stallen.

Verder waren er op het terrein loopgrachten gegraven die opgevuld moesten worden en was er ook sprake van 17 putten veroorzaakt door obussen die eveneens moesten gedicht worden.

Om de uitkijk te vergemakkelijken hadden de soldaten ook al de ruiten van de molen kapotgeslagen en werd er melding gemaakt van schade aan omheiningen en beplantingen. Zo waren er een aantal fruitbomen omgehakt om hun schootsveld vrij te maken en om de batterij met artilleriestukken te camoufleren.

Midden de oorlogsjaren, op 17 juli 1942, dienden de toenmalige eigenaars: De Vis Eugeen, De Vis Henri en De Vis Stephania een verzoek in bij de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen om hun molen te laten klasseeren (beschermen als monument). Op 18 maart 1943 kregen ze van deze commissie een brief terug met volgende inhoud: De Nieuwe Molen is zeer belangrijk. Hij dagteekent van 1827 en is nog in bedrijf. Hij is daarenboven zeer schilderachtig gelegen. In overleg met het Provinciaal Comiteit zijn wij van meening dat de klasseering gewettigd wordt door de esthetische en oudheidkundige waarde van den windmolen. De Bestendige Deputatie heeft in hare zitting van 3 maart 1943, nopens de voorgestelde rangschikking een gunstig advies uitgebracht.

Dat de oorlog in die periode nog volop woedde in onze streek illustreert het feit dat in de nacht van 3 op 4 juli 1943 een Short Stirling bommenwerper als een vuurbal naar beneden stortte. Brokstukken vielen wijd verspreid en de romp kwam uiteindelijk terecht op de Kaaalbert in Moorsel waar hij explodeerde door het ontploffen van de boordmunitie. Alle zeven bemanningsleden stierven in dit inferno. In de staartkoepel van het toestel, dat afgebroken was, zat nog de vastgeriemde schutter die de mitrailleurs bediende. Hij was nog in leven toen men hem vond maar bezweek later ook aan zijn verwondingen.

Het waren dus op zijn minst troebele tijden toen op 27 september 1943 de Nieuwe Molen als monument beschermd werd om zijn artistieke, oudheidkundige en historische waarde. Ook de Oude Molen, waar toen Omer Leurs eigenaar van was, kreeg hetzelfde statuut. Een beetje raar dat dit gebeurde middenin de oorlogsjaren op en moment dat de molens het zwaar te verduren hadden. De reden hiervoor lag misschien bij de kunstzinnige goedwilligheid van Prins Karel die toen Regent van België was? Het was ook hij die op 9 februari 1946 het beschermingsbesluit definitief bekrachtigde.

Vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Nieuwe Molen het zwaar te verduren gehad. Zowel de molenkap als het metselwerk waren beschadigd door artillerievuur. Daarenboven had het gebulder van de kanonnen die in de nabijheid geplaatst stonden hem doen trillen op zijn grondvesten. Wellicht hierdoor zaten er een paar scheuren in de muren. Ondanks zijn pril statuut van beschermd monument verkeerde de molen tijdens en vlak na de oorlog dus al in een relatief slechte staat. Op aanvraag van Henri, Stephanie en Eugeen De Vis werd MIchel De Stobbeleir, ingenieur-architect als deskundige schatter aangesteld om de schade door het oorlogsgebeuren aan hun eigendom vast te stellen.

NIet alleen het oorlogsgeweld had trouwens schade veroorzaakt maar zowel de Engelse als de Duitse troepen hadden de molen ook gebruikt als observatiepost. Deze laatsten hadden hiervoor het dak zelfs gedeeltelijk afgebroken.

Uit het verslag dat opgemaakt werd door de deskundige vielen de kosten voor herstel toen uiteindelijk nog mee. Dakbedekking, timmerwerk, schrijnwerkerij, glaswerk, metselwerk en verfwerken werden gezamenlijk geschat op 25.911 frank. Dit bedrag zou later door de Provinciale deskundige van het Ministerie van Openbare Werken teruggebracht worden op 15.315 frank.

Uit de briefwisseling die volgde kunnen we opmaken dat hier uiteindelijk geen gevolg aan werd gegeven en dat de nodige herstellingen dus niet gebeurden. Wellicht was de oorzaak dat de wederopbouw van het land na WO II meer middelen vroeg dan de Overheid voorhanden had en dat infrastructuurwerken die de economische bedrijvigheid terug op gang konden brengen voorrang kregen. Een snelle betaling van de oorlogsschade aan de eigenaar had de oplopende kost de volgende jaren nochtans kunnen vermijden.

Met lede ogen zag men hoe de volgende jaren de windreus verder verkommerde. Een nieuwe poging om de molen te laten herstellen werd ondernomen in het jaar 1949. Het constructiewerkhuis Mariman & zonen uit Zele maakte een nieuw bestek op. Daar waar de schade vlak na de oorlog nog geraamd werd op 25.911 frank was het bedrag nu aangedikt tot 187.500 fank.

Onderaan het bestek voegde de ondernemer er nog volgende zin aan toe: Deze werken zouden dringend moeten uitgevoerd worden gezien het groot gevaar van instortingen welke het huis en de bewoners bedreigen.

Oeverloze discussies en gezoek naar verantwoordelijkheden draaiden verder op niets uit. In 1958 werden op last van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen de molenroeden tot tegen de askop afgezaagd omdat ze schade konden toebrengen aan het molenaarshuis en een gevaar vormden voor de bewoners.

De laatste poging door de familie De Vis om de Overheid te betrekken in de restauratie van de molen was in de jaren 1961-1962. Niet veel later op 20 december 1963 overleed trouwens Eugeen De Vis te Hekelgem.

Uiteindelijk werd het begin van het einde ingeluid met de brief van L. Moulin, inspecteur van Monumenten en Landschappen: De Technische gebouwendienst van de Provincie Brabant hebben een lastenboek en een bestek opgemaakt en de werken op ten minste 1.770.300 frank geschat. De uit te voeren werken mogen niet meer als restauratie aangezien worden, maar wel als de totale vernieuwing van het gebouw, en in dat geval niet nodig om de artistieke waarde van het gebouw te bewaren. In dat geval zou de deklassering van het gebouw moeten voorzien worden.

Het woord declassering (ophef van bescherming) viel hiermee dus voor de eerste keer. In een latere brief van 13 september 1966 van de bevoegde minister aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen stelde hij voor de bescherming op te heffen op basis van volgende feiten: noch de eigenaar, noch de gemeente beschikken over de nodige financiële middelen. De gemeente wilde namelijk 25.000 frank aanbesteden en de eigenaar 15.000 frank. Dit laatste bedrag was de som die de eigenaar van de Staat verwachtte, wegens de oorlogsschade veroorzaakt in mei 1940. De volledige restauratie wordt ondertussen echter reeds op ongeveer 2 miljoen frank geraamd.

Ondertussen waren alle activiteiten op de Nieuwe Molen gestopt in 1949, alhoewel een enkele bron ook gewag maakt van 1952.

De schouw van de stoommachine was een volgend slachtoffer van de totale aftakeling want tijdens een westerstorm in 1953 waaide ze omver.

In januari 1974 stond er het volgend artikel in de Nieuwe Gids: Met lede ogen heeft men het bittere einde van de molen De Vis te Hekelgem tegemoet gezien. Erg toegetakeld, bijna verguisd gaat deze trots van West-Brabant teloor. De jongste winters, alhoewel eerder zacht, zijn de molen op de Boekhoutberg fataal geworden, vooral de vorst bracht hem harde slagen toe. De molen biedt nochtans een enig uitzicht op Dendermonde, Sint-Niklaas, Ninove, Geraardsbergen en de Dendervallei. Deze windreus is als het ware vergroeid met het landschap. Op de Boekhoutberg, eertijds de meest strategische plaats voor de Vlaamse en Brabantse legers, kampeerde in 1356 Lodewijk van Male met zijn Vlaamse legerbenden toen hij Brabant binnenviel. Op die plaats bouwde Jan-Baptist De Vis zijn molen.

In 1977 ondernam André De Vis uiteindelijk de allerlaatste poging op de Nieuwe Molen te restaureren. Het heikel punt bleef echter de hoge kostprijs en vooral de vraag wie voor die kosten zou moeten opdraaien. De eigenaar argumenteerde als particulier niet in staat te zijn om de molen te vrijwaren tegen verval en de Rijksdienst voor Monumenten en Landschapszorg voelde zich ook niet geroepen.

De molen was nochtans goed te herstellen geweest aangezien het binnenwerk vrij goed bewaard gebleven was. Wellicht daarom pleitte in 1990 de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen nog het volgende: Molen De Vis is de meest monumentale Brabantse molen en de situering in een groter geheel met woonhuis, stallingen, schuren, toegangspoort en erf, evenals de inplanting op de Boekhoutberg zijn pluspunten.
Door het pingpongspel tussen beide partijen gebeurde er echter niets en met het verloop van tijd ging de aftakeling verder en liepen de kosten voor een eventuele renovatie steeds maar hoger op. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen waagde zich zelf niet meer aan een nieuwe schatting maar in een teruggevonden kladberekening van de familie De Vis begrootte deze de totale kostprijs voor het herstel toen op ca. 15 miljoen frank.

Op 6 januari 1992 tekende Vlaams minister Louis Waltniel tenslotte het Koninklijk Besluit tot de deklassering van de molen. Het KB werd gepubliceerd in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 18 juli 1992. Ziehier hoe een dubbeltje rollen kap: op 5 oktober 2009 werden de molen en de molenaarswoning vastgesteld als bouwkundig erfgoed...

Er was toch één bewoner van Hekelgem die hierop reageerde toen hij dit nieuws via de dagbladen vernam. Hij schreef een brief in oktober 1992 naar de minister met de vraag waarom de bescherming van deze molen werd opgeheven. Hij kreeg een antwoord van Vlaams minister Johan Sauwens met de laconieke melding: De bescherming van de molen De Vis in Affligem werd door mijn voorganger opgeheven. De reden van deze beslissing is mij niet bekend. Ook Lieven Denewet van Molenzorg Vlaanderen vzw toonde zich ongerust, niet enkel omwille van de molen zelf, maar ook omdat de ophef van bescherming een precedent kan vormen voor eigenaars die hun monument niet onderhouden.

Daarmee was de kous af en niets stond nog een afbraak in de weg. Op vrij korte termijn verloor Hekelgem op die manier een tweede beschermd gebouw. Na de deklassering in 1985 was immers ook het gebouw dat bekend stond als De Apotheek in de Kerkstraat al afgebroken.

André De Vis was de laatste telg van de familie die op het molenaarshuis naast de romp van de Nieuwe Molen achterbleef en dit tot zijn overlijden in 2006.

De Nieuwe Molen bleef verder met de familie De Vis verbonden tot in het jaar 2015.
Om uit verdeeldheid te treden werd de molen met het molenaarshuis dan openbaar verkocht in het restaurant Loanton te Affligem en dit op donderdag 30 april 2015. Als notaris was Yves De Ruyver uit Liedekerke aangesteld. De hoogste bieder was Frans Krauch uit Hekelgem. Gelukkig kwam deze historische eigendom bij hem in goede handen terecht en wordt het geheel nu hersteld. Doordat de bescherming van de molen werd opgeheven, zijn er enerzijds geen overheidssubsidies voorzien maar kan de eigenaar anderzijds de werken onmiddellijk aanvatten zonder een restauratiedossier af te wachten.

De dagboeken

Dankzij de stamvaders Joannes, Judocus en Jan Baptist die de gewoonte hadden om een dagboek bij te houden komen we veel over hen te weten. Toen het Moljers Hof (bij de houten windmolen van Meldert) leeggemaakt werd had een van de nazaten van Isidoor-Hubertus gelukkig de reflex om deze dagboeken te bewaren.

Het eerste dagboek begint omstreeks 1733 en eindigt rond 1767. Dit is hoofdzakelijk een kasboek waarin alle inkomsten van interesten en pachten opgeschreven werden. Joannes De Vis noteerde  er occasioneel ook enkel merkwaardige gebeurtenissen en aangelegenheden in. Hij had echter een moeilijk leesbaar geschrift en wellicht vonden zijn directe nakomenlingen het nodig om een aantal zaken over te  schrijven in een tweede dagboek.

Zo schrijft Joannes De Vis, molenaar op de watermolen te Meldert het volgende:
"Ick jan de vis ben geboren de 20 janua(ri) 1699, ick ben getraadt met Ana van Lierde den 22 februarius 1721 en wat verder Ick Jan De Vis ben weder getraad met caataarina van Immerseel den 13 December 1731.

In ditzelfde dagboek schrijft Judocus De Vis: Ich Judocus De Vis en Anne Maria Vanden Houte hebben het H. Sacrament van het Houwelyck ontfangen op 29 Januarius 1777.

Hij vermeldt daarin ook de geboorte van zijn zoon Jan Baptist in 1778. Zijn peter was Joannes Vanden Haute en zijn meter Catharina Van Immerzeel. Judocus noteert er ook de overlijdens van zijn ouders in:
Memorie Van de Doodt. Jan De Vis mijnen vader is gestorven den 2 Augustis 1768 hout omtrent 69 jaren. Ende Catharina Van Immerseele, mijne moeder den 7 April 1780 hout omtrent 76 Jaren bidt voor de Zielen.

Ook een eerste feit dat verband houdt met de bouw van de Nieuwe Molen werd genoteerd:
Den 18 september 1806 van weduwe Sas gekocht in publique venditie Eenen eyken boom dik zijnde 8 voeten, 2 duymen, lang omtrent 40 voeten staende in haeren Bosch genaemt mollekens broek mits schriftelijk consent van te mogen blijven staen wassen tot 1 january 1825.

En wat later: Van dezen boom is eene asse toe Boekhout ingesteken den ... 1827. Dit wijst erop dat men met de bouw van de Nieuwe Molen volop bezig was in het jaar 1827 en dat men jaren voordien al het hout gekocht had dat moest dienen voor het binnenwerk van deze windmolen.

De familie De Vis noteerde in deze dagboeken verder ook allerlei geldtransacties zowel positieve als negatieve. Zo vinden we er in terug dat zij bij bepaalde personen geld leenden. Deze werden doorkruist wanneer de lening vereffend werd. Isidorus Hubertus De Vis schrijt hierover het volgende: Aan Alberic Felix Polydore G. Ridder de Formanoire de la Lazerie en zijn echtgenote: 10.000 frank. Aan Jules Charles Jean Marie Octavie Van Doorslaer, grondeigenaar te Hamme: 5.000 frank. Aan mejuffer Jeanna Lantsheere, grondeigenaar wonende te Gent: 10.000 frank.

We vinden er ook allerlei vermeldingen in over hun molens: den staek in onze molen is lang 22 1/2 voeten zonder den nok, dik van onder aen de klauwen 29 1/2 duymen, aen den zetel 27 duymen, en waer den zetel aengewerkt is 23 duymen vierkant, het spek is er aengebleven behoudens de schorsse.

Notitie over het witten en over de aankopp van een molensteen op 27 juli 1785: als men wilt witten moet nemen toe ider steen Calck Vlaenders gewicht een vierendeel Lackmos.
den 27 july 1785 is gekocht eenen molensteen voor den Grooten molen wesende dick 18 1/2 duijmen brabants, voor de somme van 62 fransche Croonen ende 10 Croonen voor tuijs te brengen, van Roubaix naer Meldert maeckt 't samen 236-4-0.

Op een ander blad staan dan weer tekeningen en maten van molenstukken, o.a. van een borst en van de roeden.

Over de Franse bezetting schrijft Jan Baptist het volgende: Op den 11 november 1796 syn de Religeusen van Afflighem tusschen 11 en 12 uren voor den noen door militari gewelt en slaende trommels uyt d'Abdye gedreen en syn gaen woonen tot Eerembodegem op het Casteel van Overham.

Volgende passage illustreert dat ook de bewoners van de molen niet ongemoeid werden gelaten: Op den 20 september 1802 ten 1 uren in den nacht syn de bregans ofte binders (dieven die de voeten vastbonden) hier gekomen en hebben met alle macht de deuren open gebroken en alles gerooft cleeren en lijnwaert gelt etc. immers soo veel als sy wilden ofte conden mede slypen, sy hebben besig geweest met in te breken ontrent een groote alf ure en syn vertrocken het caert naer den 2en den selven nacht.

Een van de terugkerende thema's in deze geschriften was het weer. Zo werd het verhaal over een felle hagelbui als volgt beschreven: Den 3 Augustii 1783 naer middag onder het Lof heeft het alhier gehaegelt soo dat de middelmatige hagelbollen waeren de groote van Een hinnen hey.

Tevens werden in de dagboeken allerlei remedies en middeltjes opgetekend: Remedie voor het kwaed zeer of hoe syne causens ofte snitdoeken te wasschen al oft sy nieuwt waeren, hoe schilder vernis te maken of nog remedie voor 't swert van de terwe.

Na inzage van deze dagboeken kunnen we besluiten dat ze meer waren dan alleen maar het even stilstaan bij de gebeurtenissen van het leven. Voor de familie De Vis was het erin schrijven beslist iets van een hogere orde.

Zoals al te lezen was in de historiek van de familie De Vis vond Jan Baptist, die molenaar was te Meldert, zijn grote liefde in Hekelgem. Hij werd er verliefd op Joanna Benedicta De Witte en huwde met haar op 15 juni 1808.

Op de Boekhoutberg, een heuvel in het Pajottenland, bouwde hij met stenen uit de streek een korenwindmolen, met ajuinvormige zetelkap. Daar vertoefde deze bergmolen zich jarenlang in het gezelschap van zijn broer, de Oude Molen.

Vanaf toen maakte men in Hekelgem het onderscheid tussen de "oude" en de "nieuwe " molen. Beide windreuzen bepaalden de horizon en leken voor eeuwig vergroeid met het landschap.

Herinneren we dat het op initiatief van vooral Engeland was, die een sterke bufferstaat wou tegen Frankrijk, dat op 21 januari 1814 Noord en Zuid Nederland met Luxemburg herenigd werd tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Omdat er geen korenmolens mochten opgericht worden zonder Koninklijke toestemming, schreef Jan Baptist op 13 november 1826 een brief naar de Koning der Nederlanden, Prins van Oranje'-Nassau en Groot-Hertog van Luxemburg. Hij voegde er nog een stratenschets met specificaties en de wijze van inplanting aan toe.

Van deze vorst is geweten dat hij van alles op de hoogte wou zijn en dat hij zich met allerlei pietluttigheden bezighield. Het was dan ook niet ongewoon dat wanneer er plannen gemaakt werden om een nieuwe molen op te richten dat dit verzoek aan hem persoonlijk moest gericht worden.

Alvorens hij met de bouw van de nieuwe molen kon aanvrangen moest Jan Baptist De Vis in die jaren dus een koninklijke vergunning heben. De administratieve molen draaide toen blijkbaar ook al traag want de uiteindelijke toelating om de molen te bouwen kwam er pas op 21 april 1827. Het document was wel degelijk ondertekend door Willem van Oranje, koning der Nederlanden.

Hierna volgt de integrale brief die Jan Baptist De Vis richtte aan koning Willem II.

Aan Zyne Majesteit de Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog vn Luxemburg, etca., etca., etca.

Sire!

   Vertoon met de diepste eerbied Jan Baptist De Vis molenaar, woonende te Meldert, Distrikt van Aelst, provincie Oost-Vlaanderen, dat hy voornemend is eenen steenen Koorn-Wind-molen in de gemeente Hekelghem, Distrikt Brussel, Provincie Zuid-Braband, op te rigten.
   Maar terwyl er, agtervolgens de bestaande Wetbeschikingen, geen Korenmolens mogen worden gebouwd of opgerigt zonder dat daartoe vooraf Uwe Majesteits toestemming gevraagd en bekome zy, zoo smeekt de Rekwestrant hem te vergunnen de noodige autorisatie.
   Om Uwe Majesteits bemagtiging te ontmoeten dient de Rekwestrant zich aanmatigen de volgende opmerkingen:
   De bedoelde oprigtingsplaats, afgemaakt in de nevens gevoegde schets, is een heuvel door de natuur geschapen, wiens aard tot de landbauw ongeschikt is; en door de stigting van een molen krygt ze een merkelyke waarde die aan de staat en volkeren nuttig is.
   Deze nuttigheid, in het belang der volkeren, komt des te beter voor als men bewust is dat de aangetoonde plaats zich bevind in de grootste huizenvergadering van Hekelghem, welke gemeente 1700 zielen telt en slechts een graanmolen bezith.
   De nabyheid van een aanzienlyke brandery onlangs gesticht om'er eerstdags in volle bewerking van te komen door den heer Dooms van Lessen mag ook gerekend worden onder de betrachtingen van dezen molen.
   Aanmerkelyker is nog des Rekwestrants begeerte om aan een zyner zoonen, in den voorgenomen stigting, door het beroep van molenaar een eerlyk bestand middel agter te laten; dewyl een tweede zoon diergelyk bestaan zou vinden in de bewerking van zyn eigen molen te Meldert.
   Allen die bedenkingen door handellust en algemeen belang voortgebracht; en byzonderlyk uwe Majesteits goedwilligheid vleijen de rekwestrant met eene gunstige antwoord: In die afwachting heeft hy de eer met de allerdiepste eerbied te zyn.
   Sire!
   Van Uwe Majesteit,
   Uw zeer oodmoedigen en zeer getrouwen Dienaar

Meldert, 13 9ber (november) 1826.    

De nieuwe molen werd gebouwd op de westflank van de Molenberg, 72 meter boven de zeespiegel. Door de Hekelgemse bevolking toen Hoog Boekhout genoemd. Deze stenen bergmolen was gelegen op de grens met Erembodegem en een tachtigtal meter verwijderd van de Brusselbaan. Heel precies staat de molen op sectie D nr 17b, op een perceel van 35 a 40 ca. Samen met het molenaarshuis en de weide langs de Molenberg besloeg deze eigendom 1 ha 60 a 20 ca.

Wanneer we oude foto's bekijken zien we links van de molenromp een berm en vooraan aan de rechtse zijde staan er gebouwen. Wat dit de oorspronkelijke woongelegenheid? Toen de molen in werking gesteld werd bestond de molenaarswoning immers nog niet. Deze werd pas in 1835 gebouwd, zo geven de ankers in de zijgevel althans aan. Het is dus mogelijk dat de molenaar in afwachting van de voltooiing van het woonhuis in deze lokalen gewoond heeft. Oorspronkelijk was het molenaarshuis niet zo hoog als vandaag. Men wou immers vermijden dat het gebouw de windvang van de molen zou hinderen. Daarom werd alles zo laag mogelijk gehouden en was de plafondhoogte van de verschillende kamers aanmerkelijk lager dan vandaag. Op de zolderruimte kon men zelfs niet rechtstaan. Toen de molen niet meer aangedreven werd door wind maar door een stoommachine besloot men de zolder te verhogen.

Naast het molenhuis werden er later ook stallingen, een schuur en bijgebouwen opgetrokken.

In het prille begin werd de molen alleen gebruikt om graan te malen, nadien werd hij ook aangewend om olie te persen uit koolzaad. Via een ingenieus systeem met kamwielen en riemen kon ook de dorsmolen die zich in de schuur bevond aangedreven worden. Een wanmolen werd soms ook op deze installatie aangesloten. Een drijfrad en een riem erbij volstonden dan weer om een raapmolen of rondzaag in werking te zetten. Dit deed de boeren zeggen: op de molen gaat alles met de wind, nu nog een riem aan de wieg en dan is 't perfect.

Om windstille dagen te kunnen opvangen werd er door Louis Baillon uit Dendermonde een stoommachine geplaatst. Op de foto hiernaast kan men de schouw zien die hiervoor werd opgericht. Deze stoommachine was operationeel tussen 1883 en 1913. Nadien werd deze niet meer gebruikt omwille van de grote kosten die dat met zich meebracht en draaide de molen opnieuw op windkracht.

Op 27 november 1928 werd door de firma Koppen & Frings een petroleummotor (ruwe oliemotor) geïnstalleerd. In 1928 draaiden de wieken voor de laatste keer.

Raymond Van Geite vertelde volgende blijvende herinnering over Molen De Vis: Soms mocht ik als kind op de kar met mijn vader meerijden naar de molen. Dat was een hele belevenis. Na wat dokkeren over de hobbelige kasseistenen van de Mazits reden paard en kar de molen binnen. Uit een luik kwam dan een ketting naar beneden. De zak graan werd vastgemaakt en omhoog gehesen. Als kind dacht ik: die kan nooit door die opening maar toen klapte een ander luik open en verdween de zak als in de muil van een dier want dat luik klapte ook meteen weer dicht. Die binnenruimte van de molen had iets geheimzinnigs, zo in het halfduister... Het was er binnen ook vrij ruim want mijn vader kon er met paard en kar naar binnen rijden en omkeren ook want op een boerenkar stond er geen achteruit.

Vermelden we tenslotte nog dat vanaf 1941 een elektrische motor het draaiende werk van de molen in beweging zou brengen. Midden in de oorlog maakte de dieselmotor immers teveel lawaai. Dat kon de aandacht van controleurs wekken, zeker wanneer 's nachts vele kleine zakjes graan voor de hongerige bevolking stiekem gemalen werden.

Toen diezelfde Molenberg er nog maagdelijk bijlag had men langs alle kanten schitterende panorama's en vergezichten die reikten tot diep in het Pajottenland. Op heldere dagen zelfs tot in Geraardsbergen en het Antwerpse. Een vroegere bewoonster van de molen vertelde dat ze dan zelfs het gouden O.L. Vrouwbeeld op de kerk van Sint-Niklaas kon zien.

Op deze plaats werd in 1925 dan ook geheel terecht door de Vlaamse Toeristenbond een oriëntatiesteen geplaatst.

De bovenste ronde steen deed aan een molensteen denken en gaf in alle windrichtingen de dichtbijgelegen gemeenten aan maar evengoed de verderop gelegen steden. Tot 1952 was deze steen een toeristische attractie en ook een hulpmiddel, de moderne technieken om de weg aan te duiden bestonden immers nog niet. Geleidelijk aan belette de bebouwing en begroeiing het vergezicht en werd de oriëntatietafel helaas weggehaald.

Dankwoord
De bijdragen van nogal wat personen waren onontbeerlijk voor het schrijven en samenstellen van dit boek.
Mijn bijzondere dank gaat uit naar:
Architect Jozef Gravez, gewezen burgemeester van Lede, voor het vele opzoekingswerk en het ter beschikking stellen van zijn persoonlijk archief over de familie De Vis. Rosa De Vis, zijn echtgenote, voor haar bijdrage over de geschiedenis van de Nieuwe Molen en de verhalen over de oorlogsjaren.

Edmond Schoon voor de opmaak van het parenteel van Arnoldus De Vis en de vele documenten die hij me bezorgde

Paul Uyttersprot (Pamajot) voor het ter beschikking stellen van zijn fotoarchief over de Aalsterse tak van de familie De Vis.

Herwig Van der Borght en Michel Verdoodt voor het ter beschikking stellen van foto's uit hun persoonlijk archief.

Verder ook het Koninklijk Instituut van het Kunstpatrimonium in Brussel voor het toegestane copyright van een aantal foto's.

Naast hen zijn er nog verschillende andere personen die me geholpen hebben in mijn opzoekingswerk, ook aan hen mijn erkentelijkheid: Raymond Van Geite, Eugeen De Vis jr, Adolphine De Vis, Lea Van Geite, Henri Van Geite, Leo De Ryck, Rinus Van Nieuwenborgh, Walter De Swaef en Dom Wilfried van de abdij van Affligem.

En last but nost least: dankbetuiging aan Frans Krauch en zijn echtgenote, mevrouw Kristine Doms, de nieuwe eigenaars van de Molen De Vis en het domein Verbrugghen.

Verantwoording
Dank aan Mola, het provinciaal molencentrum voor de informatie die we konden halen uit o.a.:
Molenecho's: orgaan van Molenzorg vzw tot behoud van onze molens.
Levende Molens: maandblad van de vzw Levende Molens.
Ons Molenheem: studiekring voor wind- en watermolens.
Eigen Schoon en de Brabander.
Voor het hoofdstuk Folklore: het artikel "De folklore van de Windmolens" geschreven door professor Henri De Vis, gepubliceerd in het vakblad "De Belgische Molenaar".

Vermelden we ook volgende auteurs en de door hen geschreven boeken die geraadpleegd werden:
Paul Bauters, Eeuwen onder Wind en WOlken.
Paul Bauters: Kracht van wind en water;
Alfred Ronse: De Windmolens.
André ver Elst: De Belgische windmolens in beeld.
Felix von König: Wind en energie.
Dr. Bernard  Höting: Geschiedenis en rechtspositie van het oratorium Nordstrand.
W. Verleyen: Negen eeuwen Affligem.
Heemkundige Kring "de Faluintjes": Meldert een kijkboek
Cynrik De Decker en Ann Mertens: Erembodegem één dorp, twee oorlogen.
Dank ook aan Wilfried Roels voor zijn tekening van Belgische windmolentypes.

--------------

De molenaarsfamilie De Vis door Edmond Schoon

PETRUS DE VIS
Zoon:
I JOANNES DE VIS, geboren op 20 januari 1699
JOANNES overleed op zaterdag 27 augustus 1768 in MELDERT, ± 60 jaar oud.
JOANNES trouwde op 22 februari 1721 met Anna VAN LIERDE
JOANNES trouwde een tweede keer  op donderdag 13 december 1731 in OSSEL-BRUSSEGEM met CATHARINA VAN IMMERSEEL, 20 jaar oud, geboren op zaterdag 31 oktober 1711 in OSSEL-BRUSSEGEM. CATHARINA overleed op vrijdag 7 april 1780 in MELDERT, 68 jaar oud.

Kinderen van JOANNES DE VIS en CATHARINA VAN IMMERSEEL:
1. JOANNES BAPTISTA DE VIS, geboren op maandag 31 mei 1734 in MELDERT.
2. ANNA MARIA DE VIS, geboren op woensdag 7 juni 1741 in MELDERT.
3. JUDOCUS DE VIS (II-a), geboren op vrijdag 25 januari 1743.
Overleden op zaterdag 13 juli 1811.
4. PETRUS DE VIS, geboren op vrijdag 18 februari 1746 in MELDERT.
 
II-a JUDOCUS DE VIS, geboren op vrijdag 25 januari 1743 in MELDERT als zoon van JOANNES DE VIS (I) en CATHARINA VAN IMMERSEEL.
JUDOCUS overleed op zaterdag 13 juli 1811 in MELDERT, 68 jaar oud.
JUDOCUS trouwde, 33 jaar oud, op 29 januari 1777 in MELDERT met
ANNE MARIE VAN DEN HAUTE, 40 jaar oud, geboren op zondag 17 juni 1736 in MELDERT.
ANNE MARIE overleed op vrijdag 25 oktober 1811 in MELDERT, 75 jaar oud.

Kinderen van JUDOCUS DE VIS en ANNE MARIE VAN DEN HAUTE:
1. JOANNES BAPTIST DE VIS (III-a), geboren op dinsdag 1 september 1778.
Overleden op dinsdag 11 juli 1843.
2. EGIDIUS DE VIS, geboren op donderdag 28 september 1780 in MELDERT.
 
III-a JOANNES BAPTIST DE VIS, geboren op dinsdag 1 september 1778 in MELDERT
als zoon van JUDOCUS DE VIS (II-a) en ANNE MARIE VAN DEN HAUTE.
JOANNES BAPTIST overleed op dinsdag 11 juli 1843 in MELDERT, 64 jaar oud.
JOANNES BAPTIST trouwde, 29 jaar oud, op woensdag 15 juni 1808 in HEKELGEM met
JOANNA BENEDICTA DE WITTE, 20 jaar oud, geboren op zondag 26 augustus 1787 in HEKELGEM
als dochter van BENEDICTUS-EMMANUEL
JOANNA BENEDICTA overleed op woensdag 22 januari 1840 in MELDERT, 52 jaar oud.

Kinderen van JOANNES BAPTIST DE VIS en JOANNA BENEDICTA DE WITTE:
1. CATHARINA PAULA JULIANA DE VIS (IV-a), geboren op donderdag 10 augustus 1809.
Overleden op maandag 3 april 1848.
2. BENEDICTUS EMMANUEL.
Overleden op dinsdag 18 januari 1881.
3. JOANNA DE VIS, geboren op vrijdag 13 december 1811 in MELDERT.
JOANNA is overleden op woensdag 14 juni 1843 in MELDERT, 31 jaar oud.
4. CAROLUS LUDOVICUS DE VIS (IV-c), geboren op zondag 8 augustus 1813.
Overleden op zaterdag 3 november 1888.
5. PETRUS PAULUS DE VIS (IV-d), geboren op dinsdag 12 september 1815.
Overleden op maandag 18 maart 1878.
6. ISIDOOR HUBERTUS DE VIS (IV-e), geboren op Tweede Kerstdag, vrijdag 26 december 1817.
 
IV-a CATHARINA PAULA JULIANA DE VIS, geboren op donderdag 10 augustus 1809 in MELDERT
als dochter van JOANNES BAPTIST DE VIS (III-a) en JOANNA BENEDICTA DE WITTE.
CATHARINA PAULA JULIANA overleed op maandag 3 april 1848 in Moorsel, 38 jaar oud.
CATHARINA PAULA JULIANA:
(1) trouwde met PETRUS JOSEPHUS VAN BAELEN, geboren omstreeks 1809.
PETRUS JOSEPHUS overleed op woensdag 23 augustus 1843 in Moorsel, ± 34 jaar oud.
(2) trouwde met CAROLUS GUILLELMUS ROSELT, geboren op dinsdag 4 juli 1815 in MESEN.
 
IV-b BENEDICTUS EMMANUEL NATHALIE overleed op woensdag 3 april 1889 in HEKELGEM, 77 jaar oud.

Kinderen van BENEDICTUS EMMANUEL
1. CECILIA JOANNA DE VIS, geboren op zondag 6 maart 1836 in HEKELGEM.
CECILIA JOANNA overleed op maandag 16 februari 1903 in HEKELGEM, 66 jaar oud.
2. PRUDENTIA JOANNA DE VIS, geboren op maandag 27 februari 1837 in HEKELGEM.
PRUDENTIA JOANNA overleed op donderdag 21 mei 1874 in BRUSSEL, 37 jaar oud.
3. HONORINA JULIANA DE VIS (V-a), geboren op woensdag 7 maart 1838.
Overleden op zaterdag 12 april 1930.
4. CAROLUS FRANCISCUS DE VIS, geboren op donderdag 7 februari 1839 in HEKELGEM.
CAROLUS FRANCISCUS overleed op vrijdag 14 februari 1840 in HEKELGEM, 1 jaar oud.
5. HORTENSIA FELICITAS DE VIS (V-b), geboren op zaterdag 3 oktober 1840.
Overleden op dinsdag 14 december 1920.
6. FLORENTINUS HUBERTUS DE VIS, geboren op woensdag 4 januari 1843 in HEKELGEM.
FLORENTINUS HUBERTUS overleed op dinsdag 21 maart 1843 in HEKELGEM, 0 jaar oud.
7. AUGUSTUS EUGENIUS DE VIS, geboren op woensdag 17 januari 1844 in HEKELGEM.
AUGUSTUS EUGENIUS overleed op vrijdag 9 januari 1874 in HEKELGEM, 29 jaar oud.
8. HENRICUS THEOPHYLUS DE VIS, geboren op vrijdag 11 juli 1845 in HEKELGEM.
HENRICUS THEOPHYLUS overleed op vrijdag 24 april 1846 in HEKELGEM, 0 jaar oud.
9. MARIE JOSEPHINE DE VIS, geboren op maandag 28 december 1846 in HEKELGEM.
> MARIE JOSEPHINE overleed op zaterdag 18 mei 1867 in HEKELGEM, 20 jaar oud.
10. ODILLA PAULA DE VIS, geboren op woensdag 19 april 1848 in HEKELGEM.
ODILLA PAULA is overleden op maandag 17 maart 1851 in HEKELGEM, 2 jaar oud.
11. MARIA LUDOVICA DE VIS, geboren op zaterdag 7 april 1849 in HEKELGEM.
MARIA LUDOVICA is overleden op zaterdag 4 augustus 1849 in HEKELGEM, 0 jaar oud.
12. JOSEPH ANTOINE DE VIS, geboren op zaterdag 16 maart 1850 in HEKELGEM.
JOSEPH ANTOINE is overleden op dinsdag 13 maart 1855 in HEKELGEM, 4 jaar oud.
13. MARIE FRANCOISE DE VIS (V-c), geboren op donderdag 1 mei 1851.
Overleden op dinsdag 19 mei 1942.
14. PAULE LEONIE DE VIS, geboren op maandag 26 april 1852 in HEKELGEM.
PAULE LEONIE is overleden op donderdag 10 februari 1853 in HEKELGEM, 0 jaar oud.
15. ROSALIE PETRONILLE DE VIS (V-d), geboren op woensdag 28 september 1853.
Overleden op zaterdag 14 februari 1931.
16. GILLES ALPHONSE DE VIS (V-e), geboren op dinsdag 2 januari 1855.
Overleden op woensdag 30 december 1925.
17. JUSTINE CAROLINE DE VIS (V-f), geboren op zaterdag 22 maart 1856.
Overleden op maandag 25 november 1940.
 
IV-c CAROLUS LUDOVICUS DE VIS, geboren op zondag 8 augustus 1813 in MELDERT
als zoon van JOANNES BAPTIST DE VIS (III-a) en JOANNA BENEDICTA DE WITTE.
CAROLUS LUDOVICUS overleed op zaterdag 3 november 1888 in HEKELGEM, 75 jaar oud.
CAROLUS LUDOVICUS trouwde, 23 jaar oud, op zaterdag 7 januari 1837 in HEKELGEM met EUGENIE BARBARA LESPIRT, 21 jaar oud, geboren op dinsdag 3 oktober 1815 in HEKELGEM
als dochter van CAROLUS LUDOVICUS LESPIRT en ANNE CLAIRE JOSEPHA CLOCHERET.
EUGENIE BARBARA overleed op dinsdag 13 november 1894 in HEKELGEM, 79 jaar oud.

Kinderen van CAROLUS LUDOVICUS DE VIS en EUGENIE BARBARA LESPIRT:
1. JOANNES EUGENIUS DE VIS, geboren op vrijdag 2 juni 1837 in HEKELGEM.
JOANNES EUGENIUS  overleed op woensdag 12 februari 1919 in HEKELGEM, 81 jaar oud.
2. JEANNE CELESTINE DE VIS, geboren op zaterdag 6 april 1839 in OPWIJK.
JEANNE CELESTINE overleed op zaterdag 7 mei 1921 in HEKELGEM, 82 jaar oud.
3. EULALIE ADELAÎDE DE VIS, geboren op dinsdag 29 december 1840 in OPWIJK.
EULALIE ADELAÎDE overleed op maandag 12 juli 1909 in HEKELGEM, 68 jaar oud.
4. BENOIT FLORENT DE VIS, geboren op maandag 27 februari 1843 in OPWIJK.
BENOIT FLORENT overleed op zondag 17 augustus 1919 in HEKELGEM, 76 jaar oud.
5. PAULUS AUGUST DE VIS, geboren op vrijdag 4 april 1845 in OPWIJK.
PAULUS AUGUST overleed op vrijdag 8 maart 1918 in HEKELGEM, 72 jaar oud.
6. EDMONDUS ISIDORUS DE VIS (V-g), geboren op donderdag 3 juni 1847.
Overleden op zaterdag 22 augustus 1891.
7. CAMILIUS ANDREAS DE VIS (V-h), geboren op donderdag 2 augustus 1849.
Overleden op zaterdag 24 maart 1900.
8. CAROLUS DESIDERIUS DE VIS, geboren op donderdag 6 november 1851 in HEKELGEM.
CAROLUS DESIDERIUS overleed op vrijdag 30 oktober 1896 in HEKELGEM, 44 jaar oud.
9. JOSEPHUS OSCAR DE VIS, geboren op maandag 25 juli 1853 in HEKELGEM.
JOSEPHUS OSCAR is overleden op dinsdag 13 september 1921 in HEKELGEM, 68 jaar oud.
10. MARIA JOANNA DE VIS (V-i), geboren op zondag 10 december 1854.
Overleden op woensdag 9 juni 1920.
11. ANATOLE PAULUS DE VIS (V-j), geboren op zondag 9 maart 1856.
Overleden op zaterdag 8 maart 1924.
12. VICTORIUS JOSEPHUS DE VIS, geboren op zondag 9 januari 1859 in HEKELGEM.
VICTORIUS JOSEPHUS overlee op zaterdag 3 februari 1923 in TERNAT, 64 jaar oud.
13. THEOPHYLUS GUSTAEF DE VIS, geboren op maandag 12 november 1860 in HEKELGEM.
THEOPHYLUS GUSTAEF overleed op zaterdag 13 juli 1861 in HEKELGEM, 0 jaar oud.
 
IV-d PETRUS PAULUS DE VIS, geboren op dinsdag 12 september 1815 in MELDERT
als zoon van JOANNES BAPTIST DE VIS (III-a) en JOANNA BENEDICTA DE WITTE.
PETRUS PAULUS overleed op maandag 18 maart 1878 in Moorsel, 62 jaar oud.
PETRUS PAULUS trouwde, 33 jaar oud, op woensdag 4 oktober 1848 in LEBBEKE met MARIE JOSEPHINE DE GEEST, 43 jaar oud, geboren op vrijdag 16 augustus 1805 in LEBBEKE.
MARIE JOSEPHINE overleed op maandag 5 oktober 1885 in Moorsel, 80 jaar oud.

IV-e ISIDOOR HUBERTUS DE VIS, geboren op Tweede Kerstdag vrijdag 26 december 1817 in MELDERT
als zoon van JOANNES BAPTIST DE VIS (III-a) en JOANNA BENEDICTA DE WITTE.
ISIDOOR HUBERTUS overleed in MELDERT.
ISIDOOR HUBERTUS trouwde met JOANNA DE PAUW, geboren in 1817 in ESSENE.
JOANNA overleed in MELDERT.
 
V-a HONORINA JULIANA DE VIS, geboren op woensdag 7 maart 1838 in HEKELGEM
als dochter van BENEDICTUS EMMANUEL.
HONORINA JULIANA overleed op zaterdag 12 april 1930 in ASSE, 92 jaar oud.
HONORINA JULIANA trouwde met AUGUST SUYS.
 
V-b HORTENSIA FELICITAS DE VIS, geboren op zaterdag 3 oktober 1840 in HEKELGEM
als dochter van BENEDICTUS EMMANUEL.
HORTENSIA FELICITAS overleed op dinsdag 14 december 1920 in HEKELGEM, 80 jaar oud.
HORTENSIA FELICITAS trouwde met MARTIN TISTAERT, geboren op zaterdag 7 februari 1835 in ASSE. MARTIN overleed op woensdag 12 maart 1879 in HEKELGEM, 44 jaar oud.
 
V-c MARIE FRANCOISE DE VIS, geboren op donderdag 1 mei 1851 in HEKELGEM
als dochter van BENEDICTUS EMMANUEL. MARIE FRANCOISE overleed op dinsdag 19 mei 1942 in EREMBODEGEM, 91 jaar oud.
MARIE FRANCOISE trouwde met FELIX ROELANDT, geboren op woensdag 12 september 1855 in EREMBODEGEM.
FELIX overleed op donderdag 30 november 1922 in EREMBODEGEM, 67 jaar oud.
 
V-d ROSALIE PETRONILLE DE VIS, geboren op woensdag 28 september 1853 in HEKELGEM
als dochter van BENEDICTUS EMMANUEL
ROSALIE PETRONILLE overleed op zaterdag 14 februari 1931 in BRUSSEL, 77 jaar oud.
ROSALIE PETRONILLE trouwde met ACHILLE EMMANUÃ ACHILLE EMMANUEL.
> V-e GILLES ALPHONSE DE VIS, geboren op dinsdag 2 januari 1855 in HEKELGEM
als zoon van BENEDICTUS EMMANUEL
GILLES ALPHONSE overleed op woensdag 30 december 1925 in GEEL, 70 jaar oud.
GILLES ALPHONSE trouwde met CATHARINA SEGHERS, geboren op maandag 17 april 1871 in BORCHTLOMBEEK.
CATHARINA overleed na 1944,  meer dan 73 jaar oud.
 
V-f JUSTINE CAROLINE DE VIS, geboren op zaterdag 22 maart 1856 in HEKELGEM
als dochter van BENEDICTUS EMMANUEL
JUSTINE CAROLINE overleed op maandag 25 november 1940 in EREMBODEGEM, 84 jaar oud.
JUSTINE CAROLINE trouwde met VICTOR DUCK.
VICTOR overleed in 1912 in NIEUWPOORT.
 
V-g EDMONDUS ISIDORUS DE VIS, geboren op donderdag 3 juni 1847 in HEKELGEM
als zoon van CAROLUS LUDOVICUS DE VIS (IV-c) en EUGENIE BARBARA LESPIRT.
EDMONDUS ISIDORUS overleed op zaterdag 22 augustus 1891 in ASSE, 44 jaar oud.
EDMONDUS ISIDORUS trouwde in ASSE met VAN ROY, geboren op woensdag 19 april 1854 in ASSE. overleed op woensdag 25 januari 1905 in ASSE, 50 jaar oud.
 
V-h CAMILIUS ANDREAS DE VIS, geboren op donderdag 2 augustus 1849 in HEKELGEM
als zoon van CAROLUS LUDOVICUS DE VIS (IV-c) en EUGENIE BARBARA LESPIRT.
CAMILIUS ANDREAS overleed op zaterdag 24 maart 1900 in HEKELGEM, 50 jaar oud.
CAMILIUS ANDREAS trouwde, 31 jaar oud, op woensdag 9 februari 1881 in HEKELGEM met MARIA ROSALIA ERMENS, 28 jaar oud, geboren op maandag 30 augustus 1852 in HEKELGEM
als dochter van HENRICUS ERMENS en MARIA PHILIPPINA VAN ASCH.
MARIA ROSALIA overleed op woensdag 30 juni 1937 in APPELTERRE, 84 jaar oud.

Kinderen van CAMILIUS ANDREAS DE VIS en MARIA ROSALIA ERMENS:
1. LOUISA MARIA CHARLOTTE DE VIS, geboren op dinsdag 13 december 1881 in HEKELGEM.
2. EUGENIA MARIA FRANCISCA DE VIS, geboren op woensdag 16 mei 1883 in HEKELGEM.
EUGENIA MARIA FRANCISCA overleed op donderdag 28 januari 1886 in HEKELGEM, 2 jaar oud.
3. PHILIPPINA JOANNA DE VIS, geboren op vrijdag 27 november 1885 in HEKELGEM.
4. ERNEST DESIDERIUS CELESTINUS DE VIS, geboren op zaterdag 16 april 1887 in HEKELGEM.
 
V-i MARIA JOANNA DE VIS, geboren op zondag 10 december 1854 in HEKELGEM
als dochter van CAROLUS LUDOVICUS DE VIS (IV-c) en EUGENIE BARBARA LESPIRT.
MARIA JOANNA overleed op woensdag 9 juni 1920 in HEKELGEM, 65 jaar oud.
MARIA JOANNA trouwde, 37 jaar oud, op donderdag 8 september 1892 met PHILIPPE DE NAYER, 51 jaar oud, geboren op dinsdag 17 augustus 1841 in ELSENE.
PHILIPPE overleed op maandag 8 januari 1894 in ELSENE, 52 jaar oud.
 
V-j ANATOLE PAULUS DE VIS, geboren op zondag 9 maart 1856 in HEKELGEM
als zoon van CAROLUS LUDOVICUS DE VIS (IV-c) en EUGENIE BARBARA LESPIRT.
ANATOLE PAULUS overleed op zaterdag 8 maart 1924 in HEKELGEM, 67 jaar oud.
ANATOLE PAULUS trouwde, 28 jaar oud, op woensdag 7 januari 1885 in HEKELGEM met JOANNA MARIA ADOLPHINE DE WITTE, 22 jaar oud, geboren op woensdag 18 juni 1862 in HEKELGEM
als dochter van HENDRIK ADOLF DE WITTE.
JOANNA MARIA ADOLPHINE overleed op woensdag 24 juni 1931 in HEKELGEM, 69 jaar oud.

Kinderen van ANATOLE PAULUS DE VIS en JOANNA MARIA ADOLPHINE DE WITTE:
1. HENDRIK ADOLF DE VIS, geboren op vrijdag 20 maart 1885 in HEKELGEM.
HENDRIK ADOLF overleed op zaterdag 12 november 1949 in HEKELGEM, 64 jaar oud.
2. CELESTINA CAMILLA STEPHANIA DE VIS, geboren op woensdag 14 december 1887 in HEKELGEM. CELESTINA CAMILLA STEPHANIA overleed op woensdag 12 augustus 1964 in HEKELGEM, 76 jaar oud.
3. MARIA CLEMENTIA CHARLOTTA DE VIS, geboren op zondag 8 juli 1888 in HEKELGEM.
MARIA CLEMENTIA CHARLOTTA overleed op zaterdag 12 augustus 1922 in HEKELGEM, 34 jaar oud.
4. VICTOR JOZEF DE VIS, geboren op maandag 2 juni 1890 in HEKELGEM.
VICTOR JOZEF overleed op zondag 4 juni 1916 in HEKELGEM, 26 jaar oud.
5. KAREL DESIDEER PETRUS DE VIS, geboren op dinsdag 21 december 1897 in HEKELGEM.
KAREL DESIDEER PETRUS overleed op zaterdag 12 maart 1921 in HEKELGEM, 23 jaar oud.
6. EUGEEN MARIA JOZEF DE VIS (VI-a), geboren op donderdag 2 maart 1899.
Overleden op vrijdag 20 december 1963.
 
Affligem, 23 oktober 2007,
Edmond Schoon.

----------------------------

Molen van Hekelgem", hetvirtueleland.be
CAG-objectnummer: 00005012
Objectnaam: Foto
Titel: Molen van Hekelgem
Beschrijving:
Deze foto komt uit het hoofdstuk over de Brabantse Zandleemstreek in het Guldenboek van den Belgische landbouw uit 1939. Centraal staat de windmolen van Hekelgem, kerndorp van de fusiegemeente Affligem. Het gaat wellicht om de Nieuwe Molen of Molen De Vis op Hoog-Boekhout, op de westflank van de Molenberg te Hekelgem. De huidige molen werd gebouwd in 1827-1828 door Jan-Baptist De Vis uit Meldert. De Nieuwe Molen deed grotendeels dienst als graanmolen, maar tijdelijk, rond 1870 deed hij ook dienst als oliemolen. De molen kon ook ingezet worden voor het malen van haver en boekweit. De verschillende installaties die sinds 1869 in werking waren, staakten hun bedrijvigheid in 1920. Van 1883 tot 1913 werd bij windstilte een stoommachine gebruikt. Tijdens deze periode deed de kracht van de wind een pomp werken die de stoommachine, de stal en de woning van water voorzag. Vanaf 1913 werd de stoommachine niet meer gebruikt omwille van de grote kosten en draaide de molen opnieuw alleen door de kracht van de wind. De stoomketel bleef ter plaatse en voorzag de vergaarbak en de stal van water tot het einde van Tweede Wereldoorlog. In 1928 verving een oliemotor de kracht van de wind. Op zijn beurt werd de oliemotor door een elektrische motor vervangen. Tot op vandaag bleef de molen eigendom van de familie De Vis. De molen is vervallen en heeft een zwaar gehavende molenromp. Sinds 1952 werd hij buiten gebruik genomen, beschermd op 27 september 1943 maar in 1992 werd de bescherming weer opgeheven. Rond 1960 werd er aan restauratie gedacht, er kwam echter niets van in huis. Er rest nu nog de romp waarop de verweerde daklijsten aanwezig zijn. Het molenhuis dat ooit werd bewoond door de heemkundige professor Henri De Vis, bleef bewaard. Links van de molen staat een hoge schoorsteen die wijst op de aanwezigheid van de motor; rechts een schuur. Ook de hoge bomen in de buurt doen vermoeden dat de windvang geen belang meer had. Op de voorgrond lopen vier paarden in een wei, omheind met prikkeldraad. Tegenwoordig is de molen vervallen tot een ruïne.
Foto
Bewaarinstelling: Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
Plaats: Hekelgem - 1790
Datering: 1939
Vervaardiger: Hersleven, Jacques (heeft vervaardigd)
Trefwoorden: gebouw, malen, molen
Referenties: Vander Vaeren, Julien, 'Le livre d'or de l'agriculture belge', Thill, Bruxelles, 1939

----------

"Familie De Vis - Notoire Bloedverwanten En Hun Patrimonium Doorheen Aalst en Affligem", flyingpencel.be (november 2016)
Titel: Familie De Vis - Notoire bloedverwanten en hun patrimonium doorheen Aalst en Affligem
Auteur: Henri Van Nieuwenborgh
Kostprijs: € 29,00
Het boek is een luxueuze uitgave, voorzien van harde kaft en stofwikkel. Het telt ca. 160 pagina's en is rijkelijk geïllustreerd. Kostprijs bedraagt 29 €, maar wie voor 30 november 2016 intekent, betaalt slechts 25 €.
Wie het boek thuis wil ontvangen, gelieve 5 € port toe te voegen.
"Familie De Vis" verschijnt op zaterdag 3 december 2016 om 18 u., in de Aalsterse Stadsfeestzaal. Sabine De Vos verzorgt de muzikaal opgeluisterde presentatie. De voorintekenaars kunnen het daar afhalen maar plaatsreservering is aangewezen (info@flyingpencil.be)! Nadien kan het boek ook bij de auteur of bij de uitgever na afspraak afgehaald worden. Deze voorintekening gebeurt door storting van 25 € (+ ev. 5 € port) op rekeningnummer BE20-0634-1458-9856
Flying Pencil
Erembodegem-Dorp 80
9320 Erembodegem
met vermelding : "De Vis"
Inhoud
De geschiedenis van de familie De Vis schrijdt eeuwenlang mee met het wel en wee van hun molens. Vergroeid met opgang, glorie maar ook met verval. Soms is hun verhaal kabbelend, niet meer dan een doordeweekse familiekroniek, maar dan weer verrassend en benadert het fictie. Ankerherinneringen van de oudste, nog levende familieleden, samen met het belichten van archieven en bestanden hebben er toe geleid dat de diepste wortels van deze oude eik in dit boek bloot gelegd werden. De oorsprong van de bron, die de rivier zou vormen, bevond zich ergens in de 17de eeuw en werd gevonden in Meldert, deelgemeente van Aalst. Nadien was de bedding ervan volgen niet altijd evident want er waren veel naamgenoten en vertakkingen. De verspinnewebde slotscène van de Aalsterse tak van de familie De Vis inspireerde Louis Paul Boon zo sterk dat hij hier een opvolger inzag voor zijn roman Priester Daens. Het verhaal stokte echter in zijn pen toen de schrijver zijn laatste adem uitblies. Vanop de heuvel waarop de abdij van Affligem gebouwd werd keek de abt eeuwenlang neer op de onmetelijke eigendommen en vele molens die het klooster bezat, dit tot Franse revolutionairen het kerkelijke bezit aansloegen en verpatsten. Het ooit zo glorieuze klooster werd te gronde gericht en herleid tot niet veel meer dan de paar griezelige muren van een spookhuis. In de spiegel van het Hekelgemse verleden duikt overal wel de gestalte van een telg van de familie De Vis op. De geschiedenis van beiden is vergroeid en verbonden met elkaar zoals klimop die kronkelt rond een eeuwenoude boom. In “De geschiedenis van de familie De Vis en hun molens” vindt de lezer dit allemaal terug.
Over de auteur
Henri Van Nieuwenborgh (Aalst, 1951) is een Vlaamse schrijver van een drietal thrillers. Hij groeide op als kind van hoptelers. Na het Atheneum in Aalst studeerde hij handel en economie aan de Rijkshogere Handelschool in Aalst. In 1974 begon zijn bankcarrière, die hij eindigde als directeur. In 2011 ving zijn schrijversschap aan, intussen met drie gewaardeerde romans: “De Bankier”, “Vals Glazuur” (over de baggerwereld), en “Zwarte Wol”. Puttend uit zijn kennis over de zakenwereld, gebruikt hij ook wel eens elementen uit de Denderstreek. Het verhaal van de illustere familie De Vis is gebaseerd op archiefwerk en interviews met de laatste telgen, en zij die hen gekend hebben.
Een greep uit de inhoud
Dit boek vangt aan met de geschiedenis van een molenaarsfamilie uit de Denderstreek. De auteur behandelt de molentypes en de cultuur errond, en hoe de gezinnen doorheen de eeuwen in de Faluintjes en Affligem hun reputatie uitbouwden. “Zwart Goed” en oorlogen bepaalden het lot van het molenpatrimonium. Tot één tak naar Aalst kronkelde, en daar in enkele decennia een fenomenaal vermogen bij elkaar sprokkelde, dat bij de dood van de laatste telg in 1978 op 6 à 7 miljard Belgische frank geschat werd. Maar bij de begrafenis in de Sint-Martinuskerk waren slechts een zevental familieleden aanwezig... Verhalen over opsluiting van dochters, grimmige politiek en spookkastelen worden tot vandaag in heel wat Aalsterse families doorverteld. Daarna keert het verhaal terug richting Molenberg in Affligem, waar in deze 21ste eeuw de Nieuwe Molen, ooit het pronkstuk van de familie, via een zorgvuldig restauratieproces zijn grandeur van weleer terugkrijgt.
Al onze boeken zijn in voorraad, en worden doorgaans meteen opgestuurd van zodra wij de betaling ontvangen. Wij hanteren de tarieven van De Post. De boeken worden verpakt in speciale dozen die tegen een stootje kunnen.
Momenteel (dd augustus 2008) zijn onze tarieven (in België) voor het verzenden:
5,00 voor één boek
?2,00 per extra boek
Gelieve de totale som te storten rekening houdend met onderstaande gegevens
Bedrag: € 29,00 + eventuele verzendingskosten
Rekeningnummer: 063-4145898-56
IBAN: BE20-0634-1458-9856
Vermelding: De Vis
Flying Pencil - Erembodegem-Dorp 80 - 9320 Erembodegem - BELGIUM

Mail van John Boyd-Brent aan Lieven Denewet (e-mail: jbb@jb-b.com) aan Lieven Denwet, 15.03.2021. Onderwerp: Windmolen bij Alost.
Geachte heren, Please forgive me for not writing in Dutch. (I can write again in French if you prefer...) I have discovered some previously unknown drawings made by Henry Mogford (1787-1874) an Englishman who travelled to Belgium both before and just after the revolution of 1830. One drawing is titled “Windmill near Alost” and shows a round stone-built mill with an elaborate and decorated stellingmolen plateforme gallery. It would have been drawn around about 1830. I have posted it here: http://www.jb-b.com/windmill/ I would be interested if you know its identify. And you are welcome to add it to Molenecho database. I have rejected the Mosseveldemolen (50.93699, 4.01961) because it is octagonal and the mill in the drawing appears round. The mills between Diepestraat and Geraardbergsestraat seem to be made of wood. I wonder if you have information on the mill which is significantly shown on the Ferraris map and is shown on subsequent maps in the 1830s etc., and marked as "1227", just south of Het Zaegskert Cabaret, off Route d'Alost (now the N405):  https://uurl.kbr.be/1038412 (50.92577, 4.03489) Could it be the one Mogford drew? If not, have you any other suggestions? Best wishes from Scotland! John Boyd-Brent
: John Boyd-Brent
email: jbb@jb-b.com

Henry Mogford (1787-1874) Windmill near Alost (about 1830) Ink and pencil on paper. John Boyd-Brent




Literatuur

Basisstudie

- Henri Van Nieuwenborgh & Lieven Denewet, "De prachtig gelegen Nieuwe Molen van Hekelgem: van bijna-sloop tot gehele redding", Molenecho's, jg. 45, 2017, 4, p.164-181.

Archieven

Persoonlijke archieven
- Jozef Gravez, architect en gewezen burgemeester van Lede en zijn echtgenote Rosa De Vis, archief over de familie De Vis en de Nieuwe Molen
- Edmond Schoon, heemkundige en genealoog
- Paul Uyttersprot (“Pamajot”), Hekelgem, fotoverzameling
- Herwig Van der Borght, fotoverzameling
- Michel Verdoodt, fotoverzameling

Zegspersonen en hulp bij het opzoekingswerk

- Bovengenoemde personen
- Eugeen De Vis jr.
- Adolphine De Vis
- Lea Van Geite
- Henri Van Geite
- Leo De Ryck, heemkundige en schepen van cultuur van Affligem
- Rinus Van Nieuwenborgh
- Walter De Swaef, heemkundige uit Aalst
- Dom Wilfried van de abdij van Affligem
- Frans Krauch en zijn echtgenote Kristine Doms, de nieuwe eigenaars van de Molen De Vis.

Literatuur

- De Leyn Wilbert, De nieuwe molen, Jaarboek Belledaal (Heemkundige Kring Belledaal), jg. 1995.
- De Maegd C. & Van Aerschot S., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2N, Gent, 1977.
- Duwaerts M.A. e.a., De molens in Brabant, Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961, p. 24.
- Holemans Herman, Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 2: arrondissement Halle-Vilvoorde (A-L), Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1991, p. 53-54.
- L(indemans) P., Het bouwen van een molen [te Hekelgem], in: Eigen Schoon en de Brabander, jg. 51, 1968, p. 338-340.
- Ockeley J., De ondergang van het monastieke leven in Brabant, in: Eigen Schoon & De Brabander, jg. 95, 2012, nr. 1, p. 237.
- Ringoot Frans, De Molens van Hekelgem, in: Ons Molenheem, Opwijk, jg. 34, 2009, 2, april-juni, p. 31-34.
- Schoon Edmond, Verkoop van de watermolen te Meldert op 17 februari 1804, in: De Faluintjes", jg. 21, 2008, nr. 2 en 3.
- Van Nieuwenborgh Henri, Familie De Vis. Notoire bloedverwanten en hun patrimonium doorheen Aalst en Affligem, Erembodegem, Uitgeverij Flying Pencil, 2016, 154 p.
- Van Overstraeten Jozef, De Nieuwe Molen te Hekelgem, in: De Galm, 24 mei en 7 juni 1947.

Persberichten

- R.H., "Einde van een windreus te Hekelgem", in: Gazet van Antwerpen, 17.03.1970.
- D(e) S(met) W(im), "Gemeente koopt historische molen niet", Het Laatste Nieuws, 23.04.2015.
- De Saedeleir Rudy, "Molendomein De Vis voorlopig verkocht voor 475.000 eruo", goeiemorgen.be, 30.04.2015.
- D(e) S(met) W(im), "Affligem. Historische molen klokt af op 475.000 euro", Het Laaste Nieuws, 02.05.2015.
- De Smet Wim, "Affligem. Molenstede van familie De Vis wordt openbaar verkocht. Sloop dreigt voor eeuwenoude molen", Het Laatste Nieuws, 14.04.2015.
- De Smet Wim, "Affligem. Historische molen van sloop gered. Meststoffenfabrikant Frans Krauch koopt en restaureert molensite", Het Laatste Nieuws, 27.05.2015.
- D(e) S(met) W(im), "Affligem/Aalst. Domein Verbrugghen komt in privéhanden", Het Laatste Nieuws, 25.11.2015.
- De Saedeleir Rudy, "Kroniek van een intigrerende familie", Het Nieuwsblad, 22.11.2016.
- L(ievens) R(utger), "Boek over geschiedenis familie De Vis", Het Laatste Nieuws, 03.12.2016.
- De Smet Wim, "Een verhaal van molens en erfenissen. Henri Van Nieuwenborgh schrijft geschiedenis van invloedrijke familie De Vis neer", Het Laatste Nieuws, 03.12.2016.
- D(e) S(met) W(im), "Frans Krauch wint Ondernemersaward 2016", Het Laatste Nieuws, 30.04.2016.

Mailberichten
- John Boyd-Brent aan Lieven Denewet (e-mail: jbb@jb-b.com) aan Lieven Denwet, 15.03.2021 (schilderij Windmill near Alost", ca. 1830, door Henry Mogford (1787-1874)

Overige foto's

Nieuwe Molen, Molen De Vis, Hekelgem (Affligem), Foto: Lieven Denewet | Database Belgische molens
© Foto: Lieven Denewet
Nieuwe Molen, Molen De Vis, Hekelgem (Affligem), Foto: Robert Van Ryckeghem | Database Belgische molens
© Foto: Robert Van Ryckeghem
Nieuwe Molen, Molen De Vis, Hekelgem (Affligem), Jaren 1950. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium - KIK-IRPA | Database Belgische molens
© Jaren 1950. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium - KIK-IRPA
Nieuwe Molen, Molen De Vis, Hekelgem (Affligem), Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium - KIK-IRPA | Database Belgische molens
© Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium - KIK-IRPA
Nieuwe Molen, Molen De Vis, Hekelgem (Affligem), Foto: Robert Van Ryckeghem | Database Belgische molens
© Foto: Robert Van Ryckeghem
Nieuwe Molen, Molen De Vis, Hekelgem (Affligem), Foto: Denis Van Cronenburg, 21.07.2009 | Database Belgische molens
© Foto: Denis Van Cronenburg, 21.07.2009