Kruibeke (Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht), Vlaanderen, Oost-Vlaanderen
- Naam
- Woelputmolen
- Ligging
Molenberg
9150 Kruibeke (Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht)
hoek met Hondenstraat
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1408
- Verdwenen
- tussen 1543 en 1571
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 8292
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Woelputmolen was een houten korenwindmolen op de Molenberg (heuvel- en straatnaam), op de hoek met de Hondenstraat.
Hij was, samen met de Heidemolen, één van de twee windmolens die in de 15de eeuw eigendom waren van de graaf van Vlaanderen. In 1408 waren beide verpacht aan Jan zoon van Pieter Marien. Het document waarin we dat lezen is in het Frans gesteld. De tekst luidt als volgt. "Jehan fils Piet Marien, maunier, lequel a tenu eest an l'un des moulins de Crubeke appelle Ie Woelpitmoelne... et l'autre moulin appelle Ie Heidemoelne" (Alg. Rijksarchief te Brussel: Rekenkamer nr. 13888). Wij vertalen: "Jan zoon van Pieter Marien, molenaar, die dit jaar een van de molens van Crubeke heeft gehouden, genaamd de Woelpitmoelne... en de andere molen genaamd de Heidemoelne". Hoelang stonden die molens er al in 1408?
De naam Woelputmolen is geen bewijs dat de molen bij een put stond waarin het water woelde. De molen kan genaamd zijn naar een vroegere molenaar of naar de eigenaar van de grond waarop hij werd gebouwd. Zo werd het Backersveer genaamd naar de familie De Backer die daar destijds gronden had liggen. En het veer tussen Bazel en Hemiksem werd het Kallebeekveer genaamd naar de eerste veerman Jan van Callebeke. De familienaam van den Woelpitte staat al bekend te Eksaarde in 1295, te Lokeren en te Kruïbeke omstreeks 1330.
Van de Woelputmolen bestaan verschillende herstelrekeningen vanaf de 15de eeuw in het Algemeen Rijksarchief Brussel, zoals deze van 1425: "À Guillame Stuer et Jaque de le Male, carpen-tiers, pour avoir ouvré de leur mestier au molin de mon seigneur nommé le “Woelputmolin” et fait de nouviel les degrez et le stert, deux weder-leeste; item, eenen pestel à une des verges, re-fait le rinchoute et le gote, de heekene ende ’t windaez (…)"
(Vertaling: Aan Willem Steur en Jacob van de Male, timmerlieden, voor het timmerwerk dat ze aan de Woelputmolen, molen van mijn heer, gedaan hebben : ze hebben een nieuwe trap en een nieuwe staart gemaakt, twee keerklossen; item, een pestel aan een van de roeden, ze hebben ook het ringhout, de goot, het hekwerk en de lui hersteld (…))
De Woelputmolen stond op de Molenberg. Enkele archiefstukken laten toe te zeggen waar ongeveer hij stond. Een Joos Raes te Kruibeke verkocht op kerstavond 1543 aan Joos de Wolf "een hofstede gheleghen aen den Woelputmuelen binnen Crubeke". In 1592 is die hofstede eigendom van Joos Verstraten en ze heet dan "den Keystereir". In 1598 krijgen we de beschrijving van haar ligging: "Huys ende brouwerie, met den achterakker ende schuere groot een half bunder, bij Woelput molenberch, genaemt den Keysterere, noortoost ende suytoost de strate voor den molenberch, suytwest Jacop de Rop, noortwest de weduwe ende hoors Pieter Oudenrogghe" (Annalen ... van Waas, deel 64 blz. 207, nr. 121). In 1610 is de hofstede eigendom van Joos verGauwen en ze heet dan de Croone.
In 1711 vernemen we dat de oude brouwerij in nr.1 van de Meulenhoek ligt en 405 roeden groot is. Ze ligt dus in de hoek van de Hondenstraat en de Molenbergstraat. Ze was toen Den Meulenberch genaamd en was eigendom van Joos Bleyweert (Annalen ... van Waas, deel 45 blz. 15). Eén en dezelfde hofstede kreeg dus opeenvolgend drie verschillende namen: in 1592 en nog in 1598 heette ze den Keystereir, in 1610 heet ze de Croone en in 1711 den Meulenberch. In 1543 wordt gezegd dat de hofstede "aen de Woelputmuelen" lag; in 1598 dat ze "bij Woelputmolenberch" lag. De Woelputmolen moet dan wel in de onmiddellijke omgeving van de hofstede hebben gestaan.
Wij weten niet wanneer de molens werden gesloopt. Maar het gebeurde zeker voor 1571, want in het kohier van de 10de penning voor dat jaar wordt geen andere molen dan de watermolen vermeld. In 1543 schreef men nog wel: "een hofstede aan de Woelputmuelen". Dat schijnt erop te wijzen dat de molen toen nog bestond, want in 1598 werd het: "bij Woelputmolenberch". De Woelputmolen staat nog vermeld in de Heilige-Geestrenten van Kruibeke, die geschreven werden omstreeks 1502. Daar is ook sprake van een akker, "gheheeten den Mariesone", die toen aan de kerk van Kruibeke toebehoorde (Kerkarchief ter plaatse).
Die akker had blijkbaar eens toebehoord aan Jan zoon van Pieter Marien, die in 1408 de twee molens in pacht hield. Hij had ze nog in pacht in 1417 en 1419 en toen schreef men zijn naam enigszins anders: Jan Pieterssone ver Marien. De vader Pieter ver Marien, overleden na 1418, was moerontginner te Verrebroek, Kieldrecht en Saaftingen. Hij was getrouwd met Cateline Cole Gillisdochter, overleden na 1433. Pieter en zijn zoon Jan, de molenaar te Kruibeke, behoren tot het Wase geslacht waarvan de naam ver Marien rond 1570 te Rupelmonde en Bazel vervormd werd tot Maris.
A. MARIS
Literatuur
Archiefbronnen
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, nr. 13888 (stuk uit 1408)
Algemeen Rijksarchief Brussel, ARA, Rekenkamer, 13889, 4r°(herstelrekening uit 1425)
Stadsarchief Gent, 10de penningkohier Kruibeke, 1571.
Werken
A. Maris, "Twee grafelijke molens te Kruibeke",in: Heemkundige Kring Wissekerke: Kruibeke - Bazel - Rupelmonde (Viermaandelijks tijdschrift), dec. 1989, 14e jg. afl. 4, p. 105-109.
Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, deel 64, p. 207, nr. 121 (tekst uit 1598)
Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, deel 45, p. 15 (stuk uit 1711).