Ploegsteert (Comines-Warneton), Wallonië - Henegouwen
- Naam
- Moulin de la Chouette, Cauwettemeulen, Moulin de Warnave, Moulin de la Clef de Hollande
- Ligging
Chemin du Pont de Nieppe 3
7782 Ploegsteert (Comines-Warneton)
zuidzijde
tegen de Leie
gehucht Chouette
tot 1962 bij Nieuwkerke
kadasterperceel C1155 (Nieuwkerke)
Wallonië - Henegouwen
- Gebouwd
- 1549
- Verdwenen
- 1857, sloop
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 6846
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Cauwettemeulen, Cauettemeulen, Moulin de la Chouette of Moulin de Warnave was een houten oliewindmolen op de zuidzijde van de Chemin du Pont de Nieppe, ter hoogte van het huidige huisnummer 3, in het gehucht "la Chouette sur la Lys", bij het gehucht "la Clef de Hollande", tussen de brug van Nieppe en de Targette.
Het gehucht "Chouette" lag op vele kilometers van het centrum van Nieuwkerke en was ermee verbonden via een smalle uitsprong die reikte tot aan de Leie. Tot 1769 behoorde deze strook bij Frankrijk. De grenscorrectie van 1769 (het "Groot Transport") zorgde dat Nieppe zo'n 500 gemeten aan de Oostenrijkse Nederlanden moest afstaan. Die 500 gemeten werden later aan Nieuwkerke afgestaan in in 1963 werd een deel (waaronder het gehucht met de molen) afgestaan aan de gemeente Ploegsteert in Henegouwen (sinds 1977 bij Komen-Waasten, Comines-Warneton).
Merkwaardig is de evolutie van de Vlaamse benaming "Cauwettemeulen" naar het Franstalige "Moulin de la Chouette". Een "cauwette" (kauwettere, kauwetster) was een kwaadspreker, lasteraar, eerrover en bij uitbreiding iemand die onrechtvaardig, onbillijk is. In de omgeving. bestond een herberg "de Cavette". De verfranste vorm "chouette" verwijst naar een kerk- of steenuil, dus een totaal andere betekenis.
De staakmolen werd in 1548 gebouwd. Franchois Fremault uit Armentières kreeg op 13 november 1548 de toestemming van de Rekenkamer van Rijsel om een oliemolen te bouwen op de oever van de Leie in de heerlijkheid Warnave in Nieppe. Hij moest jaarlijks, op Sint-Remidag, een windcijns van 12 stuivers Vlaams betalen in handen van Jacques du Vivier, ontvanger van de domeinen in Rijsel. Hij moest deze som betalen zolang de staak ("lestaque") van de molen rechtop stond.
Mogelijk werd ook deze molen vernield in de Troebelen (rond 1580). Zijn ligging op de noordelijke oever van de Leie kan dit wel laten vermoeden.
De molen behoorde in 1644 toe aan Antoine Du Mollin en Marguerite Sabbe. Na hun overlijden werd de molen verdeeld tussen hun dochters Marie en Marguerite, Catherine en de echtgenoten van beide laatsten.
De molen was in 1671 in het bezit van Agnes Charles uit Armentières. Zij verhuurde de molen aan Cornil Van Laton en zijn vrouw Isabeau Maes. Daarna behoorde de molen toe aan Pierre Deprez en Marie-Catherine Rotru. Deze verkochten de molen op 27 oktober 1701 aan de Kartuizers (chartreux) van de Boutillerie.
Jean-François Theste, zoon van wijlen Jean, rentenier in Armentières, verkocht op 11 december 1739 één vierde deel van het molenerf aan Jacques-Francois Rouzé (zoon van wijlen Antoine), handelaar in Armentières, voor 120 ponden Vlaams, zonder de bijkomende kosten (tekstuitgave in bijlage).
Pierre-Jacques Carpentier était déjà propriétaire du reste, puis sa veuve.
En 1769, le moulin, depuis appelé de la "Cauwette" ou "Cauette" est passé du côte autrichien, suite à la rectification des frontières.
En 1820, le propriétaire est Jean-Baptiste Descamps, fabricant d'huile (baptisé le 31 mars 1777 à Nieppe, mort le 10 janvier 1825 à Warneton), fils de Jean-Baptiste en Marie-Anne-Thérèse Lefort. Celle-ci, devenue veuve en 1795, comparut cette même année devant le tribunal de première instance pour non livraison de colza à Jean-Baptiste Lagache, fermier à Warneton.
Jean-Baptiste Descamps épouse le 15 octobre 1797 à Warneton, Marie-Françoise Desbonnet, fille de Gilles-François, natif de Marquette et Marie-Joseph Poissonnier née à Warneton-Dehors.
Un arrêté préfectoral du 22 novembre 1820 considéra qu'il ne pouvait réellement tirer parti du moulin qu'en ramenant de graines grasses de France: le maire de Nieppe ne s'opposait d'ailleurs pas à cette exception. Toutefois, le tordeur devait rapporter ses produits en tourteaux et avoir au bureau des douanes de Nieppe un compte realtif aux dites graines avec caution obligée d'une personne solvable en France.
Il vend le tordoir avec son épouse, le 24 octobre 1821, devant Me Renar de Warneton, à Jean-Baptiste-Félicien Loridan (Leuridan), marchand à Armentières pour la somme de 5000 francs, et le même jour, ce dernier leur accorde un bail de 3 ans moyennant le prix annuel de 250 francs.
Jean-Baptiste-Félicien Leuridan (°Amentières 7 avril 1774 - +Merville 20 septembre 1854), fils de Pierre-François et Marie-Bernardine Hugeux, s'unit à Bernadette-Joseph Delangre, née à Armentières le 6 juin 1772, fille d'Antoine et Marie-Antoinette-Julie Lorain.
Victor Hochart, demeurant à Nieppe, qui avait acquit le moulin en 1841, se plaignit de la révocation de l'arrêté préfectoral susdit. On lui signala que celui-ci n'avait été accordé que suite aux changements de frontières après les "évènements de 1814", personnelle au propriétaire ou à l'exploitant de cette époque, elle prenait fin dès mutation, sauf si cette dernière était le résultat d'une succession ouverte en vertu de la loi; les soupçons de fraude envers le précédent tordeur furent sans doute aussi pris en compte.
We zien de molen aangeduid op:
- de Terrier van Nieppe (1640), samen met een tweetal andere windmolens dicht bij de Leie
- de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en met de benaming "Moulin Coelles"
- de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842) met de benaming "Moulin de la Chouette"
- de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855) als "Moulin de la Chouette".
Op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) zien we hem niet aangeduid, maar de benaming "Moulin de la Chouette" staat vermeld bij een andere, iets meer oostelijk gelegen windmolen in Ploegsteert.
De molen werd in 1841 verkocht aan Victor Hochart, afkomstig uit Rijsel. Hij huwde met Flora Buisine (Buyssine) en werd olieslager en handelaar. Hij werd op 9 maart 1849 failliet verklaard door de rechtbank van eerste aanleg te Ieper. De schuldeisers werden gevraagd zich te melden, maar velen daagden niet op. Onder hen bevond zich molenmaker ("charpentier de moulin") Bossaert uit Armentières (zie bijlagen).
Hierop werd de molen in november-december 1849 openbaar te koop gesteld door notaris Pierre-Louis Van Eecke te Nieuwkerke: "Een goede windmolen om olie te stampen, met alle zijne draaiende werken, een bijgebouw dienstig tot magazijn en acht aren 23 ca. grondoppervlakte". De definitieve toewijzing vond plaats in de herberg "la Belle Vue" in Nieuwkerke op 20 december 1849. Koper was de weduwe Ghesquière van Bruno Desimpel uit Warneton (Waasten).
De windmolen werd in 1857 afgebroken. De onderdelen van de afbraak werden op 15 december 1857 openbaar te koop aangeboden. De aankondiging hiertoe vermeldt: "de as, wieken en kamwielen, de staak met de kruisplaten, de stampers en blokken, de ijzeren en koperen comfooren en verwarming-installatie. Alle stukken zo binnen- als buitenwerk, alsmede ene hoeveelheid schoon brandhout, al verdeeld in afzonderlijke kopen. De verkoping gebeurde ter plaatse op dinsdag 15 december 1857.
Eigenaars:
- 1548, bouwheer: Fremault François, Armentières
- 1644, eigenaar: Du Mollin Antoine & Sabbe Marguerite
- ca. 1660, eigenaar: hun dochters Marie en Marguerite Sabbe, Catherine en de echtgenoten van beide laatsten.
- 1671, eigenaar: Charles Agnès, Armentières; verhuurd aan Van Laton Cornil en zijn vrouw Maes Isabeau
- ca. 1690, eigenaar: Deprez Pierre & Rotru Marie-Catherine
- 27.10.1701, verkoop: chartreux de la Boutillerie
- 1739, eigenaar van 3/4: Carpentier Pierre-Jacques (later zijn vrouw); 1/4: Theste Jean-François (zoon van Jean), rentenier in Armentières
- 11.12.1739, verkoop van 1/4: door Theste Jean-François aan Rouzé Jacques-François (zoon van wijlen Antoine), handelaar in Armentières
- 1820, eigenaar: Descamps Jean-Baptiste, olieslager (°Nieppe maart 1777 - +Warneton 10.01.1825, zoon van Jean-Baptiste Descamps (sr.) en Marie-Anne-Thérèse Lefort).
- 24.10.1821, verkoop: Leuridan (Loridan) Jean-Baptiste-Félicien (Armentières 07.04.1774 - Merville 20.09.1854), handelaar in Armentières, gehuwd met Delanghe (Delangre) Bernardine-Joseph (°Armentières 06.06.1772)
- 12.01.1835, verkoop: Godtschalck-Retour Jan-Baptist, handelaar te Nieuwkerke (onderhandse akte)
- 09.05.1841, verkoop: a) Hochart Victor, koopman en bediende te Lille (F) en b) Buisine (Buyssine) Flora, te Nieuwkerke (onderhandse akte) (beide eigenaars, zullen later huwen)
- 09.01.1850, verkoop: Desimpel-Ghesquière Bruno, de weduwe, koopvrouw te Waasten (notaris Pierre-Louis Van Eecke, Nieuwkerke)
Lieven DENEWET, Jean BRUGGEMAN & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Archives départementales du Nord, Lille, Série B (Chambre des Comptes), n° 1619, f° 190, et copies, B 19669, AH1 1092.
Archives départementales du Nord, Lille, 2Z3 5467.196 (anno 1671)
Archives départementales du Nord, Lille, 2E3 574/58 (acte de 11.12.1739)
Archives départemantales du Nord, Lille, 6Z 1516 (arrête préfectoral du 22 novembre 1820)
Archives départementales du Nord, Lille, 6Z 1517 (plainte de Victor Hochart, 1841 et après)(communication de Fabrice de Meulenaere)
Rijksarchief Gent, Schenking de Breyne, nr. 110 (verkoop op 27 oktober 1701 aan de "chartreux de la Boutillerie" - mededeling Fabrice de Meulenaere).
Archives communales de Warneton, n° 1964 (tribunal de première instance , 1795)
Warneton, Centre de documentation de la Société d'Histoire de Comines-Warneton et de la Région, tables du notaire Mr. Renar de Warneton, 24 octobre 1821).
Gedrukte bronnen
Le Propagateur, 14 maart 1849, p. 3, kol. 3 (faillissement van Victor Hochart-Buisine)
Le Propagateur, 31 maart 1849, p. 3, kol. 2 (idem)
Le Propagateur 27 juni 1849, p. 2, kol. 3 - p. 3, kol. 1 (idem)
Le Propagateur, 18 december 1849, p. 3, kol. 2-3 (verkoopsadvertentie)
Le Propagateur, 28 november 1857, p. 3, kol. 3 (verkoop van materialen van de gesloopte molen)
Werken
John Verpaalen, Molens van de frontstreek, Koksijde, De Klaproos, 1995.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 5. Gemeenten M-O, Rotem, Ons Molenheem, 1999.
Hubert Masquelin & Raymond Six, "Molens in het Heuvelland", in: "Bijdragen ter herdenking aan Hubert Masquelin", Heuvelland, 2011, p. 111-156.
Jozef Maes, "De grensmolens van Westnieuwkerke", De Belgische Molenaar, 07.01.1977.
Hubert Masquelin, "Molens te Nieuwkerke", in: Op de Hoogte, juli-augustus 1983.
Jean Bruggeman, "Les moulins des cantons de Bailleul et Merville (Arrondissement de Dunkerque, 6)". Villeneuve-d'Ascq 2012, p. 140-143.
Mailberichten
Mailbericht Mattias Pattyn, 20.01.2017, 19.02.2017.