Molenechos's Homepage Molenechos.org

Zomergem, Vlaanderen - Oost-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Stampkot van Uitgem
Ligging
Uitgem
9930 Zomergem
nabij het kruispunt van Uitgem, Rostraat, Rohoek en Molenstraat
1 km ten ZW v.h. centrum
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
Gebouwd
voor 1462
Verdwenen
tussen 1796 en 1830
Type
Staakmolen
Functie
Oliemolen, runmolen
Bescherming
niet,
Database nummer
8202

Beschrijving / geschiedenis

Het Stampkot van Uitgem was een houten oliewindmolen in het gehucht Uitgem, rond het kruispunt van de wegen Uitgem, Rostraat, Rohoek en Molenstraat, op ruim een kilometer ten zuidwesten van het centrum van Zomergem.

De staakoliemolen bestond al in 1462 en was dean uitgerust met 2 heien en 3 stampers. In 1535 was de oliemolen tevens uitgerust met een koppel schorsstenen om eikenschors te zagen voor de leerlooiers. Dat lezen we in het bewaarde pachtcontract van dat jaar.

De verhuurder in 1535 was ridder Charles de Bourgogne, heer van Bredam, Lovendegem, Zomergem enz., die vertegenwoordigd werd door zijn ontvanger Anthonis Godissaubois. Pachters waren de weduwe (Margriet vanden Henden) en de kinderen (Pieter en Jan) van Jan Goethals. We kunnen er dus van uitgaan dat deze Jan Goethals de vroeger pachter was, die tijdens de vorige pachttermijn overleed.

De oliemolen werd in 1535 verpacht voor een periode van zes jaar, die inging op Sint-Jansdag (24 juni) 1535. De pachtprijs bedroeg 7 pond groten per jaar en oest betaald worden in twee gelijke helften, op Sint-Jansdag - 24 juni - en op Kerstavond- 24 december. Er werd dus niet meer in natura betaald, alhoewel dit toen nog zer gebruikelijk was.

De eigenaar droeg de herstellingslast van de molen en leverde bepaalde onderdelen ("cateilen", roerende goederen, huisraad), nl. twee "barbiers backen" (koperen of bronzen bekken dat onder de perslade gepaatst wordt en waarin de geperste olie opgevangen wordt), vier "belen" (scherphamers), een klein "maetkin" (klein maatvat) voor "scurse" (schors), een "spent" (mand), twee "scroen" (schoën, haren: de langwerpige ledern omslagen waartussen de buil met opgewarmd zaad gestoken wordt, om die in de perslade te persen), dir "reepen" (repen, dikke touwen): een "steen reep" (reep die om de molenas wordt gewonden en waarmee de loper of bovenste molensteen wordt opgehesen), "buuten reep" (buitenreep, luireep, touw waarmee de zakken buiten de molen opgetrokken worden) en "camande" (kommande, richtreep van de molensteen). Al deze zaken moesten op het einde van de pachttermijn nog in de molen zijn.

Uiteraard dienden de pachters de molen in goede staat te behouden, op straf van later vergoedingen te moeten betalen bij waardevermindering van de molen. Toch werd geen melding ggemaakt van een  prijsschatting om de meer- of minwaarde bij het opkomen en afgaan van de pachter te kunnen bepalen. Maar we stipten al aan dat de huurders de weduwe en kinderen van Jan Goethals waren, zodat het meer om een soort prolongatiecontract ging.

In het Ancien Regime was de molen eigendom van de heren van Zomergem. De geschatte waarde bedroeg in 1571 1440 pond groten Vlaams.

Ons bekende pachters zijn: Jan Goethals (voor  1535), zijn weduwe en kinderen (1535), Joris Vandersluys (1571 en 1578), tussenin Jan van Cathem (1577), Guillaume De Neve (tot 1663, voor 9 pond gr. per jaar) en Estasius Ronse (1663-1693, voor 10 pond groten per jaar).

De molen komt niet voor op de nochtans nauwkeurige Ferrariskaart van ca. 1775, zodat hij dan misschien tijdelijk verdwenen was.

In 1796 kwam de molen, door het opschorten van het Ancien Régime, in particuliere handen. Hij bleef nog een eind in de 19de eeuw bestaan, maar verdween nog voor 1830 zodat hij niet meer in de documenten van het kadaster vermeld wordt.

Lieven DENEWET & Guido DEMUYNCK

Literatuur

Stadsarchief Gent, Vreemde steden, doos 119 (pachtcontract uit 1535).
Stadsarchief Gent, Penningkohieren Zomergem, 1571.
Luc Goeminne & Guido Demuynck, "Pachtcontract van de oliewindmolen te Zomergem in 1533", Molenecho's, jg. 23, 1995, nr. 3, 1995 & Ons Heem, jg. 49, 1995, nr. 3 en 4, p. 143-145.
Yves Coutant, Middeleeuwse molentermen in het graafschap Vlaanderen / Terminologie du moulin médiéval dans le comté de Flandre", Tongeren-Liège, 1994, p. 76, 364 (Werken van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie, 18).
B. De Wilde, "Molenbestand in het Meetjesland rond 1570 en het midden van de 19de eeuw. Molinologie en haar sociaal-economische aspecten doorheen de Nieuwe Tijden, Gent, 1988, p. 65, 69 en 81 (Onuitgegeven licentiaatstheis Rijksuniversiteit Gent, Faculteit der Leteren en Wijsbegeerte, Sectie Geschiedenis, academiejaar 1987-1988).
M. Rykcaert, Het bedrijfsleven te Zomergem, Appeltjes van het Meetjesland, jg. 36, 1985, p. 159-194.
Rijksarchief Gent,