Lauw (Tongeren), Vlaanderen - Limburg
- Naam
- Hoogmolen
- Ligging
- Klerebroek 43
3700 Lauw (Tongeren)
kadasterperceel B493
Vlaanderen - Limburg
- Geo positie
- 50.737747, 5.410717 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Karel Maes & Betinna Proesmans
- Gebouwd
- Voor 1479 / 1655
- Type
- Onderslag watermolen
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Bakstenen gebouw
- Gevlucht/Rad
- Houten onderslagrad, diameter 5,60 meter
- Inrichting
- Nog aanwezig; houten overbrenging; woonhuis
- Toestand
- Maalvaardig hersteld
- Bescherming
- M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
13.06.1986 - Molenaar
- Leden van de Werkgroep Molenzorg Zuid-Limburg vzw
- Openingstijden
- Op aanvraag (tel. 012 21 62 16, K. Maes)
- Database nummer
- 927
- Ten Bruggencatenummer
- 50927
- Internet bron
- Hoogmolen
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Hogemolen is een graanwatermolen op de Jeker, in Klerebroek nr. 43, stroomopwaarts van de kerk te Lauw.
Hij wordt voor het eerst vermeld in een cijnsregister van 1479 als “die meulen van Scalyoun”.
1479 was het einde van de Bourgondische tijd en het begin van de Habsburgse overheersing (Karel de Stoute vindt de dood bij Nancy in 1477 en zijn dochter Maria van Bourgondië huwt Maximiliaan van Oostenrijk).
Tongeren, met inbegrip van Lauw, was een stadsvrijheid sinds de twaalfde eeuw, doch stond onder voogdij van het Prinsbisdom Luik, dat sinds 980 kon pronken met haar immuniteit van bezittingen, tevens los stond van de Duitse heersers en ingebed was in een sterke feodaal ingestelde aristocratische tijdsgeest , in oude agrarische tradities en diep wortelend katholicisme.
Het Prinsbisdom had dan ook het heerlijke recht (waaronder ook het ban- en molenrecht) en kon dit ter beschikking stellen van particulieren. Ook de bouw van de Hoogmolen was een gevolg van deze heerlijke rechten. De familie van Hulsberg, alias van Schaloen (Schailjoun), had zich immers verdienstelijk gemaakt jegens het Prinsbisdom Luik en verkreeg daarom de vergunning om een watermolen op te richten op de Jeker te Lauw, stroomopwaarts van de kerk. De molen werd in een tekst van 1493 de “novum molendinum”genoemd.
Voor dit heerlijke recht diende jaarlijks een kleine vergoeding van 6 rijngulders en 8 stuivers te worden betaald aan het cijn- of kellenijhof van de bisschoppelijke tafel te Lauw. In deze periode waren onze steden, na de Italiaanse, bij de rijksten van Europa. Daarom waren toen onze contreien dan ook het voorwerp van plundertochten en vernielingen door allerlei rondzwervende troepen.
Eigenaar in 1479 was jonker Liebrecht van Hulsberg, alias van Schaloen (Nl.). In de 16e eeuw noemde men de molen naar de oudst gekende eigenaar. De benaming " die meulen van Scalyoun (Schallioen)" stichtte echter verwarring, omdat de andere watermoeln van Lauwe, de Dalemolen, toen "moulin al Xhaille (Schaliemeulen)" werd genoemd. Omwille van de sterke gelijkenis Schalioen-Schalie schijnt men in de 17e eeuw de voorkeur aan Overste Molen gegeven te hebben, waardoor tevens deze molen stroomopwaarts van de Dalemolen werd gesitueerd en alle vergissingen uitgesloten bleken. De vorm Dronckmeul komt slechts eenmaal voor; klaarblijkelijk gaat het hier om een slechte lezing door een Luikse klerk van een grafie als D'overste meulen. Vanaf de 19e eeuw wordt er nog enkel van de Hoge Molen gewag gemaakt; in het Lauwers wordt dit woord doorgaans als Hoogmeulen of Homeulen uitgesproken.
Jonker Liebrecht betaalde jaarlijks voor die molen 6 Rijnguldens 8 stuiver cijns aan het cijnshof van de Kellenij te Lauw, waaruit afgeleid mag worden dat de prinsbisschop van Luik tevoren aan de Jonker van Hulsberg, of aan een van zijn voorzaten, vergund had te Lauw een molen op te richten. Deze soort vergunningen werden door de band genomen met eeuwigdurende cijns vergoed. Hij werd opgevolgd door de jonkers van Wittem en van Gulpen. (Dat mevr. Jacobs met haar meisjesnaam Gulpen heet, is een toeval).
De adellijke familie de Sélys uit Luik verwierf in 1610 de hoge eigendomsrechten. Tot dan toe werd de molen hetzij in erfpacht, hetzij in gewone huur aan de mulder gegeven.
In 1647 herstelde de eigenaar, de familie Peumans uit Tongeren, de gebouwen.
De Fransen staken in 1654 de molen in brand.
De gebouwen werden in 1655 in combinatie van natuur- en baksteen heropgetrokken. Deze natuursteen, bij aanvang voornamelijk mergel en later merendeels Naamse blauwe hardsteen, werd voornamelijk gebruikt voor kwetsbare bouwonderdelen .Onder Luikse invloed ontwikkelt zich deze karakteristieke streekeigen stijl in de Loonse gebieden, nl. het sobere Maaslandse huis.
Vanaf 1665 kwam de molen in beheer of in bezit, langs Simon van Rose en Christiaan Domps, van Daniël Baillien wiens afstammelingen tot in het begin van de I9de eeuw dit monopolie in bezit houden.
Mulder Simon van Rose kocht op 16 oktober 1679 het erfrecht van de Hogemolen met woonhuis, duifhuis en twee tuintjes tegen een jaarlijkse rente van 12 mud rogge aan de familie de Sélys en anderzijds was op deze molen een cijns van 6 Rijnguldens 8 stuiver ten voordele van de Bisschoppelijke Tafel gevestigd. Hij betaalde de rente tot 1684, het jaar waarin hij stierf. Zijn weduwe Agnes Bouveroux stelde op 20 februari 1685 huwelijksvoorwaarden met Engel Engelborgs op voor notaris Gerard van Ormelingen, doch huwde drie dagen later met een ander, met Christiaan Domps uit Widooie. Tevoren had deze Domps als dragonder gediend in het Franse regiment van Saledo, derhalve benoemde de dorpsgemeenschap van Lauw hem weldra tot kapitein van de gemeentemilitie. Hun dochter Anna huwde Daniël Baillien, wiens afstammelingen de molen tot in het begin van de 19e eeuw bezaten; door deling ging hij in 1820 over op Frans van Marsenille, gehuwd met Maria-Ida Baillien.
Na de Franse Revolutie (1789) worden al deze zogenaamde “heerlijke rechten” afgeschaft. Enkel het stuwrecht voor watermolens blijft als zakelijk recht bestaan tot op heden. De Bestendige Deputatie van de provincie Limburg keurde op 10 maart 1847 de vastgestelde pegelhoogte van 1,621 m goed. Het pegelpeil is nog steeds steeds zichtbaar aanwezig is aan de kop van de maalsluisbrug,
De molen kwam in 1820 door deling in het bezit van molenaar Frans Van Marsenille, gehuwd met Maria-Ida Baillien.
In 1899 gaat ze over naar J.M A. Mullens en in 1923 naar Delvaux-Van Ormelingen. Deze laatste baatte de molen uit tot juni 1955.
Nadien komt de molen en het woonhuis leeg te staan en zijn de tekenen van verval al snel aanwezig.
De Tongerse stadsarchivaris Henry Baillien verwierf de Hoogmolen in augustus 1973 en er worden kleine opknapwerken uitgevoerd. De molen blijft in Henry’s nalatenschap tot september 1989. Henry Baillien, de auteur van een uitvoerige studie over de molens van Lauw, heeft zich steeds bijzonder aangetrokken gevoeld tot alles wat met het molenbedrijf verband hield. Zijn voorvaderen en bloedverwanten zijn gedurende eeuwen mulders geweest te Lauw, zowel op de Hogemolen (1665-1820) als op de Dalemolen (1759-1976). Henry Baillien overleed in 1982. Hierdoor was zijn zoon Dany Baillien de laatste Baillien-molenaar van de Hogemolen, die hem steeds aan het hart is blijven liggen.
L. Senden werd in september 1989 eigenaar. HIj herstelde de gebouwen. De molen werd in april 1996 weer eens verkocht en dit keer aan Georges en Marianne Jacobs. Na de aankoop van het domein herstelde hij vooral het uitzicht van de tuinen.
Alhoewel de molen sinds 1963 in gebruik is als woning, bleef het origineel houten binnenwerk aanwezig. De molen werd op 13 juni 1986 beschermd als monument door Vlaams Minister van Cultuur Patrick Dewael.
Deze restauratie is een privé-initiatief van de huidige eigenaars met medewerking van de Werkgroep Zuid-Limburg vzw.
De molen werd in juli 2009 gekocht door de heer en mevr. Karel Maes & Betinna Proesmans, architecten op rust. Na een aantal opfris- en verbeteringswerken aangepast aan onze behoeften betrokken ze het molenerf op 30 oktober 2009.
De terugkeer naar haar geboortestad Tongeren was voor Bettina Proesmans al een droom van jaren. De twee Lauwse banmolens, de Hoogmolen (1665-1820) evenals de Dalemolen (1759-1976) waren samen reeds meer dan 300 jaar in huur of bezit (o.a. door in-trouwen ) van de voorouders van Bettina Proesmans, langs moederszijde (Olga Baillien). Hiervoor kan verwezen worden naar Henry Baillien, gewezen stadsarchivaris van Tongeren, die zich zijn hele leven heeft ingezet o.a, voor molens.
Na restauratie van de kleine tuin en de aanpalende tuinmuren diende het grote werk gestart te worden namelijk de molen opnieuw technisch maalvaardig maken met respect voor het historisch verleden en in harmonie met de huidige omgeving.
Ondertussen moesten ze vaststellen dat het wapenschild van de familie Baillien, uitgehouwen in blauwe hardsteen en ingemetseld boven de inkomdeur, verdwenen was en verhuisd naar de kopgevel van de paardenstallen van het Rood Kasteel te Guigoven, een ontvreemding - na bescherming als monument - die toch vragen oproept.
Vooraleer van start te gaan met de broodnodige molenrestauratie lieten de eigenaars zich bijstaan door de Nederlandse molenbouwer Adriaens uti Weert om een dossier in te dienen bij de dienst Industriële Archeologie en Onroerend Erfgoed. De eerste teleurstelling was een feit. Ze zouden, tengevolge van de bankencrisis, vier jaar moeten wachten voor ze eventueel in aanmerking zouden komen voor subsidiëring door de Vlaamse Overheid.
Na enkele coördinatievergaderingen met alle betrokken partijen, bijeengeroepen en gesteund door de stad Tongeren, klaarde de toestand weer op en werd het initiatief vooral administratief toch haalbaar, doch zonder tussenkomst van de Vlaamse Overheid, behoudens een onderhoudspremie en een EFRO- stadssubsidie.
Ondertussen had de eigenaars deelgenomen aan de molenaarscursus te Bokrijk, een initiatief van Levende Molens vzw, zodat ze toch een basiskennis van wind- en in het bijzonder watermolens verkregen.
Ze ontdekten ook het bestaan van de vereniging vzw Werkgroep Molenzorg Zuid-Limburg (ook een werkgroep van Levende Molens vzw), waarvan een aantal leden de molen bezochten en onmiddellijk met geestdrift aan de slag wensten te gaan, zowel met het aanbrengen van theoretische beginselen en berekeningen als de praktische uitvoering ervan.
De werken gingen van start in januari 2011, grotendeels in eigen beheer met eigen middelen en onder toezicht van de bevoegde instanties.
In januari 2012, deed de gelegenheid zich voor om de aangrenzende graanschuur, opgericht door notaris Baillien in 1783, te verwerven zodat de historische site van molen en schuur opnieuw één geheel vormt. Deze schuur zal in de toekomst dienst doen als ontmoetingsplaats tijdens molenbezoeken.
Het molengebouw, het houten onderslagrad met de metalen schoepen en de sluizen werden in een periode van vier jaar zeer keurig hersteld op initiatief van de huidige eigenaar. De restauratiewerken aan de Hoogmolen omvatten volgende aspecten:
Buitenwerken:
- aanleggen van nieuwe voorlopige bypass en de onderspoeling opvangen van beide landhoofden
- uitgraven ark en ontbloten funderingsmetselwerk lagerblok en landhoofden na afbraak vervallen metselwerk
- herbruiksteen reinigen en heropmetsen van landhoofden en lagerblok met inwendig versterking in gewapend beton
- sluiswerk op de Jeker vernieuwen, zowel los- als maalsluis met inbegrip van verticale portalen, verstijvingen en sluisdeuren ( Naamse eik ) met lieren en tandlat
- vernieuwen van houten brugdek en balklagen en eiken maalgoot, bekleding aanpassen waar nodig
- nieuw metalen krooshek als rooster voor de maalsluis
- vernieuwen achtkantige eiken (Kortenberg) wateras en aanpassen oplegpunten
- opkuisen gietijzeren waterrad, vernieuwen en behandelen eiken spaken, duimen, schoepen en metalen ankerplaten en schenkels
- aanleggen toegangsweg, aanbrengen beplanting en omheining
- gevelmetselwerk reinigen en behandelen met siloxanen
Binnenwerken:
- bij de drie maalstoelen: nazicht en aanpassen der steenkoppels en bussen, taatsen, regelsystemen en lichtwerk, vegers en scherpsels
- vervangen één gebarsten koppel ( La Ferté sous Jouarre )?-nazicht en herstel houten onderdelen van steenkuip, meelring, ringhout, tremen, schoen, kaar, grainstok, loopdetectie, kaar, hoogteregeling schoen
- vernieuwen houten meelpijpen en kasten en trap naar luizolder
- nazicht, ontroesten en behandelen gietijzeren onderdelen en lagers, aanbrengen nippels, nieuwe metalen druklager en beugels aan voet molenas bevestigen
- vernieuwen kammen en sleutels van as- spoor- en kamwiel in acacia hout
- luiwerk, steenkraan (galg) en bijkomende aandrijving in orde brengen
- bijkomende ondersteuning spanten
- vernieuwen vloerplanken en kinderbalken (waar nodig) van steen- en luizolder in moeraseiken (afkomstig toegangsdreef hengelhoef houthalen)
- vernieuwen elektrische installatie, verlichting + armaturen , en plaatsen brandalarm
- vervangen verzakte lintelen boven muuropeningen
- aanpassen gebarsten metselwerk, het geheel opnieuw wit kalken
- vervolledigen werktuigen eigen aan de molen zoals wanmolen, haverpletter, elevator, buil, slijpmolen enz.
- het geheel voorzien van bergplaatsen in aangepaste stijl.
Het rad draaide na ongeveer 60 jaar voor het eerst opnieuw op 30 oktober 2012 en de eerste maalproef werd op 22 november 2012 met succes uitgevoerd.
De molen bezit een hoog smal houten onderslagrad, met een diameter van 5,60 meter. In tegenstelling met het goed onderhouden kloostergoed 'de Dalemolen', bevond de Hogemolen zich vaak in een toestand van verregaande verwaarlozing, vooral na watersnood, brandstichting door soldaten etc. De lasten drukten zo zwaar op de mulders dat zij de exploitatie dikwijls na een jaar al prijsgaven…
De eigenaars van de Hoogmolen werden door het Molenforum Vlaanderen vzw gelauwerd met een oorkonde en kenteken "Actie Molen 2014" tijdens een academische zitting op 7 juni 2014 aan de Getijdenmolen te Rupelmonde voor hun inzet van de maalvaardige restauratie van de Hoogmolen.
Er bestaan plannen om een turbine te plaatsen om elektriciteit op te wekken.
Eigenaars:
- 1820, deling: Van Marsenille François, molenaar te Lauw (gehuwd met Maria-Ida Baillien)
- 1853: en kinderen
- 1862, deling: Van Marsenille Hubert (broers en zussen), brouwer te Lauw
- 1868, deling: Van Marsenille-Vanormelingen Christiaan, de kinderen
- 1882: en compagnie
- 1886, verkoop: Van Marsenille-Van Marsenille François, molenaar, later rentenier, te Lauw
- 1899, verkoop: Mullens-Vanwevelt Charles, molenaar te Lauw
- 1914, gift: Mullens-Lavigne Jean, molenaar te Lauw
- 1922: de weduwe en kinderen
- 1923, verkoop: a) Delvaux-Halfkam Jacques (en compagnie), molenaar te Lauw (naakte eigendom), b) Delvaux-Vanormelingen Gillis, de weduwe, landbouwster, te Wonck (vruchtgebruik)
- 1947, einde vruchtgebruik: Delvaux Jacques en Jozef, landbouwers te Wonck (voor 2/3)
- 1955, deling: a) Delvaux Jacques en Jozef, landbouwers te Wonck (voor 2/3), b) Vanormelingen Joseph, landbouwer te Wonck (voor 1/3)
- 1959, gift: a) Delvaux Jacques, Sebastien en Lambert, landbouwers te Wonck (voor 2/3), b) Delvaux Joseph (en compagnie), landbouwer te Wonck (voor 1/3)
- 1973, augustus: Baillien Henri, stadsarchivaris in Tongeren
- 1982, erfenis: Baillien Dany (zoon van Henri)
- 1989, september, verkoop: Senden L.
- 1996, april: Jacobs Georges en Marianne
- 2009, juli: verkoop: Maes Karel & Proesmans Betinna
Henry BAILLIEN, Georges JACOBS, Karel MAES, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Aanvullende informatie
Patricia Goffin, "Hogemolen te Lauw wordt gerestaureerd", internetgazet . be, 06.05.2012.
Een architectenkoppel, Karel Maes en Bettina Proesmans (foto), gaat de Hogemolen aan de Klerebroek in Lauw weer maalvaardig maken. Ze kochten het pand in 2009, documenteerden zich en gaan nu aan de slag. Bettina is een nicht van wijlen stadsarchivaris Henry Baillien. Diens voorvaderen kregen de molen eeuwen geleden in handen en gingen niet alleen daar maar ook op de Dalemolen graan malen. Het koppel heeft een restauratiedossier ingediend bij de dienst Industriële Archeologie en Onroerend Erfgoed. In 1986 werd de Hogemolen beschermd als monument. (Foto's Patrice Goffin)
Literatuur
H. Baillien, "De Hogemolen te Lauw", in: Limburg, XLVII, 1968, p. 97-116 en 153-162, overgenomen in: De Belgische Molenaar, LXIV, 1969, p. 278-280;
H. Baillien, "De geschiedenis van Lauw", Tongeren, Prisma, 1950, 91 p.
Lieven Denewet, "Inventaris van de Limburgse watermolens met hun pegelhoogtes (1846-1849)", Molenecho's, 39, 2011, nr. 2;
Herman Holemans & Werner Smet, "Limburgse watermolens. Kadastergegevens: 1844-1980", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1985;
Bert Van Doorslaer, "Met de stroom mee of tegen de wind in? Molens in Limburg", Borgloon/Rijkel, Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed, 1996;
Watermolens Zuid-Limburg", Tongeren, Werkgroep Molenzorg Zuid-Limburg, s.d.
Lucien Simon, "Moulins de chez nous", Dison, Fondation Adolphe Hardy, 1992, p. 92-93.
Mededelingen
Hendrik Baillien, 07.12.2007.
Miek Maes, 12.11.2009.
Marcel Vandeweert, email: vdw.marcel @ skynet.be, 29.12.2013.
Persberichten
VRS, VT, "Erfgoed aan de Jeker moet op volle toeren draaien. Extra subsidies voor restauratie watermolens", De Standaard, 30.05.2012.
Patricia Goffin, "Hogemolen te Lauw wordt gerestaureerd", internetgazet . be, 06.05.2012.
LXB, "Hoogmolen maalt na 60 jaar eindelijk weer graan", Het Laatste Nieuws, 28.06.2014.