Ruddervoorde (Oostkamp), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Watermolen Van Wanzeele, Zingende Watermolen (tijdelijk)
- Ligging
- Watermolenstraat 2
8020 Ruddervoorde (Oostkamp)
grens met Zwevezele
op de Ringbeek
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Geo positie
- 51.062897, 3.189569 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Rosa Braeckevelt, Zwevezele en Geert Willem-Mieke Van Wanzeele
- Gebouwd
- 1821
- Type
- Turbine watermolen
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Destijds ook oliemolen; boven op het dak stond destijds ook een windmolen
- Gevlucht/Rad
- Francisturbine
- Inrichting
- Twee steenkoppels, buil, haverpletter
- Toestand
- Hersteld in 2003-2005
- Bescherming
- M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
06.12.2013 - Molenaar
- Geen
- Openingstijden
- Als vakantiehuis, tel. 0032 476 582490, e-mail: info @ dezingendewatermolen.be
- Database nummer
- 870
- Ten Bruggencatenummer
- 50870
- Internet bron
- Watermolen Van Wanzeele, Zingende Watermolen (tijdelijk)
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
I. De wateroliemolen
In augustus 1820 vroeg Francis Maes, die toen al een houten oliewindmolen bezat te Zwevezele-Hille (zie aldaar), een wateroliemolen op te richten op de Ringbeek te Ruddervoorde. Hij richtte zijn vraag tot het gemeentebestuur van Zwevezele, want de molen zou draaien met water afkomstig van de Rick in Zwevezele, waar het zou opgehouden worden. De molen zelf kwam echter een 350 m over de grens met Ruddervoorde (kadasterperceel sectie F nr. 690, thans Watermolenstraat nr. 2).
Op 12 augustus 1820 werd het voornemen uitgeplakt, in het kader van het onderzoek de commodo et incommodo.
De gouverneur van West-Vlaanderen verleende pas op 24 juli 1821 zijn toestemming. Als voorwaarde werd gesteld dat de eigenaar/molenaar het water niet hoger dan 3 ellen5 mocht ophouden (de sluisgaten waren 2 ellen 25 palmen hoog). Dan kon het water bij noodweer met de nodige snelheid afvloeien. Zo het water hoger kwam dan die 3 ellen, moest de eigenaar zijn sluizen openen. Hij werd verantwoordelijk gesteld voor alle schade veroorzaakt door overstromingen en afdrijvingen, indien hij het water niet tijdig de nodige afloop gaf.
De molen werd uitgerust met een houten onderslagrad. Aangezien het gebouw enkele meter van de beek verwijderd was, was er een houten aanbouw met zadeldak (bedekt met pannen), met het rad aan het uiteinde. Deze toestand is te zien op een schilderij van Leo Vandekerckhove (Zwevezele 1894 – Brugge 1986) uit 1920, alsook op plannen uit 1909-‘10 bij de aanvragen voor de plaatsing van een stoommachine en een boterfabriek (zie hierna).
Bouwheer Francis (Frans) Maes was geboren te Koolskamp op 4 november 1762 als zoon van landbouwer Michael Maes (Zwevezele 1735 – Koolskamp na 1792) en Anna-Justina Van Tornout (Koolskamp, 1729 – 1784). Hij was gehuwd met Godelieve Lansens (Lamsens), geboren te Kools-kamp op 14.01.1762 als dochter van Joannes Bap-tiste Lansens (Lamsens) en Maria-Joanna Logghe. Francis Maes overleed op 21.08.1840 te Zwevezele. Zijn vrouw Godelieve Lansens werd 99 jaar 3 maanden en 12 dagen oud en overleed te Zwevezele op 26 april 1861. In haar overlijdensakte stond aangegeven: landbouwster en olieslaegster.
II. Toevoeging graanmolen (1826)
In november 1825 richtte Francis Maes uit Zwevezele zich rechtstreeks tot koning Willem I, met de vraag om in zijn oliewatermolen de noodige werktuijgen te mogen stellen tot het malen van graenen. Hierop werden adviezen verleend door de administraties van de directe belastingen en van de in- en uitgaande rechten, door de hoofdingenieur en de gouverneur van West-Vlaanderen. Alle adviezen waren gunstig, maar toch verwees de koninklijke kabinetssecretaris de verzoeker op 29 mei 1826 door naar het College van Gedeputeerde Staten van West-Vlaanderen. Aldus richtte Francis Maes op 17 juni 1826 een schrijven naar deze instantie met dezelfde vraag. Administratieve rompslomp is blijkbaar van alle tijden!
In dat tweede verzoekschrift haalde Francis Maes aan dat het graan malen met het water zeer nuttig zou zijn,, aangezien watermolens in deze streek ontbraken. Doorgaans gebruikte men er wind-molens, maar die konden vaak een groot deel van de zomer niet werken en vormden dus geen gestadig nut als de watermolens. Toen ging het snel: op 8 juli 1826, amper een ruime maand later, kreeg Maes de toestemming van de Gedeputeerde Staten van West-Vlaanderen.
Als voorwaarde werd gesteld dat Maes het opper water van de beek niet hoger mocht laten komen dan 2 ellen 70 duimen boven de schofdorpel en dat hij moest zorgen dat het overtollige water bijtijds, naargelang de toevloed, afgelaten werd. We vonden deze bepaling trouwens ook al terug bij zijn vergunning voor de wateroliemolen in 1821. Verder werd er geen verandering aangebracht aan de dam of waterkeering en aan het waterrad, als zijnde de thans op het waterrad werkende kracht genoegzaam voldoende tot de beweging van het bestaande en nog aan te brengen mecanisme. Zo schreef de hoofdingenieur van Waterstaat dat in zijn verslag van 11 maart 1826 aan de gouverneur van West-Vlaanderen.
III. Toevoeging windmolen (1830)
Op 17 december 1829 richtte Francis Maes een verzoekschrift aan de West-Vlaamse gouverneur, met de vraag om zijn watergraan- en oliemolen ook te doen bewegen door den wind. Dit zou gebeuren gelijk andere windmolens met vier ekkens [hekkens, wieken]. Hij motiveerde: "Doordien hij telkens schaersheijd heeft van water om van gestadiger nut aen het publik te konnen zyn".
Hierbij kunnen we een glimlach niet onderdrukken: terwijl Maes in 1826 nog beweerde dat een watermolen veel nuttiger was dan een windmolen (die ‘s zomers vaak noodgedwongen stil moest staan), voerde hij drie jaar later aan dat hij een windmolen wilde, wegens watergebrek voor zijn watermolen! Hoe dan ook, alle instanties gaven een gunstig advies en tijdens het onderzoek de commodo et incommodo kwam geen enkel bezwaarschrift binnen. Op 27 februari 1830, tijdens de laatste maanden van het Hollands Bewind, kreeg Francis Maes de autorisatie van de Gedeputeerde Staten van West-Vlaanderen om zijn watermolen tevens tot windmolen in te richten.
Deze houten windmolen, een staakmolen, kwam boven op het dak van de watermolen. Aldus werd een zogenaamde watervluchtmolen bekomen, waarbij een steenkoppel zowel door de wind als door het water kon aangedreven worden. Toch was de windmolen geen lang leven beschoren. Hij werd nog aangehaald in 1848 (zie hierna), maar in 1876 was enkel nog sprake van een watermolen. De moleneinden van het gevlucht werden hergebruikt als zolderbalken: ze zijn nu nog herkenbaar aan de vierkante schedengaten!
De watermolen deed haar bijdrage in de ontginning (de vrugtbaermaking) van het Vrijgeweid in 1848. Van nabij de water- en windmolen van den heer J. Maes werd een waterafleydings beyk gegraven naar een kom van 18 hectaren, ten eynde dien te bewateren. Deze kom was gelegen naast een meersch van 114 hectaren. Zowel de kom als de meers werden gecreëerd uit ongeveer 132 hectaren heygrond, deel van het Vrijgeweid. De trekgracht met schuif aan de Ringbeek kon echter ook het overtollige water van de sompige grond lozen in de Ringbeek. Nog tot rond 1950 moest Maurice Van Wanzeele op regelmatige tijdstippen deze schuif openen om de ontwatering van het geweed in de hand te werken. Na de doorgevoerde ruilverkaveling (kort na de tweede wereldoorlog) is deze trekgracht echter verdwenen.
Bouwheer Francis Maes werd opgevolgd door zijn zoon, brouwer Felix Maes (Zwevezele, 1802 – 1868), gehuwd met Francisca Welvaert (Baarle 1807 – Zwevezele 1836). Hij werd geholpen door drie ongehuwd gebleven broers en zusters: Jan (°Zwevezele 1794), Regina (Zwevezele 1797 – Ruddervoorde 1878) en Amelia Maes (Zwevezele 1800 – Ruddervoorde 1873). In 1847 waren er ook drie dienstboden en één meid.13 Een andere broer, Dominique Maes, werd olieslager op de oliewind-molen te Zwevezele-Hille.
Sinds 1876 stond de Watermolen op naam van Polydoor Minne, gehuwd met een dochter van Felix Maes. Ze hadden twee zonen die de molen vanuit Brugge beheerden en bankroet geraakten. Hierop kon de Torhoutse brouwer Ferdinand Fraeys, later gehuwd met Van Sieleghem, de molen op 9 mei 1896 aankopen en amper een jaar later doorverkopen aan molenaar Jules Coucke.
IV. Toevoeging stoommachine (vóór 1898, 1910)
Sinds 1897 was de Watermolen in handen van Amaat (Aimé) Van Wanzeele. Hij kocht de molen samen met 5,5 gemet land aan voor 12.700 frank. Amaat Van Wanzeele was geboren te Wingene in 1853, als zoon van Leonard Van Wanzeele, molenaar op de Lentakkermolen te Wingene en Serafina Detavernier. Amaat huwde Marie-Thérèse Tempelaere en overleed te Ruddervoorde in 1933. In 1893 huurde hij de Plaatsmolen te Loppem, een stenen beltmolen. In april 1900 vertrokken ze met hun zeven kinderen naar Ruddervoorde.
Na de verdwijning van de windmolen (vóór 1876) werd een stoommachine geplaatst. De kadastrale bronnen vernoemen evenwel in 1898 de verwijdering van de stoommachine.
In de nacht van 8 op 9 april 1909 stal een dief konijnen bij molenaar Aimé Van Wenzeele. De dief kroop aan de achterzijde door een venster gekropen en drong zo de konijnenhokken binnen. Zijn voetafdrukken waren 's anderendaags nog mooi te zien. Politiecommissaris Eeckman, die van de diefstal werd verwittigd, stelde onmiddellijk een onderzoek in. Hij gelukte er in de dief te vatten. Het was de genaamde Octave Proot uit Ruddervoorde. Hij werd door zijn klompen ontdekt: hij had immers vergeten de nagels op de hielen uit te trekken. In zijn huis werd een gestolen konijn gevonden. Octave Proot moest voor de onderzoeksrechter verschijnen. De Ruddervoordse bevolking feliciteerde de politiecommissaris, aangezien het de tweede konijnendief is hij in anderhalf jaar tijd aan kon houden.
In januari 1909 diende Amaat Van Wanzeele een aanvraag in bij het Ruddervoords gemeentebestuur voor de plaatsing van een nieuwe stoommachine en -ketel. Hij liet zich adviseren door het constructie-atelier van de weduwe E. Sabbe-Maselis te Roeselare. Het zou gaan om een stoommachine van het horizontaal stelsel, met automatische, veranderlijke expensie door de regulateur. De piston [zuiger] van de cilinder zou gemiddeld 120 toeren per minuut draaien en 25 pk ontwikkelen. De stoomketel was van het systeem “Cornwall” en werd geleverd door de N.V. Gebroeders Mahy te Wondelgem, met staal van “Siemens Martin”. Hij zou 4,30 m lang zijn en een diameter hebben van 1,50 m. Het was de bedoeling dat zowel het waterrad als de stoommachine konden instaan voor de aandrijving van een concasseur [haverpletter], een koppel graanmolenstenen, een koppel pletstenen voor les graines de lin [lijnzaad] en les tourteaux [lijnkoeken]. Het openbaar onderzoek leverde geen bezwaar-schriften op. Het schepencollege van Ruddervoorde bracht op 20 september 1909 een positief advies uit. De Opziener van den Arbeid en de Hoofd-Ingenieur van Bruggen en Wegen gaven ook hun fiat. Op basis van dit alles kreeg Amaat Van Wanzeele op 7 januari 1910 de toestemming van de Bestendige Deputatie voor 30 jaar. Er werden enkele veiligheidsvereisten gesteld voor de drijfwerken en de uitspringende en bewegende stukken van de werktuigen..
- De tandraderen, assen, riemschijven, kabels, riemen en andere bewegende delen, zoals de uitstekende wiggen, schroeven, bouten en andere dergelijke stukken, moesten zodanig gesteld, beschut en omgeven zijn dat alle gevaar voor de werklieden ontweken werd.
- Het was verboden de maalderij te verlichten met ontplofbare lampen (petroleumlampen).
- De openingen in de plankenvloeren van de zoldering moesten door middel van valdeuren sluiten, die na het doorlaten van de zakken automatisch konden neervallen.
- De toegang tot de machinekamer, de stoomketel en de maalderij werd streng verboden aan onbevoegden; dit verbod diende op de toegangsdeuren geschreven te worden. De stoommachine werd vooral gebruikt bij lage waterstand en kon op 18 uur evenveel verzetten als de watermolen in een week. Voor de stoomketel waren dan wel 1000 kg kolen nodig… De hoge ronde schoorsteen naast het gebouw vormt nog een overblijfsel van de stoomperiode.
V. Toevoeging boterfabriek (1911)
In november 1910 vroeg Aimé Van Wanzeele aan de provincie om in de remise (koetshuis) naast zijn maalderij, een fabriek van boter of afroomerij op te richten, waarvan de toestellen door de nieuwe stoommachine zouden aangedreven worden. Alle adviezen waren gunstig en tijdens het onderzoek de commodo et incommodo kwam geen verzet binnen. Amaat Van Wanzeele kreeg op 24 februari 1911 de toestemming van de Bestendige Deputatie voor 30 jaar. Als voorwaarden werden gesteld:
- de voorwaarden van 7 januari 1910 voor de stoommaalderij
- de beschikbaarheid in het woonhuis van een hulpdoos voor verwondingen van de werklieden
- de lokalen moesten zuiver en net blijven
- de vloeren moesten ondoordringbaar en lichtjes schuinsaflopend zijn voor een betere afvloei
- het residu uit de afroomers moest onmiddellijk in de vuring van de stoomketel worden verbrand
- het was verboden het spoel- of waschwater en andere grondsappen uit de melkerij in grachten of de Ringbeek te laten vloeien, tenzij na volkomen zuivering. Het gebruikte water moest in één of meerdere waterdichte putten terecht-komen om vervolgens gezuiverd te worden door middel van kalk, silicate de soude of andere doelmatige mengsels. Deze putten dienden regelmatig uitgekuischt te worden.
VI. Toevoeging vlasroterij (1920) en vlaszwingelarij (1926)
Eén van de zonen van Amaat Van Wanzeele, Maurice, geboren te Loppem in 1893 en gehuwd met Zulma Vangheluwe (1899-1956), nam in 1920 de molen over. Hij zou de boterproductie niet voortzetten, maar koesterde andere plannen.
Hij vroeg de provincie op 14 mei 1920 de toestemming voor de inrichting van een kunstvlas-rooterij, in het belang van de landbouwers van de streek. Hij verwachtte jaarlijks zo’n 180.000 à 200.000 kg vlas te kunnen roten. Maar precies uit de hoek van de landbouwers kwam er veel verzet en ook het gemeentebestuur van Ruddervoorde bracht een negatief advies uit. Reden: ze vreesden ongezonde uitwasemingen voor mensen en dieren, waardevermindering van hun eigendommen, watervervuiling en besmetting van landerijen en weiden bij overstromingen. De vergunning kwam er evenwel toch, vrij snel zelfs, op 24 september 1920 en gold voor vijf jaar.
Een belangrijk pro-argument was dat de afvloei van de roterij zeer gering zou zijn in vergelijking met de stroming die Van Wanzeele aan de beek kan geven door de verlaten van zijn watermolen. Hij kan dagelijks honderden m³ vers water doorlaten, terwijl de roterij gemiddeld 15 tot 20 m³ per dag af te lossen zou hebben. De watermassa van het “Riviertje” waarin de Ringbeek en diverse andere beken zich werpen, is bovendien groot. Verder zou de roting tijdens het warmste deel van de zomer gebeuren, wanneer de overstromingen niet of zeldzaam voorkomen. Wel worden enkele strenge voorschriften opgesteld, die nu onder het begrip “milieunormen” zouden vallen:
- De inrichting mocht geen gevaar, ongezondheid of ongemak vormen voor de buren en de werklieden.
- Alle toestellen moesten net onderhouden worden.
- De rootputten, de zink-zuiveringe en klaarbakken dienen bedekt te worden met dichtsluitende deksels ter verkoming van de verspreiding van ongezonde uitwasemingen; desnoods wordt de aanvrager verplicht al deze delen in verbinding te stellen met de schouw van de stoomketel.
- De afvalwaters moesten op een doelmatige wijze gedecenteerd en gezuiverd worden.
- Het afvalwater mocht niet op vreemde erven of in vreemde grachten, beken of duikers terechtkomen, vóór zijn zuivering.
- Door de verlaten van de watermolen moest het gezuiverd rootwater dermate met frisch water gemengd worden dat bij de ontleding van het water over een afstand van 100 meter van de uitmonding van de zuiveringsputten, geen spoor van bederf meer aan te treffen zou zijn.
- Het water van de rootputten moest zo vaak als nodig ververst worden ter voorkoming van de slechte geuren van het vlas en de putten.
- De putten moesten voorzien zijn van sproeiers en overlopers, om het water standvastig in en uit te laten vloeien. Deze vrij strenge normen konden niet verhinderen dat het water toch aangetast werd, hetgeen op 5 juli 1929 leidde tot nog strengere uitbatings-voorwaarden vanwege de provincie, met de verplichte inrichting van een zuiveringsinstallatie voor het afvalwater. Kort daarna werd de vlasroterij en –zwingelarij gestopt. De vlassector verkeerde toen in een crisis en de productiemethoden waren gewijzigd. De betonnen bunker van de roterij bestaat nog aan de overkant van de beek en de rootbak is er nog aanwezig.
Op 9 december 1925 en nogmaals op 5 januari 1926 vroeg Maurice Van Wanzeele bij het Ruddervoords schepencollege een vlaszwingelarij aan. Uit het technisch rapport, opgesteld op 29 mei 1926 door Mommens, hoofdtoezichter van de arbeid te Brugge, blijkt dat de vlaszwingelerij zou bestaan uit vier vlasmolens (sterwielen), een stofzuiger, een vlasbraker, alles in werking gebracht door een waterturbine van 14 pk (zie hierna). Als reserve was er de stoommachine van 25 pk (geplaatst in 1910, zie hoger). De maalderij bevatte 2 koppels maalstenen en een havercilinder.
Men voorzag ongeveer 10 kg vlas te zwingelen per dag en per vlasmolen. Het roten bedroeg ongeveer 200.000 kg per seizoen. In het rapport stond aangegeven dat de zwingelarij werd ondergebracht in een lokaal gansch in metselwerk en gedekt met pannen. (Er was immers een verbod ingesteld om nog in houten gebouwen met strodaken te zwingelen, omwille van het brandgevaar!) De zwingelarij was ondergebracht op de zolder, boven de maalderij. Door zijn afgezonderde ligging werd geen stofzolder nodig geacht.
In tegenstelling tot de roterij, rees geen verzet tegen de zwingelarij. De gemeente reageerde gunstig en de Bestendige Deputatie verleende haar toestemming op 17 september 1926, voor een periode van 30 jaar. Ook de vergunning voor de roterij (1920) werd verlengd tot 30 jaar.
Er zijn twee prachtige plannen bewaard van de inrichting: de enige ons bekende van een waterzwingelmolen!
Zoals we al meldden, stopte de vlasbereiding rond 1930. Het mechanisme met de sterwielen is nu verdwenen, maar hun draagbalken en lagers zijn nog bewaard gebleven!
VII. Van houten onderslagrad naar turbine (1925)
Het versleten houten onderslagrad, dat bovendien in mei 1925 ernstig beschadigd was geraakt bij een overstroming na hevige regenval, werd in 1925 vervangen door een Francisturbine. Die was afkomstig uit Nederland en werd wellicht geleverd door de firma Koppens & Frings uit Maastricht. De installatie ging gepaard met een feestje, waarop ook een gedenkplaat met de Blauwvoet werd onthuld, in aanwezigheid van eigenaar Maurice Van Wanzeele, kapelaan Sauvage, Henri Tytgat en de onderwijzers Leon Vandekeere en Gentiel Roelof. Deze plaat werd eerst in hout uitgesneden door Lieven Van Den Broecke, een zeer bekwame Ruddervoordse timmerman die in zijn atelier nog houten kamwielen voor de molen had gemaakt.
Deze turbine kon een vermogen ontwikkelen van 10 tot 14 pk en werd geplaatst juist naast de plaatsruimte waar het houten rad draaide, in een afzonderlijk, bakstenen turbinehuisje, bedekt met pannen. Het water stroomt horizontaal in het turbinehuis en komt door de stand van de leidschoepen radiaal op de werkschoepen en in de cellen van het turbinerad. De stroomlijnen van het water in de cellen buigen dan door de sterk gekromde schoepen om en het water valt axiaal of in een verticale richting uit de cellen in een buis. Het vallende water oefent in de buis – de zuigbuis – een onderdruk uit, waardoor boven de turbine een overdruk ontstaat. De Francisturbine wordt daarom ook overdrukturbine genoemd. Er is een haakse tandwieloverbrenging.. Zowel de schuif voor de watertoevoer als de stand van de leidschoepen konden met aparte handwieltjes. bediend worden.
Deze turbine werkte nog een tweetal dagen per week (vaak dinsdag en vrijdag) tot in 1963, toen die helemaal verzand was geraakt. Hij is er nog aanwezig, maar hij zit volledig vast onder het zand en de modder en de leidschoepen zijn verwijderd. Maurice Van Wanzeele had ook een betonnen buis geplaatst juist naast de Ringbeek, als een soort bypass om het teveel aan water een tiental meter stroomafwaarts.te lozen.
VIII. Toevoeging van semi-dieselmotor (1948) en elektromotor
In 1948 werd een semi-diesel- of gloeikopmotor van het merk Moës (een nog bestaande firma te Waremme) geplaatst. Deze motor kon een vermogen van 27 pk ontwikkelen. Hij staat er niet meer: hij werd verkocht aan molenbouwer Peter Thomaes uit Nukerke. De elektromotor van 15 pk staat nu nog bij de haverpletter.
Als werktuigen zijn nog aanwezig:
- het turbinehuis met turbine, gietijzeren overbrenging en ijzeren wateras
- een geheel ijzeren maalstoel, vervaardigd door Koppens & Frings uit Maastricht. Merkwaardig is dat niet de bovenste steen, maar wel de onderste steen draait: het gaat hier om een zogenaamde onderloper.28 Het zijn 2 kunststenen met een diameter van 80 cm, kon zowel met de turbine als met de motor aangedreven worden en was bestemd voor veevoeders.
- een koppel kunststenen met een diameter van 1,50 m (de ligger geleverd door Theuninck uit Diksmuide), bestemd voor veevoeders, kon enkel door de motor worden aangedreven. Met houten galg of steenkraan.
- een cilindermolen of haverpletter, vervaardigd door Hoflack uit Zonnebeke. De gietijzeren rollen zijn 60 cm hoog en 25 cm breed. Kon zowel door de turbine als door de motor worden aangedreven. Werden geplet: haver, rogge, tritical en voor één landbouwer ook maïs.
- een elevator, die het meel of het graan zowel op waterkracht als met de motor naar de buil of de cilindermolen kon opvoeren
- een hoog geplaatste trommelbuil, gemaakt door Theuninck uit Diksmuide
- een zakkenlift, een houten luiwiel (nu verplaatst)
- de lagers van de zwingelwielas op de zolder
- de elektromotor van 15 pk
Verdwenen zijn:
- de kollergang van de oliemolen (sinds ca. 1920)
- de boterfabriek (sinds ca. 1920)
- de vlaszwingelinstallatie (sinds ca. 1930)
- een graankuiser, die boven stond
- een koppel Franse witte stenen van 1,40 meter voor tarwegemaal. Toen de molen nog met een houten onderslagrad was uitgerust, stond die opgesteld in de houten aanbouw (tussen het molengebouw en de beek). De brokstukken lagen op 15.08.2005 nog op het erf.
- een koppel stenen van 1,40 meter, afkomstig uit Maldegem, met een steenkist van Theuninck uit Diksmuide. Stond op de plaats van de huidige cilindermolen.
- twee ijzeren poulies op de wateras, die nu zijn doorgezaagd en buiten staan opgesteld.
IX. Elektriciteitsopwekking door waterkracht (1926)
De nieuwe waterturbine uit 1925 werd aanstonds ook gebruikt om elektriciteit opwekken. Nog tijdens de tweede wereldoorlog werd hiervan gebruik gemaakt: de molen was toen nog niet op het elektriciteitsnet aangesloten. De generator van 110 volt en 25 ampère voorzag de instelling van stroom voor de verlichting, zowel in de maalderij als in huis.30 Hij woog wel zo’n 300 kg, met 150 kg koper! De aandrijving gebeurde via een platte riem over een houten poulie.
De vroegere uitbater Guy Van Wassenhove (zie hierna), nam zich voor om met de te herstellen turbine opnieuw “groene stroom” op te wekken. Hij dacht aan een generator met een vermogen van 5 tot 15 kW elektrisch en aan automatische sluizen. Er werden contacten opgenomen met het gespecialisserd Duits bedrijf HydroWatt uit Karlsruhe.
X. Renovatie en herbestemming als gastenverblijfplaats (2005)
In 1968 werd Daniël Van Wanzeele (Brugge, 24.12.1929 - Torhout, Sint-Rembertziekenhuis, 01.03.2017), zoon van Maurice en gehuwd met Rosa Braeckevelt, de nieuwe eigenaar-molenaar. In 1987 legde hij de maalderij stil. Het gebouw begon bouwfysische gebreken te vertonen: de dakstructuur dreigde het te begeven. Op een gegeven moment was het voort-bestaan van het (niet-beschermd) gebouw bedreigd.
Vanaf 2003 trad een gelukkige kentering op. De Parijse kunstenares Lilly Aliette Lindor en Guy Van Wassenhove namen de molensite in huur en renoveerden hem samen met de eigenaar, met het oog op de inrichting van een gastenverblijf en een crea-atelier op de zolderverdieping. Er zijn 4 kamers met slaapgelegenheid voor 4 personen beschikbaar. Elke gezellig ingerichte kamer is uitgerust met badkamer met douche, telefoon en tv. De accommodatie is uitermate geschikt voor familiefeesten, vriendenreünies en zelfs seminars. Voor bedrijven is er internetaansluiting in de gemeenschappelijke ruimte. Ze gaven de molen de benaming De Zingende Watermolen.
De renovatie gebeurde met volle respect voor de bestaande materialen en het vroeger uitzicht. De maalderij-inrichting bleef behouden en werd gereinigd. Een tegenslag vormde de stortvloed in de nacht van 3 op 4 juli 2005: het water stond in het molengebouw tot 30 cm hoog en bij het turbinehuis spoelde een deel van de rechteroever van de Ringbeek weg. De site werd voor het eerst voor het publiek opengesteld op 11 september 2005 (Open Monumentendag Vlaanderen), onder impuls van de Heemkundige Kring Ruddervoorde. Vanuit de molen is door Marcel Gevaert een wandeltocht uitgestippeld naar het nabije Vrijgeweid.
Zoals we in het vorig punt al meldden planden de uitbaters om met een vernieuwde turbine – wederom – elektriciteit op te wekken. Ook voorzagen ze de plaatsing van een nieuw houten onderslagrad. Deze zou geen aandrijving meer geven, maar verwijzen naar de toestand vóór 1920. De aanleg van een bypass wordt onderzocht.
Door de vereniging Molenzorg Vlaanderen vzw werd de procedure tot bescherming als monument ingeleid. Er is ook goed nieuws te melden over de Ringbeek waarop de Watermolen ligt. In Zwevezele is een zuiveringsstation gebouwd, terwijl stroomafwaarts in Ruddervoorde een wachtbekken wordt gegraven vanwege de overstromingen. De watermolen ligt in een landschappelijk waardevol gebied: een beeklandschap aan de rand van het Vrijgeweid.
In 2008 werd uitbater Guy Van Wassenhove opgevolgd door Lieven Taveirne. De bed&breakfast werd uitgebreid tot hotel-restaurant. In 2012 had de molen Kelly & Celle als uitbater, met een bistro (geopend van woensdag t.e.m. zondag) en de bed&breakfast. Vanaf 2013 is het gebouw door Vandewiele J. bvba uit Hertsberge (Jacques & Magda Vandewiele-Vandycke | Molleree 43, Hertsberge | tel. 0476 58 24 90) uitgebaat als vakantiewoning (verblijfsrecreatie).
Bij besluit van Vlaams Minister van Onroerend Erfgoed Geert Bourgeois werd op 6 december 2013 beschermd:
- Molen Van Wanzeele met inbegrip van schoorsteen, turbinehuis en rootbunker (Watermolenstraat 2 en z.nr., Oostkamp), monument
- Bakstenen boogbrugje over de Grote Beek (Watermolenstraat z.nr., Oostkamp), monument
- Omgeving van de molen van Wanzeele met stroomopwaarts loop van de Grote Beek (gelegen tussen de Watermolenstraat te Oostkamp en Wingene en de Westkantstraat te Oostkamp), dorpsgezicht.
Lieven DENEWET
Aanvullende informatie
Bekroond educatief project (VCM-Contactforum voor Erfgoedverenigingen).
Lieven Denewet stelde in juli 2005 namens Molenzorg-Molenecho’s vzw een dossier samen voor VCM – Contactforum voor Erfgoedverenigingen te Antwerpen, in het kader van de projectoproep 20 x 1250 euro voor vrijwilligers-verenigingen voor educatieve en sensibilisatie-projecten in de sector monumenten en land-schappen. De aanvraag behelsde de uitbouw van een crearuimte op de zolder, waarbij een koppeling wordt gegeven tussen het rijke molenverleden (“tien molenstadia”) en tien crea-activiteiten. Het schilderen met olieverf verwijst naar de vroegere oliemolen; het malen met handmolensteentjes en het bakken van brood roepen de korenmolen op; de textiele werkvormen refereren naar de vlaszwingelmolen; de experimenten- of technokoffer leiden ons naar de vroegere en toekomstige opwekking van elektriciteit met waterkracht, enz.
Vlaams minister Dirk Van Mechelen, bevoegd voor monumentenzorg, weerhield ons project voor ondersteuning (€ 1250), als behorende tot de beste twintig van het Vlaams Gewest! Op een academiche zitting op 15 oktober 2005 maakte deze minister de laureaten persoonlijk bekend.
Motivatie voor een bescherming als monument en als dorpsgezicht (voorgelegd door Molenzorg Vlaanderen vzw - 2008)
We hebben hier te maken met een heel interessante molensite, met een opeenvolging van:
- vijf molensoorten:
watermolen sinds 1821
ook windmolen sinds 1830
ook stoommolen sinds 1910
ook turbinemolen sinds 1925
ook semi-diesel en elektromotor sinds 1948.
- vijf molenfuncties:
oliemolen sinds 1821
ook korenmolen sinds 1826
ook boterkarnmolen sinds 1911
ook vlaszwingelmolen sinds 1926
ook elektriciteitsopwekking met watertubine sinds 1926
ook gastenverblijfplaats sinds 2005
Omwille van de grote industrieel-archeologische waarde van deze site, is een bescherming als monument zeer wenselijk.
De recente renovatie is gebeurd met respect voor het gebouw en het molenmechanisme.
De inrichting als gastenverblijfplaats is een zinvolle herbestemming van het gebouw.
De beoogde opwekking van groene stroom door middel van een te renoveren waterturbine is niet enkel ecologisch waardevol, maar werd hier al toegepast vanaf 1926.
Ons weerhouden edicatief project voor de Watermolen versterkt de banden tussen “creatieviteit & kunst”, “techniek” en “historisch erfgoed” en bevordert in belangrijke mate de belevingswaarde voor een ruimer publiek.
"Belevenissen Bongo Erfgoed Logies De Zingende Watermolen in Ruddervoorde (BE)", in: uwvakantiebeurs.nl (23.12.2010).
In West-Vlaanderen zijn er nog maar enkele watermolens waarvan het maalmechanisme nog grotendeels in de originele toestand is. Eén daarvan is de molen uit 1820 in Ruddervoorde, die na een jarenlange verwaarlozing werd gerestaureerd met respect voor de authenticiteit. Hier baten Guy en Aliete hun bed & breakfast en restaurant de Zingende Watermolen uit. Er zijn vier gastenkamers, allemaal met trap in het midden die naar de mezzanine leidt, waar (nog) een bed staat. Ze zijn dus erg ruim en gezinsvriendelijk. De inrichting is gezellig en landelijk, in overeenstemming met de sfeer van de oude watermolen en de omgeving. Om helemaal te ontspannen kun je gebruik maken van de aparte verkwikkende private saunaruimte. Wie behalve het ontbijt nog andere maaltijden in De Zingende Watermolen wil, kan op aanvraag terecht in het restaurant. Ook daar vertoef je in een gezellige en rustieke omgeving. De ruimte waarin het radarwerk van het maalmechanisme van de molen zich bevindt, kan gereserveerd worden voor feestjes.
Monument/dorpsgezicht - molen Van Wanzeele en bakstenen boogbrugje te Oostkamp (Ruddervoorde) met de omgeving met stroomopwaartse loop van de Grote Beek te Oostkamp (Ruddervoorde) en Wingene (Zwevezele).
Het gemeentebestuur heeft een afschrift ontvangen van het ministerieel besluit van 7 november 2012 houdende vaststelling van een ontwerp van lijst van voor bescherming vatbare monumenten en/of stads- en dorpsgezichten.
In het ontwerp van lijst is de bescherming als monument opgenomen van:
1. molen Van Wanzeele, Watermolenstraat 2, 8020 Ruddervoorde, met inbegrip van schoorsteen, turbinehuis en rootbunker. De molen Van Wanzeele is een watermolen met een goed afleesbaar en eigen functioneel en typologisch verhaal. De technische installatie staat nagenoeg volledig in dezelfde configuratie als ten tijde van de werkende maalderij. In zijn volledigheid getuigt de molen op waardevolle wijze van bepaalde algemene ontwikkelingen in de para-agrarische en voedselsector gedurende de 19e en eerste helft van de 20ste eeuw. De functionele evolute in de types gebruikte aandrijfkracht illustreren de continue zoektocht van de 19de- en 20ste-eeuwse molenaar naar vernieuwing en diversificatie.
2. bakstenen loopbrugje over de Grote Beek. Het nabijgelegen bakstenen loopbrugje is een relict uit de ontsluiting van de agrarische samenleving rond 1900, waarbij de voormalige privé-weg werd vervangen door een meer noordelijk gelegen openbare weg, de Watermolenstraat. In functie hiervan werd een eenvoudige bakstenen segmentboogbrug aangelegd.
In het ontwerp van lijst is de bescherming als dorpsgezicht opgenomen van:
1. omgeving van de molen Van Wanzeele met stroomopwaartse loop van de Grote Beek. Dit vormt een kunstmatige verbreding, vermoedelijk reeds gerealiseerd bij het begin van de bedrijfsactiviteit van de watermolen omstreeks 1821, en was vereist om in het reliëfarme landschap een extra debiet op te sparen in functie van de maalvaardigheid. De verbreding volgt het kronkelend verloop van de oorspronkelijke beekbedding. Het omgevend valleisegment rond de watermolen met akkers, graslanden en perceelsrandbegroeiingen begrepen tussen de Watermolenstraat (Ruddervoorde) , de buurtweg nr 28, de Watermolenstraat (Zwevezele), de Westkantstraat en de buurtweg nr 21 omvat de historisch verbrede stroomopwaartse loop van de Grote Beek tussen de molen en de Watermolenstraat (Zwevezele) en vormt een gaaf en cultuurhistorisch waardevol ruraal landschap met een alleenstaand, kleinschalig industrieel molenbedrijf. De schoorsteen bij de Watermolen fungeert als positief, beeldbepalend baken in deze omgeving. De beekoeverbegroeiing en enkele overige lijn- en puntvormige landschapselementen verfraaien deze omgeving
Overeenkomstig het decreet van 3 maart 1976 organiseert het College van Burgemeester en Schepenen een openbaar onderzoek van 28 december 2012 tot 26 januari 2013. Gedurende deze periode ligt het ministerieel besluit en de bijhorende stukken iedere werkdag van 8.30 tot 12.30 uur en de woensdagnamiddag van 13.30 tot 19 uur ter inzage in loket 4 ‘wonen en omgeving’ in OostCampus, Siemenslaan 1, 8020 Oostkamp.
Gedurende deze periode kunnen bezwaren worden ingediend bij het College van Burgemeester en Schepenen.
----------------------------------
De watermolen van Ruddervoorde
Auteur: Heemkundige Kring Ruddervoorde
Korte inhoud:
Over de watermolen is vroeger al een bijdrage verschenen door A. Strubbe in de reeks: Ken de Oostkampse momumenten en in De Merel in 1987.
Nu werd deze tekst herwerkt en aangevuld.
De bewuste watermolen ligt op de grens Ruddervoorde-Zwevezele in de Watermolenstraat 2, vroeger Caleshoek 67.
UITGAVE NR D/2005/8082/1
Wil u deze publicatie bestellen, dan kan u dit via mail doen
Prijs: 4 euro voor leden en 5 euro voor niet-leden
------------------
Magda Cafmeyer, "Bakelands duiker en de Spookmolen", Biekorf, jg. 1978, p. 283.
Daar dichtbij stond Wanzelens watermolen op de beke; dat aanhoudend ruisen van het vallende water trok de voorbijganger aan, dat was zogezeid de Spookmolen alwaar de waterduivel spookte om de eenzame late voorbijganger met de waterval mee te sleuren. De watermolen had een groot gebied om een kruispunt van de gemeenten Ruddervoorde, Zwevezele en Lichtervelde. Als ik mij goed herinner is in 1925 het waterwiel bij stormweer meegesleurd. Nu werkt de molen met tuurbine (sic) en het stampkot is er ook nog".
-----------------------------------
Schilderij van de Watermolen van Ruddervoorde uit 1920 door Leo Vandekerckhove
Enkele gegevens:
Wegens de industrieel-archeologische waarde :
- als monument
Molen van Wanzeele met inbegrip van schoorsteen, turbinehuis en rootbunker, gelegen in Oostkamp, (Ruddervoorde), Watermolenstraat 2 en zonder nummer
bekend ten kadaster :
Oostkamp, 5de afdeling, sectie F, perceelnummers 688P (deel), 688R (deel), 691B (deel) en deel openbaar domein Grote Beek zoals afgebakend op plan.
Wegens de historische waarde :
- als monument
Bakstenen boogbrugje over de Grote Beek, gelegen in Oostkamp (Ruddervoorde), Watermolenstraat zonder nummer
bekend ten kadaster
Oostkamp, 5de afdeling, sectie F, openbaar domein Watermolenstraat (Ruddervoorde), zoals afgebakend op bijgevoegd plan.
Wegens de industrieel-archeologische en de historische waarde als dorpsgezicht : omgeving van Van Wanzeele met stroomopwaarts loop van de Grote Beek, gelegen in Oostkamp (Ruddervoorde), niet bepaald zonder nummer, Watermolenstraat zonder nummer, Westkantstraat zonder nummer en in Wingene (Zwevelzele), Watermolenstraat zonder nummer
bekend ten kadaster
Oostkamp, 5de afdeling, sectie F, perceelnummers 688P, 688R, 691B, 693F(deel), 694B2 (deel), 694W(deel), 695C, 697B, 697E, 698, 699/2, 699D, 700, 701A, 702, 703, 704, 705, 706, 707A, 708, 709, 710A, 711A, 712, 715B, 717, 718/2, 718B, 718C en deel openbaar domein Grote Beek en deel openbaar domein Watermolenstraat (Ruddervoorde), buurtweg nummer 21 (deel), buurtweg nummer 28 (deel) en Westkantstraat (deel) en
Wingene, 2de afdeling, sectie A, perceelnummers 123C, 125C, 18B en deel openbaar domein Watermolenstraat (Zwevezele) zoals afgebakend op plan.
Met het oog op de bescherming zijn van toepassing :
de beschikkingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 1993 tot bepaling van de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, 5 juni 2009, 4 december 2009, 10 juni 2011 en 22 juni 2012 (Belgisch Staatsblad 10 maart 1994, 22 augustus 2006, 18 september 2009, 11 januari 2010, 2 augustus 2011 en 27 juli 2012).
KONIJNENDIEFTE. - In den nacht van 8 op 9 dezer (april 1909), heeft een dief konijnen gestolen bij den molenaar Aimé Van Wanzele. De dief was langs achter door een venster gekropen en alzoo in de konijnekoten gedrongen. De voetsprentingen welke den dief achtergelaten had, waren des anderdaags schoon te zien. De heer policiecommissaris Eeckman werd van den diefstal verwittigd en stelde spoedig een onderzoek in; hij gelukte er ras in den dief te ontdekken; het is de genaamde Octave Pr.. wonende te Ruddervoorde. Het was door de kloefen van den dief dat den diefstal ontdekt werd: er waren nagels op de hielen geslagen en de dief had ze vergeten uit te trekken. Ten zijnen huize werd er ook een konijn gevonden, voortkomende van den diefstal. Octave Pr. heeft reeds voor den onderzoeksrechter moeten verschijnen.
De bevoling van Ruddervoorde wenscht den heer pliciecomissaris proficiat, daar het de tweede konijnendief is die hij in een jaar en half aanhoudt.
Literatuur
Gedrukte bronnen
Gazette van Brugge en van de provincie West-Vlaanderen, april 1909 (jg. 116) (konijnendiefte)
Werken
Lieven Denewet, "Ministeriële steun voor educatief project van Molenzorg-Molenecho's. De water-, wind- en stoommolen van Ruddervoorde: vijf molensoorten & vijf molenfuncties", in: Molenecho's, 33ste jg., 2005, nr. 3, p. 131-153.
Lieven Denewet, "De watermolen van Ruddervoorde", in: Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse Molens, XXI, 2005, p. 58-60.
Lieven Denewet, "Een zoneoverschrijdende visie op de Watermolen van Ruddervoorde", in: VCM-Contact, n r. 48 (juni 2006), met een epiloog van Vlaams minister Dirk Van Mechelen.
B. Bouljon, "Het Oostkamp, Ruddervoorde, Hertsberge en Oostkamp van toen", Brugge, 1984, p. 127.
A.R. Goussey, "Watermolen in werking", in: Bachten de Kupe, VI, 1964, p. 114-115.
Lieven Lams i.s.m. A. Vandewiele, "Zwevezele", in F. Hollevoet, "Als straten gaan... prate, Tielt, 2005, p. 310.
A. Strubbe, "De watermolen te Ruddervoorde", in: De Merel, XVII, 1981, 4, p. 125-126.
P. Vandewalle, "De molens van Ruddervoorde", Ruddervoorde, Heemkundige Kring, 1994, p. 45-50.
A. Vanwalleghem, m.m.v. Silvie Creyf, "Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Oostkamp. Deel II: Deelgemeenten Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme", Brussel, Vlaamse Overheid - Agentschap R-O Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, 2007, p. 553-555.
"De Zingende Watermolen", in: Erfgoed Logies, editie 2008, p. 28.
"Belevenissen Bongo Erfgoed Logies De Zingende Watermolen in Ruddervoorde (BE)", in: uwvakantiebeurs.nl (23.12.2010).
H. Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten P-R", Rotem, 2001.
Vandewalle Paul, Denewet Lieven & Gevaert Marcel, De watermolen van Ruddervoorde, Ruddervoorde, Heemkundige kring, 2005, 22 p.
www. dezingendewatermolen.be (van uitbater Lieven Taveirne, afgesloten eind 2012)
www. zingendewatermolen.be (komt later in 2013 weer online)
"Openbaar onderzoek monumenten en dorpsgzichten", oostkamp.be (21.12.2012).
Magda Cafmeyer, "Bakelands duiker en de Spookmolen", Biekorf, jg. 1978, p. 283.
Persberichten
D. David, "Kom tot rust in 'De Zingende Watermolen'. Gerenoveerd bouwwerk doet voortaan ook dienst als gastenverblijf", in: Het Laatste Nieuws, 10.06.2005, p. 21.
GST, "Ledenvergadering bij Vlaamse senioren", De Weekbode, ed. Torhout, 15.02.2008.
"Ruddervoorde. Zingende Watermolen", in: De Weekbode, ed. Torhout, 16.05.2008.
SR, "Faillissementen", in: Brugsch Handelsblad, 18.07.2008.
Tim Vansteelandt, "Lieven en Joke heropenen De Zingende Watermolen. 'Er is werk aan iedere zaak'", in: De Weekbode, ed. Torhout, 09.01.2009.
Tim Vansteelandt, "Ringbeek langs Zingende Watermolen zwaar vervuild. 'Dit is heel jammer'", in: De Weekbode, ed. Torhout, 11.09.2009.
AFT, "Provincie opent nieuwe wandelroute door Vrijgeweed", Het Nieuwsblad, 14.10.2010.