Brugge, Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Koeleweimolen, De Koelewey, De Coelewey
- Ligging
- Kruisvest 11
8000 Brugge
dicht bij de Dampoort
kadasterperceel F11
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Geo positie
- 51.219925, 3.234279 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Gemeente Brugge
- Gebouwd
- voor 1541 / 1823 - 1879, als stenen molen / 1992-1996, overgebracht uit Meulebeke
- Type
- Staakmolen met gesloten voet
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Breed rond teerlingkot
- Gevlucht/Rad
- Stalen gelaste roeden (fabr. Wieme, 1996)
- Inrichting
- Twee steenkoppels, haverpletter
- Toestand
- Niet meer maalvaardig, stilstand sinds 2016
- Bescherming
- DSG: dorps- en stadsgezicht,
14.04.1944, gewijzigd op 14.01.1993 / 20.01.2016 - Molenaar
- Geen
- Openingstijden
- Gesloten vanaf 2016
- Database nummer
- 855
- Ten Bruggencatenummer
- 50855
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Koeleweimolen is een houten korenwindmolen op de Kruisvest dicht bij de Dampoort.
De eerste windmolen op deze plek werd voor 1541 werd gebouwd. Hij staat vermeld in het Grondboek van 1541 als liggende onder de jurisdictie van het Proossche, onder de benaming: " den Muelen... den Coelen Wey". Varianten op deze molennaam waren: "Koelewey", "Koeleweg", "Coelen wint" en "Koelen wee".
We zien hem aangeduid op het stadsplan van Marcus Gherards (1562) op de Kruisvest als zevende molen tussen de Kruispoort en de Dampoort, dicht bij laatstgenoemde poort. Op de kaart van Jacob van Deventer (1558-1575) zien we hem zelfs als achtste molen tussen beide stadspoorten.
Het Carmerszestendeel vermeldt hem in 1580 als "Idem (een wyndmuelen) De Coele Wey". Eigenaar was dan Ghysebrecht Martens. In 1585 waren de molenaars Pieter Maertins fs. Ghysebrecht, Jooris van Nooreweghe, Aernout Plasschaert en Jan Coolman elk voor een vierde eigenaar. In 1588 was de molen in handen van Olivier Vlaeminc, die in 1593 er de helft van verkocht aan Joos Oulterman.
Het molenaarshuis stond op de Potterierei. Huis en molen waren belast ‘met een hey tsiaers van de cheyns dat men ter date van dese niet en wiste te nomeren wye nochte wanneer men dat ghelt’.
In de "Gazette van Gend" van 24 januari 1793 verscheen de volgende verkoopsadvertantie: "Wordt te koop gepresenteerd door/bij de meester-molenaar Francies van Hecke in Brugge: de helft van een welbeklante korenwindmolen (inclusief de helft van een paard en wagen) en alle andere toebehoorten, staande op de stadsvesten naast de Dam[me]poort binnen Brugge".
In 1822 werd de molen openbaar verkocht omdat hij al geruime tijd buiten werking stond en in verval was geraakt. Antoon Feys, meester-broodbakker ondertekende op 30 november 1822 de koopakte. De verkoopprijs bedroeg slechts 330 gulden alhoewel de instelprijs 1200 gulden was. Onmiddellijk werd gestart met de afbraak van de houten molen en een stenen molen werd in 1823 opgetrokken. Deze nieuwe molen behield de naam en de functie (graan malen) van zijn houten voorganger.
We zien hem aangeduid op:
- de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen op teerlingen
- de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
- de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1850) als een stenen windmolen.
Eigenaars:
- 30.11.1822, openbare verkoop: Feys Antoon, meester-broodbakker te Brugge
- voor 1834, eigenaar: Beaucourt de Sgraevendriessche Félix, procureur te Brugge
- 23.01.1843, verkoop: Lams Karel, molenaar en herbergier te Brugge (notaris Doudan)
- 19.04.1866, verkoop na erfenismoeilijkheden: Lams-Barriseele Karel Bernard, molenaar en herbergier te Brugge (notaris Debusschere)
- 19.10.1867, verkoop (gedwongen onteigening): Cauwe Isidore, brouwer te Brugge (notaris Bonnaert)
- tot 27.11.1879, eigenaar: Cauwe Isidore, de erfgenamen
- 27.11.1879, verkoop: Brugge, de Stad (beslissing burgemeester, voor de sloop)
Op 27 november 1879 werd de molen openbaar verkocht door de erfgenamen van "meester-bierbrouwer" Isidoor Cauwe voor 4750 frank aan de stad Brugge, die onmiddellijk tot sloop overging. Deze bierbrouwer had De Koelewey verworven in 1867 bij gedwongen onteigening ten name van C. Lams, molenaar en herbergier.
In 1992-1996 werd op dezelfde plaats een nieuwe molenwal en staakmolen opgetrokken. De huidige molen werd overgebracht uit Meulebeke, alwaar hij de Bosterhoutmolen werd genoemd. Daar werd hij gebouwd in 1765 door molenmaker Joannes Vander Schuere (inscripties op de standaard en het voorwiel). Tot in 1958 bleef de molen daar in gebruik. Daarna trad het verval in. In 1980 moest de molen afgebroken omdat hij op de rooilijn lag van de geplande ringweg om Meulebeke. Hij werd een 50-tal meter verder gestapeld met de bedoeling hem op een nieuwe berg weer op te richten. De Randweg kwam er, maar de molenkast bleef er ruim tien jaar gedemonteerd liggen... De stad Brugge kocht de Bosterhoutmolen aan en liet hem als vierde molen oprichten op de Kruisvest, nabij de Dampoort, op een nieuwe hoge molenwal, op de plaats van de vroegere Koelewey. Molenbouwer was Roland Wieme uit Petegem-aan-de-Leie. Sinds 1996 is de molen weer maalvaardig en wordt hij opengesteld in de maanden juli en augustus. Spijtig genoeg wordt de windvang ernstig gehinderd door de vele bomen op de Kruisvest. Naast de stadsmolenaars, lieten ook enkele vrijwillige molenaars de molen draaien, met name Bregt Patrouille (1996-1998), Lieven Denewet (aug. 1999, aug. 2000, aug. 2001, aug. 2005) en Sylvan Deseure (2006).
De molen werd op 14 april 1944 op zijn vroegere lokatie in Meulebeke beschermd als monument. Dat besluit werd gewijzigd, in functie van zijn overbrenging naar Brugge, op 14.01.1993. De molensite werd beschermd als deel van de Brugse geplantsoeneerde stadsomwalling als stadsgezicht op 20.01.2016.
Vanaf 2016 is de molen stilgelegd. Hij werd onttrokken aan de Stedelijke Dienst Musea (die tot dan toe de openstelling verzekerde) en vertoont technische mankementen. Door het gebruik van te groen hout voor de nieuwe molenstaak in 1996, is deze aangetast door kevers en dient hij vervangen te worden. De molenkast hangt scheef op zijn staak, hetgeen men in 2017 enigszins trachtte te verhelpen door de aanbreng van zakken grind.
Verdere gegevens: zie Meulebeke, Bosterhoutmolen.
Lieven DENEWET & Heman HOLEMANS
Aanvullende informatie
Jaarlijks aantal asowentelingen
1997: 114.389
1998: 193.999
Intekendatum: juni 2006
Molen: Brugge (W.-Vl.), Koeleweimolen - staakmolen op teerlingkot
Bouwheer & ontwerper: Stad Brugge, Dienst
Infrastructuur - Gebouwen
Opdracht: Dringend onderhoud
- optrekken van de trap, de staart en het kruiwerk
- onderhoudswerken aan de wieken
- herschilderen van de volledige molenkast, het gemetselde molenkot en de wieken
- aanpassen van een gootje
- reinigen en ontsmetten van de duivenbevuiling
- aanbrengen van duivenwering
- algemeen onderhoud
- het opnieuw in bedrijf stellen
- proefdraaien en malen
Onderhandelingsprocedure; raming: €29.342,50 (incl. btw)
Toewijzing: Nijs P. nv, Deinze
Beslissing van de gemeenteraad van Brugge, genomen in zitting van 30 mei 2006.
59. Stadsgebouwen - uitvoeren van onderhouds- en instandhoudingswerken aan de Koeleweimolen, Kruisvest - ontwerp - wijze van gunnen - goedkeuring.
- Raming : 29.342,50 euro (BTW incl.)
- Wijze van gunnen : onderhandelingsprocedure.
Artikel 17, §2, 1°a van de wet van 24 december 1993 op de overheidsopdrachten.
- Aard van de werkzaamheden :
De restauratie en de heropening van de molen werd uitgevoerd in 1996-1997. De molen werd op 22 mei 1997 feestelijk ingemalen. Vanaf de heroprichting werden er geen onderhoudswerken uitgevoerd aan de nieuwe Koeleweimolen. De laatste drie jaren werd er met de molen niet meer gedraaid noch gemalen in afwachting van de dringende onderhoudswerken.
In hoofdzaak zijn volgende werkzaamheden voorzien :
- het optrekken van de trap, de staart en het kruiwerk
- onderhoudswerken aan de wieken
- het herschilderen van de volledige molenkast, het gemetselde molenkot en de wieken
- het aanpassen van een gootje
- het reinigen en ontsmetten van de duivenbevuiling
- het aanbrengen van duivenwering
- het algemeen onderhoud en het opnieuw in bedrijf stellen en het proefdraaien en malen van de molen.
-----------
Uit: Jaarverslag stad Brugge 2005.
Monumenten - BPO.
Dit is een jaarlijks terugkerend krediet. Op dit krediet is een dossier genomen "restauratie van de
Koeleweimolen", wat is voorgelegd aan het college, maar
werd doorgestuurd naar de bespreking BW1 2006.
De Koeleweimolen, de vierde molen vanaf de Kruispoort, wordt in het toeristisch seizoen opengesteld voor het publiek. De restauratie en de heroprichting van de molen werd uitgevoerd in 1996-1997. De molen werd op 22 mei 1997 feestelijk ingemalen. Vanaf de heroprichting werden er geen onderhoudswerken uitgevoerd aan de nieuwe Koeleweimolen. De laatste drie jaar werd er met de molen niet meer gedraaid noch gemalen in afwachting van de dringende onderhoudswerken.
In hoofdzaak zijn volgende werken voorzien:
- het optrekken van de trap, de staart en het kruiwerk
- onderhoudswerken aan de wieken
- het herschilderen van de volledige molenkast het gemetselde molenkot en de wieken
- het aanpassen van een gootje
- het reinigen en ontsmetten van de duivenbevuiling
- het aanbrengen van duivenwering
- het algemeen onderhoud en het opnieuw in bedrijf
stellen en het proefdraaien en malen van de molen.
Raming van de werken: 29.342,50 euro.
L. Denewet & R. Wieme, “De Wankelaar”: molenbouwers-kunstwerk in de Coelewey te Brugge", Mededelingenblad van de Werkgroep West-Vlaamse Molens, XX, 2004, 1, p. 54.
In de Coelewey, de vierde staakmolen op de Kruisvest te Brugge (nabij de Dampoort), vinden we beneden in het teerlingkot een kunstwerk, vervaardigd door molenbouwer Roland Wieme uit Petegem-Deinze, die instond voor de oprichting en maalvaardige restauratie van deze staakmolen (1996), afkomstig uit Meulebeke (Bosterhoutmolen). Het bestaat uit een fragment van de vroegere staak met de prachtige inscriptie uit het bouwjaar 1765 door molenmaker Johannes Vander Scheure uit Meulebeke. Daarboven zien we een stel ijzeren staven en een stuk van een geklinknagelde molenroede, waarin we de romp van een persoon kunnen herkennen. Het plaketje betitelt het werk als De Wankelaar met als commentaar “vroeger”… Stond ik niet stil! en draagt als naam Wieme Roland. Helaas blijkt dit kunstwerk profetische kracht te hebben, want de molen staat sinds vorig jaar wèl stil. In de periode 1996-2001 draaide de molen nog dagelijks tijdens de zomer, maar spijtig genoeg acht de stad Brugge dit niet meer nodig.
Gazette van Gend, 24 januari 1793.
Brugge - Korenwindmolen te koop
Wordt te koop gepresenteerd door/bij de meester-molenaar Francies van Hecke in Brugge: de helft van een welbeklante oliewindmolen (inclusief de helft van een paard en wagen) en alle andere toebehoorten, staande op de stadsvesten naast de Dam(me)poort binnen Brugge.
---------------
G. van Nieuwenhuyse, De windmolens van de Kruisvest te Brugge 1580-1650, Biekorf, jg, 71, 1970, p. 210-214.
De twee windmolens bij de Kruispoort te Brugge zijn goede bekenden. Vooral de "Sint-Janshuusmolen" die draait en maalt gedurende de vier maanden van het seizoen (1 mei-31 aug.) en dan door veel toeristen wordt bezocht. Deze actieve molen is een oude Brugse, in 1770 ter plaatse gebouwde molen
Zijn stille gezel, die dichter bij de Kruispoort staat, is daar (overgevoerd uit Olsene) in 1911 een gevelde voorganger, de "Bonnne Chiere" komen vervangen (1).
En nummer drie is al op komst, zo zien we nu gebeuren: de houten windmolen van Beveren aan de IJzer werd door het stadsbestuur aangeworven om ter hoogte van de Oliebaan op de Kruisvest te worden heropgericht. Een mooie aanwinst voor het stadsbeeld in die énige ‘gezichtshoek’ van de Kruispoort. En een gelegenheid om de geschiedenis van de oude molens uit de oorkonden boven te halen.
De negen windmolens van de Kruisvest
Het kadaster van Brugge, in 1580 opgemaakt, vermeldt negen windmolens tussen de Spey- en Kruispoort (2). Ze volgen hierna in de aldaar opgegeven orde, uitgaande van de Speypoort. Het register van Carmerszestendeel vermeldt:
"De Speymolen" - Eigenaar: Olivier Vlamync. In 1593 was deze molen reeds verdwenen: "... vande rechte helfscheede vande walle daer wylen een muelen up ghestaen heeft die ghenaempt was de Speye daer jeghenwoordich een stake up staet’.
"De Coele Wey". - Is eigendom geweest van Ghysebrecht Martens. In 1585 zijn eigenaars: Pieter Maertins fs. Ghysebrecht, Jooris van Nooreweghe, Aernout Plasschaert en Jan Coolman, molenaars, elk voor een vierde. In 1588 is deze molen eigendom van Olivier Vlaeminc, die in 1593 er de helft van verkoopt aan Joos Oulterman. Het molenaarshuis stond op de Potterierei. Huis en molen waren belast ‘met een hey tsiaers van de cheyns dat men ter date van dese niet en wiste te nomeren wye nochte wanneer men dat ghelt’.
"Het Dracken Hooft". - Was een oliewindmolen. Benden de wal stond een 'couchuyseken'. Deze eigendom was zeer verdeeld; sommige eigenaars bezaten maar een veertiende part. Tussen deze laatste vinden wij de Wwe. van Berthelmeeus Lippens, Philippus Reingout, Joos van Okerhout, Jan Vereecke e.a.
"De Papegaey". - Was nog een oliewindmolen. Hij behoorde aan Herman Goossens. Later werd deze eigendom ook verbrokkeld. Tussen de participerende eigenaars vinden wij Jan Vleis, Jan de Wulf, Jan Vereecke, Maerten Crabbe (van de bekende goudsmedenfamilie), Jacques van Ockerhout e.a.
"Helpt Uuyter Noodt". - Was de derde oliemolen, soms ook genoemd "Ryckwynmeulen". Hij stond op 't einde van de Corte Oliestraat en het molenhuis aan de oostzijde van de Peter Cellestraat. Eigenaar was Pieter Nollet. De tijden waren slecht en onzeker en de verpande molen ging bij decreet van 6 juli 1588 over aan de kinderen van Herman Goossens. In 1592 gaat de eigendom in handen van Pieter Rielandt en Leenaert Cobri. Na verscheidene verhandelingen is deze molen, in 1618, eigendom van Joos Spillebeen.
"'t Groote Werck". - Is weer een korenwindmolen. Hij is gelegen op 't einde van de Carmersstraat. Het molenhuis aan de noordzijde van die straat paalde aan het klooster van Bethanië maar was in 1589 reeds in vervallen staat: ‘... eene plaetse van lande metten toebehoorten daer wylen een huus ende peertstal up ghestaen heeft’. Eigenaars in 1580: Steven Vlamync en Frans Hane.
In 1589 is Inghel Meeuws eigenaar van de helft. In 1641 vinden wij de verkoop, door Guillaume Mys, van een vierde van deze molen aan Pieter Mys.
De drie laatste molens staan vermeld in het register van het Sint Janszestendeel
anno 1580:
"De Schelmuelen". - Staat op de vesten op 't einde van de Carmersstraat. Het molenhuis, zijnde het hoekhuis aan de zuidzijde van deze straat, strekte met zijn erve tot aan de Gilde van de Archiers (Schuttershof). Deze molen was eigendom van Jooris van Nooreweghe. In 1591 verkocht diens zoon, Leonard, de gehele eigendom aan Pieter van Aesbrouck. Vanaf 1614 wordt Pieter Robyn vermeld als eigenaar van de helft van die molen.
"De Sint Janshuysmuelen." - Wordt beschreven als zijnde de tweede molen gaande van de Kruis- naar de Speypoort en gelegen op 't einde van de Lange Rolleweg, jegens over het Schottershof van de Handboge, het molenhuis staande aan de noordzijde van de Lange Rolleweg. Van Pieter van Zeebrouck d'oude, die eigenaar was, ging de molen, in 1594, over naar Pieter van Zeebrouck de jonge. Bij deze overgang wordt de molen beschreven als zijnde ‘onlangs vernieuwd’. In 1628 is de eigendom voor de helft aan Jacques Hanecaert, voor de andere helft aan Lieven Devenyn.
"De Bonne Chiere. - De eerste molen staande n oordelijk nevens de Kruispoort gelegen op 't einde van de Corte Rolleweg. Was in 1580 eigendom van Lieven Oste.
In 1597 werd hij eigendom van Pieter Bariseel. In een akte van 26 november 1620, vóór Redenaars van het Proossche, bij de verkoop van die molen door de weduwe en kinders van Pieter Bariseel, wordt vermeld dat het woonhuis ‘ten Brugsen’ stond.
Onder welke jurisdictie stonden deze molens
In zijn boek over Koudekerke-Heist, zegt M. Coornaert dat vijf molens, staande op de wallen tussen de Kruispoort en de Speypoort, oudtijds afhingen van het Hof te Heist (3). Gedurende de periode die we behandelen, hebben we daar geen spoor meer van gevonden. Wellicht was dit leenrecht toen reeds lang afgekocht. Wel wordt vermeld het recht dat het Proossche eiste op zeven van de molens die in voornoemde vestingssector waren opgesteld.
Te dien tijde immers telde men, gelegen te Brugge binnen de wallen, twaalf belopen, d.i. twaalf afgebakende partijen grond die, met al wat erop gebouwd stond, onder de jurisdictie ofwel van het Kanunnikse, ofwel van het Proossche lalagen. Daar er nu en dan twist ontstond nopens de grenslijnen van die belopen, werd er meer dan eens overgegaan, na onderhandelingen tussen de stad en de beide heerlijkheden, tot het opstellen van een concordaat tussen de partijen. Een van die concordaten werd op 22 maart 1541 (n.s.) te Mechelen afgesloten tussen ‘Myn Heeren van Brugghe ende den Heeren van den Prosschenn en Kanonikschen' (4). N aar aanleiding van dit concordaat werd een Grondboek (5) opgemaakt: 'Registre inhoudende verclaers ende bewys van alle de huusynghen gronden ende erfachtigheden toebehoorende ende sorteerende onder de jurisdictie ende heerelickheede van myn Eerw. Heere den Buscop van Brugghe, erfachtich cancelier van Vlaendren ter cause vande Proostie van Sinte Donaes zoo wel ten Proosschen, als ten Canoninckschen staende ende ligghende binnen het beloken vande voorseyde stadt van Brugghe... achtervolghende de limiten ende paelen vande voorschreven heerelickhede, verkent byde wets der voornoemde stede van Brugghe in zeker appoinctement ende transactie besloten tusschen de zelve stadt ende de voornoemde heerelickhede opden 22. maerte 1541 (n.s.)’. In dit Grondboek worden volgende molens van de Kruisvest vermeld als liggende onder de jurisdictie van het Proossche:
In het derde beloop: den Meulene..."de Schelle" (f. 21); den muelen noort daerby ghenaemt "Helpt Uuytter Noot (f. 21v; den Muelen... "de Draecke" (f. 22°); een muelen ghenaemt "den Papeghaei (f. 22v); den Muelen... den Coelen Wey" (f. 23); eenen anderen muelen ghenaempt "de Speuwe" (f. 23v). In het negende beloop: den Muelen... ghenaempt "de Boone" (f. 60v).
Alhoewel de stad Brugge zich met dit concordaat akkoord verklaarde, toch blijft de indruk dat, voor wat de molens betreft, dit met tegenzin geschiedde. Deze stellingname van de stad is gemakkelijk te verstaan. Molens, allen binnen Brugge gelegen, waarvan sommige onder jurisdictie van de stad en andere onder deze van het Proossche, moesten alleszins aanleiding geven tot economische en juridische moeilijkheden. Reeds vóór 1600 moet de stad Brugge onderhandelingen hebben gevoerd om te bekomen dat deze molens aan de jurisdictie van het Proossche zouden worden onttrokken. Hoe anders te verklaren dat in die periode, voor al de bedoelde molens, verkopingen of verpandingen geschieden voor de schepenen van Brugge? (6). Ook het hiervoren besproken Grondboek, aangelegd in 1656 en schepenen van Brugge? (6). Ook het hiervoren besproken Grondboek, aangelegd in 1656 en bijgehouden tot 1689, pleit ten voordele van deze veronderstelling. In dit boek is voor elke eigendom een bladzijde voorbehouden waarop alle transporten of renten in verband met de eigendom opgetekend werden. Waar deze bladzijden, voor de andere eigendommen, voor de helft of meer beschreven zijn, zijn de bladzijden waarop de molens vermeld staan, op drie uitzonderingen na (den Papeghaey, den Coelen Wey en de Boone), volledig blanco gebleven. Bij al de molens staat de vermelding: 'per nieuw registre niet geboekt' (7).
In 1676 kreeg de Stad Brugge officieel voldoening. Door beide partijen werd een nieuw concordaat ondertekend (8) waarin uitdrukkelijk wordt verklaard ddat al de windmolens 'ten Brugschen' liggen (9). Hier volgt de tekst die betrekking heeft op de molens.
'Thienste beloop:... door het boomgaerdeken behoordende d'Heer Jacques de Gheldere oostwaert over de gracht alwaer een blauwe paele gestelt is op de thee van de meulewal genaemt de Schelle, op den oostoever van de zelve gracht en vandaer krom en aldraeyende noord en noordwestwaert, opkeerende ter noordoostzvde langs de gracht liggende nevens den barm van de veste van zuydwesten, alle de meulewallen, van de muelens genaemt Helpt Uyter Nood, den Papegaey, de Draecke en den Koelen Wey, al staende ten Brugschen’.
Het 'Twaelfste beloop: ... tot zeker blauwe paele aldaer gestelt ter zuydwesthoeke van den muelenwal daer wylent den huvetters meulen opstont, alsnu eenen kooren-wind-meulen behoorende Jan Roose en Adriaen Gevaert geheel liggende en staende ten Brugschen’.
In een volgende mededeling hopen we de juiste volgorde van de negen molens te kunnen bepalen.
De Brugse stadsmolens op de Kruisvest vóór 1904 Foto A.C.L
Noten
(1) Dr. Chr. Devyt, Westvlaamse Windmolens, Brugge 1966. Blz. 68.
(2) De gegevens met betrekking tot deze molens zijn getrokken uit: S.A.B., Reg. Carmerszestendeel f. 813/818, St. Jansz. f. 699, 700, 720. - Wett. Pass., Clercq N. Phlippet: Reg. 10K, 1585, f. 151v, reg. 11L, 1586, f. 27. Reg. 13N, 1588, f. 66 en 87. 1589, f. 114. Reg. 14D, 1591, f. 39v en 52v. Reg. 15P 1593, f. 185, 1594 f. 188. Reg. 17R 1595 f. 73 en 154v. Reg. 19T, 1597 f. 20v en 50. Clercq F. vande Voorde, Reg. 7/9, 1627 f. 151. Reg. L3, 1641 f. 35v. Clercq A. vander Meere, Reg. 9J, 1647, f. 179. Clercq Joos vande Walle, Reg. 1615-1616, f. 46v. Staat v. Goed IS. 1563. R.A.B. Proosdij nr. 1261, 1620, f. 3v.
(3) M. Coornaert, Koudekerke-Heist, blz. 62 en volgende.
(4) P. Beaucourt de Noortvelde, Beschrijving der Heerlijkhede en Lande van den Proossche, Brugge 1764.
(5) R.A.B. Proosdij nr. 209.
(6) Benevens deze akten verleden vóór schepenen van Brugge, waarvan enige vermeld onder voetnoot 2, vonden wij nog, tussen 1553 en 1647, volgende akten verleden vóór Redenaars van het Proossche: R.A.B. Proosdij, 'Bonne Chiere', n. 1246 f. 13 en 24v; 1249 f. 281; 1257 f. 203v; 1261 f. 3v en 192; 1265 f. 15 en 119v; 1266 f. 175; - 'de Coele Wey': 1261 f. 136v. - 'Speymolen': 1252 f. 20 en 55v; 1253 456v en 461; 1254 f. 52v.
(7) Volgens een aantekening op f. 2 van dit Grondboek dagtekent dit Nieuw Register van 1689.
(8) Beaucourt de Noortvelde, o.c.
(9) Benevens de zeven molens op de Kruisvest, lag nog een ander molen ten Proossche: de ‘Zeepziege’, tussen Kruis- en Gentpoort in 1676 kwam hij insgelijks onder Brugge.
Literatuur
Archiefbronnen
Rijksarchief Brugge, Proosdij, nr. 209 (Grondboek, 1541), f° 23.
Rijksarchief Brugge, Proosdij.1261 f. 136v. (akten verleden voor Redenaars van het Proossche, 1553-1647)
Stadsarchief Brugge, Registers van de zestendelen, Carmerszestendeel, 33e cirkel, f° 814 (1580-1796).
Stadarchief Brugge, Akten, pak V, nr. 122 (verkoopsakte 27.11.1879)
P. Beaucourt de Noortvelde, Beschrijving der Heerlijkhede en Lande van den Proossche, Brugge 1764.
Uitgegeven bronnen
Gazette van Gend, 24 januari 1793.
L. Gilliodts-Van Severen, "Les registres des "Zestendeelen" ou la cadastre de la ville de Bruges de l'année 1580". Brugge 1894, p. 325.
Werken
G. van Nieuwenhuyse, De windmolens van de Kruisvest te Brugge 1580-1650, Biekorf, jg, 71, 1970, p. 210-214.
J.A. Rau & J. D’hondt, "De Brugse parochies. 2. Het leven in Sint-Salvator, Sint-Jacobs, Sint-Gillis", Brugge, 1988, p. 8, 9, 18.
K. De Flou, Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1914-1938. Herman Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1993.
Guillaume Michiels, Iconografie der stad Brugge, III, Brugge, 1968.
Jaak A. Rau & Jan D'hondt, Een eeuw Brugge. Deel 1: 1800-1900, Brugge, Marc Vande Wiele, 2001 (hoofdstuk De windmolens in het 19de eeuws Brugge, p. 207-219).
Marc Ryckaert, Historische Stedenatlas van België, Brussel, 1991.
Gabriël Houthoofd, Lieven Denewet & Genoveva Baert, De windmolens van Meulebeke, Meulebeke, 1994, p. 13-16, 31.
L. Denewet, Brugge (wordt) Vlaamse molenstad bij uitstek!, in: Molenecho's, XXV, 1997, nr. 2, p. 65;
Chr. Devyt, Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 1966;
Luc Devliegher, De molens in West-Vlaanderen, Tielt/Weesp, 1984 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9), p. 137.
Jeroen Cornilly, Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel II. De fusiegemeente Brugge, Brugge, 2003;
Chr. Devyt, "Sint-Janshuismolen op de Kruisvest te Brugge, 1770-1970", Brugge, 1970;
G. van Nieuwenhuyse, De windmolens van de Kruisvest te Brugge, 1580-1650, in: Biekorf, LXXI, 1970, p. 210-214;
A. Vandewalle, De molens te Brugge in 1778, in: Biekorf, LXXVI, 1975-1976, p. 90-92;
C. Devyt, De Kruisvest-molenschans, in: Brugge die Scone, XIX, 1998, nr. 1, p. 4-5;
(L. Smet), Meulebeke. Bosterhoutmolen, in: Molenecho's, VIII, 1980, p. 65-66;
E. D(e) K(inderen), De Bosterhoutmolen te Meulebeke, in: De Belgische Molenaar, LXXIV, 1979, p. 309-310 en 315;
Paul Vandepitte & Jaak Billiet, Tielt en de Molenlandroute: een historisch-toeristische verkenning, Tielt, De Roede van Tielt, 1973, 136 p., ill.
W.P. Dezutter, "Vierde molen op de vestingen", Brugs Ommeland, 1991, 4, p., p. 259 e.v.
W.P. Dezutter, "Restauratie van de Brugse molens", Brugs Ommeland, 1987, 1, p. 60
Dezutter W.P. & Ryckaert M., Pleidooi voor de herinrichting van De Nieuwe Papegaai, Brugs Ommeland 1990 3 197
De Mey Jan, "Pieter Madere, een vermogend meestertimmerman 1694-1780", Brugs Ommeland 2008, 2, p. 79 e.v.
Christian Devyt, "De Kruisvest molenschans", Bruge die Scone, 1998, 1, p. 4.
L. Denewet & R. Wieme, “De Wankelaar”: molenbouwers-kunstwerk in de Coelewey te Brugge", Mededelingenblad van de Werkgroep West-Vlaamse Molens, XX, 2004, 1, p. 54.
Persberichten
- "Gouverneur schorst toewijzing voor restauratie Coeleweymolen", Het Volk, 15.03.1995, p. 15;
- VBJB, "Gouverneur schorst toewijzing restauratie Coeleweymolen", Het Laatste Nieuws, 18.03.1995, p. 12;
- Stefaan Reuse, "Koeleweimolen staat al jaren te verkommeren. Geplande renovatiewerken blijven uit ", in: Het Nieuwsblad, ed. Brugge-Oostkust, 07.07.2007.
- RSO, "Onderhoudspremie molens verdubbeld", in: Het Nieuwsblad, 20.07.2007.
- TLB, "'Hek van kant' blijft rond molens", in: Het Nieuwsblad, 13.07.2010.
- Chris Weymeis, "Aanleg van Kruisvest in 1915 vormde het sluitsuk van de huidige stadsvestingen. Over Brugse en 'aangespoelde' molens...", Brugsch Handelsblad, 05.07.2013.