Brecht, Vlaanderen - Antwerpen
- Naam
- Hunselmolen
- Ligging
- Laar
2960 Brecht
"de Berg"
Vlaanderen - Antwerpen
- Gebouwd
- voor 1427
- Verdwenen
- 1584, oorlog
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 8114
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Hunselmolen was een houten korenwindmolen op het Laar, op de plaats nu nog "de Berg" geheten. De molennaam verwijst naar het toponiem: Hunsel als wijk en als laan. We vinden "hunsele", "hunselen", "huncele" in verschillende akten sinds 1402. Nergens "Hensel" zoals soms verkeerdelijk wordt opgegeven. Hunsel betekent schaarbos en heide, minderwaardige grond, aanvankelijk één geheel dat zich uitstrekt van Klein Veerle tot Bekhoven (1).
De standaardmolen werd voor de eerste keer vermeld op 13 december 1427. Op die dag verschenen Paridaen van Goerle en Maes van den Eycke van Brecht voor de schepenen van Antwerpen. Van Goerle geeft aan van den Eycke twee blokjes land, samen één bunder groot, om "erfelijk te gebruiken en eeuwig te behouden", gelegen bij de Hunselmolen (2)
Deze Hunselmolen is een "banmolen", dit wil zeggen dat de cijnsplichtigen van de heer, eigenaar van de molen, verplicht zijn hun graan in deze molen te laten malen.
Brecht is aangaande de (cijns-)bezittingen in twee delen gesplitst, met elke een heer. Beide heren treden, ieder in zijn eigen deel, eigenmachtig op. Elk benoemt een schout, een secretaris en een vorster. De schepenen besturen het geheel van het dorp. Iedere heer benoemt er drie, en de zevende, die het "onpaar" moet vormen bij de stemming, wordt aangesteld door beide heren samen. Sommige zaken worden beheerd in gemeenschappelijk overleg, waaronder het molenbeheer.
De heren van Bailleul (eerste helft 16de eeuw: François de Bailleul, gehwud met Aleyt van Culemborg) hebben de Hunselmolen als banmolen. De heren van Bergen (Zevenbergen, Bergen-op-Zoom) de Akkermolen (dit is de houten molen in de Molenstraat).
De oudste teruggevonden verpachting van de Hunselmolen dateert van 1534. Op 27 novmeber van dat jaar verhuurt de rentmeester van Aleydis van Culemborg de Hunselmolen aan Cornelis Heggen. Na het aanemen van de voorwaarden dient "molder Heggen" zijn borgen aan te wijzen. Deze zijn Jan Coeck, de oude, Jan Leest en Jan Lemmens. Deze borgen moeten er voor instaan dat de molenaar zijn pachtingsvoorwaarden vervult: pachtbetaling, onderhoud, geen sluikmalen, enz. Deze verpachting wordt op schepenakte beschreven "in presentiën Henrich de Coster ende Gabriel Jordaens, scepenen", door Michiel Joerdaens, secretaris (3).
Willem van Eemeren, rentmeester van Bailleul, verpacht op 27 december 1527, de Hunselmolen aan "molder" Clement Ackermans. Zijn borgen zijn Reynier van Aemstel, Meester Marcelis Scoofs, Cornelis Pauwels Noyts en Bartelmeeus Tielens, "elck van hen bisunder ende altijt elck een voir al". Gabriël Joerdaens en Laureys Rombouts ondertekenen als schepenen (4)
Op 5 novmeber 1539 verkrijgt Cornelis de Moelder "de slag de molen". Dit betekent niet dat hij door een molenwiek is geraakt of ze niet allemaal meer op een rijtje heeft. De verpachting gebeurt publiek en er wordt geboden, zoals nu nog steeds op een koopdag. Wie "de slag" krijgt, heeft een voorlopige toewijzing. Nadien kan nog verhoogd worden. Dat doet Cornelis zelf met 4 sister rogge, Jan de Moelder nog één sister, Willem Peeters van Hoogstraten één sister en Jan de Moelder nog twee sister "ende is hem gebleven". Beide schouten zijn aanwezig, ook de rentmeester den de Wet, dit zijn de schepenen Jan Peeters, Willem Bode, Anthonis van Alfene, WIllem Delien en Jan Wouter Heylkens. De mulder heeft als borgen Gimmaer van de Venne, Gielis Luyx en Peeter Zoeten Peeterssone (6)
De Hunselmolen wordt grondig herstel en in orde gebracht in 1559-1560: zolders, korenbak, "gewind" worden vernieuwd. Molenmaker Peeter Seyns "verschaaft de rossen", voorziet de "kammen metten ganc", de buitenreep wordt vervangen, de molenroeden afgehaald en hersteld, alles samen voor 37 carolusgulden 15 stuiver en 1 ort. De vorster houdt toezicht voor de heer en zijn vertier moet vergoed worden. De gedetailleerde rekening geeft ons het bewijs dat de Hunselmolen een houten standaardmolen is (6)
Over latere verpachtingen werden geen stukken meer teruggevonden.
De periode vanaf 1570 is voor Brecht, en voor heel de Kempen, de rampzaligste periode uit heel de geschiedenis. Krijgsvolk trekt onophoudend door het dorp, muitende Spaanse soldaten stropen de dorpen af. Op 23 mei 1580 getuigt Peeter Lenaerts, oud 30 jaar, mulder op de molen van Korsendonk (Oud-Turnhout), "ter intentie van de mulders van Brecht, dat hem voor de jaren 1578 tot 1580 drie jaar pacht werd kwijtgescholden "vermits de tegenworodige troebelen". Ook andere mulders in het land van Turnhout krijgen kwijtschelding. De Brechtse molenaars menen hier ook recht op te hebben (7).
In 1583 rooft en plundert het leger van maarschalk Biron. Vele inwoners verlaten Brecht. De vlucht wordt nog groter bij de doortocht van het leger van de hertog van Parma. Hertog Casimir verwoest in 1584, vanuit het kasteel van Hoogstraten, alles wat op zijn doortocht ligt. De muiters, die hier geen buti meer vinden, steken heel het dorp, waaronder ook de Akkermolen en de Hunselmolen, in brand. Het aantal slachtoffers wordt geraamd op 2000. Voeg hierbij nog een duizendtal inwoners, tussen 1575 en 1584 gestorven van armoede, pest, besmetelijke ziekten. Ook de kerk brandt uit (8).
De Hunselmolen wordt niet heropgericht.
F. OOMS
Literatuur
Voetnoten
1. Dr. R. Van den Eechaut, "Toponymie van het Land van Brecht - Glossarium exerpt nr. 1301.
2. Archief Brecht. Legaat Ernalsteen, kopie
3. Rijksarchief Antwerpen (RAA), Manuael M. Joerdaens 1523-1525, f° 46r°.
4. RAA, Manuael M. Joerdaens 1527-1528, f° 18v°.
5. RAA, Manuael M. Joerdaens 1527-1528, f° 2r°
6. Archief Brecht. Legaat Ernalsteen, kopie
7. RAA, Akten van der Poel, 1573-1580, f° 71r°-v°.
R. Van den Eechaut, "Toponymie van het Land van Brecht - Glossarium exerpt nr. 1301.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1900. Deel 1. Gemeenten A-G", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2009.
H. Holemans & P.J. Lemmens, "Molens van de Voorkempen en van Groot-Antwepen," Nieuwkerken, 1983, p. 38-40;
F. Ooms, "Brecht", Brecht, 1975;
F. Ooms, "Brecht en zijn molens," in: Brecht, gemeentelijk informatieblad, IV, 1980, 4 (4 nov.), p. 72-78 en V, 1981, 3 (juli), 1981, p. 73-74; overgenomen in: De Belgische Molenaar, LXXV, 1980, p. 99-101, 117-118 en 133-134 en in: Molenecho's, IX, 1981, p. 42-45, 58-60 en 66-68;
F. Ooms, "De molens van Brecht", De Belgische Molenaar - Levende Molens, LXXVII, 1982, 2 (februari), p. 48-51, ill. - als vervolg op: "V. De verdwenen molen van Sint-Job".