Brugge, Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Sint-Janshuismolen, Sint-Janshuysmolen, Bakkersmolen (vroeger), Sint-Aubertusmolen (vroeger)
- Ligging
- Kruisvest 3
8000 Brugge
de tweede molen vanaf de Kruispoort
einde Rolweg
kadasterperceel A226
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Geo positie
- 51.215496, 3.238110 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Gemeente Brugge
- Gebouwd
- 1298 / ca. 1560 / 1770
- Type
- Staakmolen met open voet
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Natuurstenen teerlingen
- Gevlucht/Rad
- Gelaste stalen roeden, ca. 24 meter
- Inrichting
- Twee steenkoppels
- Toestand
- Maalvaardig
- Bescherming
- DSG: dorps- en stadsgezicht,
14.04.1944 / 28.05.1962 / 20.01.2016 - Molenaar
- Miguel Ryde, Stefaan Delanghe, Bart Van Steenkiste
- Openingstijden
- Open van 1 mei t.e.m. 30 september, van dinsdag tot zondag, van 9.30 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 17.00 uur (tickets tot een half uur voor sluiting); in april enkel tijdens het weekend; groepen na afspraak (tel. 050 448764, Museum voor Volkskunde); www.
- Database nummer
- 854
- Ten Bruggencatenummer
- 03334
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Sint-Janshuysmolen is een houten korenwindmolen, type tweezolder-staakmolen met openvoet, op de Kruisvest (de tweede molen vanuit de Kruispoort), op het uiteinde van de Rolweg. De molen staat tegenover "het Schottershof van de Handboge". Het molenhuis of de molenaarswoning stond aan de noordzijde van de Rolweg.
De molennaam verwijst naar het Sint-Janshospitaal. Nochtans was dat hospitaal niet in het bezit van de molen, maar het kreeg wel de landcijns op deze molen. De andere benamingen, Sint-Aubertusmolen en Bakkersmolen, verwijzen naar de periode toen de molen in het bezit van het bakkersgilde was (zie hierna).
De molenwal werd al aangelegd in 1297-98. Dan werden 7 molenbergen ("mota molendini") afgevoerd naar aanleiding van de aanleg van de nieuwe stadsomwalling. Zeven nieuwe molenbergen werden opgeworpen, waaronder de mote bij de Rolweg, waarop de huidige Sint-Janshuismolen staat.
Een stadsrekening van 1343 maakt melding van de Sint-Janshuysmolen. Door de molen kon een bres in de vesting gelocaliseerd worden.
Jacob de Buerchgrave, zoon van heer Jacob, gaf in 1367 ten behoeve van het Sint-Janshospitaal, een eeuwige en erfelijke cijns op een molenwal en al hetgeen er aan beide zijden toebehoorde. Deze wal was gelegen bij de Riemstraat of de huidige Rolweg.
Bakker Zegher van Crubeke en zijn vrouw Lysebette bezetten in 1379 op de "Sint-Janshuusmolen", de molenwal en alles dat er toebehoorde, een jaarlijkse landcijns en zelfs een erfelijke en eeuwige cijns, opnieuw ten behoeve van het Sint-Janshospitaal.
Diederic de Cleerc, eigenaar van de molen, ontving in 1405 18 pond van het Sint-Janshospitaal. Ieder jaar kreeg deze instelling 10 schellingen meer dan de overeengekomen som van de landcijns, zodat het te veel geïnde teruggegeven moest worden.
In een akte van 1563 staat gemeld dat de molen onlangs volledig werd herbouwd.
De staakmolen staat afgebeeld op de plannen van Marcus Gerards (1562) en Jacob van Deventer (1558-1575) als de tweede molen tussen de Kruispoort en de Dampoort.
In het register van het Sint-Janszestendeel (vanaf 1580) wordt de Sint-Janshuismolen beschreven als "De muelen ghenaemt Sint-Janshuys, staende thenden de Langhe Rollewech".
Van Pieter van Zeebrouck d'oude, eigenaar in 1580, ging de molen in 1594 over naar zijn zoon Pieter van Zeebrouck de jonge. Bij deze overgang wordt de molen beschreven als zijnde ‘onlangs vernieuwd’. In 1628 is de eigendom voor de helft aan Jacques Hanecaert, voor de andere helft aan Lieven Devenyn.
In 1744 waaide de molen om. Zesentwintig bakkers van het Brugse bakkersambacht kochten de wal aan op 24 oktober 1769 en bouwden in 1770 de huidige molen, vandaar ook de (thans buiten gebruik geraakte) benamingen Sint-Aubertusmolen en Bakkersmolen.
We zien hem aangduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850).
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Vanconkelberg Louis, bakker te Brugge
- 25.02.1843, verkoop: Van Hardenberg-De Meulenaere, bakker te Brugge (notaris Jacqué)
- 23.08.1873, verkoop: Gevaert Franciscus en consoorten, bakker te Brugge (notaris Termote)
- 1914, verkoop: Brugge, de Stad
De stad kocht de Sint-Janshuismolen op 3 april 1914 voor 5000 frank aan van Henri Gevaert en de erfgenamen van Frans, Cathérine en Marie Gevaert. Frans Gevaert was werkelijk de laatste nog actieve windmolenaar te Brugge. Hij woonde op de hoek van de Carmers- en Peterseliestraat, waar hij ook herberg “Sint-Sebastiaan” openhield, en verhuisde later naar de Rolweg. Maar zijn maalbedrijf ging blijkbaar teloor.
Aanvankelijk wilde de stad de molen slopen, net zoals ze dat 40 à 50 jaar voordien zoveel keren gedaan had. Nadien zag men de waarde in en bleven de Sint-Janshuismolen en de (in 1911 heropgerichte) Bonne Chiere op de Kruisvest staan. Beide molens bleven echter stilstaan en gingen geleidelijk hun verval tegemoet.
Een eerste restauratie in 1939, onder impuls van molenkenner Alfred Ronse uit Gistel, bleef onafgewerkt vanwege de dreigende oorlog. De ijzeren steenbalk (gemaakt door de firma Verhaeghe-Decuyper uit Ruddervoorde) en de met ijzer versterkte steenlijsten, de dekkerlager en regulateurs getuigen nog van die periode. Het was de bedoeling om de molen toen als productiemolen in bedrijf te nemen. Daarom werd ook wiekverbeteringssysteem Dekker voorzien, maar dat werd niet uitgevoerd. Wel werden de houten roeden vervangen door geklinknagelde ijzeren roeden.
In 1957 werd de Sint-Janshuismolen door molenmaker Robert Van de Kerkhove uit Ingelmunster binnen en buiten weer gangbaar gesteld (nieuwe staart, papen en loopschoren). Omdat de verdekkering er niet meer zal opgelegd worden, werden er weer windplanken gestoken en werden de zomen verlegd. Er zijn nu twee binnenzomen, zodat weer een oud kruis te zien is. Er werden kostelijke eiken schaliën gelegd op het berd van de kap en van de windweeg.
Pas op 28 maart 1964 werd de molen werd weer in gebruik gesteld, na 50 jaar stilstand. Het was de eerste keer in ons land dat een molen na jarenlange stilstand voor cultureel-toeristische redenen en op permanente basis weer in werking werd gesteld.
Burgemeester Pierre Vandamme lichtte de vang, in het bijzijn van o.m. de vier West-Vlaamse molenmakers (Robert Vandekerckhove uit Ingelmunster, Omer Vandenbussche uit Ruiselede, Guido en Herman Peel uit Gistel). juffrouw Ronse uit Gistel (dochter van Alfred Ronse uit Gistel die twee jaar voordien overleden was), de Nederlandse molenexpert I.J. de Kramer en verschillende molenaars.
De realisatie kwam tot stand dank zij de stuwkracht van schepen Fernand Traen, molinoloog Christian Devyt, burgemeester Pierre Vandamme, hoofdingenieur Boxstael en molenliefhebber Christian van de Walle de Ghelcke uit Assebroek (neef van Alfred Ronse).
Molenaar Maurice Vienne van de Hoge Seinemolen te Beveren-aan-de-IJzer, die te Brugge was komen wonen, werd bereid gevonden de molen tijdens de weekends en op feestdagen in het zomerseizoen te laten draaien. (In 1967 werd hij opgevolgd door Jozef De Waele). De stad Brugge had aanvaard de kosten te dragen. De graanhandel S.V. Handelsvereniging (met ridder van Outryve d’Ydewalle en de Schietere de Lophem) werd bereid gevonden al het nodige graan dat de molen kon malen ter beschikking te stellen.
Christian van de Walle de Ghelcke en Christian Devyt klopten vele keren aan bij het stadsbestuur en vroegen raad aan talrijke molenaars. Zo kon Chr. Devyt de zeilen bekomen van Joseph Markey uit Pollinkhove, die zijn staakmolen aan de Lobrug in 1962 had stilgelegd. Ook keek Devyt uit naar een toekomstige molenaar. Hij polste o.m. bij molenaar Michel Allaert van de Herentmolen te Meuelbeke. De eerste vrijwillige molenaar werd uiteindelijk Maurice Vienne, oud-molenaar van de Hoge Seinemolen te Beveren-aan-de-IJzer. Zijn opvolgers waren Jozef De Waele (van 1967 tot 1993), Felix Laroy (1993-2012) Marcel Neirinck (1993-heden), Alain Debusscher en Miguel Ryde (2016-heden), Stefaan De Langhe en Bart Van Steenkiste.
De gebroeders Herman en Guido Peel, molenbouwers uit Gistel, plaatsten in 1968 nieuwe gelaste roeden.
In 2001 gebeurden belangrijke onderhoudswerken, waarbij de kruisplaten, de teerlingblokken, de schoren, de staart en het hekwerk van de roeden werden vervangen en de molenkast een nieuwe beplanking kreeg. De gelaste roeden werden gedemonteerd om hersteld en herschilderd te worden. Eind maart 2017 bracht Molenbouw Wieme Roland & Kris bvba uit Machelen (Zulte) een nieuwe buitentrap aan.
De molen heeft op de molenas 2 kamwielen voor de aandrijving van elk steenkoppel en een kammenluiwerk. De bandvang wordt bediend met behulp van een evenaar.
In de lente en de zomer wordt de molen dagelijks (behalve op maandag) door vele, vooral buitenlandse, toeristen bezocht.
De molen werd op 14 april 1944 beschermd als monument. De molensite werd beschermd als landschap op 28 mei 1962 en als deel van de Brugse geplantsoeneerde stadsomwalling als stadsgezicht op 20.01.2016.
Lieven DENEWET & G. VAN NIEUWENHUYSE
Aanvullende informatie
Jaarlijks aantal asomwentelingen
1991: 71.882
1992: 87.083
1993: 216.236
1994: 178.254
1995: 269.692
1996: 301.179
1997: 230.991
1998: 285.246
“Stefaan Delanghe leidt het team van molenaars”, Stadsmagazine van Brugge, maart 2020 / museabrugge.be (25.03.2020).
De Sint-Janshuismolen wordt letterlijk draaiende gehouden door Stefaan Delanghe en zijn team van molenaars. Stefaan is zelf al twee jaar aan de slag als teamcoach. Voor hij coach werd, werkte hij tijdens het molenseizoen ook al gepassioneerd in de molen.
Wat maakt de molen zo bijzonder?
Stefaan Delanghe: “De Sint-Janshuismolen is de enige van de vier overblijvende molens op de Kruisvest die nog steeds graan maalt. De molen is een opmerkelijke toeristische bezienswaardigheid. Hij heeft een grote educatieve waarde en wordt druk bezocht door mensen uit alle hoeken van de wereld. In het buitenland, behalve in Nederland, zijn dergelijke operationele molens nog moeilijk te vinden. We krijgen wel eens Nederlandse molenaars op bezoek waarmee we ervaringen uitwisselen.”
Je bent zelf teamcoach van de molenaars. Wat zijn jouw dagelijkse taken?
S. Delanghe: “Ik stuur de molenaars aan en sta in voor de operationele werking van de molen. Mijn takenpakket is uitgebreid en heel divers: de opvolging van infrastructuurwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden, de aankoop van graan, ... Ik steek ook zelf de handen uit de mouwen en sta in voor heel praktische zaken. Elke werkdag start met een controle van de molen. Daarna worden de bliksemafleiders verwijderd en wordt de molen klaargestoomd om de bezoekers te ontvangen. Elke avond moeten de bliksemafleiders trouwens worden teruggeplaatst.”
Waarom wilde je zelf molenaar worden?
S. Delanghe: “Net zoals mijn grootvader studeerde ik voor bakker. Ik raakte gefascineerd door het ambacht van molenaar en volgde de molenaarsopleiding van Molenforum Vlaanderen, de koepelvereniging voor molenaars. Molenaar zijn is best bijzonder, want er zijn er niet veel meer. Het is een technische job en dat trekt mij erg aan. Het hele proces van graan tot brood boeit me ook enorm. Ik zou het heel jammer vinden mochten de molens en hun functie verdwijnen. Ik ben heel fier op mijn team van molenaars, want stuk voor stuk zijn ze even gepassioneerd door het ambacht. Het is mooi om die passie te delen. Dat schept een band en zorgt voor een mooie samenwerking. Samen houden we dit Brugse stukje erfgoed beslist nog lang in leven!”
Intekendatum: 16.11.2000, 10 u.05
Molen: Brugge (W.-Vl.), Sint-Janshuysmolen - staakmolen op natuurstenen teerlingen
Bouwheer & ontwerper: Stad Brugge, Dienst Openbare Werken
Opdracht: Onderhoud; openbare aanbesteding; o/cat. D23, kl. 1 (molenbouw, -restauraties); 120 werkdagen
Plaats aanbesteding: Dienst Openbare Werken, Oostmeeers 17, 8000 Brugge
Toewijzing: Nijs P. nv, Deinze
Intekendatum: 2005
Molen: Brugge (W.-Vl.), Sint-Janshuysmolen - staak-molen op natuurstenen teerlingen
Bouwheer & ontwerper: Stad Brugge, Dienst Openbare Werken
Aard van de opdracht: Onderhoud: herstel houtverbinding, vernieuwen van draagbalken van het balkon, herpositioneren kruisplaten en kruiwerk; o/cat. D23, kl. 1
Plaats aanbesteding: Dienst Openbare Werken, Oostmeeers 17, 8000 Brugge
Toewijzing: Molenbouw Wieme Roland & Kris, Zulte, €15.144,97 (incl. btw)
Uit: Jaarverslag Stad Brugge 2005
Molens - BPO - Sint-Janhuismolen
Ontwerp en opmaak van de aanbestedingsdocumenten voor het restaureren van de Sint-Janhuismolen
De Sint-Janshuismolen, de tweede molen vanaf de Kruispoort, wordt in het toeristisch seizoen opengesteld voor het publiek. De laatste drie jaar werden er geen werken meer uitgevoerd.
Deze molen is draai- en maalvaardig maar er dienen onderhoudswerken uitgevoerd te worden om o.a. de veiligheid en de goede werking verder te kunnen garanderen. De voornaamste werken bestaan uit het herstellen van een houtverbinding, het vernieuwen van draagbalken van het balkon en het herpositioneren van de kruisplaten en het kruiwerk.Inschrijvingsbedrag: 15.144,97 euro (BTW inbegrepen)
Uitvoerende aannemer: Wieme, Leihoekstraat 71, 9870 Machelen.
Brugge - Te pachten: de voormalige Sint-Janshuismolen, nu Sint-Aubertusmolen
Op 22 juli 1788 werd te Brugge, “op de Bakkers-Kamer”, publiek verpacht: een schone korenwindmolen, onlangs nieuw gemaakt, met al zijn draaiende werken, twee koppels stenen en “voordere effecten”. Het gaat om de voormalige “Sint Jans Huys molen”, nu genaamd “de S. Aubertus”, gestaan en gelegen in Brugge op de vesten tussen de Kruis- en de Dampoort; mitsgaders een huis, dienstig voor de pachter om paarden, wagens en alle materialen in het droog te stellen, staande beneden den molenwal op de hoek van de Carmersstraat. Molen en huis zijn de eigendom van enkele geassocieerde vrije meesters-bakkers van Brugge en zijn actueel in pacht gebruikt door Jacobus Lams, vrije meester-molenaar. Inlichtingen bij sieur Dominicus Heyse, wonende in de Moerstraat te Brugge. (Gazette van Gent, 14 en 17 juli 1788)
----------
G. van Nieuwenhuyse, De windmolens van de Kruisvest te Brugge 1580-1650, Biekorf, jg, 71, 1970, p. 210-214.
De twee windmolens bij de Kruispoort te Brugge zijn goede bekenden. Vooral de "Sint-Janshuusmolen" die draait en maalt gedurende de vier maanden van het seizoen (1 mei-31 aug.) en dan door veel toeristen wordt bezocht. Deze actieve molen is een oude Brugse, in 1770 ter plaatse gebouwde molen
Zijn stille gezel, die dichter bij de Kruispoort staat, is daar (overgevoerd uit Olsene) in 1911 een gevelde voorganger, de "Bonnne Chiere" komen vervangen (1).
En nummer drie is al op komst, zo zien we nu gebeuren: de houten windmolen van Beveren aan de IJzer werd door het stadsbestuur aangeworven om ter hoogte van de Oliebaan op de Kruisvest te worden heropgericht. Een mooie aanwinst voor het stadsbeeld in die énige ‘gezichtshoek’ van de Kruispoort. En een gelegenheid om de geschiedenis van de oude molens uit de oorkonden boven te halen.
De negen windmolens van de Kruisvest
Het kadaster van Brugge, in 1580 opgemaakt, vermeldt negen windmolens tussen de Spey- en Kruispoort (2). Ze volgen hierna in de aldaar opgegeven orde, uitgaande van de Speypoort. Het register van Carmerszestendeel vermeldt:
"De Speymolen" - Eigenaar: Olivier Vlamync. In 1593 was deze molen reeds verdwenen: "... vande rechte helfscheede vande walle daer wylen een muelen up ghestaen heeft die ghenaempt was de Speye daer jeghenwoordich een stake up staet’.
"De Coele Wey". - Is eigendom geweest van Ghysebrecht Martens. In 1585 zijn eigenaars: Pieter Maertins fs. Ghysebrecht, Jooris van Nooreweghe, Aernout Plasschaert en Jan Coolman, molenaars, elk voor een vierde. In 1588 is deze molen eigendom van Olivier Vlaeminc, die in 1593 er de helft van verkoopt aan Joos Oulterman. Het molenaarshuis stond op de Potterierei. Huis en molen waren belast ‘met een hey tsiaers van de cheyns dat men ter date van dese niet en wiste te nomeren wye nochte wanneer men dat ghelt’.
"Het Dracken Hooft". - Was een oliewindmolen. Beneden de wal stond een 'couchuyseken'. Deze eigendom was zeer verdeeld; sommige eigenaars bezaten maar een veertiende part. Tussen deze laatste vinden wij de Wwe. van Berthelmeeus Lippens, Philippus Reingout, Joos van Okerhout, Jan Vereecke e.a.
"De Papegaey". - Was nog een oliewindmolen. Hij behoorde aan Herman Goossens. Later werd deze eigendom ook verbrokkeld. Tussen de participerende eigenaars vinden wij Jan Vleis, Jan de Wulf, Jan Vereecke, Maerten Crabbe (van de bekende goudsmedenfamilie), Jacques van Ockerhout e.a.
"Helpt Uuyter Noodt". - Was de derde oliemolen, soms ook genoemd "Ryckwynmeulen". Hij stond op 't einde van de Corte Oliestraat en het molenhuis aan de oostzijde van de Peter Cellestraat. Eigenaar was Pieter Nollet. De tijden waren slecht en onzeker en de verpande molen ging bij decreet van 6 juli 1588 over aan de kinderen van Herman Goossens. In 1592 gaat de eigendom in handen van Pieter Rielandt en Leenaert Cobri. Na verscheidene verhandelingen is deze molen, in 1618, eigendom van Joos Spillebeen.
"'t Groote Werck". - Is weer een korenwindmolen. Hij is gelegen op 't einde van de Carmersstraat. Het molenhuis aan de noordzijde van die straat paalde aan het klooster van Bethanië maar was in 1589 reeds in vervallen staat: ‘... eene plaetse van lande metten toebehoorten daer wylen een huus ende peertstal up ghestaen heeft’. Eigenaars in 1580: Steven Vlamync en Frans Hane.
In 1589 is Inghel Meeuws eigenaar van de helft. In 1641 vinden wij de verkoop, door Guillaume Mys, van een vierde van deze molen aan Pieter Mys.
De drie laatste molens staan vermeld in het register van het Sint Janszestendeel
anno 1580:
"De Schelmuelen". - Staat op de vesten op 't einde van de Carmersstraat. Het molenhuis, zijnde het hoekhuis aan de zuidzijde van deze straat, strekte met zijn erve tot aan de Gilde van de Archiers (Schuttershof). Deze molen was eigendom van Jooris van Nooreweghe. In 1591 verkocht diens zoon, Leonard, de gehele eigendom aan Pieter van Aesbrouck. Vanaf 1614 wordt Pieter Robyn vermeld als eigenaar van de helft van die molen.
"De Sint Janshuysmuelen." - Wordt beschreven als zijnde de tweede molen gaande van de Kruis- naar de Speypoort en gelegen op 't einde van de Lange Rolleweg, jegens over het Schottershof van de Handboge, het molenhuis staande aan de noordzijde van de Lange Rolleweg. Van Pieter van Zeebrouck d'oude, die eigenaar was, ging de molen, in 1594, over naar Pieter van Zeebrouck de jonge. Bij deze overgang wordt de molen beschreven als zijnde ‘onlangs vernieuwd’. In 1628 is de eigendom voor de helft aan Jacques Hanecaert, voor de andere helft aan Lieven Devenyn.
"De Bonne Chiere. - De eerste molen staande noordelijk nevens de Kruispoort gelegen op 't einde van de Corte Rolleweg. Was in 1580 eigendom van Lieven Oste.
In 1597 werd hij eigendom van Pieter Bariseel. In een akte van 26 november 1620, vóór Redenaars van het Proossche, bij de verkoop van die molen door de weduwe en kinders van Pieter Bariseel, wordt vermeld dat het woonhuis ‘ten Brugsen’ stond.
Onder welke jurisdictie stonden deze molens
In zijn boek over Koudekerke-Heist, zegt M. Coornaert dat vijf molens, staande op de wallen tussen de Kruispoort en de Speypoort, oudtijds afhingen van het Hof te Heist (3). Gedurende de periode die we behandelen, hebben we daar geen spoor meer van gevonden. Wellicht was dit leenrecht toen reeds lang afgekocht. Wel wordt vermeld het recht dat het Proossche eiste op zeven van de molens die in voornoemde vestingssector waren opgesteld.
Te dien tijde immers telde men, gelegen te Brugge binnen de wallen, twaalf belopen, d.i. twaalf afgebakende partijen grond die, met al wat erop gebouwd stond, onder de jurisdictie ofwel van het Kanunnikse, ofwel van het Proossche lagen. Daar er nu en dan twist ontstond nopens de grenslijnen van die belopen, werd er meer dan eens overgegaan, na onderhandelingen tussen de stad en de beide heerlijkheden, tot het opstellen van een concordaat tussen de partijen. Een van die concordaten werd op 22 maart 1541 (n.s.) te Mechelen afgesloten tussen ‘Myn Heeren van Brugghe ende den Heeren van den Prosschenn en Kanonikschen' (4). Naar aanleiding van dit concordaat werd een Grondboek (5) opgemaakt: 'Registre inhoudende verclaers ende bewys van alle de huusynghen gronden ende erfachtigheden toebehoorende ende sorteerende onder de jurisdictie ende heerelickheede van myn Eerw. Heere den Buscop van Brugghe, erfachtich cancelier van Vlaendren ter cause vande Proostie van Sinte Donaes zoo wel ten Proosschen, als ten Canoninckschen staende ende ligghende binnen het beloken vande voorseyde stadt van Brugghe... achtervolghende de limiten ende paelen vande voorschreven heerelickhede, verkent byde wets der voornoemde stede van Brugghe in zeker appoinctement ende transactie besloten tusschen de zelve stadt ende de voornoemde heerelickhede opden 22. maerte 1541 (n.s.)’. In dit Grondboek worden volgende molens van de Kruisvest vermeld als liggende onder de jurisdictie van het Proossche:
In het derde beloop: den Meulene..."de Schelle" (f. 21); den muelen noort daerby ghenaemt "Helpt Uuytter Noot (f. 21v; den Muelen... "de Draecke" (f. 22°); een muelen ghenaemt "den Papeghaei (f. 22v); den Muelen... den Coelen Wey" (f. 23); eenen anderen muelen ghenaempt "de Speuwe" (f. 23v). In het negende beloop: den Muelen... ghenaempt "de Boone" (f. 60v).
Alhoewel de stad Brugge zich met dit concordaat akkoord verklaarde, toch blijft de indruk dat, voor wat de molens betreft, dit met tegenzin geschiedde. Deze stellingname van de stad is gemakkelijk te verstaan. Molens, allen binnen Brugge gelegen, waarvan sommige onder jurisdictie van de stad en andere onder deze van het Proossche, moesten alleszins aanleiding geven tot economische en juridische moeilijkheden. Reeds vóór 1600 moet de stad Brugge onderhandelingen hebben gevoerd om te bekomen dat deze molens aan de jurisdictie van het Proossche zouden worden onttrokken. Hoe anders te verklaren dat in die periode, voor al de bedoelde molens, verkopingen of verpandingen geschieden voor de schepenen van Brugge? (6). Ook het hiervoren besproken Grondboek, aangelegd in 1656 en bijgehouden tot 1689, pleit ten voordele van deze veronderstelling. In dit boek is voor elke eigendom een bladzijde voorbehouden waarop alle transporten of renten in verband met de eigendom opgetekend werden. Waar deze bladzijden, voor de andere eigendommen, voor de helft of meer beschreven zijn, zijn de bladzijden waarop de molens vermeld staan, op drie uitzonderingen na (den Papeghaey, den Coelen Wey en de Boone), volledig blanco gebleven. Bij al de molens staat de vermelding: 'per nieuw registre niet geboekt' (7).
In 1676 kreeg de Stad Brugge officieel voldoening. Door beide partijen werd een nieuw concordaat ondertekend (8) waarin uitdrukkelijk wordt verklaard dat al de windmolens 'ten Brugschen' liggen (9). Hier volgt de tekst die betrekking heeft op de molens.
'Thienste beloop:... door het boomgaerdeken behoordende d'Heer Jacques de Gheldere oostwaert over de gracht alwaer een blauwe paele gestelt is op de thee van de meulewal genaemt de Schelle, op den oostoever van de zelve gracht en vandaer krom en aldraeyende noord en noordwestwaert, opkeerende ter noordoostzvde langs de gracht liggende nevens den barm van de veste van zuydwesten, alle de meulewallen, van de muelens genaemt Helpt Uyter Nood, den Papegaey, de Draecke en den Koelen Wey, al staende ten Brugschen’.
Het 'Twaelfste beloop: ... tot zeker blauwe paele aldaer gestelt ter zuydwesthoeke van den muelenwal daer wylent den huvetters meulen opstont, alsnu eenen kooren-wind-meulen behoorende Jan Roose en Adriaen Gevaert geheel liggende en staende ten Brugschen’.
In een volgende mededeling hopen we de juiste volgorde van de negen molens te kunnen bepalen.
De Brugse stadsmolens op de Kruisvest vóór 1904 Foto A.C.L
Noten
(1) Dr. Chr. Devyt, Westvlaamse Windmolens, Brugge 1966. Blz. 68.
(2) De gegevens met betrekking tot deze molens zijn getrokken uit: S.A.B., Reg. Carmerszestendeel f. 813/818, St. Jansz. f. 699, 700, 720. - Wett. Pass., Clercq N. Phlippet: Reg. 10K, 1585, f. 151v, reg. 11L, 1586, f. 27. Reg. 13N, 1588, f. 66 en 87. 1589, f. 114. Reg. 14D, 1591, f. 39v en 52v. Reg. 15P 1593, f. 185, 1594 f. 188. Reg. 17R 1595 f. 73 en 154v. Reg. 19T, 1597 f. 20v en 50. Clercq F. vande Voorde, Reg. 7/9, 1627 f. 151. Reg. L3, 1641 f. 35v. Clercq A. vander Meere, Reg. 9J, 1647, f. 179. Clercq Joos vande Walle, Reg. 1615-1616, f. 46v. Staat v. Goed IS. 1563. R.A.B. Proosdij nr. 1261, 1620, f. 3v.
(3) M. Coornaert, Koudekerke-Heist, blz. 62 en volgende.
(4) P. Beaucourt de Noortvelde, Beschrijving der Heerlijkhede en Lande van den Proossche, Brugge 1764.
(5) R.A.B. Proosdij nr. 209.
(6) Benevens deze akten verleden vóór schepenen van Brugge, waarvan enige vermeld onder voetnoot 2, vonden wij nog, tussen 1553 en 1647, volgende akten verleden vóór Redenaars van het Proossche: R.A.B. Proosdij, 'Bonne Chiere', n. 1246 f. 13 en 24v; 1249 f. 281; 1257 f. 203v; 1261 f. 3v en 192; 1265 f. 15 en 119v; 1266 f. 175; - 'de Coele Wey': 1261 f. 136v. - 'Speymolen': 1252 f. 20 en 55v; 1253 456v en 461; 1254 f. 52v.
(7) Volgens een aantekening op f. 2 van dit Grondboek dagtekent dit Nieuw Register van 1689.
(8) Beaucourt de Noortvelde, o.c.
(9) Benevens de zeven molens op de Kruisvest, lag nog een ander molen ten Proossche: de ‘Zeepziege’, tussen Kruis- en Gentpoort in 1676 kwam hij insgelijks onder Brugge.
Literatuur
Archieven
Stadsarchief Brugge, Stadsrekening 1297-98, f° 14, post 20 (uitgave C. Wijffels, p. 563, regel 11)
Stadsarchief Brugge, Stadsrekening 1343-44, f° 71v°, post 8.
Stadsarchief Brugge, Registers van de Zestendelen, Sint-Donaeszestendeel, 18e wijk, f° 700 (1580-1796)
Archief van de Potterie, Charters van de Potterie, nr. 371 (1367)
Archief van de Potterie, Charters van de Potterie, nr. 390 (1379)
Archief van de Potterie, Charters van de Potterie, nr. 455 (1405)
Uitgegeven bronnen
L. Gilliodts-Van Severen, "Les registres des "Zestendeelen" ou la cadastre de la ville de Bruges de l'année 1580". Brugge 1894, p. 81.
C. Wijffels & J. De Smet, "De Rekeningen van de stad Brugge, eerste deel, (1280-1319); eerste stuk: 1280-1302", Brussel, 1965; tweede stuk: Indices, Brussel, 1971.
Gazette van Gent, 14 en 17 juli 1788 (verpachting)
Werken
K. De Flou, Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1914-1938.
Lieven Denewet, "Dubbel jubileum (100 & 50 jaar) voor de Sint-Janshuismolen te Brugge!", Molenecho's, jg. 42, 2014, nr. 2.
Herman Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1993.
Guillaume Michiels, Iconografie der stad Brugge, III, Brugge, 1968.
Jaak A. Rau & Jan D'hondt, Een eeuw Brugge. Deel 1: 1800-1900, Brugge, Marc Vande Wiele, 2001 (hoofdstuk De windmolens in het 19de eeuws Brugge, p. 207-219).
J.A. Rau & J. D’hondt, "De Brugse parochies. 2. Het leven in Sint-Salvator, Sint-Jacobs, Sint-Gillis", Brugge, 1988, p. 10, 19.
Marc Ryckaert, Historische Stedenatlas van België, Brussel, 1991.
Chr. Devyt, "Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965", Brugge, 1966.
Luc Devliegher, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984, p. 142 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9).
Jeroen Cornilly, "Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel II. De fusiegemeente Brugge", Brugge, 2003.
Chr. Devyt, "De Sint-Janshuismolen op de Kruisvest te Brugge, 1770-1970", Brugge, 1970.
G. van Nieuwenhuyse, "De windmolens van de Kruisvest te Brugge, 1580-1650", in: Biekorf, LXXI, 1970, p. 210-214.
A. Vandewalle, "De molens te Brugge in 1778", in: Biekorf, LXXVI, 1975-1976, p. 90-92.
L. Denewet, "Brugge (wordt) Vlaamse molenstad bij uitstek!", in: Molenecho's, XXV, 1997, nr. 2, p. 65.
C. Devyt, "De Kruisvest-molenschans", in: Brugge die Scone, XIX, 1998, nr. 1, p. 4-5.
Fanny Delaey, "Evolutie in de zorg voor windmolens in (West-)Vlaanderen", in: Molenecho's, XXXIII, 2005, nr. 1, p. 1-123.
J. De Waele, "Technische gegevens over de 3 stadsmolens te Brugge", in: Molenecho's, X, 1982, p. 169-172.
M. Ryckaert, "Binnenstedelijk onroerend bezit van het St-Janshospirtaal te Brugge tijdens het Ancien Régime", in: "800 jaar St-Janshospitaal Brugge, Catalogus van de tentoonstelling, 1188-1976", Brugge, 1976, dl. 1, p. 91-101.
A. Vandewalle, "Archivalia betreffende het Sint-Janshospitaal en de medische corporaties te Brugge", in: 800 jaar Sint-Janshospitaal. Catalogus van de tentoonstelling, 1188-1976", Brugge,dl. 1, p. 31-40..
E.I. Strubbe, "Van de eerste naar de tweede omwalling van Brugge", in: Handelingen van de "Société d'Emulation" te Brugge, dl. C, 1963, p. 271-300.
A. Duclos, "Bruges. Histoire et souvenir", Brugge, 1910.
J. De Smet, "De evolutie van het Brugse stadsgebied", in: Handelingen van de Société d'Emulation te Brugge, dl. X? 1963, p. 90-99.
J. De Smet, "Vorming en verdwijning van de paallanden van de stad Brugge", in: Brugse Ommeland, dl. 1, 1961, p. 3-8.
J. De Smet, "Het bevolkingscijfer van de grote Vlaamse steden in de Middeleeuwen", in: Ad Harenas. Gedenkboek van de jubelviering St-Lodewijkscollege te Brugge", 1960, p. 87-94.
E. D(e) K(inderen), "De molens van Brugge", in: De Belgische Molenaar, LXXII, 1977, p. 130-131.
I. De Kramer, "De Schellemolen te Brugge", in: De Belgische Molenaar, LIX, 1964, p. 198.
H.L.N., "De molens aan de Sint-Kruispoort (Brugge)", in: Natuur- en Stedenschoon, XVI, 1937, p.27; J. De Waele, "25 jaar openstelling van de Sint-Janshuysmolen te Brugge", in: " 't Schrijverke", Maandblad van de Kulturele Kring Sinte Anna, Brugge, jg. 19 (1989-1990), nr. 1-3, p. 13-16.
"Brugse Molenfeesten [Ter gelegenheid van 15 jaar werking]", in: Levende Molens, jg. 2, 1979, nr. 17 (7 september), p. 218, ill.
"Molenfeesten te Brugge", in: Levende Molens, jg. 2, 1979, nr. 19 (7 oktober 1979), p. 256, ill.
Pierre Mattelaer & Lieven Denewet, Guido Gezelle en de molens, Molenecho's, XXVII, 1999, 1.
Christian Devyt, "De Kruisvest molenschans", Bruge die Scone, 1998, 1, p. 4.
Mailbericht John Verpaalen, Roosendaal, 09.03.2015.
Persberichten
- Tine Hens, "Is een molen hip? Vijf ,,Brugse beroepen'' doorgelicht", De Standaard, 08.01.2002.
- TLB, "'Hek van kant' blijft rond molens", in: Het Nieuwsblad, 13.07.2010.
- Koen Theuns, "Drie Brugse molens staan op programma van loopwedstrijd. Lopers passeren 40-ton zware molen tijdens Urban Trail", Het Nieuwsblad, 06.07.2013.
- SVK, “Sint-Janshuismolen al een eeuw in Brugse handen”, Brugsch Handelsblad, 25.04.2014.
- BHT, "Sint-Janshuismolen 100 jaar in Brugse handen", Het Laatste Nieuws, 17.04.2014.
- RSO, "Actiecomité wil zitbanken aan Kruisvest omdraaien", Het Nieuwsblad, 03.05.2014.
- “Stefaan Delanghe leidt het team van molenaars”, Stadsmagazine van Brugge, maart 2020 / museabrugge.be (25.03.2020).
-PDV, "250-jarige Sint-Janshuismolen in de kijker", Krant van West-Vlaanderen, 25.12.2020.
- NDB, "Sint-Janshuismolen opgefrist voor 250ste verjaardag", Krant van West-Vlaanderen, 07.02.2020.
- SVK, "Brugge richt museumfonds op en verhoogt museumtarieven", Brugsch Handelsblad, 29.09.2017.
- Arne Franck, "Fantastisch om dit eeuwenoude ambacht in ere te houden", Brugsch Handelblad, 04.07.2017.
- "Wim Demuyt vraagt om zitbanken aan Kruisvest te draaien", Brugsch Handelsblad, 04.08.2017.
- SVK, "Sint-Janshuismolen al een eeuw in Brugse handen", Brugsch Handelsblad, 25.04.2014.
- Chris Weymeis, "Aanleg van Kruisvest in 1915 vormde het sluitsuk van de huidige stadsvestingen. Over Brugse en 'aangespoelde' molens...", Brugsch Handelsblad, 05.07.2013.