Molenechos's Homepage Molenechos.org

Ertvelde (Evergem), Vlaanderen - Oost-Vlaanderen

Bestaande molen

Karakteristiek

Naam
Stenen Molen
Ligging
Stenenmolenstraat 21
9940 Ertvelde (Evergem)
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
Geo positie
51.183521, 3.746056 (Google Streetview)
Eigenaar
Johan Van Holle
Gebouwd
1798
Type
Stenen grondzeiler
Functie
Korenmolen
Kenmerken
Verhoogde romp, boven elkaar geplaatste vensters
Gevlucht/Rad
Gelaste roeden, 24 m (Derckx - Wessem, nr. 456-457), fokwieken
Inrichting
2 koppels maalstenen, haverpletter
Toestand
maalvaardig
Bescherming
M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
08.07.1970 / 30.05.1986
Molenaar
Johan Van Holle, tel.: 0485 139083, e-mail: johan.van.holle@telenet.be
Openingstijden
Op afspraak, molen- en monumentendagen
Database nummer
65
Ten Bruggencatenummer
05384  
Internet bron
Stenen Molen
© Foto: Donald Vandenbulcke, Staden, 27.04.2014

Beschrijving / geschiedenis

De Stenen Molen van Ertvelde is een stenen korenwindmolen, type grondzeiler, in de Stenenmolenstraat 21, in het noorden van de dorpskern.

In 1798 gaf Pieter Cornelis Genbrugge, zoon van Lieven en echtgenoot van Anna Cornelia Goethals, opdracht tot het bouwen van een windmolen, rosmolen en woonhuis te Ertvelde, "achter het dorp aan de driehoek". De naam P.C. Genbrugge komt voor op een zandsteen op de rosmolen. Molenbouwer was Fredericus Pisonier van Sleidinge uit een bekend molenmakersgeslacht waartoe ook Augustinus, Petrus, Victor en Edmond Pisonier behoren. Dit leidt men af uit de vermelding "F P 1799" in de zijkant van de maalgoot. 

Ondanks de woelige tijden (Franse bezetting, boerenkrijg) ging het molenaar Genbrugge blijkbaar "voor de wind".  De zaken liepen goed en Anna schonk hem vijf zonen: Charles-Louis, Ferdinand, Jan-Bernard, Theodoor en Jan-Baptiste.

Hij kwam echter in 1832 in geldnood en zag zich genoodzaakt een lening aan te gaan. Hij leende een bedrag van 600 gulden bij Juffrouw Livine Wille, een begijntje van het groothof van Sint-Elisabeth-ter-Engelen in Gent. De akte werd betekend in herberg "Den Grooten Spiegel" aan de St.-Jacobsnieuwstraat. Genbrugge moest een jaarlijkse rente van 30 Nederlandse gulden betalen. Als borg stonden de molen, roskot, woonhuis, zaailand en "lochting" (groententuin). Op 24 mei 1842 stierf de molenarin en 10 jaar later, op 9 september 1852, de molenaar.

Enkele maanden voordien hadden de kinderen Genbrugge een sociëteit gesticht waarbij alle roerende en onroerende goederen in de gemeenschap bleven. De vijf broers zetten samen het mulders- en landbouwbedrijf verder. In maart 1853 werd Jan-Baptiste door zijn huwelijk verplicht uit de gemeenschap te treden en de "gemene" woning te verlaten. Daarbij werd hem 2114 frank uitbetaald voor deafstand van zijn erfdeel.

In 1862 kwamen er zware kosten aan de molen. Zo moest een nieuwe molenas geplaatst worden. De werken werden uitgevoerd door Charles Rombout uit Wachtebeke (initialen CR 1862 op de as), een bekende telg uit het Rombout-molenmakersgeslacht. Waarschijnlijk door de hoge kosten kwam het tot een verdeling onder de vier resterende broers. Jan-Bernard en Ferdinand bleven molenaar. Zij kregen woonhuis, stalling, oven, graanwindmolen met alle draaiende en lopende werken, rosmolen en alle verdere afhankelijkheden, droge en groene katelen, de grond, boomgaard, groenselhof en medegaande zaailand, samen 1 ha 91 a 80 ca.  Daarbij ook de mobilaire voorwerpen van huishouden en deze benodigd voor de molenaarsstiel. Comparant Charles-Louis kreeg de mobilaire voorwerpen benodigd tot de landbouw (waaronder kuipen, emmers, trog, twee pikken enz.). Comparant Theodoor kreeg tevoren al 2100 frank bij zijn huwelijk en kreeg nog de gerede gelden ten belope van 650 frank, daarbij ook de granen namelijk rogge, tarwe en haver in de hopers. Bij de betekening van de akte voor notaris Vermeersch te Ertvelde verklaarde Ferdinand "niet te kunnen schrijven ofte teekenen".

Jan-Bernard en Ferdinand Genbrugge maalden lustig verder en pachtten in 1863 zelfs nog een stuk land bij.  Daarbij werden wel strenge bepalingen opgelegd wat de vruchten op het land betrof: "de pachter zal zijnen akkerbouw zodanig moeten schikken dat hij het laatste van de pachttermijn niet meer dan één derde der bezaaibare grootte met boekweit zaaye en nooit geenen tweeden boekweit, even noch gediepveurde wortels, mede ook geen loof of groensels in aardappelland en boekweitstoppels."

Enkele jaren later overleed Ferdinand en Jan-Bernard verpachtte de molen, samen met de helft van het woonhuis, schuur, stallingen, hof, boomgaard en moestuin, in 1871 aan Eugenius Neyt uit Assenede, voor de som van 520 frank per jaar.  De draaiende en roerende werken van de molen werden op prijzij overgelaten. De pachter mocht verbeteringen aanbrengen aan de molen, Anderzijds mocht hij geen maalstenen plaatsen of leggen zonder dat molenmaker Karel Rombout uit Wachtebeke deze goedgekeurd had.

Jan-Bernard Genbrugge overleed op 13 januari 1873 en de comparanten Genbrugge samen met Victoria van de Rostijne (weduwe van Jan-Bernard) besloten het hele bedrijf openbaar te verkopen. Dat gebeurde op 2 april om 3 uur 's namiddags, in de herberg van Charles-Louis Genbrugge te Ertvelde "achter het dorp". De verkoping werd gedaan met keersbranding. De beslissende toewijzing zou maar uitgesproken worden na het uitdoven van twee vuren zonder tussengeboden. Er werd bepaald dat de kopers nooit hoogstammige wilde bomen op, rond en aan hunne gekochte goederen mocchten planten. Dit om de windvang van de molen te vrijwaren. De te verkopen goederen waren, na verscheidene verhogen en uitbranden van twee vuren, bij samenvoeging toegewezen aan Eugeen De Rijcke, landbouwer te Assenede, mits de som van 13.360 frank. Deze laatste kocht het hof in naam van Eugenius Neyt, de molenaar. De betaling moet geschieden in goede gangbare geldspeciën van ten minste vijf franken binnen de 14 dagen.

De molenaar, thans ook eigenaar, bracht gedurende zijn muldersloopbaan heel wat vernieuwingen aan.  Zo werden in 1898 nieuwe kammen gestoken; in 1904 werd een ander sterrewiel geplaatst; in 1906 een andere vang (rem). De stenen werden meermaals opgegoten hetgeen wijst op veel maalwerk.

Vanaf 1914 kan ook elektrisch gewerkt worden bij windstilte.

Tot 1925 draaide Eugenius volop met de molen.  Dan deed hij er afstand van aan zijn kinderen Helena, Joannes, Marie en Cyriel. Deze werken met de molen vooral onder impuls van Cyriel die tijdens W.O. I veel kennis opgedaan had in de Nederlandse Zaanstreek. In de jaren 1920 werden tweedehandse ijzeren geklinknagelde roeden aangekocht: de binnenroe van de molen van Eksaarde en de buitenroe van deze van Assebroek. Tevens bracht Cyriel in die jaren een wiekverbeteringssysteem aan om beter te kunnen draaien. De molen gold in die tijd dan ook als één van de bestlopende van het Meetjesland.

In 1953 verwierf Cyriel Neyt (1889-1978) het hele bedrijf door erfenis. Hij maalde nog door tot 1965. Na die tijd draaide de molen nog slechts sporadisch en verviel zienderogen. De wettelijke bescherming als monument op 8 juli 1970 kon dat niet verhinderen. Na de dood van Cyrielke Neyt in 1978 duurde het nog tot 1980 vooraleer de erfgenamen besloten tot de verkoop. Johan Van Holle uit Assenede kocht de molen, roskot, woonhuis en schuur en ging onmiddellijk over tot een voorlopige herstelling van de erg gehavende molen. Deze werken omvatten: herstellen van de verdwenen en verrotte dakstructuur, vervangen van het schalieberd, aanbrengen van roofing, plaatsen van vensters, aanbrengen van nieuwe windplanken aan de roeden en herstellen van het hekwerk, oplichten van de liggende as, herstellen van het kruiwerk, scherpen van de stenen en tenslotte een algemene schilderbeurt.

Daardoor is de molen opnieuw maalvaardig. Een grondige restauratie drong zich echter op. De procedure daartoe werd ingezet bij de toenmalige Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg te Brussel in oktober 1980. Op 6 november 1981 kwam al het Koninklijk Besluit ter goedkeuring. Op 21 januari 1982 werden de werken aan de molen aanbesteed.  De restauratie zelf ving aan in de loop van 1982. De romp werd in 1985 met een halve meter verhoogd. Het wiekverbeteringssysteem Faüel (fokwieken) werd aangebracht, zodat een betere windvang gegarandeerd is.

Naast de molen is een molenherberg met degustatie van eigen molenproducten.
De rosmolen (ros = paard) werd in de loop van de komende jaren eveneens hersteld. Er schoot echter zeer weinig van over.  Sedert meer dan 100 jaar was alle binnenwerk verdwenen en de muren stonden slecht.  Eerst werd het achtkantig dak voorlopig hersteld. De rosmolen dateerde evenals de windmolen van 1798.  Getuige daarvan is een steen in de zuidgevel met de vermelding "Pieter Cornelis Genbrugge - 1798".  Hem laten verdwijnen zou onverantwoord geweest zijn, temeer daar hij samen met de windmolen een unicum vormt.

De combinatie maalvaardige windmolen & rosmolen is nu een unicum in Vlaanderen. In 2009 onderging de molen grote onderhoudswerken.

Bouwkundige beschrijving
Technische kenmerken voor de restauratie van 1980

De molen is een stenen grondzeiler op een lage heuvel.

Ronde stenen korenwindmolen op lage molenberg type grondzeiler.

 Witte konische molenkuip:
- hoogte 12 m.
- diameter aan de grond 6,10 m.
- diameter aan de rolring 4,26 m.
Typische Oostvlaamse kap.
Geklinknagelde ijzeren roeden van Gebr. Verhaeghe te Ruddervoorde binnenroe nr 976 (1912) buitenroe nr 1080 (1926). De roeden kregen bij de restauratie van 1995 het verbeteringssysteem Fauël (fokwieken).
Vlucht: 23,40 m.
Gietijzeren askop zonder randen, walpin in rozetvorm (geen naamvermelding).
Staart, korte spruit en schoren in eik, lange spruit in ijzer.
Het kruien gebeurt aan de hand van een kruilier. Deze hangt aan houten schoren.
Gietijzeren kruilier (13 kruipalen).
Vier zolders:
1. Kapzolder
eikenhouten molenas (1862)
vangwiel 2,90 m, 48 tanden
ijzeren hoepelvang met olmen beleg (voor de restauratie) thans houten vangband, bediend met buitenwipstok en vangketting
lantaarn met 24 staven
paternosterring met olmenhouten rollen (voor de restauratie), thans metalen rollen. 
2. Luizolder
luiwerk, type sleeplui - sleeprol voor haverpletter - koppeling voor de koning. Het groot luiwiel op de luizolder werd bij de laatste restauratie vernieuwd
3. Steenzolder
spoorwiel in gietijzer, diameter 2,06 m., 102 kammen - sterrewielen, diameter 0,98 m., 51 kammen - staakijzers met houten beslag - twee steenkoppels van 1,50 m. met viertakrijnen en houten bossen - haverpletter - galg voor het optrekken van de stenen.Hetzelfde spoorwiel drijft een derde varkenswieltje aan. Een klein asje drijft een wiel aan dat via een transportband een kleine haverbreker aandrijft. Op deze verdieping staat ook een kleine oude elektromotor.
4. Maalzolder
brede meelpijpen en grote meelbakken - pasbruggen - weegschaal tot 300 kg - elektrische bediening,  klein slijpsteentje en een graankuiser
Overbrengingsverhouding:
vangwiel --- lantaarn: 48 --- 24         2---1
totaal: 4 --- 1
sterrewiel: 51 ---  1
bij 80 einden loopt de steen dus 80 toeren

De molen draait en maalt regelmatig. Een specialiteit van molenaar Johan Van Holle is het malen van speltmeel.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Genbrugge Petrus Cornelis, molenaar te Ertvelde
- 30.04.1862, deling: a) Genbrugge Jan Bernard, molenaar te Ertvelde, b) Genbrugge Ferdinand, molenaar te Ertvelde en c) en anderen (notaris Vermeersch)
- 02.01.1873, verkoop: Neyt-Van Kerckhove Eugeen, molenaar te Ertvelde (notaris Vermeersch - stenen windmolen en roskot)
- 27.03.1924, erfenis: en de kinderen (ovelrijden van vrouw Van Kerckhove)
- 15.07.1924, afstand: a) Neyt Hilma Ludovica, b) Neyt Maria Ludovica, c) Neyt Joannes Emilius, molenaar te Ertvelde en d) Neyt Cyriel, molenaar te Ertvelde (notaris Vermeersch)
- 14.01.1940, erfenis: a) Neyt Joannes Emilius, molenaar te Ertvelde, b) Neyt Maria Ludovica en c) Neyt Cyriel, molenaar te Ertvelde (overlijden van Hilma Neyt)
- 16.04.1943, erfenis: a) Neyt Joannes Emilius, molenaar te Ertvelde, b) Neyt Cyriel, molenaar te Ertvelde (overlijden van Maria Ludovica Neyt)
- 07.08.1952, erfenis: Neyt Cyriel Jan, molenaar te Ertvelde (overlijden van Joannes Emilius Neyt)
- 14.06.1978, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Cyriel Neyt)
- 02.09.1980, verkoop: Van Holle-Van Eykeren Johan Maurice Pharaïlde, bediende te Ertvelde (notaris Lefevere)

Johan VAN HOLLE & Herman HOLEMANS

Aanvullende informatie

Jaarlijks aantal asomwentelingen.

1994: 161.377
1995: 115.501
1997:   58.575
1998: 106.643
1999: 102.266
2000: 108.095
2001: 106.992
2002:   73.100
2003: 111.113
2004: 110.862
2005: 117.943
2006: 111.167
2007:   24.242
2009: 170.496
2010: 131.544

Intekendatum: 2009
Molen: Ertvelde (Evergem, O.-Vl.), Stenen Molen - stenen grondzeiler met fokwieken
Bouwheer & ontwerper: Johan Van Holle, Ertvelde
Opdracht: Onderhoud (o.m. aan het wiekenkruis)
Plaats aanbesteding:  J.  Van  Holle,  Stenenmolenstraat

21, 9940 Ertvelde
Toewijzing: Wieme R. & K. Molenbouw bvba, Zulte

----------------

Johan Van Holle, "Historiek van de Stenen Molen te Ertvelde", Ons Meetjesland, jg. 15, 1982, 2, p. 102-110.
In 1798 geeft Pieter Cornelis Genbrugge, zoon van Lieven en echtgenoot van Anna Cornelia Goethals, opdracht tot het bouwen van een windmolen, rosmolen en woonhuis te Ertvelde, achter 't dorp aan de driehoek.
De vermoedelijke molenbouwer is Fredericus Pisonier van Sleidinge (initialen FP 1799 in molen), uit een bekend molenmakersgeslacht waartoe ook Augustinus, Petrus, Victor en Edmond Pisonier behoren.
Ondanks de woelige tijden gaat het molenaar Genbrugge blijkbaar "voor de wind".  De zaken gaan goed en Anna schenkt hem vijf zonen: Charles-Louis, Ferdinand, Jan-Bernard, Theodoor en Jan-Baptiste.
In 1832 echter komt hij in geldnood en ziet zich genoodzaakt een lening aan te gaan.  Er wordt een bedrag van 600 gulden geleend bij Juffrouw Livine Wille, begijntje, wonende binnen de Stad Gent in het groothof van St.-Elisabeth-ter-Engelen.
De akte wordt betekend in herberg "Den Grooten Spiegel" aan de St.-Jacobsnieuwstraat.
Genbrugge moet een jaarlijkse rente van 30 Nederlandse gulden betalen en als borg staat de molen, roskot, woonhuis, zaailand en lochting.
Op 24 mei 1842 sterft de molenarin en 10 jaar later, op 9 september 1852 de molenaar.  Enkele maanden tevoren hebben de kinderen Genbrugge een sociëteit gesticht waarbij alle roerende en onroerende goederen in de gemeenschap blijven.
De vijf broeders zetten samen het mulders- en landbouwbedrijf verder.
In maart 1853 wordt Jan-Baptiste door zijn huwelijk verplicht uit de gemeenschap te scheiden en de gemene woning te verlaten.  Daarbij wordt hem 2114 frank uitbetaald voor afstand van zijn erfdeel.
In 1862 komen er zware kosten aan de molen; o.a. moet een nieuwe as geplaatst worden.  De werken worden uitgevoerd door Charles Rombout uit Wachtebeke (initialen CR 1862 op as), een bekende telg uit het Rombout-molenmakersgeslacht.
Waarschijnlijk door de hoge kosten komt het tot een verdeling onder de vier resterende broers.
Jan-Bernard en Ferdinand blijven molenaar.  Zij krijgen woonhuis, stalling, oven, graanwindmolen met alle draaiende en lopende werken, rosmolen en alle verdere afhankelijkheden, droge en groene katelen, de grond, boomgaard, groenselhof en medegaande zaailand, samen 1 ha 91 a 80 ca.  Daarbij ook de mobilaire voorwerpen van huishouden en deze benodigd voor de molenaarsstiel.
Comparant Charles-Louis krijgt de mobilaire voorwerpen benodigd tot de landbouw (waaronder kuipen, emmers, trog, twee pikken enz.).
Comparant Theodoor kreeg tevoren reeds 2100 frank bij zijn huwelijk en krijgt nog de gerede gelden ten belope van 650 frank, daarbij ook de granen namelijk rogge, tarwe en haver in de hopers.
Bij de betekening van de akte voor notaris Vermeersch te Ertvelde verklaart Ferdinand "niet te kunnen schrijven ofte teekenen".
Jan-Bernard en Ferdinand malen lustig verder en pachten in 1863 zelfs nog een stuk land bij.  Daarbij worden wel strenge bepalingen opgelegd wat de vruchten op het land betreft: "de pachter zal zijnen akkerbouw zodanig moeten schikken dat hij het laatste van de pachttermijn niet meer dan één derde der bezaaibare grootte met boekweit zaaye en nooit geenen tweeden boekweit, even noch gediepveurde wortels, mede ook geen loof of groensels in aardappelland en boekweitstoppels.
Enkele jaren later sterft Ferdinand en Jan-Bernard verpacht de molen, samen met de helft van het woonhuis, schuur, stallingen, hof, boomgaard en moestuin, in 1871 aan Eugenius Neyt uit Assenede, voor de som van 520 frank per jaar.  De draaiende en roerende werken van de molen worden op prijzij overgelaten.
De pachter mag verbeteringen aanbrengen aan de molen, nochtans zal hij geene maalstenen mogen plaatsen of leggen zonder dat molenmaker Karel Rombout uit Wachtebeke deze goedgekeurd heeft.
Op 13 januari 1873 sterft Jan-Bernard en de comparanten Genbrugge samen met Victoria van de Rostijne (wed. Jan-Bernard) besluiten het hele bedrijf openbaar te verkopen.
Dat gebeurt op 2 april om 3 uur 's namiddags, ten herberg van Charles-Louis Genbrugge te Ertvelde achter 't dorp.
De verkoping wordt gedaan met keersbranding.  De beslissende toewijzing zal maar uitgesproken worden na het uitdoven van twee vuren zonder tussengeboden.
Er wordt bepaald dat de kopers nooit hoogstammige wilde bomen op, rond en aan hunne gekochte goederen mogen planten.  Dit om de windvang van de molen te vrijwaren.
De te verkopen goederen zijn, na verscheidene verhogen en uitbranden van twee vuren, bij samenvoeging toegewezen aan Eugeen De Rijcke, landbouwer te Assenede, mits de som van 13.360 frank.
Deze laatste kocht het hof in naam van Eugenius Neyt, de molenaar.  De betaling moet geschieden in goede gangbare geldspeciën van ten minste vijf franken binnen de 14 dagen.
De molenaar, thans ook eigenaar bracht gedurende zijn muldersloopbaan heel wat vernieuwingen aan.  Zo worden in 1898 nieuwe kammen gestoken; in 1904 wordt een ander sterrewiel geplaatst; in 1906 een andere vang (rem). De stenen worden meermaals opgegoten hetgeen wijst op veel maalwerk en vanaf 1914 kan ook elektrisch gewerkt worden bij windstilte.
Tot 1925 draait Eugenius volop met de molen.  Dan doet hij er afstand van aan zijn kinderen Helena, Joannes, Marie en Cyriel.
Deze werken met de molen voornamelijk onder impuls van Cyriel die tijdens W.O. I veel kennis opgedaan had in de Nederlandse Zaanstreek.
In de twintiger jaren worden ijzeren geklinknagelde roeden aangekocht in okkasie.  De binnenroe van de molen van Eksaarde en de buitenroe van deze van Assebroek.
Tevens brengt Cyriel in die jaren een wiekverbeteringssysteem aan om beter te kunnen draaien.  De molen gold in die tijd dan ook als de bestlopende van 't Meetjesland.
In 1953 verwerft Cyriel het hele bedrijf door erfenis.
Hij maalt nog door tot 1965. 
Na die tijd draait de molen nog slechts sporadisch en vervalt zienderogen.
Na de dood van Cyrielke Neyt in 1978 duurt het nog tot 1980 vooraleer de erfgenamen besluiten tot de verkoop.
Johan Van Holle uit Assenede koopt de molen, roskot, woonhuis en schuur en gaat onmiddellijk over tot een voorlopige herstelling van de erg gehavende molen.  Deze werken omvatten: herstellen van de verdwenen en verrotte dakstructuur, vervangen van het schalieberd, aanbrengen van roofing, plaatsen van vensters, aanbrengen van nieuwe windplanken aan de roeden en herstellen van het hekwerk, oplichten van de liggende as, herstellen van het kruiwerk, scherpen van de stenen en tenslotte een algemene schilderbeurt.
Daardoor is de molen terug maalvaardig.
Een grondige restauratie dringt zich echter op.  De procedure daartoe wordt ingezet bij de Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg te Brussel in oktober 1980.
Op 6 november 1981 komt reeds het Koninklijk Besluit ter goedkeuring.  Op 21 januari 1982 worden de werken aan de in 1970 geklasseerde molen aanbesteed.  De restauratie zelf zal in de loop van 1982 aanvangen.
De rosmolen (ros = paard) zal in de loop van de komende jaren eveneens hersteld worden.
Er schiet echter zeer weinig van over.  Sedert meer dan 100 jaar is alle binnenwerk verdwenen en de muren staan slecht.  Het achtkantig dak is voorlopig hersteld.
De rosmolen dateert evenals de windmolen van 1798.  Getuige daarvan is een steen in de zuidgevel met de vermelding "Pieter Cornelis Genbrugge - 1798".  Hem laten verdwijnen zou onverantwoord zijn, temeer daar hij samen met de windmolen een unicum vormt.
Het ligt in de bedoeling van de molenaar mettertijd opnieuw een leefbaar kleinschalig bedrijf uit te bouwen.
Het ambachtelijk werk ligt immers de mens nauw aan het hart en staat hem als het ware op het lijf geschreven.
Zo zal de molen, eens heersend over zijn omgeving, maar nu grotendeels door onoordeelkundige bebouwing en aanplanting de wind ontnomen, toch nog iets van zijn oude glorie herwinnen.

Foto's: 1-3-4-5-6 uit de verzameling van de auteur.
Johan Van Holle, Ertvelde, januari 1982.
Bronnen
Notariaat Rijksarchief Gent.
Archief Notaris Le Fevere de Ten Hove, Ertvelde.
Archief Notaris Verstraeten te Assenede.
Kultureel Jaarboek Oost-Vlaanderen 1900 (geschonken door Dhr. Inghelbrecht uit Blankenberge). Studiekring "Ons Molenheem" Nieuwkerken.

TECHNISCHE KENMERKEN VOOR DE RESTAURATIE

Ronde stenen korenwindmolen op lage molenberg type grondzeiler.
Witte konische molenkuip:
- hoogte 12 m.;
- diameter aan de grond 6,10 m.;
- diameter aan de rolring 4,26 m.
Typische Oostvlaamse kap.
Geklinknagelde ijzeren roeden van Gebr. Verhaeghe te Ruddervoorde binnenroe nr 976 (1912) buitenroe nr 1080 (1926)
Vlucht: 23,40 m.
Gietijzeren askop zonder randen, walpin in rozetvorm (geen naamvermelding).
Staart, korte spruit en schoren in eik, lange spruit in ijzer.
Gietijzeren kruilier (13 kruipalen).
Vier zolders:
1. Kapzolder - eikenhouten molenas (1862) - vangwiel 2,90 m,., 48 tanden ijzeren hoepelvang met olmen beleg, bediend met wipstok en vangketting - lantaarn met 24 staven - paternosterring met olmenhout en rollen.
2. Luizolder - luiwerk, type sleeplui - sleeprol voor haverpletter - koppeling voor de koning.
3. Steenzolder - spoorwiel in gietijzer, diameter 2,06 m., 102 kammen - sterrewielen, diameter 0,98 m., 51 kammen - staakijzers met houten beslag - twee koppel stenen van 1,50 m. met viertakrijnen en houten bossen - haverpletter - galg voor het optrekken van de stenen.
4. Maalzolder - meelpijpen met grote meelbakken - pasbruggen - weegschaal tot 300 kg - elektrische bediening.

Overbrengingsverhouding:
vangwiel - lantaarn: 48 - 24   2-1
totaal: 4 - 1
sterrewiel: 51 - 1
bij 80 einden loopt de steen dus 80 toeren

Nu is er de vzw "Stenenmolen en Rosmolen Ertvelde".
U kan er ook meer te weten komen over het gastverblijf op deze unique molensite.

Foto: Toestand rond W.O. 1.
Foto: De wind ontnomen
Foto: Verval na 1970.
Foto: Herstelling in 1980.
Foto: De maalstenen dienen regelmatig gescherpt.

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Gent, Notariaat. Archief van notaris Le Fevere de Ten Hove, Ertvelde. Archief notaris Verstraeten te Assenede.

Werken
A. De Vos, "Geschiedenis van Ertvelde", Ertvelde, 1971.
Vanacker D. & Hendryckx M., "Langs Het Kanaal", Gent, 1982.
Wolfaert G., "Oude Prentbriefkaarten van Evergem", Evergem, 1982.
E. D(e) K(inderen), "De Stenen Molen van Ertvelde", in: De Belgische Molenaar, LXXI, 1976, p. 86-87;
Paul Bauters, "Eeuwen onder wind en wolken. Windmolens in Oost-Vlaanderen", Gent, Provinciebestuur, 1985.
Paul Bauters, "Oostvlaams molenbestand 1986", Gent, 1986 (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, nieuwe reeks, 25).
"Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Tweede aflevering. De arrondissementen Eeklo en Gent", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XV, 1961, 2 (Gent, 1962).
Herman Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-E", Rotem, Studiekring Ons Molenheem, 1998.
Luc Neyt, "De Familie Neyt. 1560-1988", in: De Eik (Driemaandelijks Gewestelijk Tijdschrift voor Familiekunde - Eeklo), XIII, 1988, kwartaal II, p. 48-208.
G. Kockelberg, "Op bezoek te Ertvelde (Oost-Vlaanderen)", Ons Molenheem, jg. 6 (1986), nr. 1 (maart), p. 14-16.
Els De Kinderen, "Nabeschouwing Oostvlaamse Molendag [Rupelmonde, Sint-Niklaas, Evergem-Wippelgem, Westermolen, Ertvelde], in: Levende Molens, jg. 8 (1986), nr. 10, p. 73-74.
John Verpaalen, "Molennieuws van her en der [Harelbeke-Stasegem, Berendrecht Buitenmolen, Brugge Bonne Chiere, rosmolens te Izenberge en te Ertvelde), in: "Levende Molens, jg. 9 (1987), nr. 3, p. 21-22, ill; en nr. 4, p.29-30.
J. D(ruyts), "15 september. Oostvlaamse Molendag", in: Levende Molens, jg. 7 (1985), nr. 11, p. 81-84.
John Verpaalen, "Restauratie in Ertvelde vordert", in : Levende Molens, jg. 5 (1983), p. 211-212.
Johan Van Holle, "De kijker op Oost-Vlaanderen III - Historiek van de stenen molen te Ertvelde", in: De Belgische Molenaar en Levende Molens, jg. 77 (1982), nr. 4 (april), p. 82-83.
J. Van Holle, "Historiek van de stenen molen te Ertvelde", in: Ons Meetjesland, Eeklo, jg 10 (1982), p. 102-110.
J. Van Holle, "Historiek van de Stenen Molen te Ertvelde", Molenecho's, XIII, 1985, p. 232-235. 
Els De kinderen, "Molen lief en leed [Ravels: Nachtegaal der Maatvennen; Ertvelde; Tessenderlo; Geel: Gansakker; Retie], in: Levende Molens, jg. 4 (1981), nr. 23 (7 december), p. 317-318.
Els De Kinderen, "Allerlei - Cultuur: meer sponsors, selectiever betoelaging [Kasterlee; Mol-Ezaart; Diest; Sint-Maria-Latem; Ertvelde]", in De Belgische Molenaar en Levende Molens, jg. 77 (1982), nr. 10 (oktober), p. 217-218.
Mola, "Aantal asomwentelingen van Oost-Vlaamse molens in 2010", in: /West-/Vlaams Molenblad, XXVII, 2011, 1, p. 51.

Persberichten
IVH, "Feesten om restauratie molensite te financieren", in: Het Nieuwsblad, 23.04.2009.
Chris Thienpondt, "Mmm...eetjesland vernieuwt. Bier van spelt", Het Nieuwsblad, 17.04.2010.
IVH, "Straffe molen-verhalen in Stenenmolen", in: De Standaard / Het Nieuwsblad, 23.04.2010.
IVH, "Poëzie, muziek en kunst op molensite", Het Nieuwsblad, 19.06.2010.
Ivan Vanhove, "Molenaar Johan Van Holle geeft maaldemonstraties", in: Het Nieuwsblad, 29.09.2010.
06.2010.
IVH, "Molenaar zet  zijn deuren open", Het Nieuwsblad, 23.05.2013.
Ivan Vanhove, "Maaldemonstraties en producten te proeven met spelt. Molenfeest help om restauratie te betalen", Het Nieuwsblad, 21.05.2014.
Ivan Vanhove, "Bekende brasserie aan voet van molen te koop: "Tijd voor iets anders", Het Nieuwsblad, 21.03.2017.

Overige foto's

Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Foto: John Verpaalen, prentkaart  Molencentrum Roosendaal  | Database Belgische molens
© Foto: John Verpaalen, prentkaart Molencentrum Roosendaal
Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Foto: Ronny Van Landschoot,2005 | Database Belgische molens
© Foto: Ronny Van Landschoot,2005
Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Molenaar Cyriel Neyt voor de molen. Foto Andr? ver Elst,  1976 (copyright en uitgave als prentkaart door Stichting Levende Molens, Roosendaal) | Database Belgische molens
© Molenaar Cyriel Neyt voor de molen. Foto Andr? ver Elst, 1976 (copyright en uitgave als prentkaart door Stichting Levende Molens, Roosendaal)
Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Vincent Mepschen, 13.08.2021Let op de mooie sierlijke walpen! | Database Belgische molens
© Vincent Mepschen, 13.08.2021
Let op de mooie sierlijke walpen!
Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Foto: Michel Vanhouche, Denderleeuw | Database Belgische molens
© Foto: Michel Vanhouche, Denderleeuw
Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Foto: Michel Vanhouche, Denderleeuw | Database Belgische molens
© Foto: Michel Vanhouche, Denderleeuw
Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Vincent Mepschen, 13.08.2021Mechanische aandrijving. | Database Belgische molens
© Vincent Mepschen, 13.08.2021
Mechanische aandrijving.
Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Vincent Mepschen, 13.08.2021Spoorwiel. | Database Belgische molens
© Vincent Mepschen, 13.08.2021
Spoorwiel.
Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Vincent Mepschen, 13.08.2021 | Database Belgische molens
© Vincent Mepschen, 13.08.2021
Stenen Molen, Ertvelde (Evergem), Vincent Mepschen, 13.08.2021 | Database Belgische molens
© Vincent Mepschen, 13.08.2021