Aarsele (Tielt), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Delmerensmolen, Termotensmolen, Lanckrietmolen, Sint-Antoniusmolen
- Ligging
- Delmerensmolenstraat 1
8700 Aarsele (Tielt)
hoek met Sterrestraat (nr. 60)
500 m ZW v.d. kerk
kadasterperceel A 654
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Geo positie
- 50.994495, 3.416801 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Heerloos > Belgische Staat (feitelijk) / Vlaams Gewest (volgens arrest Hof van Beroep te Gent, 2012)
- Gebouwd
- voor 1641 (hout) / 1854-1857 (steen)
- Type
- Stenen bergmolen
- Functie
- Koren- en oliemolen
- Kenmerken
- Gebouwd bovenop de wal van de vroegere staakmolen
- Gevlucht/Rad
- Geklinknageld, ca. 24 meter (verwijderd)
- Inrichting
- Gedeeltelijk, o.m. nog de kollergang
- Toestand
- Romp met nooddak
- Bescherming
- M: monument,
14.04.1944 ; opgeheven bij ministerieel besluit van 20 oktober 2020 (Belgisch Staatsblad, 16.11.2020) - Molenaar
- Geen
- Openingstijden
- Niet toegankelijk
- Database nummer
- 829
- Ten Bruggencatenummer
- 01691
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Delmerensmolen (naar de familie Delmeire) of Termotens molen (naar de familie Termote) is een stenen koren- en oliewindmolen, type stenen bergmolen. Hij is gelegen op de hoek van de Sterrestraat (bij nr. 60) en de Delmerensmolenstraat, op een halve kilometer ten zuidwesten van het centrum van Aarsele.
Voor de molen, aan de hoek van beide genoemde straten, ligt het voormalige molenaarshuis, thans ingrijpend gerenoveerd.
De benaming 'Delmerensmolen' verwijst naar de familie Delmeire die van in de 18de eeuw tot aan het begin van de 20ste eeuw eigenaar van deze molen was.
Vanaf de eerste helft van de 17de eeuw stond op deze plaats een houten staakmolen, Deze staat afgebeeld op een kaart (kopergravure) opgenomen in "Flandria Illustrata" van Antoon Sanderus (1641-1644). In 1653 (cf. landboek van Aarsele) was de molen eigendom van Guillaume Van Nieuwenhuyse. De huurders-molenaars waren de kinderen van Marcus Braet. Vanaf het einde van de 18de eeuw behoort deze toe aan de familie Delmeire, waarvan de huidige molennaam is afgeleid.
De straat werd in 1824 omschreven als "Molenweg Van op de Naillestraat tot op den Steenweg van Deynze op Thielt".
De staakmolen werd in 1854 afgebroken en vervangen door de huidige bakstenen bergmolen, voltooid in 1857. Het kadaster vermeldt: "un bâtiment converti en moulin à chevaux; un moulin vent totalement reconstruit"). Het bouwjaar 1857 was op het balkon geschilderd. Het binnenwerk van de staakmolen werd grotendeels behouden, getuige het klauwijzer: "H.D.C. 1802".
In 1897 werd de molen uitgebreid met een mechanische maalderij, aangedreven door een stoommachine. Vanaf 1918 wordt de molen bemalen door de familie Termote. De molen werd op 14 april 1944 beschermd als monument, bij besluit van secretaris-generaal Nyns. Pas in 1985 verscheen het beschermingsbesluit in het Belgisch Staatsblad. In de periode 1948-1951 worden nog diverse herstellingswerken uitgevoerd door molenbouwer Henri Lejeune (Westvleteren, 1892-1965).
De korenmolen werd in 1956 buiten werking gesteld. De laatste molenaar was Kamiel-Jacobus Termote, geboren te Handzame op 25 november 1877, gehuwd met Maria Castelein, overleden te Desselgem op 28 januari 1962. Hij was voorheen molenaar te Diksmuide.
Daarna komt de molen in handen van verschillende privé-eigenaars.
In 1973 wordt de molenwal bij de bouw van een aanpalende woning gedeeltelijk afgegraven, de molen zelf verkeert reeds in slechte toestand. Plannen werden ondernomen om de molen af te breken en 200 meter verder te reconstrueren.
In 1975 werd de romp hersteld en gewit door de nieuwe eigenaar, dokter Luc Goeminne uit Zulte, maar de restauratiewerken moesten worden stopgezet. In 1976 werd de omgeving van de molen verkaveld. In 1987 verkeerde de molen nog steeds in zeer slechte staat, maar bezat niettemin nog nagenoeg het volledige binnenwerk, met inbegrip van de olieslaginrichting. In het begin van de jaren 1990 is de molen echter inwendig ingestort. In 1995 werd de molenwal nog verder afgegraven, wanneer een aanpalend stuk grond wordt bebouwd. De molen wordt nu volledig ingesloten door bebouwing.
Door aanhoudende verwaarlozing geraakte de Delmerensmolen erg bouwvallig en vormde hij een gevaar voor de veiligheid van de omwonenden en voorbijgangers.
Al begin januari 1998 schreven verontruste buurtbewoners een brief aan het stadsbestuur waarin geklaagd werd over naar beneden vallende stukken. Door aanhoudende verwaarlozing geraakte de Delmerensmolen erg bouwvallig en vormde hij een gevaar voor de veiligheid van de omwonenden en voorbijgangers. Het ging van kwaad naar erger. In december 2000 scheurde nog een wiek, gelukkig zonder veel schade.
In 2004 dreigde de molen door zijn erbarmelijke staat en gevaar voor de omgeving gedeklasseerd te worden. Deze intentie van de stad Tielt werd gelukkig afgewezen door de Vlaamse overheid. De vereniging Molenzorg Vlaanderen vzw had tegen dat voornemen trouwens heftig geprotesteerd, omdat dit een gevaarlijk precedent zou vormen: een opheffing van bescherming als “beloning” voor zij die hun molen verwaarlozen.
De molen werd in februari 2005 gedemonteerd door Monument NV uit Ingelmunster. De nog herbruikbare onderdelen werden opgeslagen in een stedelijke loods. Met de demontage was alle gevaar voor de omwonenden weer geweken. Sommigen hoopten op een wederopbouw binnen het grondgebied van Aarsele.
Het stadsbestuur van Tielt - zonder eigenaar te zijn - pompte vrij veel geld in conserveringsmaatregelen en dringende herstellingen: in december 2004 bijna 30.000 euro voor dringende beveiligingsmaatregelen, begin december 2005 2500 euro voor de plaatsing van een duivenwering, eind december 1300 euro voor het maken en leveren van een dekzeil voor het afschermen van elementen. Allemaal kosten die het stadsbestuur voorschoot.
Het Tieltse schepencollege stelde in december 2008 een raadsman aan om bij de Belgische Staat - de vermeende eigenaar - de gemaakte kosten voor de instandhoudingswerken te recupereren.
De Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge volgde in haar vonnis van januari 2010 de Belgische Staat en leidde uit de hypothecaire registers af dat de Britse particulier Michael Pearson nog steeds eigenaar van de molen was. Zodoende kon de stad Tielt geen verhaal maken op de Belgische Staat. De stad Tielt, die een rechtplegingsvergoeding van 2000 euro diende te betalen, ging in beroep.
Bij arrest van het Hof van Beroep te Gent op 22 november 2012 werd de vordering van de stad Tielt tegen de Belgische Staat (ertoe strekkend voor recht te horen zeggen dat de Belgsiche Staat eigenaar is van de Delmerensmolen en deze te horen veroordelen tot de terugbetaling van de kosten voor de beveiligingswerken die de stad Tielt aan de molen heeft laten uitvoeren) als ongegrond afgewezen.
De stad Tielt besliste in het najaar 2015 om de bouwvallige Delmerensmolen in Aarsele gedeeltelijk te slopen. Met het Agentschap Onroerend Erfgoed werd een mondeling akkoord bekomen om alles te mogen afbreken wat los zat. De stad Tielt plaatste op 7 juli 2016 een bord bij de molen met bekendmaking van een aanvraag tot een stedenbouwkundige vergunning voor een gedeeltelijke sloop. Er werd geen verzet aangetekend. Hierop leverde de stad de stedenbouwkundige vergunning af en stelde een aannemer aan. Die stelde de werf op en stond op het punt met de werken te starten. De stad kreeg op dat moment een telefoontje van het Agentschap Onroerend Erfgoed met de melding dat de sloop toch niet mocht doorgaan, aangezien de bescherming nog niet opgeheven was. De stad Tielt riep evenwel in dat de veiligheid van de omwonenden in het gedrang was. Wegens hoogdringendheid kan bijvoorbeeld de brandweer een beschermd monument slopen.
Inmiddels is het acuut gevaar geweken.In juni-juli 2017 voerde bvba Bel-Gem uit Dendermonde instandhoudingswerken uit aan de Delmerensmolen van Aarsele in opdracht van de dienst Handhaving van het Agentschap Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid. Deze firma plaatste de romp in de steigers, verwijderde de woekerende klimop, dichtte de raam- en deuropeningen en bekleedde de romp met een veiligheidsnet tegen vallende brokstukken. Wel stellen we vast dat inmiddels grote gedeelten van het aangebrachte veiligheidsnet weer losgekomen en gescheurd zijn…
En wie is nu eigenlijk de eigenaar van de Delmerensmolen? Sinds de jaren 2000 is de eigendomstitel onduidelijk. Michael James Pearson, een makelaar uit Douglas (Santon, Isle of Man, UK) had de molen in 1989 aangekocht en bracht die onder in de vennootschap Brackenglen Limited in Sale (Trafford, Greater Manchester). Deze vennootschap deed in 2002 afstand van al haar aanspraken op de molen en werd op 9 december 2003 ontbonden en vereffend. Hierop werd de molen “heerloos” en werd hij volgens de artikelen 539 en 713 van het Burgerlijk Westboek (BW) - overgedragen aan de Belgische Staat, die deze transactie evenwel weerlegde, omdat het niet terug te vinden is in de hypothecaire registers. Zoals al aangehaald oordeelde de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge in januari 2010 dat de Britse particulier nog steeds de eigenaar is. Volgens het arrest van het Hof van Beroep van Gent van 22 november 2012 dienen de art. 539 en 713 BW zo geïnterpreteerd te worden dat heerloze monumenten, na de bevoegdheidsoverdracht van de materie van de monumenten en landschappen aan de Gewesten, behoren tot het openbaar domein van de Gewesten. Zodoende zou de Delmerensmolen toebehoren aan de Vlaamse Overheid…
Volgens ons hebben zowel de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge als het Hof van Beroep te Gent ongelijk: de heerloos geworden Delmerensmolen behoort thans wel degelijk toe aan de Belgische Staat! De bevoegdheidsoverdracht van monumenten en landschappen naar de Gemeenschappen (1980) en naar de Gewesten (1989) houdt immers geen overdracht in van de eigendomstitels van het onroerend erfgoed. En er bestaan trouwens ook federale (dus Belgische) monumenten, zoals het Koninklijk Paleis… We “nodigen onze lezers uit” om het betrokken arrest van het Hof van Beroep te Gent en de toelichting van advocaat Michiel Vanwynsberghe van het Instituut Goederenrecht van de KULeuven goed na lezen. Of hoe een heerloos monument een speelbal vormt tussen een (buitenlandse) particulier, zijn ontbonden vennootschap, de stad Tielt, de Belgische Staat en het Vlaams Gewest…
In juni 2006 stelde raadslid Stefaan Huyghelier (°1962 - +2012) nog voor om het dossier van de Delmerensmolen te laten kandideren voor het VRT-programma Monumentenstrijd. Toen reageerde burgemeester Michiel Van Daele dat het dossier vast zit rond de kwestie wie nu de eigenaar van de molen is. Volgens het stadsbestuur is de Belgische staat eigenaar.
Het stadsbestuur van Tielt besliste in het najaar van 2015 om de bouwvallige Delmerensmolen in Aarsele gedeeltelijk te slopen. Met het Agentschap Onroerend Erfgoed werd een mondeling akkoord bekomen om alles te mogen afbreken wat los zat. De stad Tielt plaatste op 7 juli 2016 een bord bij de molen met bekendmaking van een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de afbraak. Er werd geen verzet aangetekend. Hierop leverde een stedenbouwkundige vergunning tot afbraak af en stelde een aannemer aan. Die stelde zelfs al de werf op en stond op het punt met de werken te starten. De stad kreeg op dat moment een telefoontje van het Agentschap Onroerend Erfgoed met de melding dat de sloop toch niet mocht doorgaan. Deze dienst heeft immers een negatief advies tot sloop geleverd, aangezien de bescherming nog niet opgeheven is. De stad Tielt roept evenwel in dat de veiligheid van de omwonenden in het gedrang is. Wegens hoogdringendheid kan bijvoorbeeld de brandweer een beschermd monument slopen. Welke van de twee procedures er nu uiteindelijk gevolgd zal worden, is momenteel niet duidelijk. Kernvraag is in hoeverre de veiligheid van de omwonenden in het gedrang komt. Als zowel het stadsbestuur als het Agentschap daarover dezelfde mening delen, kan de molen alsnog snel gesloopt worden.
In juni-juli 2017 voerde bvba Bel-Gem uit Dendermonde instandhoudingswerken uit in opdracht van de dienst Handhaving van het Agentschap Onroerend Erfgoed. Deze firma plaatste de romp in de steigers, verwijderde de woekerende klimop, dichtte de raam- en dakopeningen en bekleedde de molenromp met een veiligheidsnet tegen vallende brokstukken. Inmiddels zijn grote gedeelten van dat veiligheidsnet los gekomen en gescheurd...
Eigenaars na 1800:
- sinds einde 18de eeuw: Delmeire, molenaarsfamilie
- voor 1832, eigenaar: Delmeire Pieter, molenaar te Aarsele, gehuwd met Vanden Berghe Coleta
- 14.11.1832, erfenis: de weduwe en de kinderen (kinderen: a) Delmeire Carolina, zonder beroep te Aarsele, b) Delmeire Celestinus, molenaar te Kanegem en c) Delmeire Louis, molenaar te Aarsele (overlijden van Pierre Delmeire)
- 16.12.1836, verkoop: Delmeire-Vandenberghe Louis, molenaar te Aarsele (onderhandse akte)
- 27.04.1836, erfenis: de weduwe en kinderen (kinderen: a) Delmeire Célestin, molenaar te Kanegem, b) Delmeire Louis, molenaar te Aarsele en c) Delmeire Caroline, zonder beroep te Aarsele (overlijden van Louis Delmeire)
- 19.07.1859, verkoop: de weduwe (notaris Wibo)
- 15.06.1894, de kinderen (overlijden van de weduwe Vandenberghe van Louis Delmeire)
- 07.11.1894, verkoop: Verstraete-Delmeire Conrard, handelaar te Izegem (notaris Van der Heyde)
- 04.09.1908, verkoop: Labens-Lalemand Alidor Joseph, handelaar te Aarsele (notaris Viaene)
- 31.12.1919, verkoop: Termote-Castelein Camiel, handelaar te Aarsele (notaris Schauteet)
- 31.03.1959, erfenis: en de kinderen (overlijden van vrouw Castelein)
- 12.07.1961, verkoop: D'Hondt-Termote Robert Henri Joseph, handelaar te Nalinnes (notaris De Visscher)
- 12.07.1961, verkoop: De Clercq-Van Landuyt Octave René, landbouwer te Aarsele (notaris De Visscher)
- 15.09.1975, verkoop: Goeminne-Vanderschueren Luc Joseph, geneesheer te Zulte (thans te Astene-Deinze)(notaris Bauwens)
- 12.08.1987, maatshappij: vennootschap NV Silogos (beheerder: Goeminne Luc)(notaris Pauwels)
- 26.09.1989, verkoop: Pearson Michael James, makelaar te Santon-Douglas (GB) (notaris Dewolf) voor de vennootschap Brackenglen Limited (384 Washway Road, Sale, Cheshire, M33 4JH) (notaris Dewolf). Deze vennootschap ging in 1992 in faling. Aangeduide curatoren: Mr. G.F. Hilton en vanaf 2001 Miss L.J. Cooper, van HLB Kidsons, Devonshire House, 36 George Street, Manchester M1 4HA, naar het besluit van de High Court of Justice op 20.12.2001.
- 09.12.2003: heerloos geworden
- 22.12.2012: (bij arrest Hof van Beroep in Gent, 22.11.2012): de Vlaamse Overheid; (in werkelijkheid): de Belgische Staat
Uitspraak van de rechtbank van 1e aanleg te Brugge op 16 oktober 2014 (bij verstek gewezen) (betreft Tielt, Delmerensmolen - verwaarlozing beschermd monument - probleem eigendomstoestand - sepot parket; burgerlijke dagvaarding): De rechtbank kent het herstel toe in 2 fasen onder verbeurte van een dwangsom van 250 euro per dag vertraging met maximum van 1.000.000 euro. Indien de molen niet wordt hersteld, is ambtshalve uitvoering mogelijk. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. Het vonnis wordt betekend aan de procureur.
Bij ministerieel besluit van 20 oktober 2020 werd de bescherming als monument van de stenen windmolen Delmerensmolen in Tielt (Aarsele), opgenomen in het besluit van de secretaris-generaal van 14 april 1944 tot bescherming van windmolens in West-Vlaanderen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 26 juli 1986, definitief geheel opgeheven, overeenkomstig de bepalingen van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 (Belgisch Staatsblad, 16.11.2020).
TECHNISCHE BESCHRIJVING
Bakstenen bovenkruier, type berg- of beltmolen, waarvan thans de romp met een groot deel van zijn binnenwerk nog ter plaatse staat. De muren worden steeds meer met plantengroei overwoekerd, hetgeen slecht is voor het metselwerk.
Conische molenromp in rode baksteen onder voorlopig nooddak. Rondboogingangen en -vensters voorzien van druiplijst. Thans afgedekt met noodkap.
Doorheen de molenwal is een overwelfde doorrit met poort.
De zolders zijn ingestort en de moleninrichting ligt op elkaar gehoopt.
Voorheen was de bergmolen voorzien van een gebroken zetelkap, type wolfsdak, gedekt met eternitschaliën, met verdekkerde wieken met een vlucht van ca. 24 m. Was op balkon aan staartzijde gedateerd met geschilderd opschrift: "ANNO 1857"
De binneninrichting bestond uit een doorrit en vier zolders.
De eerste zolder was ingericht als olieslagerij met een nog bestaand koppel pletstenen (steenwiel 62 kammen, kamwiel 20 kammen), twee builen.
Op de maalzolder bevinden zich nog de buil en de graankuisers.
Steenzolder met drie maalgangen (spoorwiel 78 kammen, kamwielen van 35, 29 en 30 kammen). Kapzolder met kapzetel en Engels kruiwerk (bovenwiel 48 kammen, kamwiel 32 kammen).
Inscriptie op pasbrug: "SVD / ABEELE 1866 / VAN OVERBEKE", en op pasbalk: "SVD / ABEELE 1855". Op het klauwijzer: "H D C 1802".
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Aanvullende informatie
BELGISCH STAATSBLAD — 16.11.2020 — MONITEUR BELGE 81075
VLAAMSE OVERHEID
Omgeving
[C − 2020/43507]
Definitieve opheffing
Bij ministerieel besluit van 20 oktober 2020 wordt de bescherming als monument van de stenen windmolen
Delmerensmolen in Tielt (Aarsele), opgenomen in het besluit van de secretaris-generaal van 14 april 1944 tot
bescherming van windmolens in West-Vlaanderen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 26 juli 1986, definitief
geheel opgeheven, overeenkomstig de bepalingen van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
-----------------------------------
Intekendatum: nov. 2004
Molen: Aarsele (Tielt), Delmerensmolen - stenen bergmolen, koren- en oliemolen
Bouwheer & ontwerper: Stad Tielt (= niet de eigenaar), Technische Dienst, in overleg met molenbouwer Roland Wieme, Deinze
Opdracht: Dringende conserverings- en beveiligingsmaatregelen
a) Archeologische opmeting en fotografische opname
b) Demontage van de loszittende delen:
- wegnemen van loshangende stukken bovendak en openleggen onderdak
- uitnemen molenas met vangwiel en wiekenkruis (gewicht ± 8 ton), te demonteren op de openbare weg
- voeren ontmantelde stukken naar de stapelplaats
- afnemen van het molendak (gewicht ± 8 ton), te demonteren op de openbare weg
- vervoer en stapelen van onderdelen en staart
c) Vervoer van de waardevolle inboedel en stapelen in een loods
d) Montage van een nooddak
Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking; o/cat.
D24, kl. 1; raming: €55.000, incl. btw
Plaats aanbesteding: Stadhuis Tielt
Toewijzing: Monument (Vandekerckhove) nv, Ingelmunster
-----------------------------------------
Besluit van de burgemeester van Tielt van 27 oktober 2004, om voor de openbare veiligheid conserveringsmaatregelen (= demontagewerken) uit te voeren aan de Delmerensmolen te Aarsele
BESLUIT VAN DE BURGEMEESTER
DE BURGEMEESTER,
Gelet op artikel 133 en 135&2 van de Nieuwe Gemeentewet;
Gezien desbetreffend artikel uitdrukkelijk voorziet dat het de taak is van de gemeente te waken over een vlot en veilig verkeer op de openbare wegen wat o.m. omvat het slopen of herstellen van bouwvallige gebouwen en het verhinderen dat er voorwerpen vallen die aan voorbijgangers verwondingen of schade kunnen toebrengen;
Gelet op het feit dat op het grondgebied van de Stad Tielt, deelgemeente Aarsele, hoek Sterrestraat / Delmerensmolenstraat een stenen molen met houten kap staat, gekend als Delmerensmolen;
Gelet op het feit dat bij Besluit van de Secretaris-Generaal van 14.04.1944 deze molen als monument werd beschermd en dat deze bescherming werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad dd. 26.07.1986;
Gezien deze molen reeds jarenlang in een vervallen toestand verkeert;
Gezien de molen tot voor kort behoorde aan de vennootschap naar Engels recht BRACKENGLEN Limited, een vennootschap die sinds 03.04.1992 in vereffening werd gesteld;
Gezien de liquidator van de vennootschap naar Engels recht afstand heeft gedaan van alle rechten van de vennootschap in de molen middels een verklaring dd. 22.10.2002 van de County Court van Manchester en aldaar geregistreerd op 28.11.2002;
Gezien in toepassing van de artikelen 539 en 713 van het Burgerlijk Wetboek de Belgische Staat als eigenaar dient te worden beschouwd;
Gelet op het feit dat de Stad Tielt terzake reeds meermalen haar verantwoordelijkheid heeft opgenomen door:
- aan AROHM, Monumenten en Landschappen, bij brief dd. 10.12.1999 te verzoeken strafklacht jegens de eigenaar in te dienen wegens het niet-naleven van de instandhoudings- en onderhoudsplicht aan een monument
- het actief zoeken van potentiële kopers
- het wegnemen van loszittende delen eind 2000 door de brandweer en een aannemer (waarbij de kosten werden voorgeschoten door de stad)
Gelet op het feit dat recentelijk opnieuw onderdelen van de molen zijn naar beneden gevallen;
Gelet op het Proces-Verbaal van vaststelling dd. 30.08.2004 van Gerechtsdeurwaarder Geiregat waarin de totaal vervallen toestand van de molen uitvoerig staat beschreven en gefotografeerd;
Gezien van de wieken nog enkel het houten [sic] kruis rest en alle andere onderdelen ontbreken. Aan het uiteinde van 2 wieken hangen enkel nog gevaarlijke ijzeren pinnen te bengelen. De houten kap is grotendeels weggerot. Het dak van de kap is ingestort. De opstaande panelen aan de achterzijde ontbreken. De cementbepleistering aan de buitenzijde is grotendeels afgebrokkeld. De voegen zijn uitgesleten. Het metselwerk vertoont aan de zijde van de naburige woning van de heer en mevrouw Wim Quintyn – Nadine Van den Broucke, gelegen aan de Delmerensmolenstraat 4, een grote uitstulping;
Gezien mevrouw Nadine VAN DEN BROUCKE, buurvrouw, verklaard heeft dat zij en haar man eind augustus 2004 een afgewaaid stuk roest ijzer op het dak van hun tuinhuisje vonden en dit ijzeren onderdeel voorgelegd heeft aan gerechtsdeurwaarder Geiregat. Naast de oprit naar hun woning is niet ver van het voetpad een nog groter stuk roest bandijzer van de molen gevallen;
Gelet op het plaatsbezoek van mijzelf en de heer Roland WIEME, gespecialiseerd molenbouwer uit 9870 Machelen, welke aanraadt dringende en bewarende maatregelen te nemen zoals beschreven in zijn brief dd. 24 september 2004;
Aangezien de heer Wieme wijst op de loshangende planken, op deels verrotte gebinten, afgevallen trekarm, korte spruit deels verrot, op verschillende plaatsen doorroest molenkruis, windpulm en pinnenbalk sterk aangetast, trappen welke op elk moment kunnen instorten;
Gelet op het feit dat bij windstoten de openbare veiligheid voor de omwonenden en de voorbijgangers op de openbare weg totaal niet meer kan worden gegarandeerd;
Gezien er zich bijgevolg thans dringende maatregelen opdringen om aan deze onveilige toestand te verhelpen;
Gelet op de bepalingen van de omzendbrief dd. 06.04.1998 ML/9 betreffende de problematiek rond verwaarlozing, verval en sloping van monumenten;
Gelet op het feit dat zowel AROHM, Monumenten en Landschappen bij brieven dd. 07.09 en 16.09.2004 op de hoogte werden gebracht alsmede de huidige eigenaar, de Belgische Staat in hoofde van de heer Ontvanger der Domeinen en Penale Boeten te Brugge bij brief dd. 22.10.2004;
BESLUIT:
Art. 1.
Dringende en conserverings- en beveiligingsmaatregelen uit te voeren aan de Delmerensmolen te Aarsele ten einde de openbare veiligheid voor omwonenden en voorbijgangers opnieuw te kunnen garanderen en bestaande uit:
a) Archeologische opmeting en fotografische opname
b) Demontage van de loszittende delen:
- wegnemen van loshangende stukken bovendak en openleggen onderdak
- uitnemen van de molenas met vangwiel en wiekenkruis (gewicht +/- 8 ton), te demonteren op de openbare weg
- de reeds ontmantelde stukken naar de stapelplaats voeren
- demonteren van de spruitbalken, trekarmen en staart
- afnemen van het molendak (gewicht +/- 8 ton), te demonteren op de openbare weg
- vervoer en stapelen van onderdelen en staart
c) Vervoer van de waardevolle inboedel en stapelen in een loods
d) Montage van een nooddak
en waarvan de uitvoeringsprijs geraamd wordt op 55.000 euro, inclusief BTW
Art. 2.
Kennis van onderhavig besluit te bezorgen aan de gemeenteraad van Tielt op haar eerstvolgende zitting en te verzoeken goedkeuring te verlenen aan een bestek dringende conserverings- en beveiligings-maatregelen met inachtneming van de procedure voorzien in art. 234 en 236 van de Nieuwe Gemeentewet en art. 17&2 van de wet van 24.12.1993 inzake overheidsopdrachten.
Art. 3.
De heer Vlaams Minister D. Van Mechelen, bevoegd voor Monumenten en Landschappen, in kennis te stellen van voormeld besluit alsmede AROHM Monumenten en Landschappen en de eigenaar de Belgische Staat in hoofde van de heer Ontvanger der Domeinen en Penale Boeten te Brugge.
Art. 4.
Alle door de stad in uitvoering van voormeld besluit geprefinancierde kosten zullen, in toepassing van de bepalingen van de zaakwaarneming, ten laste gelegd worden van de eigenaar.
Tielt, 27 oktober 2004.
De burgemeester,
[get.] Michiel Van Daele
BRON: uitgehangen bericht aan de gevel van het stadhuis van Tielt (genoteerd door LD op 30.10.2004).
2. Motivering van het stadsbestuur van zijn genomen beslissing tot het uitvoeren van beveiligingswerken en zijn aanvraag om tot ophef van de bescherming van de Delmerensmolen
Delmerensmolen in Aarsele
Omdat het risico op ongevallen te groot geworden was, besliste de raad afgelopen maand om dringende renovatiewerken (1) te laten uitvoeren aan de sinds 1944 beschermde Delmerensmolen in Aarsele. Het bestuur – en met name de burgemeester – is immers verantwoordelijk voor de veiligheid op het grondgebied van de stad. De bedoeling is om de kosten van de reparatie (1) te verhalen op de eigenaar. Maar wie is eigenaar van deze molen?
Sinds de Tweede Wereldoorlog is de molen verschillende keren van eigenaar veranderd. De laatste eigenaar – de Engelse vennootschap BRACKENGLEN (2) – ging op 3 april 1992 in vereffening. De Engelse curator (3), hierin gesteund door het stadsbestuur, poogde tot een oplossing te komen o.m. door de molen te koop te stellen. Gezien er in al die jaren geen kopers gevonden werden, liet de curator op 6 juni 2003 weten dat hij voor de County Court van Manchester afstand deed van zijn rechten en dat hij ons verder niet meer behulpzaam kon zijn. (“I’m sorry I cannot be of further assistance.”) Het is echter niet omdat de molen op Tielts grondgebied gelegen is dat deze eigendom van de stad Tielt wordt. Integendeel, volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek worden onbeheerde eigendommen die geen eigenaar hebben, eigendom van de Belgische Staat.
Als gevolg van de verschillende staatshervormingen is monumentenzorg echter een Vlaamse bevoegdheid geworden. De Vlaamse overheid eist dat beschermde monumenten die in Vlaanderen gelegen zijn, in goede staat bewaard worden. Deze bevoegdheidsverdeling zorgt dan ook voor een conflict: de federale overheid zal de molen willen verkopen; de Vlaamse wetgever wil daarentegen dat beschermde molens – indien nodig – door de eigenaar heropgebouwd worden op een geschikte(re) plaats.
De beslissing van de raad om bij de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister bevoegd voor Monumenten en Landschappen, de deklassering van de Delmerensmolen aan te vragen moet dan ook tegen deze achtergrond gezien worden. Het bestuur hoopt langs deze weg een eindeloze procedureslag te vermijden door de hogere overheden (het federale en Vlaamse niveau) ertoe aan te zetten om zelf een standpunt in te nemen over wat er met de Delmerensmolen moet gebeuren. Deze aanvraag tot deklassering is een poging om klaarheid te scheppen in een onduidelijke juridische situatie.
Immers, wanneer de Vlaamse overheid de deklassering vergeet, dan moet de eigenaar (de Belgische Staat) het geklasseerde monument in goede staat herstellen en behouden. De wet voorziet zelfs strafrechtelijke sancties wanneer dit niet gebeurt! Bij schrijven van 27 december 1999 liet de Vlaamse overheid weten dat de enige goede oplossing erin bestond de molen steen voor steen af te breken en herop te bouwen. Wij citeren: “Gezien het volledig heroprichten van de molen de enige oplossing biedt, sluiten wij zelfs niet uit dat er door het stadsbestuur kan gezocht worden naar een minder ingesloten molinotoop.”
In 1999, toen de Engelse vennootschap (2) in vereffening (3) nog eigenaar was, had de curator zin noch middelen om aan deze vraag te voldoen. Nu de Belgische Staat eigenaar geworden is, wil het stadsbestuur een spoedig en duidelijk antwoord.
BRON: Stadsmagazine Tielt (uitgegeven door het stadsbestuur), december 2004, p. 6.
(1) Met “renovatiewerken” en “reparatie” wordt wel degelijk de onttakeling van de molen bedoeld (LD).
(2) De thans opgeheven vennootschap Brackenglen Limited werd opgericht in 1987 en had zijn maatschappelijke zetel in: 384 Washway Road, Sale, Cheshire, M33 4JH. (Bron: www.ukdata.com) (LD).
(3) Bij besluit van de High Court of Justice van 20 december 2001, werd Miss L.J. Cooper (van HLB Kidsons, Devonshire House, 36 George Street, Manchester M1 4HA) aangewezen als liquidateur van Brackenglen Limited, in opvolging van Mr. G.F. Hilton. (Bron: The London Gazette, 14.01.2002) (LD)
3. Mening vertolkt door gemeenteraadslid Stefaan Huyghelier namens zijn NVA-fractie op de gemeenteraad van 4 november 2004, tegen het voorstel tot deklassering van de Delmerensmolen
Declassering Delmerensmolen
Mijn fractie kan hoegenaamd niet akkoord gaan met het voorstel van de meerderheid om de Delmerens-molen te declasseren. In de gemeenteraadszittingen van 15/3/2001, 6/9/2001 en 6/12/2001 zijn wij tussengekomen om de Delmerensmolen te vrijwaren en een oplossing voor te stellen voor het probleem.
Wij stellen vast dat er klaarblijkelijk geen politieke wil is bij de meerderheid om de Molen te vrijwaren en een plaats te geven in het Aarseelse landschap.
Niettegenstaande de verschillende brieven die wij mochten ontvangen onder andere van de Roede van Tielt, de VZW Molenzorg en enkele individuele molenaars moeten wij vaststellen dat de ‘verrottingsstrategie’ van de meerderheid hier vandaag zijn slotakkoord krijgt. De molen wordt gedeclasseerd en met stille trom begraven. De Aarseelse gemeenteraadsleden van de meerderheid, waaronder vooral ook de schepen van Cultuur, dragen hier een verpletterende verantwoordelijkheid. Met woorden belijden zij de liefde voor hun dorp en pleiten zij voor de eigenheid van hun Aarsele maar ‘zie hun daden’.
Er zijn verschillende argumenten om de Molen te behouden:
- Het gaat hier om een zeldzame molen, ik bespaar jullie de uitgebreide technische omschrijving, met ‘rechtopstaande stenen’ die zowel graan kan malen als lijnzaad kan persen.
- Tielt wil zich als toeristisch centrum profileren, wil niet tussen de mazen van de ons omringende steden en dorpen vallen maar laat een belangrijke troef namelijk het centrum van het Molenland te willen zijn, uit zijn handen glippen.
- De renovatie van de molen, die zal moeten afgebroken worden en op een andere plaats heropgebouwd zal moeten worden, wordt tot 80 % gesubsidieerd door het Vlaamse Gewest en de Provincie en op die manier wordt de kostprijs voor de gemeente beperkt gehouden.
Als we het dan toch over het financiële plaatje hebben dan werd er in het verleden geargumenteerd ‘geen financiële ruimte’ en ‘we moeten keuzes maken’. De investeringsruimte was zogenaamd beperkt maar zoals wij altijd hebben aangegeven is die er wel. Als we nagaan wat er gekocht wordt en wat de plannen zijn ‘om nog aan te kopen’ denken we maar aan het ontmoetingscentrum in Kanegem, de BLO-school, de gebouwen palend aan de Beiaard, de oude ASLK-gebouwen, de renovatie van het koetshuis, de site van de Kortrijkstraat, het klooster op de Poelberg, het klooster in Aarsele enz…. dan kan een bescheiden investering van om en bij de 600.000 euro, waarin de gemeente voor slechts 120.000 euro moet in participeren, geen onoverkomelijk probleem vormen.
De molen kan zonder problemen een bestemming krijgen. In het verleden is er door Monumenten en Landschappen reeds een lijst overgemaakt van mogelijke bestemmingen. De Stad Tielt kan dit zelf in handen nemen maar kan ook samenwerken met derden. In die optiek is het wraakroepend dat men enerzijds ‘beschermende maatregelen neemt’ maar anderzijds toch opteert voor declassering en onvermijdelijk daaropvolgend afbraak. De beschermende maatregelen dragen uiteraard onze goedkeuring weg maar ondertussen kan het renovatiedossier opgestart worden, kan er uitgekeken worden naar een andere locatie (waarom niet het oude voetbalterrein?) en kunnen gegadigde derden warm gemaakt worden.
Op die manier wordt een stukje Aarseels erfgoed bewaard, is de veiligheid van de omwonenden verder gegarandeerd en hebben Tielt en Aarsele er in toeristisch oogpunt een troef bij.
Het zou ons inziens ook de moeite waard zijn om na te gaan wat de mening van Aarselenaren is betreffende de Delmerensmolen. Iedereen is er het grondig over eens dat de huidige situatie niet kan blijven bestaan maar ik ben er helemaal niet zeker van dat iedereen achter de declassering en de afbraak staat, temeer er alternatieven voor handen zijn. Dit laatste veronderstelt van de meerderheid dan wel een andere ingesteldheid en de wil om de molen te behouden en een plaats te geven die deze verdient.
Wij hopen dat de meerderheid afziet van het voorstel tot declassering temeer de situatie door de beschermingsmaatregelen helemaal niet dringend is.
BIJKOMENDE PUNTEN VAN DE AGENDA VAN DE GEMEENTERAAD VAN 1 DECEMBER 2005
Punt van rdl. Stefaan Huyghelier:
24d. Delmerensmolen te Aarsele
Bij nazicht van het dossier van Delmerensmolen heb ik vastgesteld dat de Belgische Staat bij brief van 21/1/2005 betwist dat zij eigenaar zou zijn geworden van de Delmerensmolen. De molen zou volgens hun redenering nog eigendom zijn van de failliete vennootschap Brackenglen Ltd en de aangestelde curator.
In dit schrijven suggereert de betrokken ambtenaar de mogelijkheid aan de stad Tielt of het Vlaamse Gewest om eigenaar te worden van molen. Dit is mogelijk in het kader van het decreet van 22/12/95 waarbij ofwel kan onteigend worden ofwel een procedure tot bijzondere verbeurdverklaring kan opgestart worden.
In het geval van onteigening moet de molen gedurende 4 keer 12 maanden opgenomen zijn in een betreffend register. Is dit niet het geval dan kan de procedure tot verbeurdverklaring een uitweg bieden.
Ongeveer een jaar geleden werd de molen omwille van veiligheidsoverwegingen, terecht, geconserveerd en beveiligd. De meerderheid wilde toen in één beweging de molen declasseren met als flauwe argumentatie om de hogere overheden wakker te schudden. Tegen deze werkwijze kwam veel protest. Eén jaar later stel ik vast dat juist het Stadsbestuur ingedommeld is. In het dossier is er, na het schrijven van de Belgische Staat, niks meer terug te vinden van stappen die er zouden gezet zijn om het dossier vooruit te helpen?
Wil de meerderheid stappen zetten, desnoods in overleg met het Vlaamse Gewest, om de onduidelijkheid betreffende ‘de eigendom van de molen' te beslechten?Voldoet de molen aan de criteria om onteigend te worden ten bate van de Stad of het Vlaamse Gewest?
Waarom zijn er geen verdere stappen meer gezet na het schrijven van 21/1/2005?
Waarom werd de gemeenteraad of de commissie socio-culturele materies niet op de hoogte gebracht van de nieuwe informatie?
Op welke manier hoopt het Stadsbestuur de reeds gemaakte kosten voor de conservering en de beveiliging te recupereren?
Niettegenstaande de molen geconserveerd is en geen risico meer vormt voor de veiligheid van de omwonenden, moet er verder gewerkt worden aan een structurele oplossing voor het geklasseerde monument. In deze gemeenteraad komen voorturend dossiers aan bod waarbij er sprake is van bezoekerscentra, Tielt als knooppunt voor fietsroutes, Tielt als cen trum van het Molenland enz.... In die logica is het niet meer dan normaal dat het aanwezige patrimonium een plaats krijgt die het verdient.
Open Brief van de Vlaamse molenvereniging Molenzorg-Molenecho’s vzw, tegen het voorstel van de stad Tielt tot het deklasseren van de Delmerensmolen (Hooglede, 27.10.2004)
Geachte heer burgemeester,
Geachte dames en heren schepenen en gemeenteraadsleden van Tielt,
BETREFT: Delmerensmolen te Aarsele (agendapunt op de gemeenteraad van Tielt, 4 november 2004)
U zult het wellicht begrijpelijk vinden dat molenverenigingen heel alert zijn bij het vernemen van intenties omtrent molens, zeker als de toekomst van een molen (met name de Delmerensmolen van Aarsele) op het spel staat.
Nochtans proberen we ook steeds realistisch te blijven en erkennen inderdaad:
- de erg vervallen toestand van de molen
- het feit dat de molen is ingebouwd
- de noodzaak, alleen al uit reden van openbare veiligheid, dat ingegrepen dient te worden.
We gaan zelfs akkoord met uw voorstel tot demontage van de genoemde molenonderdelen (roeden, kapresten, binnenwerk), na het wettelijk verplicht advies van de Afdeling Monumenten en Landschappen (Vakgebied Industrieel Erfgoed, Gebroeders Van Eyckstraat 2-6, 9000 Gent) en mits de weggenomen delen worden gedocumenteerd en verantwoord worden opgeborgen.
Trouwens, analoge werken worden volgend jaar ook uitgevoerd aan de Mevrouwmolen van Kanegem, gelukkig aldaar als eerste restauratiefase).
Waar we echter helemaal niet achter kunnen staan, is het voorstel tot deklassering.
- Eenmaal de molen is gedemonteerd, vervalt immers het argument van het veiligheidsrisico
- Demontagewerken (= eigenlijk conservering) enerzijds en deklassering (= vrijbrief voor afbraak) anderzijds zijn twee tegengestelde handelingen!
- Een maalvaardige restauratie kan toch zinvol zijn, mits de molen op een andere locatie binnen Aarsele wordt herbouwd (zoals in 1986 ook gebeurde met de wettelijk beschermde Stenen Molen van Tiegem). Ook al duikt een “molenmecenas” pas “over tien jaar” op (waarom niet de stad Tielt zelf?): zolang de molen beschermd is, blijft er nog de mogelijkheid tot het bekomen van 80 % restauratiepremie (Vlaams Gewest en de provincie samen). En dit “wachten op een betere toekomst” zou kunnen gebeuren zonder dat de gedemonteerde, maar nog wettelijk beschermde molen nog gevaar oplevert.
- Deklasseringen worden bijna nooit uitgesproken en uitsluitend als administratieve rechtzettingen, b.v. als het monument door overmacht (brand,…) materieel teniet gegaan is.
- En tot slot: het Tieltse promoot zich al ruim 30 jaar als “het Molenland”. We loven de inspanningen die de stad doet voor de eigen Poelbergmolen en de 15% steun voor de restauratie van de private Mevrouwmolen van Kanegem, maar verwachten (minstens) ook dat ze geen andere exemplaren verloren laat gaan en minstens hun behoud verzekert.
Met vriendelijke groeten,
Namens Molenzorg-Molenecho’s vzw,
Lieven Denewet, Hooglede
-----------
Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari 2006, p. 451-452.
VLAAMS PARLEMENT
₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN
DIRK VAN MECHELEN
VLAAMS MINISTER VAN FINANCIËN EN BEGROTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Vraag nr. 59 van 16 december 2005 van STEFAAN SINTOBIN
Delmerensmolen Aarsele - Stand van zaken
Het dossier van de Delmerensmolen, een beschermd monument in Aarsele, blijkt muurvast te zitten.
Niemand wil blijkbaar zijn verantwoordelijkheid opnemen of eigenaar zijn van de molen.
De discussie rond de verantwoordelijkheid voor de
Delmerensmolen startte in 1992, toen de Engelse eigenaar failliet ging. De curator in kwestie slaagde er niet
in om de molen van de hand te doen, waardoor de molen alsmaar bouwvalliger werd en uiteindelijk een gevaar voor de omwonenden betekende. Brokstukken kwamen geregeld naar beneden, waardoor het Tieltse stadsbestuur zich vorige winter genoodzaakt zag om de wieken te demonteren en een noodkaap aan te brengen. Deze ingreep kostte de stad toen 55.000 euro en zou van de Belgische Staat teruggevorderd worden, ware het niet dat die nu betwist eigenaar te zijn. Daarnaast dringt het Vlaams Gewest aan op ofwel de restauratie, ofwel ontmanteling en herlokalisering, omdat het een beschermd monument betreft. Vraag blijft wie deze kosten op zich wil nemen.
Samengevat: de Belgische Staat betwist eigenaar te zijn en ook het Vlaams Gewest en de provincie schuiven de verantwoordelijkheid door naar de stad Tielt, die beweert niet over de nodige financiële mogelijkheden te beschikken. De stad Tielt betreurt dat de hogere overheden niet behulpzaam zijn om samen tot een oplossing te komen.
Tielt, dat zich wil profileren als knooppunt van fietsroutes, vindt het niet meer dan normaal dat deze molen de plaats krijgt die hij verdient!
1. Wat is de juiste stand van zaken in dit dossier?
Is hieromtrent overleg met de stad Tielt?
2. Welke initiatieven neemt de minister in dit dossier om de molen van de complete ondergang te redden?
Wordt daarbij gedacht aan een financiële tegemoetkoming?
Dirk Van Mechelen
Vlaams minister van financiën en begroting en ruimtelijke ordening.
ANTWOORD op vraag nr. 59 van 16 december 2005 van STEFAAN SINTOBIN
De Delmerensmolen te Aarsele is beschermd als monument sinds 14 april 1944. De eigenaar van een beschermd monument is verplicht zijn eigendom in een goede staat te bewaren, het niet te ontsieren, beschadigen of vernielen. De eigenaar is dan ook een cruciale partner en aanspreekpunt om eventuele problemen ter zake aan te pakken en een duurzame oplossing te vinden.
Het is momenteel onduidelijk wie de eigenaar is van de Delmerensmolen. Dat maakt het niet eenvoudig om een structurele oplossing te vinden voor de verwaarlozing van het gebouw. In afwachting van een oplossing, om de uiteindelijke restauratiekost niet te hoog te laten oprijzen en de veiligheid omheen de molen te vrijwaren, heeft de stad Tielt wel al instandhoudingswerken laten uitvoeren, die verder verval van de molen een halt moeten toeroepen.
Omtrent de Delmerensmolen is al herhaaldelijk overlegd met de verschillende betrokken partijen en overheden. Het is echter noodzakelijk om ook de eigenaar bij dit overleg te betrekken, teneinde verdere stappen te ondernemen. Ik heb mijn administratie daarom de opdracht gegeven om te achterhalen wie de eigenaar is, en vervolgens in globaal overleg een vervolgtraject uit te stippelen. Hierbij zal met alle mogelijke pistes rekening moeten worden gehouden, met partners als de provincie West-Vlaanderen, de gemeente Tielt, de stichting Erfgoed Vlaanderen en particulieren. Zodra de eigendomssituatie is uitgeklaard, een bereidwillige eigenaar of beheerder is gevonden, en een concreet initiatief wordt genomen, kunnen de mogelijke vormen van financiële inbreng (restauratiepremie, ...) worden besproken.
---------------
Op de hoogte. Stadsmagazine van Aarsele, Kanegem, Schuiferskapelle, Tielt, oktober 2015, nr 53, p. 9.
“Delmerensmolen. Afbraak omwille van veiligheid”
De Delmerensmolen, gelegen nabij het kruispunt van de Sterrestraat en de Delmerensmolenstraat te Aarsele, is sinds 1944 als monument beschermd.
Deze molen is sinds 1956 buiten dienst en is reeds verschillende tientallen jaren in verval. Na het faillissement van de eigenaar, die ondertussen verblijft op het eiland Man in de Ierse zee, bleef deze molen onbeheerd.
Het stadsbestuur besliste reeds in 2004 om de restanten van de molenwieken te demonteren; bij hevige wind kon dit namelijk ernstige schade veroorzaken. Tevens werd een tijdelijk dak op de stenen molenromp gebouwd om verdere schade te voorkomen.
Ondanks deze maatregelen ging de stabiliteit van de molen verder achteruit. Stenen vallen uit de molenromp en de molenromp scheurt verder. Onroerend Erfgoed bevestigde na een plaatsbezoek dat de molen om veiligheidsredenen gedemonteerd mag worden. Ook een studie door een expert-stabiliteitsingenieur bevestigde dit. Deze werken zullen dan ook op korte termijn uitgevoerd worden.
-------------------
BIJLAGE. Arrest van het Hof van Beroep (1e Kamer) te Gent van 22 november 2012, gevolgd door een Noot van advocaat Michiel Vanwynsberghe van het Instituut Goederenrecht van de KULeuven (Rechtskundig Weekblad, jg. 78, 2014-2015, nr. 28 (14 maart 2015), p. 1106-1110).
Hof van Beroep te Gent
1e Kamer - 22 november 2012
Voorzitter: de h. Floren
Raadsheren: de hh. Wylleman en Sustronck
Advocaten: mrs. De Zutter en De Schepper
1. Eigendom - Publiciteitsstelsels - Derdenbescherming - Concurrerende zakelijke rechten - Heerloos monument - Belgische Staat die betwist enig recht op het goed te bezitten - 2. Gemeenschap en Gewest - Bevoegdheid - Gewest - Monumenten en landschappen - Heerloos monument.
1. De bescherming van art. 1 van de Hypotheekwet (Hyp.W.) komt enkel toe aan derden die over een conflicterend recht op het goed beschikken. De Belgische Staat is geen derde in de zin van art. 1 Hyp.W. wanneer hij in het kader van art. 539 en 713 Burgerlijk Wetboek (BW) niet aantoont over een zakelijk recht te beschikken of sterker nog, betwist enig recht op het goed te bezitten.
2. De artikelen 539 en 713 BW moeten zo geïnterpreteerd worden dat heerloze monumenten, na de bevoegdheidsoverdracht van de materie van de monumenten en landschappen aan de Gewesten, gaan behoren tot het openbaar domein van de Gewesten.
Stad Tielt tegen Belgische Staat
...
1. De Belgische Staat voert in eerste instantie aan dat volgens de hypothecaire documentatie de heer M.P. eigenaar is van het goed en dat de latere overdracht van het goed aan de vennootschap B.L. - indien deze bewezen is - hem met toepassing van art. 1 Hypotheekwet niet tegenwerpelijk is omdat deze overdracht niet werd overgeschreven op het hypotheekkantoor. De Belgische Staat besluit hieruit dat de molen wel degelijk nog een eigenaar heeft, namelijk de heer M.P.
Deze argumentatie kan niet worden bijgevallen.
De bescherming van art. 1 Hypotheekwet komt enkel toe aan derden die een conflicterend recht kunnen laten gelden op het goed. Meer bepaald kunnen derden zich slechts op het gebrek aan overschrijving van de akten die vallen onder het toepassingsgebied van art. 1 Hypotheekwet (Hyp.W.) beroepen in de mate waarin de daarin neergelegde rechtshandelingen afbreuk kunnen doen aan zakelijke rechten die deze derden op het goed bezitten of aan rechten die deze derden op deze goederen hebben gerealiseerd in het kader van de uitwinning van het goed (Hof van Cassatie, 8 april 1957, Arresten van Verbreking, 1957, p. 670). Het volstaat dus niet dat de derde een belang heeft om zich te beroepen op de niet-overschrijving. Ter zake voert de Belgische Staat niet aan dat hij beschikt over een zakelijk recht op het goed.
Er is evenmin sprake van een in het kader van uitwinning op het goed gerealiseerd recht. De Belgische Staat betwist integendeel dat hij enig recht op het goed bezit. Bijgevolg is de Belgische Staat geen “derde” in de zin van art. 1 Hyp.W. die zich op het gebrek aan overschrijving van de overdracht door M.P. aan de vennootschap B.L. kan beroepen.
...
6. (...) Zelfs indien zou blijken dat dergelijke goederen aan niemand toebehoren, dan nog zou dit niet leiden tot het besluit dat de molen toebehoort aan de Belgische Staat. Het hof is immers van oordeel dat, hoewel art. 713 BW nog steeds bepaalt dat goederen die geen eigenaar hebben toebehoren “aan de Staat” - terwijl art. 539 BW enkel bepaalt dat heerloze goederen “tot het openbaar domein” behoren - deze bepaling op een hedendaagse wijze moet worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de hervormingen van de Staat die sinds het van kracht worden van deze bepaling hebben plaatsgevonden.
De materie van monumenten en landschappen werd bij de staatshervorming van 1980 overgedragen aan de Gemeenschappen en later, bij de staatshervorming van 1988-1989, aan de Gewesten (zie thans art. 6, § 1, 7° van de wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen). Ook de rechten en verplichtingen (zgn. de lasten van het verleden) werden in belangrijke mate, overgedragen, eerst aan de Gemeenschappen, later aan de Gewesten (zie art. 61, § 4 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, dat bepaalt dat de Gewesten van de Gemeenschappen de rechten en verplichtingen overnemen inzake de monumenten en landschappen gelegen op hun grondgebied).
In het licht hiervan komt het logisch en coherent voor om art. 539 en 713 BW aldus te interpreteren dat als monument geklasseerde goederen die heerloos worden na de bevoegdheidsoverdracht van de materie van de monumenten en landschappen aan de Gewesten - wat het geval is voor de Delmerensmolen, die sinds 9 december 2003 heerloos is - gaan behoren tot het openbaar domein van de Gewesten die immers hoe dan ook de verplichtingen m.b.t. deze monumenten op zich moeten nemen.
...
Besloten moet dan ook worden dat, zelfs indien de Delmerensmolen een heerloos goed zou zijn in de zin van art. 539 en 713 BW, de vordering tegen de Belgische Staat ertoe strekkend voor recht te horen zeggen dat deze eigenaar is van de Delmerensmolen en deze te horen veroordelen tot de terugbetaling van de kosten voor de beveiligingswerken die de stad Tielt aan de molen heeft laten uitvoeren, als ongegrond zou moeten worden afgewezen.
NOOT - Onbeheerd is onbemind. De Belgische Staat en art. 539 en 713 BW als vechten tegen windmolens?
1. Op het grondgebied van de stad Tielt bevindt zich een windmolen die als monument erkend is. Een Britse particulier M.P. kocht de molen aan in 1989. Een kleine tien jaar later bevond de molen zich echter in bouwvallige en gevaarlijke staat en de stad Tielt besloot daarop de eigenaar aan te spreken. De molen bleek ingebracht te zijn in een Britse vennootschap die in 2002 afstand deed van al haar aanspraken op de molen en in 2003 ontbonden en vereffend werd. De stad Tielt besloot om, onder alle voorbehoud, bepaalde veiligheidsmaatregelen te laten uitvoeren aan het goed.
De kosten voor deze dringende instandhoudingswerken wenste de eiseres (de stad Tielt) terug te eisen van de Belgische Staat, die volgens de eiseres op grond van art. 539 en 713 BW ondertussen de rechtmatige eigenaar van het onroerend goed was. De Belgische Staat ontkent echter de huidige eigenaar van de molen te zijn. Vanuit een poging om het zakenrechtelijk statuut van het goed te specificeren, wordt een procedure ingeleid.
2. De Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge volgde de Belgische Staat en leidde uit de hypothecaire registers af dat de Britse particulier M.P. nog steeds eigenaar van de molen was.
Volgens deze rechter kan een eigenaar naar Belgisch recht het onroerend goed niet verlaten.
De stad Tielt besloot hiertegen in beroep te gaan.
3. De eigenaar van een onroerend goed kan nochtans in principe rechtsgeldig afstand doen van zijn eigendomsrecht op een onroerend goed (ook wel een daad van achterlating genoemd), voor zover deze rechtshandeling uiteraard geen rechtsmisbruik zou uitmaken. De Belgische wetgever heeft dit althans niet uitdrukkelijk algemeen verboden.[1]
Het is wel zo dat specifieke wettelijke bepalingen hiervan kunnen afwijken (cf. art. 118 van het Bodemdecreet dat bepaalt dat een afstanddoende houder van een zakelijk recht niet ontslagen worden van de lasten of verplichtingen die voortvloeien uit dat Bodemdecreet). Wanneer een goed, ten gevolge van een dergelijke afstand, onbeheerd en zonder eigenaar kan worden aangetroffen op het Belgische grondgebied, zal de Staat het eigendomsrecht op grond van art. 539 en 713 BW verkrijgen. Deze bepalingen schrijven voor dat goederen die onbeheerd en zonder eigenaar zijn, tot de Staat of het openbaar domein behoren. Het begrip “openbaar domein” slaat eerder op het feit dat de goederen zullen behoren tot het domein van de Staat. De heerloze goederen worden strikt genomen onderdeel van het privaat domein.[2]
De wet laat hierbij geen keuzerecht aan de Staat, zodat de heerloze goederen noodzakelijkerwijs aan het privaat domein van de Staat toegevoegd worden zodra kan worden aangetoond dat aan het vereiste van art. 539 en 713 BW, namelijk een onbeheerd goed zonder eigenaar, voldaan is.[3]
4. De staat verkrijgt dus op basis van de wet een eigendomsrecht, samen met alle lasten die daaruit voortvloeien. Het hof heeft in deze zaak echter geen uitspraak gedaan over welke lasten of verplichtingen er nu juist mee overgaan. Dit valt dan ook buiten het bestek van deze noot. De afwijkende gevolgen van de specifieke eigendomsverkrijging van art. 539 en 713 BW kunnen worden verklaard op basis van deze artikelen.
Het belang van deze bepalingen komt traditioneel voornamelijk in het erfrecht tot uiting. Art. 539 BW - samen met art. 723 en 768 - bepaalt immers dat de Staat ook eigenaar wordt van de goederen van personen die zonder erfgenamen overlijden of wier erfenis is verlaten, of kort gezegd van de heerloze nalatenschappen. Vooral met betrekking tot de betaling van successierechten rijst dan de prangende vraag of de Staat in dit soort gevallen de heerloze nalatenschap verkrijgt op grond van een erfrechtelijke dan wel een zuiver zakenrechtelijke regel.
De aanhangers van de zakenrechtelijke visie beroepen zich op art. 539 en 713 BW omdat deze een uitdrukking zijn van de soevereiniteitsopvatting van de Staat. De heerloze nalatenschappen vallen dan te interpreteren binnen het ruimere zakenrechtelijke kader waarbij de Staat eigenaar wordt van de goederen die onbeheerd en zonder eigenaar op het grondgebied van de soeverein te vinden zijn.[4]
5. In het zakenrechtelijke kader van art. 539 en 713 BW verkrijgt de Staat de goederen dus niet rechtstreeks van de voormalige eigenaar. Er is immers een vereiste van heerloosheid. Het goed moet met andere woorden in een zakenrechtelijk vacuüm gevallen zijn, een cesuur tussen het eigendomsrecht van de voormalige eigenaar en de inwerkingtreding van art. 539 en 713 BW.[5] Wanneer een eigenaar afstand doet van zijn eigendomsrecht op het onroerend goed, is de Staat op grond van deze artikelen dus geen regelmatige rechtsopvolger van die afstanddoende eigenaar. Tussen de afstanddoende eigenaar en de Staat is er geen enkele verbintenisrechtelijke band. Nog anders gezegd: de eigendomsverkrijging door de Staat is een oorspronkelijke wijze van eigendomsverkrijging en de Staat heeft geen mogelijkheid tot verwerping van de nalatenschap.[6]
6. De Belgische Staat meende dat hij de molen nooit in eigendom had verkregen omdat aan de voorwaarden van art. 539 en 713 BW niet voldaan was. De Staat beriep zich hiervoor op de vermeldingen in de hypothecaire registers.
Het staat in deze zaak vast dat de hypothecaire registers achterliepen op de feiten en dat de afstanddoende vennootschap noch haar eigendomstitel noch haar akte van afstand heeft laten overschrijven. Beide vallen nochtans onder het publiciteitsvereiste van art. 1 Hypotheekwet (Hyp.W.) De inbreng of overdracht van een onroerend goed in of naar een vennootschap houdt immers een mutatie van het eigendomsrecht in.[7] Daarnaast schrijft art. 1, tweede lid Hyp.W. voor dat ook de akten van afstand van onroerende zakelijke rechten dienen overgeschreven te worden in de hypothecaire registers. Deze bepaling, die niet werd geviseerd in de voorliggende zaak, heeft niet alleen uitwerking bij de afstand van zakelijke gebruiks- en genotsrechten, maar ook bij de afstand van het volledige eigendomsrecht op het onroerend goed. Art. 539 en 713 BW leiden ertoe dat de afstand van het eigendomsrecht op het onroerend goed zal resulteren in een eigendomsverkrijging voor de Staat.[8] Ons inziens is dit laatste wel anders wanneer art. 2225 BW van toepassing is. Wanneer blijkt dat de eerste eigenaar afstand doet van zijn eigendomsrecht dat hij verkregen heeft op basis van de regels betreffende verkrijgende verjaring, hoeven de schuldeisers of andere belanghebbenden zich deze afstand niet te laten tegenwerpen. De mogelijkheid tot afstand doet immers af aan de rechtszekerheid die de verkrijgende verjaring wil bevorderen.[9]
7. Voor het hof rijst de vraag of de Belgische Staat in het kader van de heerloze goederen als een beschermde derde van art. 1 Hyp.W. kan worden gekwalificeerd en zo de inbreng in de vennootschap kan negeren. Op die manier wenst de Staat aan te tonen dat de Britse particulier M.P. nog steeds de eigenaar van het goed is en het onroerend goed dus niet heerloos is.
In voorliggende zaak oordeelt het hof dat de Belgische Staat geen beschermde derde is in de zin van art. 1 Hyp.W., aangezien daarvoor een concurrerend recht vereist is. Sterker zelfs, de Belgische Staat wenst in deze zaak juist aan te tonen dat hij helemaal geen concurrerend recht op de zaak heeft.
Eerdere cassatierechtspraak plaatste nochtans alle personen die geen partij waren bij de niet-overgeschreven akte onder het toepassingsgebied van de beschermde derden van art. 1 Hyp.W. Daartoe kon het belang van die derden voortvloeien uit zowel een zakelijk recht op het onroerend goed, als uit andere wettige oorzaken, waaronder persoonlijke rechten.[10] Het Hof van Cassatie heeft dit toepassingsgebied later gevoelig ingeperkt door de derden uit dit artikel te omschrijven als personen met een concurrerend recht, waarbij dit laatste een concurrerend zakelijk (zekerheids) recht op het onroerend goed is of een (gerealiseerd persoonlijk) recht bij de uitwinning van het betrokken goed.[11]
8. De rechtspraak heeft verschillende malen aangetoond dat het vereiste van concurrerende rechten in art. 1 Hyp.W. coherent geïnterpreteerd dient te worden. Zo hoeft de massa van schuldeisers, vertegenwoordigd door de curator, zich de niet-overgeschreven verkoop van een onroerend goed door de gefailleerde niet te laten tegenwerpen.[12] Diezelfde coherentie is ook te vinden bij de invulling van de notie “derde-bezitter” van art. 99 Hyp.W.[13] Ook de niet-overgeschreven aankoop van een onroerend goed door de schuldenaar kan niet worden tegengeworpen aan de boedelschuldeisers bij collectief beslag.[14] Het loutere feit dat er een ontkenning is van de tegenwerpelijkheid van zakelijke rechten (of gerealiseerde persoonlijke rechten) sluit de toepassing van art. 1 Hypotheekwet dus niet uit.
9. Wanneer een rechtssubject afstand doet van zijn eigendomsrecht op een onroerend goed waardoor dit goed onbeheerd en zonder eigenaar wordt, wordt aan de Belgische Staat een eigendomsrecht opgedrongen. De Staat wordt “onvrijwillige” eigenaar van het goed. Het Gentse hof van beroep beklemtoonde dat de Belgische Staat eerst over een concurrerend recht moet beschikken alvorens hij zich kan beroepen op de hypothecaire registers. De Belgische Staat wendt echter in de voorliggende zaak de hypothecaire registers aan om niet de tegenwerpelijkheid, maar juist het zakelijk recht zelf te ontkennen (of in andere gevallen aan te tonen). Art. 1 Hyp.W. strekt er nochtans toe om conflicten tussen zakelijke rechten te beslechten door middel van een publiciteitssysteem. Dit publiciteitssysteem is er om als scherprechter te dienen voor de tegenwerpelijkheid van zakelijke rechten maar niet om de eigendomsverkrijging van het zakelijk (concurrerend) recht te definiëren of uit te sluiten.[15]
Een aantal indicatoren tonen aan dat art. 539 en 713 BW zich in een andere context bevinden dan art. 1 Hyp.W.
Hierboven bleek al dat de Staat in geen enkel opzicht op grond van art. 539 en 713 BW een regelmatige rechtsopvolger is. Het vereiste van de zakenrechtelijke cesuur tussen de vorige eigenaar en het eigendomsrecht van de Staat strekt er juist toe om elk conflict met voormalige vermeende eigenaars uit de weg te gaan. De criteria van art. 539 en 713 BW willen net feitelijk aantonen dat er geen conflicterende zakelijke rechten op het goed meer zijn, zodat art. 1 Hypotheekwet niet meer in beeld komt. Het goed is immers heerloos geworden. Dat de hypothecaire registers niet aangewend kunnen worden om het zakelijk recht zelf te bewijzen (of te ontkennen), komt tot uiting in het omgekeerde geval waarbij de Staat, als soeverein, zou proberen om de heerloze goederen via art. 1 Hyp.W. op te eisen. Stel dat A de goederen eerst verkoopt aan B en daarna aan C, dat C de overdracht als eerste overschrijft en daarna afstand doet van zijn eigendomsrecht. Het zou fundamenteel ingaan tegen de grondslag en ratio van art. 539 en 713 BW wanneer de Staat de hypothecaire registers zou kunnen inroepen om zijn eigendomsrecht te bewijzen, en dit in weerwil van een geldige eigendomstitel voor B die daarenboven bijvoorbeeld het goed bewoont. Bovendien toont het vereiste van de goede trouw in de zin van art. 1 Hyp.W. aan dat art. 539 en 713 BW zich in een andere context bevinden. De kwade trouw van de Staat is in dit geval irrelevant, daar het om een wettelijke en zelfs gedwongen eigendomsverkrijging gaat. Het belang van de Staat is dus niet het beoogde belang van de derdenbescherming van art. 1 Hyp.W., zodat de Staat zich niet kan beroepen op de vermeldingen in de hypothecaire registers ter opeising of ontkenning van zijn eigendomstitel op de heerloze goederen.
10. In deze zaak kwam ook een constitutionele dimensie aan de orde. Het hof besloot uiteindelijk in deze zaak tot de ongegrondheid van de vordering van de eiseres, aangezien tegen de verkeerde partij, namelijk de Belgische Staat, een geding gevoerd wed. Volgens deze uitspraak moeten art. 539 en 713 BW gekaderd worden in het huidige Belgische staatsbestel. De materie van de monumenten en landschappen behoort tegenwoordig toe aan de Gewesten. Daarenboven oordeelt het hof dat ook de rechten en verplichtingen daarbij in belangrijke mate mee overgedragen worden.[16] Bijgevolg vindt het hof het logisch en coherent om art. 539 en 713 BW zo te interpreteren dat heerloze, als monument beschermde goederen toebehoren aan het openbaar domein van de Gewesten. Het hof besloot daarop de vordering ongegrond te verklaren.
11. Hieronder ligt de focus op het inhoudelijke aspect van deze uitspraak, maar hier kunnen we er reeds op wijzen dat de onontvankelijkheid van de vordering een betere uitspraak was geweest. De aanspraak van de stad Tielt op grond van art.539 en 713 BW in het kader van monumenten en landschappen zou volgens het hof immers nooit gegrond kunnen zijn ten aanzien van de Belgische Staat. Er ligt dus enkel een ontstentenis van materieel-rechtelijke rechtsband voor.[17]
12. Bovenal valt bij de inhoud van deze uitspraak een kritische noot te plaatsen. De bevoegdheid inzake monumenten en landschappen werd inderdaad in 1989 toegewezen aan de Gewesten. De Gewesten hebben dus de verantwoordelijkheid voor het beschermingsstatuut van monumenten en landschappen verkregen, maar dit geldt daarom niet automatisch ook voor het zakenrechtelijk statuut. De bevoegdheidsoverdracht kan en moet, omwille van de autonomie van de Gewesten, zo ruim mogelijk uitgelegd worden.[18] Zo zal het Gewest verantwoordelijk zijn voor onder meer de identificatie, de bescherming, de klassering, het onderhoud, de restauratie, de consolidatie, het beheer, de promotie en de subsidiëring van de beschermde monumenten en landschappen.[19] Daaruit afleiden dat heerloze monumenten en grond van art. 539 en 713 BW toebehoren aan de Gewesten, gaat heel ver. Als principe geldt nog steeds dat de Gewesten enkel bevoegdheden mogen uitoefenen wanneer deze hen uitdrukkelijk door of krachtens de Grondwet zijn toegewezen.[20] Het is duidelijk dat de begrippen “Staat” en “openbaar domein” in art. 539 en 713 BW expliciet noch impliciet de bedoeling hebben om te verwijzen naar de Gewesten.
Hierboven bleek al dat dit eigendomsrecht van de Staat een algemene roeping omvat die beargumenteerd wordt vanuit de soevereiniteit van de Staat. Heerloze onroerende goederen die op het grondgebied van de Staat te vinden zijn, komen toe aan die soeverein. In de voorbereiding van de betrokken artikelen sprak men zelfs over la nation.[21] Klassiek ligt de soevereiniteit onverdeeld bij de Belgische natie, zodat enkel de federale Staat geroepen kan worden door art. 539 en 713 BW.[22] Anders beslissen is op zijn minst communautair discutabel, omdat het impact heeft op één van de basisconcepten binnen het staatsbestel.
Het hof oordeelt dat het logisch en coherent zou blijken om het eigendomsrecht van art. 539 en 713 BW naar de Gewesten te laten overgaan, omdat de Gewesten hoe dan ook de verplichtingen met betrekking tot de monumenten op zich nemen. De Gewesten zijn echter niet tot deze verplichtingen gehouden in de hoedanigheid van eigenaar, maar wel in de hoedanigheid van overheid (als beschermer van het onroerend erfgoed op hun grondgebied) De raakvlakken die het hof meent te hebben gevonden tussen de verplichtingen als eigenaar op grond van art. 539 en 713 BW en de verplichtingen als overheid op grond van de wetgeving inzake het onroerend erfgoed vallen dus te nuanceren. Het kan achter opportuun en kostenbesparend blijken om alle verplichtingen te laten uitvoeren door één en dezelfde staatsentiteit, maar dit is niet mogelijk zonder een uitdrukkelijke wettelijke afwijking van de huidige bepalingen van art. 539 en 713 BW.[23]
Michiel VANWYNSBERGHE
Instituut Goederenrecht
KULeuven
[1] R. Derine & S. Snaet, “Zakelijke rechten”, in: Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 1996, I.C.3-2; M. Muylle, De duur en de beëindiging van zakelijke rechten, Antwerpen, Intersentia, 2012, 45 en 87 e.v.; V. Sagaert, “Goederenrecht”, in: Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, p. 191; P. Van Ommeslaghe, “Rechtsverwerking en afstand van recht”, Tijdschrift voor Privaatrecht, 1980, p. 742.
[2] Antwerpen 6 juni 2005, Tijdschrift voor Belgisch Burgerlijk recht, 2008, p. 108; S. Snaet, “Domeingoederen”, in Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2004, I.B.3 -1; A. Mast, J. Dujardin, M. Van Damme & J. Vande Lanotte, Overzicht van het Belgisch Administratief Recht, Mechelen, Kluwer, 2012, p. 310.
[3] A. Goegebuer, “Successiebelasting en heerloze nalatenschappen: ontspringt de Staat de dans?”, Notariaat: notarieel en fiscaal maandblad, 2002, p. 148; zie voor de Franse inspiratie hiervan: Cour de cassation française, 22 mei 1970, Juris-Classeur périodique, 1970, II, nr. 116.482, noot M.D.).
[4] Hof van Cassatie (Cass.), 28 maart 1952, Pasicrisie belge, 1952, I, 416; H. De Page & R. Dekkers, Traité élémentaire de droit civil belge, IX, nr. 408 en V, nr. 757; R. Dekkers &
H. Casman, Handboek Burgerlijk Recht, Antwerpen, Intersentia, 2010, IV, nr. 454; F. Laurent, Principes de droit civil, IX, nr. 158. Contra: A. Goegebuer, a.w., Notariaat: notarieel en fiscaal maandblad, 2002, p. 142-143 en o.a. verwijzingen aldaar in voetnoot 11.
[5] A. Goegebuer, a.w., Notariaat: notarieel en fiscaal maandblad, 2002, p. 143.
[6] R. Dekkers & H. Casman, a.w., nr. 455.
[7] D. Bruloot & C. Van der Elst, “De inbreng van een verhuurd onroerend goed: tegenwerpelijkheid van de lopende huurovereenkomst aan de verkrijgende vennootschap”, Huur, 2006, p. 65; A. Genin, “Traité des hypothèques et de la transcription”, in Répertoire notarial, X, 1987, p. 217, nr. 330; zie bijv. bij de bodemsanering art. 2, 19°, a) van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, Belgisch Staatsblad, 22 januari 2007.
[8] K. Byttebier, Voorrechten en hypotheken, Antwerpen, Maklu, 2005, 102; H. De Page & R. Dekkers, Traité élémentaire du droit civil belge, VII, nr. 1015.
[9] Cass. 28 januari 1993, Arresten van het Hof van Cassatie, 1993, p. 121, Pasicrisie belge, 1993, I, p. 114, Rechtskundig Weekblad, 1992-1993, p. 1445; V. Sagaert, a.w., p. 667-668.
[10] Cass., 8 mei 1856, Pasicrisie belge, 1856, I, p. 260.
[11] Cass., 8 april 1957, Arresten van het Hof van Verbreking, 1957, 670, Journal des Tribunaux, 1958, p. 110, Revue critique de jurisprudence belge, 1958, p. 95; J. Dabin, “De la signification du mot ‘tiers’ dans l’article 1 de la loi hypothécaire (16 décembre 1851), et spécialement de la position du preneur à bail” (noot onder Cass. 8 april 1957), Revue critique de jurisprudence belge, 1958, p. 99; A. Verbeke & J. Byttebier, “Onroerende en hypothecaire publiciteit”, Rechtskundig Weekblad, 1997-1998, p. 1122.
[12] Cass. 5 maart 1982, Pasicrisie belge, 1982, I, p. 803; Cass. 2 februari 1961, Ibid., 1961, I, p. 591; Cass. 21 februari 1932, Ibid., 1932, I, p. 42; Cass. 5 juli 1901, Ibid., 1901, I, p. 315; W. Delva, Voorrechten en hypotheken, Gent, Story-Scientia, 1973, p. 10.
[13] Cass. 6 maart 2009, Arresten van het Hof van Cassatie, 2009, p. 746, Pasicrisie belge, 2009, p. 674.
[14] Art. 1577, tweede lid Gerechtelijk Wetboek; Cass. 26 januari 1989 en Luik, 1 december 1986, Revue de jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles, 1989, p. 574; C. Leunen, “Art. 1 Hyp.W.”, in Artikelsgewijze commentaar Voorrechten en hypotheken, p. 46.
[15] Cass. 13 november 2003, Rechtskundig Weekblad, 2005-2006, p. 184; R. Dekkers & E. Drix, Handboek burgerlijk recht, II, Antwerpen, Intersentia, 2005, nr. 772; C. Leunen, a.w., in Artikelsgewijze commentaar Voorrechten en hypotheken, p. 35-36.
[16] Art. 6 § 1, 7° Bijzondere Wet 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, Belgisch Staatsblad, 15 augustus 1980; art. 61, § 4 Bijzondere Wet 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, Belgisch Staatsblad, 17 januari 1989.
[17] P. Vanlersberghe, “Art. 17 Ger.W.“, in Artikelsgewijze commentaar Gerechtelijk recht, p. 43; K. Wagner, Sancties in het burgerlijk procesrecht, Antwerpen, Maklu, 2007, p. 213-215.
[18] Arbitragehof, 26 juni 1986, Arresten Arbitragehof, 1986, p. 533; A. Alen & K. Muylle, Handboek van het Belgsich Staatsrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, p. 393.
[19] M. Deweirdt, “Monumentenbescherming in het Vlaamse Gewest”, in Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, VI.K.1-3; B. Haubert & P. Vandernoot, “La nouvelle loi de réformes institutionnelles du 8 aôut 1988”, Administration publique: revue du droit public et des sciences administratives, 1988, p. 211.
[20] A. Alen & K. Muylle, a.w., 393; W. Verrijdt, “De omkering van de residuaire bevoegdheden: sleutel of slot?” Tijdschrift voor bestuurswetenschappen en publiekrecht, 2011, p. 503-504.
[21] M. Locré, Législation civile, commerciale et criminelle, IV, 1936, nr. 19; M. Planiol & G. Ripert, Traité pratique de droit civil français, III, Parijs, Librairie générale de droit et de jurisprudence, 1952, p. 601.
[22] Art. 33 Gerechtelijk Wetboek; S. Sottiaux, “België als federale unie”, in Liber amicorum Marc Boes, Brugge, die Keure, 2011, p. 472-473.
[23] Voor een soortgelijk voorstel m.b.t. heerloze nalatenschappen, zie: A. Goegebuer, a.w., Notariaat: notarieel en fiscaal maandblad, 2002, p. 155.
Literatuur
Archieven
- Rijksarchief Brugge, "Oud gemeentearchief Aarsele", nr. 47. Landboek van Aarsele, 1653, fol. 419, artikel 1250: ""een partije lant inden cautere suut de strate west de meulewal froit masele maurus lootens ende de kinderen maerc braet..." (= Godefroit Masele, Maurice Lootens en de kinderen van Marc Braet).
- Rijksarchief Gent, Oud Archief, 65-1, Kaarten en Plans, nr. 2156: Kaart met beschrijving, van het leengoed te Houte Aarsele door Louis Bersaques, 1644.
- Archief R-O West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Archiefnrs. W/00695 en DW000099.
- Stadsarchief Tielt, Gemeentearchief Aarsele, nr. 245. "Staet van alle de pubieke Wegen in de Gemeente Aerseele", maart-april 1824.
- Kadaster Directie West-Vlaanderen, Brugge. Originele legger kadaster Aarsele, 1835.
Cartotheek De Roede van Tielt, Primitieve kadasterplannen Aarsele, deelkaarten en verzamelkaart J. Van De Water, circa. 1826.
Gedrukte bronnen
- Jaarverslag 2014 Agentschap Inspectie RWO - cel onroerend erfgoed
Literatuur
- "Aarsele. Verleden en heden", Aarsele, 1978, foto 87.
- Arrest van het Hof van Beroep (1e Kamer) te Gent van 22 november 2012, gevolgd door een Noot van Michiel Vanwynsberghe, "Onbeheerd is onbemind. De Belgische Staat en art. 539 en 713 BW als vechten tegen windmolens?" Rechtskundig Weekblad, jg. 78, 2014-2015, nr. 28, p. 1106-1110.
- Braet André, "Aarsele", in Hollevoet F., "Als straten gaan... praten", Tielt, 2005, p. 10.
- Braet André, "Landboek van Aarsele met alle eigenaars en bewoners 1653-1661", Tielt, 2007.
- Callaert G. & Santy P. m.m.v. Boone B., Devooght K. & Moeykens S., "Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Tielt, Deel I: Stad Tielt (straten A-R), Deel II: Stad Tielt (straten S-Z), Deelgemeenten Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL29", 2007.
- Cornilly J., "Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel I: Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt", Brugge, 2001, p. 218.De Gryse P. (red.), "Tielt graag gezien", Tielt, 2003, nr. 32.
- De Clercq E., "Geschiedenis van Aarsele", Brugge, 1881, p. 112.
- D(e) C(raeke) F(rank), "Aarsele blundert", in: Molenecho's, I, 1973, nr. 6, p. 22-23.
- De Ketelaere J., "Aarseelse molen bedreigd met verdwijning", in: Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse molens, jg. 12, nr. 2, 1996, p. 79-80.
- De Ketelaere J., "Wanneer komt de redding van de Delmerensmolen te Aarsele?", in: Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse molens, jg. 17, nr. 2, 2001, p. 69-72.
- Delmerensmolen. "Afbraak omwille van veiligheid”, in: Op de hoogte. Stadsmagazine van Aarsele, Kanegem, Schuiferskapelle, Tielt, oktober 2015, nr 53, p. 9.
- "Delmeirens molen te Aarsele", in: Curiosa, XXXVI, 1998, nr. 354, p. 21-23.
- Denewet Lieven, "Actie tegen het stedelijk voorstel tot deklassering van de Delmerensmolen te Aarsele", in Werkgroep West-Vlaamse molens, jg. 20, nr. 4, 2004, p. 164-178.
- Denewet Lieven, "Beschermde Vlaamse molens en maalderijen in 2003-2004… en onze vrees voor een beschermingsafbouw", in Molenecho's, jg. 32, nr. 4, 2004, p. 330-338.
- Denewet Lieven, "De Delmerensmolen van Aarsele volledig ingebouwd", in: West-Vlaams Molenblad, XX, 2004, nr. 2, p. 111-112.
- Denewet Lieven, "Rapport. Dertig jaar molenzorg in het Tieltse Molenland", Molenecho's, XXXI, 2003, 1, p. 8-29.
- Denewet Lieven, "Stad Tielt vraagt opheffing bescherming Delmerensmolen te Aarsele", in: Molenecho's, XXXII, 2004, nr. 4, p. 335-338.
- Denewet Lieven & Goeminne Luc, "Molenmakers in Vlaanderen. Het werkboek van Coussée uit Meulebeke (1881-1911)", Molenecho's, XXII, 1994, 3-4, p. 107-331 (Speciaal themanummer, 7)
- Denewet Lieven, "Instandhoudingswerken aan de "heerloze" c.q. "Belgische" c.q. "Vlaamse" Delmerensmolen van Aarsele", Molenecho's, jg. 46, 2018, nr. 1, p. 6-10; West-Vlaams Molenblad, jg. 34, 2018, nr. 1.
- Devliegher L., De molens in West-Vlaanderen, in Tielt, 1984, p. 370-371 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9).
- Devyt Chr., "Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965", Brugge, 1966, p. 59.
- Holemans Herman, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1993.
- Lorthiois Jacques, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (117).
- (Smet L.), "Aarsele. Delmerensmolen", in: Molenecho's, VI, 1978, p. 69;
- (Smet L.), "Poeke-Aarsele-Kanegem. - Een drieluik", in: Molenecho's, III, 1975, nr. 7, p. 50;
- (Smet L. ), "Aarsele. Delmerensmolen", in: Molenecho's, III, 1975, nr. 12, p. 91, 96.
- Vandepitte Paul & Jaak Billiet Jaak, "Tielt en de Molenlandroute: een historisch-toeristische verkenning", Tielt, De Roede van Tielt, 1973, 136 p., ill.
- Van Overstraeten J., "De Molens van Aarsele en Aartrijke", in Toerisme, jg. 23, 1944, p. 106.
- Wandelen en fietsen in het Molenland, Tielt, VVV ’t Tieltse, 1988.
Persberichten
R. Ailliet, "Red de Delmerensmolen. Jan De Ketelaere voert petitie-actie voor behoud van molenpatrimonium", in: Het Nieuwsblad, 21.08.2001.
ICR, "Veel belangstelling voor ontmanteling Delmerensmolen", in: Het Nieuwsblad, 12.02.2005.
Ingrid Castelein, "Strijd voor Delmerensmolen. Monumenten en Landschappen krijgt wind van voren", in: Het Nieuwsblad, 03.06.2006.
Ingrid Castelein, "Dossier Delmerensmolen muurvast, Niemand wil eigenaar zijn van de Delmerensmolen'', in: Het Nieuwsblad, 07.12.2005.
Ingrid Castelein, "Dossier Delmerensmolen muurvast", De Standaard, 07.12.2005.
Ingrid Castelein, "Declassering gevaarlijk precedent", in: Het Nieuwsblad, 06.11.2004.
ICR, "Protest tegen declasseren Delmerensmolen", in: Het Nieuwsblad, 04.11.2004.
Ingrid Castelein, "VRT-documentaire kan Delmerensmolen helpen", in: Het Nieuwsblad, 26.05.2006
LVA, "Stad wil gemaakte kosen terug. Niemand wil eigenaar zijn van de vervallen Delmerensmolen", in: De Weekbode, ed. Tielt, 29.01.2010.
Kim Vandenbroucke, "Britse eigenaar laat molen verloederen", Het Nieuwsblad, 25.02.2014.
KVI, "Mevrouwmolen in steeds slechtere staat", Het Nieuwsblad, 06.06.2014.
KVI, "Delmerensmolen kan niet meer gered worden", Het Nieuwsblad, 07.11.2014.
Lieven Vancoillie & Randy De Clercq, "Werking buitenschoolse opvang Tanneke wordt bekeken na klachten", KW, 02.07.2015.
Valentijn Dumoulein, "Stad maakt geld vrijv oor verwaarsloose Delmerensmolen in Aarsele. "Afbreken lijkt enige oplossing", Het Laatste Nieuws, 10.07.2015.
RDC, "Delmerensmolen wordt deels gesloopt", De Weekbode, ed. Tielt, 04.09.2015, p. 28.
Steven Leenknegt, "Stad laat Delmerensmolen dan toch afbreken", Het Nieuwsblad, 01.09.2015.
Charlotte Degezelle, "Beschermd monument onstabiel door jarenlange verwaarlozing eigenaar. Delmerensmolen wordt gesloopt", Het Laatste Nieuws, 29.08.2015.
SVR, "Wachten op afbraak Delmerensmolen", Het Laatste Nieuws, 18.11.2015.
Randy De Clercq, "Delmerensmolen is nu nog altijd niet gesloopt. Sloop werd jaar geleden aangekondigd, Vlaamse Overheid protesteert", De Krant van West-Vlaanderen, ed. De Weekbode, editie Tielt, 07.10.2016, p. 3.
Steven Leenknegt, "Bouwvallige Delmerensmolen ontsnapt voorlopig dan toch aan slopershamer. Agentschap voor Erfgoed keert terug op zijn stappen en geeft geen toestemming tot sloop ", Het Nieuwsblad, 13.10.2016.
SVR, "Delmerensmolen staat op instorten, maar administratie houdt sloop tegen", Het Laatste Nieuws, 18.10.2016.
Sam Vanacker, "Delmerensmolen wordt alsnog beveiligd", Het Laatste Nieuws, 15.06.2017.
Sam Vanacker, "Bescherming Delmerensmolen wordt opgeheven om sloop mogelijk te maken", Krant van West-Vlaanderen, 04.03.2020
.Sam Vanacker, “Bescherming Delmerensmolen wordt opgeheven om sloop mogelijk te maken”, Het Laatste Nieuws, 04.03.2020.
Tom Van Houtte, "Aangezien eigenaar verloederd monument onvindbaar is, moet Tielt opdraaien voor eventuele sloopkosten. Delmerensmolen verliest bescherming, sloop dreigt", Het Nieuwsblad, 04.03.2020, p. 5.
Mailberichten
Maarten Osstyn, Adegem, 02.09.2013.