Molenechos's Homepage Molenechos.org

Deinze, Vlaanderen - Oost-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Pompmolen van 't Kint de Roodenbeke
Ligging
Tweebruggenlaan
9800 Deinze
Brielmeersen
kadasterperceel A577a
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
Gebouwd
1865
Verdwenen
voor 1900
Type
Staakmolen
Functie
Pompmolen
Database nummer
5839

Beschrijving / geschiedenis

Senator Henri 't Kint de Roodenbeke-de Naeyer (1817-1900), kasteelheer van Ooidonk, liet op zijn meers bij de Leie, waar thans de Tweebruggenlaan door loopt, een pompmolentje bouwen om deze 12 hectaren grote meers droog te malen. Het overtollige water kwam in de Leie terecht. Een deel van deze meers wordt nu ingenomen door het natuurgebied de Brielmeersen.

Lieven DENEWET

Aanvullende informatie

Frans De Potter & Jan Broeckaert, “Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Eerste reeks. – Arrondissement Gent. Eerste deel. Bachte-Maria-Leerne”, Gent, 1864-1870, p. 9-10.

Wij gewaagden reeds van de goede hoedanigheid der meersschen dezer gemeente. Het volgende uittreksel uit het merkwaardig verslag des heeren E. JAEQUEMYNS, voorzitter der Landbouwmaatschappij van Oost-Vlaanderen, over den in 1868 gehouden hoevenwedstrijd, bij welke gelegenheid den heer senator t’Kint de Roodenbeke-de Naeyer eene bijzondere medaille werd toegewezen, verdient hier, als eene navolgenswaardig voorbeeld inhoudende, te worden medegedeeld:

“Men weet – schrijft de geleerde landbouwkundige – dat onze Lei- en Scheldemeerschen hunne vruchtbaarheid aan den vloed der wateren, veroorzaakt door de overstrooming dier rivieren, verschuldigd zijn. Hetzelfde feit wordt op de boorden van het meerendeel der rivieren en stroomen waargenomen, en iedereen kent, door de beschrijving, den weldoenden invloed der Nijl-wateren. Tegenover deze voordeelen bieden de overstroomingen echter ook hunne zwarigheden aan, doordien zij het gebrek hebben, niet zelden op ongepaste tijden te komen, en de langs de meerschen gelegene zaailanden te hinderen.
Bekend is het, ten andere, dat koophandel en nijverheid er op aandringen, dat de loop der wateren geregeld worde. Doch naarmate zulks, in ’t belang van handel en  nijverheid, der openbare gezondheid of der meerdere vruchtbaarmaking der bouwlanden, tot stand komt, houden de overstroomingen op, en ziet men de vloeimeerschen verdwijnen.
De heer senator t’Kint de Roodenbeke kwam op het gedacht, de wateren der Leie bij middel eens windmolens derwijze te verhoogen, dat 12 hectaren meersch, te Deinze, er kunstmatig door konden besproeid worden. Door dat middel werden deze meerschen in dezelfde voorwaarden gebracht, als zij het waren voorde delving van het kanaal van Schipdonk, dat de voor de meerschen voordeelige, maar voor een groot deel onzer provincie, inzonderheid de stad Gend, zoo nadeelige overstroomingen doen staken heeft.

De uitslag was volledig, alhoewel er niets  nieuws in gelegen was: ik weet het. Sedert onheuglijken tijd, immers, worden de windmolens in Holland, ter ophooging der wateren en het doorgtrekken der weiden gebezigd. VAN AELBROUCK, die voor eene halve eeuw schreef, spreekt van de windmolens, tot gemeld doeleinde opgericht, gelijk hij spreekt van de drainering: als oplettenden en gewetensvollen waarnemer.

Maar men verlaat de windmolens, als besproeiingstuigen, zooals men de wijze van droogtrekken der landen, door VAN AELBROUCK aangewezen, reeds laten varen heeft. De wind, trouwens, is een onstandvastige beweger, die stil ligt, wanneer men hem het meest noodig heeft.
Ook nam de heer t’Kint tot het stoomtuig zijne toevlucht, wanneer hij, door een eersten gelukkigen uitslag aangemoedigd, tot het besluit kwam, 22 hectaren meersch, in de nabijheid van zijn kasteel te Ste-Maria-Leerne gelegen, onder water te zetten. Zoolang de Leie haren natuurlijken loop had,  enzij bij iederen vloed de drassie wateren, door de talrijke er in uitlossende beken aangebracht, in haren schoot weigerde te ontvangen, en onze bouwlanden daardoor verwoest, de scheepvaart gestremd en onze steden getroffen werden, - zoolang ook werden deze meerschen gemakkelijk en natuurlijk bevoleid. Doch, dor het graven van de vaart naar Schipdonk werd de Leie genoodzaakt in haar bed te blijven, en hield zij op, over de meerschen te vloeien. Op den oproep van den heer t’Kint kwam een weldoende toovernimf, de nimf der XIXe eeuw, de stoom, de bevruchtende wateren over de meerschen verspreiden, zonder dat de bouwlanden, zooals vroeger, er eenig hinder door leden.
Ziehier hoe de nimf te werk gaat. Een stoomwagen van zeven paardenkracht brengt eene pomp van Gwynn in beweging; deze neemt uit de Leie, op de daartoe geschikte dagen enuren, het benoodigde water, verheft het tot 3 meters hoogte, en besproeit aldus in twee en zeventig uren tijds 22 hectaren meersch in den bijvang des kasteels van den achtbaren senator.
Deze nimf, welke de heer t’Kint, zoo men wil, van de boorden des Nijls heeft geroepen, alwaar zijn inderdaad wonderen verricht, is bestemd om een gansch nieuw veld voor de bedrijvigheid onzer landbouwers en grondeigenaars te openen (1).”

(1) Concours de fermes. Rapport du jury présenté au Conseil d’Administration (de la Société agricole de la Flandre-Orientale), dans sa séance du 26 Février 1869, par E. JAEQUEMYNS, bl. 65-67.

Literatuur

Lieven Denewet, "Geschiedenis, techniek en terminologie van de poldermolens in België", Molenecho's, XII, 1984, p. 1-124 (themanummer)
Goeminne Luc, "Windmolens en rosmolens te Deinze-binnen", in: Geschiedkundige Kring Deinze, jaarboek 2011, p. 91-126.
Goeminne Luc, De windmolens op Deinze-buiten, Bijdragen tot de geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, LXXI, 2004, p. 481-492.