Tessenderlo, Vlaanderen - Limburg
- Naam
- Schaliënmolen
- Ligging
- Achterheide 8
3980 Tessenderlo
oostzijde
grens met Okselaar (Scherpenheuvel-Zichem)
kad. Tessenderlo 4 AFD, sectie D, nr. 1137 G
Gedemonteerde onderdelen opgeslagen in het gemeentelijk domein,
H. Hartlaan 31, Tessenderlo
Vlaanderen - Limburg
- Geo positie
- 51.023811, 5.020338 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Regi Exelmans
- Gebouwd
- 1859
- Type
- Achtkante houten bovenkruier
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Eén van de drie laatste houten achtkante bovenkruiers in ons land
- Gevlucht/Rad
- Houten pestelroeden (verwijderd)
- Inrichting
- Twee steenkoppels
- Toestand
- Gedemonteerd (deskundig opgestapeld onder toezicht van het Agentschap Onroerend Erfgoed op gemeentelijk domein van Openbare Werken in de H. Hartlaan 31, Tessenderlo)
- Bescherming
- M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
23.10.1981 (voorlopig opgeheven op 29.06.2022) - Molenaar
- Geen
- Openingstijden
- Niet toegankelijk
- Database nummer
- 581
- Ten Bruggencatenummer
- 05136
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Schaliënmolen is een houten achtkante bovenkruier aan de oostzijde van Achterheide (nr. 8), in Engsbergen, op de Molenberg, aan de oostzijde van de Turnhoutsebaan en van het gehucht Okselaar (Scherpenheuvel-Zichem, Vlaams-Brabant).
Molensite
De omgeving van de windmolen bestaat ten noorden uit akkers en weiden en ten zuiden uit een gemengd loof- en naaldbos. Oorspronkelijk waren dit heidegronden, zodat de molen goed zichtbaar was en niet tussen de bomen stond. De locatie van de molen bevindt zich ongeveer op de overgang van een uitgestrekt heidegebied met omhaagde akkerpercelen. Ook de Ferrariskaart (ca. 1775), de Atlas der Buurtwegen (1846) en de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) geeft dit gebied weer als heidegrond. Op een stafkaart van 1872 werd voor het eerst melding gemaakt van deze windmolen, die ingeplant was te midden van een reeks van landduinen. Op een kaart van 1939 bestaat de omgeving meer en meer uit een mengeling van naald- en loofhout. Dat de molen oorspronkelijk in een heidelandschap stond, is tevens duidelijk op te maken uit de oudste foto’s. De aangelegde molenbelt is ongeveer 5 meter hoog, op een hoogte van 20 tot 22 meter +TAW. De molen wordt omgeven door akkers en weiden en enkele percelen gemengd loof- en naaldbos. De Biologische Waarderingskaart vermeldt de aanwezigheid van onder andere naaldhoutaanplanten, enkele percelen eiken-berkenbos, soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden en bomenrijen met dominantie van zomereik (Quercus robur), beuk (Fagus sylvatica) of berk (Betulaw).
De molen zelf is volgens het gewestplan gelegen in natuurgebied. Het beschermde dorpsgezicht is volgens het gewestplan gelegen in natuurgebied (noordelijk deel), woongebied met landelijk karakter (centraal deel aan weerszijden van de Engsbergseweg, zuidwestelijk deel aan Achterheide en zuidoostelijk deel aan Prinsenbos) en groengebied (zuidelijk deel).
Het beschermde monument en dorpsgezicht bevinden zich niet in habitatrichtlijngebied maar een zone van zo’n 10 m diep aan de straatzijde van het molenperceel is aangeduid als Habitat (oranje) op de Natura 2000 Habitatkaart.
Voorheen werd de Achterheide “Korte Heide” genoemd, maar dat bestond ook in het nabije Deurne. Midden 19de eeuw kwam de benaming Achterheide in voege. Het was een plaats waar veel arme dagloners zich vestigden, treffend beschreven door Minus van Looi in een van zijn romans “De Mannen van de Achterheide”.
Op het perceel ten noorden van het molenperceel (Achterheide 8) bevindt zich de voormalige en thans verbouwde molenaarswoning.
Oprichting (1859)
De oprichting van de molen houdt veel meer verband met Okselaar dan met Engsbergen. De inwoners van Okselaar hadden eeuwenlang laten malen op de - nu verdwenen - Heilige Geest-watermolen van Zichem, maar de behoefte aan een eigen molen groeide. Het gehucht Okselaar groeide in het midden van de 19de eeuw sterk aan. De aanleg van de Turnhoutsebaan in 1840 bracht een snelle legerverbinding tot stand tussen de garnizoensstad Diest en de grensstad Turnhout. De weg kruiste Okselaar en het verkeer nam zienderogen toe. De bewoning concentreerde er zich vooral in de huizenrijen die aan de nieuwe weg verrezen. Zoals gesteld, kwam de molen op het grondgebied Engsbergen (Tessenderlo) aan de oostzijde van de oude grensweg.
De molen werd in 1859 gebouwd. De eerder geopperde bouwjaren “voor 1336” en “1830” zijn vals gebleken. Ze hebben betrekking op twee andere nog bestaande molens in Tessenderlo: respectievelijk de houten “Oude Molen” in de Molenstraat en de stenen “Engsbergse Molen” op de hoek van Portiersveld en Smisstraat in het gehucht Engsbergen. Het foutieve bouwjaar 1830 werd voor het eerst opgegeven in het werk “Tessenderlo vroeger en nu” (Kasterlee, 1960, p. 334) van Br. Max (Broeder Maximinus, Victor van Meerbeeck) en werd daarop door zowat alle andere auteurs overgenomen, tot dat de fout in 2009 door François Van Gehuchten werd rechtgezet in zijn prachtstudie “De tien molens van Tessenderlo” (p. 88).
De molen werd in 1859 opgericht door Franciscus “Frans” De(n) Haes uit Okselaar, die eerder op een watermolen in Zichem maalde. Hij vroeg een molen in Engsbergen te mogen oprichten op sectie D1137 van het kadaster. Dat perceel was, met omliggende percelen eigendom van Henri Bosquet, grondeigenaar of “propriétaire à Oxelaer”. De familie Bosquet, afkomstig uit Noord-Frankrijk, vestigde zich in de 18de eeuw in Westerlo waar ze als rentmeester van markies de Merode actief was. Eugène “Henri” Antoine Bosquet (Westerlo 1780 - Zichem 1870), gehuwd in 1826 met zijn volle nicht Françoise Jeanne Pelagia Maria Bosquet (1801-1870), werd secretaris van de Nederlandse koning Willem I, die hij na 1830 trouw bleef, in tegenstelling tot de Merode die de Belgische kaart van de nieuwe machthebbers trok en daarvoor rijkelijk werd beloond. Dat verklaart de komst van Bosquet naar Okselaar kort na 1830, waar hij een jachtpaviljoen ombouwde tot een landhuis met een eenvoudig torentje. De volksmond sprak van “het kasteel” Arendschot, gelegen in de bossen van Okselaar aan de westzijde van de Turnhoutsebaan. Het landgoed eromheen besloeg ongeveer 105 hectaren en daartoe behoorde ook het grensgebied waar de Schaliënmolen zou komen. In 1870 erfde zoon Philippus Maximilianus Eugenius “Eugène” Bosquet (Brussel 1830 - Zichem 1907), gehuwd met Maria Theresia Celina Adriaens (1860-1931) deze gronden en dus ook het molenperceel (ongeveer 5 hectaren). Deze zoon staat ook bekend als bouwer van de kerk van Okselaar. De grondbezitters Bosquet stelden de pachtcontracten op en namen de huurders-molenaars aan. De beoogde klanten kwamen vooral uit Okselaar.
De oprichting lokte, in tegenstelling tot de molen van Tessenderlo-Schoot, weinig reactie uit bij de andere Looise molenaars. Ze verwachtten er weinig concurrentie van. Het openbaar onderzoek leverde geen bezwaren op. Het Looise gemeentebestuur adviseerde dit keer gunstig aan de provincie.
In de zitting van 28 januari 1859 gaf de bestendige deputatie goedkeuring aan de oprichting van een korenwindmolen op de Achterheide. Het besluit telt zes artikelen. De uitbater moest alle hygiënische en veiligheidsmaatregelen nemen in het belang van zijn werknemers. Hij moest de door de overheid aangestelde persoon toelaten de molen te controleren. Hij bleef verantwoordelijk voor eventuele schade die de molen bij de buren zou aanrichten.
De molen kwam op een kunstmatig heuveltje of een mote van ongeveer 5 meter hoog. Bepaalde onderdelen kwamen van andere molens, zoals het staakijzer en de spil met het gegrifte jaartal 1751.
In een brief over de lokale economie kondigde de Looise burgemeester Deleeuw begin 1859 aan dat de zesde windmolen in Engsbergen zou opgericht worden. Vanaf de oprichting van deze houten achtkant bij Okselaar wentelden er gedurende 22 jaar niet minder dan zes windmolens tegelijk in Tessenderlo.
Opeenvolgende molenaars (1859-1942)
De eerste pachter-molenaar, van 1859 tot na 1870, was de bouwheer van de molen, de al genoemde Frans De(n) Haes uit Okselaar die voordien op een watermolen in Zichem maalde.
Hij werd als molenaar opgevolgd door Frans Wijnants (°Tongerlo 1843). Die kwam in 1869 vanuit Tongerlo en huwde een jaar later met Maria Josephina Houtmeyers. Het jonge gezin bleef slechts vier jaar en trok in augustus 1873 met twee kinderen naar Booischot.
Daarop kwam de molenaarsfamilie Huygens. Victor Huygens (°Vorst 1826 – Tessenderlo 1908) kocht de molen (als gebouw) aan in 1875. De molen werd in 1908 geërfd door zijn broers Jozef Huygens-Van Eynde en Petrus Augustinus Huygens (“Gust de meulder”), gehuwd in 1865 met Isabella Michaux. Zij maalden aanvankelijk op de standaardmolen van Tessenderlo-Schoot. De genoemde “Gust de meulder” werd molenaar op de Schaliënmolen en werkte er zonder gasten. Bij hem woonden drie van zijn kinderen: Victor Huygens (°Vorst 1866 - 1952) en de tweeling Wivina Mathilde en (Domien) Alfons Huygens (°Vorst 1871). Zijn oudste zoon Victor hielp van kleins af als maaldersgast. De tweede zoon (Domien) Alfons vertrok in 1900 naar Kumtich. Vader August bouwde eerst een molenhuis dat als winkel zou dienen en later in de buurt (“Huffelken 16” in 1900) een huisje waar hij zijn oude dag kon slijten. Toen hij weduwnaar was geworden, bleven zijn twee zonen bij hem wonen. Eerst trouwde de jongste, Alfons in 1901 met Josephine Van Meeuwen (°Tessenderlo 1873). Twee jaar later trouwde de oudste zoon Victor in Molenstede met Melanie Leys (°Schaffen 1874). Er kwamen nu in één huis plots twee vrouwen en gauw ook kleinkinderen uit twee gezinnen bij. Dat samenwonen werd onmogelijk en in 1904 vertrok de jongste zoon Alfons met zijn jong gezin naar Lummen. De vader en het gezin van de oudste zoon Victor bleven in het molenhuis wonen (in 1910 met vijf kinderen). Vader August Leys vertrok in 1918 naar Testelt.
Naast de molen baatte de familie Huygens, bekend om hun werklust en temperament, ook nog een boerderij en een winkel uit. Victor Huygens overleed in 1952 op 86-jarige leeftijd. Zijn zoon Gustaaf Amand (Tessenderlo, 1904-1980), gehuwd met Jeanne Mues (1905-1991) nam de molen over, nadat hij zijn vader bij het vele werk had bijgestaan. Hij zou de laatste zijn. Hij zag er letterlijk en figuurlijk geen brood meer in.
Stilstand en verval
In 1942 werd de windmolen buiten gebruik gesteld en vervangen door een elektrische maalderij. Sinds de molen stillag, was het een uitverkoren speelterrein voor kinderen geworden.
Het weekblad Boerenbelang meldde op 6 augustus 1949 dat de windmolen over te nemen was. Dat blad beschouwde de windmolens als de belichaming van de goede oude tijd. In 1953 werd met blijdschap gemeld dat in Limburg al zes molens waren beschermd als monument. De oprichting van Bokrijk kon op alle steun van Boerenbelang rekenen. De grote oprichter en conservator van Bokrijk, Jozef Weyns, kwam ook de Schaliënmolen bekijken en wat hij zag stemde hem somber. In 1967 schreef hij over de molen in zijn “Brieven uit mijn Bakhuis”: “Die molen… och arme, steekt reeds zo lang zijn armen uit om erbarmen, dat ze van moeheid afbrokkelen en dat het houtgewas hem hoog om de lenden groeit. Indien ik veel geld zou erven en toch mijn heemliefde behouden, ik zou dat molentje kopen, het wakker schudden, doen leven en lachen”. Het mocht niet baten.
De stilgevallen molen werd in 1957 geërfd door August Huygens, werkman, en Ida Paula Huygens, gehuwd met Emiel Exelmans (°Zichem 1908), bediende te Averbode. In november 1978 kwam het goed in bezit van Emiels zonen Roger Exelmans-Vanaerschot en Urbain Exelmans-Bergen. Laatstgenoemde, die later naar Nederland en Thailand verhuisde en inmiddels overleden is, werd in 1981 de enige eigenaar. De molen en het terrein behoren nu toe aan zijn zoon Regi Exelmans.
Reddingspogingen
In februari 1979 dienden de eigenaars van de Schaliënmolen, in samenspraak met de gemeente, een verzoek in voor de bescherming van de molen als monument in functie van een maalvaardige restauratie. Ze stelden architect Lou Jansen uit Turnhout (1935-2019) aan die in 1980 metingen uitvoerde en tekeningen maakte om de geplande restauratie te begeleiden.
In april 1980 liep het openbaar onderzoek om de molen te beschermen. Er kwamen vijf bezwaren van omwonenden en van de eigenaar zelf. De bescherming als dorpsgezicht zou de waarde van de omliggende percelen sterk verminderen. Daardoor zou er niet meer kunnen gebouwd worden. Mensen die bouwgrond in de buurt hadden gekocht, eisten een schadevergoeding wanneer er een bescherming als dorpsgezicht zou komen. Deze bezwaren werden weerlegd.
De windmolen Schaliënmolen werd op 23 oktober 1981 bij koninklijk besluit definitief beschermd als monument, omwille van de industrieel-archeologische waarde. De windmolen werd met omgeving bij hetzelfde besluit beschermd als dorpsgezicht omwille van de industrieel-archeologische en de historische waarde.
De Schaliënmolen heeft een grote waarde als één van de drie laatste houten achtkante bovenkruiers in ons land. Dit type wordt beschouwd als een technisch hoogtepunt van de molenbouw en sluit aan bij een in Nederland beter bekend model. In Vlaanderen bleven slechts drie exemplaren bewaard. De achtkantige korenmolen of koffiepotmolen was met name typerend voor de Kempen en het westen van Limburg. Het stijl- en regelwerk van de Schaliënmolen is representatief voor Vlaamse achtkanters. Het rollenkruiwerk is vermoedelijk voorafgegaan door een zetelkruiwerk, zoals de meeste andere achtkanters waaronder de twee andere bewaarde exemplaren.
In het beschermingsdossier van de molen werd naast deze typologische waarde ook de samenhang met de goed bewaarde molenaarswoning van 1880 (een typisch Kempisch molenaarsbedrijf) aangehaald, wat vandaag onder het criterium context(waarde) wordt gevat. Ten slotte werd de industrieel-archeologische waarde van de molen als monument ook gemotiveerd door te verwijzen naar de bereidheid van de eigenaars om deze molen opnieuw in werking te stellen.
In het beschermingsdossier werd aangegeven dat het zuidwestelijk deel van het molenbiotoop nog in een latere fase zou worden beschermd maar dit is nooit gebeurd.
Bij de historische waarde wordt verwezen naar zowel open heidegebied als een agrarisch-landelijk karakter en een molenlandschap (met onder andere de belt en de molenaarswoning). Deze landschapskenmerken stonden op moment van bescherming al onder druk van opschietende bomen en geplande verkavelingen maar waren nog herkenbaar (“goed aanwijsbaar”).
Het beschermingsbesluit van 23 oktober 1981 hield geen rekening met de bezwaren die waren geuit en verbood het oprichten van woningen in de buurt. Het besluit voorzag in het regelmatig laten draaien van de molen, wat de eigenaar echter niet kon realiseren als hij niet in de buurt kwam wonen.
Dat jaar was Urbain Exelmans alleen eigenaar van de molen geworden. Hij was graag bereid tot medewerking, maar door het bouwverbod in de buurt zag hij van restauratie af. Zijn standpunt was: “Ik ben het touwtrekken beu. Ik heb de molen uit handen van speculanten kunnen houden, op eigen gelegenheid de molenkap gedicht, de vrije inloop tot de molen beperkt en zelf de bescherming als monument aangevraagd. Dit laatste is me trouwens door de aanpalende eigenaars verweten”. De unieke molen schijnt langzaam te verdwijnen in de papiermolen die meer als een rem schijnt te functioneren. Hij vroeg toen een wijziging van het beschermingsbesluit aan en om een perceel in de buurt tot bouwgrond te maken, zodat hij er zich kon vestigen.
Zoals met de molen op de Berg had het gemeentebestuur van Tessenderlo gemeend dat na het beschermingsbesluit het manna van de subsidies over Tessenderlo zou nederdalen om daarmee de molen te herstellen. Dat gebeurde echter ook niet met de Schaliënmolen tot ontgoocheling van verschillende partijen.
De molen was op moment van bescherming al in slechte staat na een kwart eeuw stilstand. De kap en de restanten van het houten gevlucht waren nog aanwezig. De kap werd met een zeil afgedekt.
Op 10 juli 1985 vroeg de eigenaar om de molen aan een redelijke prijs aan de gemeente te verkopen om hem te restaureren. Hij wees op de al opgemaakte opmetingen en plannen van architect Lou Jansen. Els De Kinderen, voorzitter van de vzw Levende Molens, stuurde in september 1985 een aanbevelingsbrief en vroeg dat het gemeentebestuur “zich over de windmolen zou ontfermen”. Op 13 september 1985 vroeg Urbain Exelmans 1.500.000 frank voor de windmolen, “het bedrag dat de molen mij heeft gekost”. Als voorwaarde stelde hij dat de molen op zijn huidige standplaats zou worden gerestaureerd en onderhouden. Daarop besloot het gemeentebestuur onder leiding van burgemeester Meeus de molen niet aan te kopen wegens onvoldoende financiële middelen. Als tegemoetkoming werd de eigenaar medegedeeld: “Bij herstel of restauratie is de gemeente bereid u eventuele financiële of materiële hulp te verstrekken”.
De bescherming van de Schaliënmolen deed het verval niet stoppen. Monumenten en Landschappen wees de eigenaar (die toen in het Nederlandse Benthuizen woonde) in 1989 op zijn onderhouds- en instandhoudingsplicht en stelde hem voor het verval in gebreke. De eigenaar vroeg om de bescherming van de molen en zijn omgeving op te heffen. In maart 1989 vroeg ook het gemeentebestuur de herziening van het beschermingsbesluit aan: “De molen is zodanig in verval dat hij zelfs een gevaar vormt voor de openbare veiligheid. Het is een zware hypotheek op de aanpalende gronden”. Er werd niet ingegaan op de opheffing van de bescherming met als argument dat zelfs een volledige reconstructie mogelijk bleef voor een als monument beschermde molen.
In 1989 kon aan de eigenaar een restauratiepremie van 90% van de kosten worden aangeboden, maar hij meende dat die werken geen verbetering zouden inhouden. Hij zag alleen nog de volledige afbraak als enige mogelijkheid. Daarom werd voorgesteld om eventueel met een vrijwillige molenaar te werken en door sponsoring het private deel te verminderen, dezelfde werkwijze als voor de molen op de Berg in Tessenderlo zou gehanteerd worden.
Tussen al die bureaucratie en papieren acties door bleef de tand des tijds duchtig aan de molen knagen. In 1992 luidde het: “Het wiekenkruis hangt voorover, de windpeluw is gebroken en de baansteen naar beneden gestort. Het kruis hangt tussen hemel en aarde. De bomen onttrekken het zicht al tientallen jaren. De pestelroeden leunen ertegen. Enkele jaren geleden werd de kap nog met een zeil gedicht. Dat kon niet beletten dat van de kap vrijwel niets overblijft.” Er werd geschermd met het zeldzame type en de askop: “De wel heel bijzondere askop heeft niet de gebruikelijke walpin en dat is eigenaardig genoeg ook het geval bij de standerdmolen van Tessenderlo. Dit is een afwijkend type.” Er kwamen alarmsignalen met veel emotie: “Dit is meer dan schuld. Het is cultuurvernietiging”, aldus molenkenner John Verpaalen.
In december 1995 vroeg het gemeentebestuur nogmaals de “deklassering” aan of de opheffing van de bescherming. Het antwoord was wederom negatief met opnieuw als argument dat zelfs een volledige reconstructie mogelijk bleef voor een als monument beschermde molen. In maart 1998 vroegen twee aanpalende eigenaars het beschermingsbesluit in te trekken. Zij hadden een perceel als bouwgrond gekocht en er was inmiddels tegen de voorschriften in een woning gebouwd. De Vlaamse overheid ging er weer niet op in.
In 2000 stelde het gemeentebestuur aan de private eigenaar voor de molen voor een symbolische frank over te nemen en op een andere site op te bouwen. Ze dachten toen aan de gemeente-eigendom op de Berg in de buurt van de standaardmolen. Jo De Schepper van het Agentschap Onroerend Erfgoed had dit voorstel geopperd. Hij schatte de kosten op 14 miljoen frank, gedragen door 80 % subsidie. Het gemeentelijk aandeel zou dan nog 3 miljoen frank bedragen. Om een ons onbekende reden ging die eigendomsoverdracht niet door.
Nadat de kap en wiekenkruis naar beneden waren gestort, was de toestand dramatisch geworden: een houten molenruïne verstopt tussen de bomen. Het binnenwerk geraakte dan geheel blootgesteld aan wind en regen. Eén van de drie laatste houten achtkante bovenkruiers in ons land dreigde ondanks zijn bescherming geheel te verdwijnen.
De vrijwillige molenaars van Levende Molens en de Molenvrienden van Tessenderlo bleven aan de kar trekken en konden na veel diplomatiek overleg een overeenkomst of beter een noodoplossing met de eigenaar bekomen. Hierbij werd molenaar Willem Roose uit Gouda ingeschakeld, aangezien de toenmalige eigenaar, de heer Urbain Exelmans dichtbij bij hem bleek te wonen (Rijswijk). Hoewel de man eerder een grote interesse in de restauratie van de molen had gehad, leek hij de moed nu voorgoed te hebben opgegeven. Na wederom veel moeite wist Willem Roose de man te overtuigen van een laatste reddingsactie voor de molen.
Die vroeg op 17 december 2003 een vergunning aan om de molen te demonteren en op te slaan, met de slechte staat van de molen als motivatie. Deze vergunning werd verleend op 17 mei 2004 (brief van Jos Gyselinck van Monumenten en Landschappen) op basis van het Koninklijk Besluit van 17 november 1993 inzake het nemen van onmiddellijke consolidatie- en beveiligingsmaatregelen door middel van een demontage. De volgende voorwaarden werden gesteld:
- een uitgebreide fotoreportage tijdens de demontage
- nummering van maatgevende en herbruikbare onderdelen en overname van deze nummering op plan
- een goed geventileerde stapeling en afscherming van de onderdelen.
Een heropbouw binnen een bepaalde termijn werd niet als voorwaarde gesteld maar in de bijhorende briefwisseling ging Onroerend Erfgoed uit van een termijn van vijf jaar alvorens de molen kon worden heropgebouwd.
De vakkundige demontage werd uitgevoerd op 27 juni 2004 door de vzw Molenvrienden (Tessenderlo) en enkele vrijwilligers, waaronder molenaar Willem Roose uit Gouda en molenmaker John de Jongh uit Veldhoven, met logistieke ondersteuning door de gemeente en met een financiële bijdrage (kraankosten) van Levende Molens vzw. Deze reddingsoperatie stond onder het toezicht van Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid. De bedoeling was uitdrukkelijk dit monument van de onherroepelijke ondergang te redden. Herbruikbare onderdelen werden opgeslagen op het gemeentelijk domein van Openbare Werken in de H. Hartlaan 31 in Tessenderlo (Tessenderlo, derde afdeling, sectie C, perceelnummer 1412S), zodat deze bij een heropbouw van de molen hergebruikt konden worden. De onderdelen werden er goed gestockeerd onder afdak: geventileerd en grotendeels beschermd tegen weersomstandigheden zoals zon, wind en regen. Aan deze goede stapeling werd tot op heden nooit een wijziging aangebracht. De ongeveer 800 kg eternietleien met asbest werden afgevoerd.
In 2009 werden opnieuw meerdere initiatieven genomen in functie van het beheer van deze molen. Op 27 januari 2009 organiseerde de Vlaamse Landmaatschappij (eigenaar van omliggende gronden) een overleg met Onroerend Erfgoed en vzw Levende Molens over de toekomstmogelijkheden van de molen.
Op 31 maart 2009 nam de genoemde Willem Roose andermaal, op verzoek van Jef Druyts, contact op met Urbain Exelmans teneinde het restauratie- en herbouwdossier vlot te trekken, maar de man leek geen enkele interesse meer in de molen te hebben en weigerde ieder contact.
Datzelfde jaar nam ook het Agentschap Onroerend Erfgoed contact op de eigenaar om te peilen naar zijn verdere stappen en intenties en om hem te herinneren aan zijn onderhoud- en instandhoudingsplicht. Hij antwoordde op 4 mei 2009 dat hij voldaan had aan de instandhoudingsplicht door zijn toestemming te geven aan de demontage en dat hij verder geen actie wenste te ondernemen.
Op 25 juni 2009 volgde een overleg tussen gemeente, Onroerend Erfgoed, de Vlaamse Landmaatschappij en Regionaal Landschap Lage Kempen over de restauratie en eventuele verplaatsing van de molen maar ook dit initiatief gaf geen resultaat.
In 2011 werd een handhavingstraject opgestart ten aanzien van de eigenaar omwille van ernstige verwaarlozing (inbreuken op decreet van 03.03.1976, besluit van 17.11.1993 en beschermingsbesluit van 23.10.1981. Op 14 oktober 2011 werd in het kader hiervan een inspectie uitgevoerd waaruit bleek dat de molenonderdelen in 2004 vrij goed waren gestockeerd (geventileerd en grotendeels beschermd tegen weersomstandigheden zoals zon, regen en wind). Op 24 oktober 2011 werd het proces-verbaal afgesloten maar in 2012 stelde de Procureur des Konings dat de demontage en opslag vergund was en het dossier werd door het parket zonder gevolg geklasseerd omwille van onvoldoende bewijzen: “Het dossier maakt onvoldoende duidelijk welke inbreuken gepleegd werden en of de vergunning miskend werd. Ter zake werd een vergunning afgeleverd tot demontage en opslag van de onderdelen van de molen en het is niet bewezen dat deze vergunning niet nageleefd werd”.
De daaropvolgende jaren werd onder andere aan het gemeentebestuur, de Vlaamse Landmaatschappij, Regionaal Landschap Lage Kempen en de vzw Levende molens gevraagd om in dit dossier een trekkersrol op te nemen en/of op te treden als bouwheer maar geen van deze partijen bleek bereid een financieel en/of formeel engagement op zich te nemen. In 2017 waren er wel twee private initiatieven om de molen herop te bouwen (nabij de Beddermolen in Westerlo en nabij de Molen van ’t Veld in Geel) maar ook deze initiatieven liepen op niets uit.
Op 17 mei 2019 stelde het agentschap Onroerend Erfgoed zelf voor om de opheffingsprocedure op te starten voor zowel het monument als het dorpsgezicht, op voorwaarde dat er geen andere erfgoedwaarden bewaard waren in de omgeving. Na een schriftelijk protest hiertegen van de VZW Levende Molens (1 augustus 2019) antwoordde het agentschap op 14 augustus 2019 dat er twijfels waren over de haalbaarheid van een heropbouw met de oorspronkelijke molenonderdelen. Om die reden werd aan Monumentenwacht Vlaanderen gevraagd om de bouwfysische staat te controleren en daarnaast werden het molenbiotoop en de ruimere context van de molen bekeken. Daarna zou in overleg met de eigenaar, de gemeente en de molenverenigingen onderzocht worden of de restauratie ook effectief kon gerealiseerd worden. Het inspectierapport van Monumentenwacht (inspectiedatum 4 december 2019) stelde duidelijk dat de bouwfysische toestand zeer slecht was en dat de bewaarde molenonderdelen niet meer kunnen hergebruikt worden voor heropbouw.
Vanuit de thematisch-typologische herevaluatie van het windmolenerfgoed in Vlaanderen (2020-2021) werd het opheffingsvoorstel voor deze molen bevestigd. Tijdens dit onderzoek bleek dat de gemeente Tessenderlo vragende partij is om niet langer in te staan voor de opslag van de molenonderdelen op de gemeentelijke werkplaats.
Bij besluit van Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele op 29 juni 2022 werd de bescherming als monument van de windmolen Schaliënmolen en de bescherming als dorpsgezicht van diezelfde molen met omgeving voorlopig volledig opgeheven, met als motivatie dat de erfgoedwaarden van het volledige monument en dorpsgezicht onherstelbaar zijn aangetast. De kadastrale percelen gevat door de opheffing zijn opgenomen in artikel 2 van het ministerieel besluit.
Tussen 5 augustus tot en met 3 september 2022 kon bezwaar ingediend worden bij de gemeente Tessenderlo. Onder meer de verenigingen Levende Molens vzw, Molenforum Vlaanderen vzw, Molenzorg Vlaanderen, de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw en veel erfgoed- en molenliefhebbers dienden bezwaarschriften in.
In ons bezwaarschrift legden we de klemtoon dat de erfgoedwaarden niet onherstelbaar zijn aangetast. Het is opvallend dat op 14 oktober 2011 een inspectie uitgevoerd werd van de onderdelen waarop bleek dat de molenonderdelen in 2004 vrij goed waren gestockeerd (geventileerd en grotendeels beschermd tegen weersomstandigheden zoals zon, regen en wind). Aan de stapeling werd tussen 2011 en 2022 geen wijziging aangebracht. Uit de bijgevoegde foto’s in het inhoudelijk dossier van de opheffing van de bescherming kan niet afgeleid worden dat de onderdelen niet herbruikbaar zijn en het inspectiedossier van de Monumentenwacht is niet bijgevoegd. Vraag is in welke mate de verschillende onderdelen afzonderlijk of enkel globaal geëvalueerd werden.
Op basis van de in het inhoudelijk dossier vermelde informatie kunnen we niet besluiten dat een reconstructie van deze molen niet kan.
Er zijn nog meerdere onderdelen herbruikbaar waardoor een verantwoorde herbouw mogelijk is. Molenstenen, gietijzeren askop, koningsspil, en zelfs een deel van het spoorwiel zijn onmiskenbaar nog herbruikbaar. Ook de rondsels en bijbehorende staakijzers zijn te hergebruiken. Ook delen van de kap en kruiconstructie kunnen weer gebruikt worden.
Bewaarde delen die niet herbruikbaar zouden blijken te zijn, zijn nog steeds informatiedragers van de oorspronkelijke constructie. Er is dus zeker nog sprake van voldoende erfgoedwaarde en overduidelijk niet van onherstelbaar aangetaste erfgoedwaarde.
Voor de structuur van de molen was voor het grootste gedeelte eikenhout gebruikt met daarnaast een aantal grenen onderdelen. Van eikenhout is met name het spinthout (het laatst levende hout waarin zich nog voedzame sappen bevinden) gevoelig voor aantasting. Vaak blijkt het harde kernhout niet of nauwelijks aangetast te zijn, ook als het spinthout ernstig is aangetast.
In het inspectieverslag die molenmaker John de Jongh uit Veldhoven in 2022 uitvoerde op de gemeentelijke werkplaats in Tessenderlo blijkt zelfs dat er nog 30 à 40 procent van de oude molen te gebruiken is. Tijdens de afbraak leken de eiken hoekstijlen nog in een redelijke toestand. Ook in de opgeslagen hoop restanten steekt een hoekstijl uit die er nog redelijk goed uitziet en herbruikbaar lijkt. Voor zover nodig kunnen daarbij moderne technieken worden toegepast. Hierbij moet gedacht worden aan het aanhelen van pennen en pengaten. Ook het vrijwel onzichtbaar over grote lengte versterken van aangetaste houten balken behoort tegenwoordig tot de mogelijkheden.
Zoals bekend staat in Bokrijk één van de twee andere overgebleven houten achtkanten in Vlaanderen, met name de Galgenmolen. Ook daar was de molen gedemonteerd (in 1986) in afwachting van zijn heroprichting. Daar werden de gedemonteerde delen zeer slecht opgeslagen, met name in het open veld onder zeil. Vrijwel al het hout ging verloren en er kon niets meer hergebruikt worden. Ook daar was er een lange periode van opslag, met name tien jaar. De wettelijke bescherming gebeurde er pas op 7 november 1996 waarna de restauratie in 1997 kon gebeuren. Terwijl in Bokrijk een slechte opslag gevolgd werd door een bescherming en restauratie, zou in Tessenderlo net het omgekeerde gebeuren: een goede opslag gevolgd door opheffing van bescherming en verdwijning.
Het gemeentebestuur van Tessenderlo heeft de verantwoorde actie ondernomen als lokaal erfgoedbeheerder om bij de ontmanteling de molenonderdelen op correcte wijze onder te brengen in de gemeentelijke werkplaats, en dat in het vooruitzicht van de heroprichting van de Schaliënmolen. Die heroprichting is binnen een vrij korte termijn een zeer realistische mogelijkheid.
Molenmaker John de Jongh uit Veldhoven nam in 2021 contact met Regi Exelmans, zoon van de inmiddels overleden Urbain Exelmans en eigenaar van de restanten en het terrein waarop de molen stond. Hij bleek zeer welwillend te staan tegenover het overdragen van de opgeslagen onderdelen en het verkopen van de grond. Een notaris uit Tessenderlo werd onder de arm genomen om de overdracht zo spoedig mogelijk te regelen.
Onze inschatting is dat de herbouw ongeveer 500.000 euro zal kosten. Zo lang de molen beschermd is kan voor de wederopbouw beroep gedaan worden op de erfgoedpremie van de Vlaamse Overheid. Daarnaast zal een crowdfunding opgestart worden en zullen andere middelen aangewend worden, door bijvoorbeeld een beroep te doen op de Koning Boudewijnstichting of op Herita. Molenmaker John de Jongh zegde toe het niet-gefinancierde deel van de herbouw pro deo uit te voeren middels eigen uren en gesponsorde werken. Zelf zagen van de houten balken, sponsoring van bomen om hout voor de molen uit te zagen en vooral eigen uren om de molen te bouwen. De wederopbouw zou in fases gebeuren zodat het ook behapbaar is.
Met een opheffing van de bescherming van de Schaliënmolen worden de veelvuldige en zware financiële inspanningen van de vrijwilligers, zelfs uit Nederland, om de molen te demonteren en de onderdelen ervan in afwachting van heropbouw op te slaan gedesavoueerd en te niet gedaan. Dit getuigt vanwege de overheid een gebrek aan respect voor vrijwilligerswerk in Vlaanderen.
Technische beschrijving
- Houten achtkante bovenkruier, sinds 2004 gedemonteerd.
- Aangelegde molenbelt van ca. 5 m hoog, op een hoogte van 20 tot 22 m boven de zeespiegel.
- Acht ijzerzandstenen blokken ingewerkt in de bodem waarop de achtkantstijlen rusten, verbonden door middel van bakstenen en natuurstenen muurtjes.
- Achtkantstijlen: 4 eiken en 4 grenen schuin oplopende stijlen, met veldkruisen en een klein aantal regels ertussen.
- Bekleding van de romp met horizontale beplanking, aanvankelijk bezet met eikenhouten schaliën en later met kunstleien (asbesthoudende eternietleien, inmiddels afgevoerd).
- Drie zolders.
- Limburgse molenkap.
- Rollenkruiwerk met vijf ijzeren rollen op gietijzeren spoor, wellicht ter aanvulling van het aanvankelijke zetelkruiwerk.
- Houten borst- of pestelroeden tot op het laatst.
- Houten molenas, diameter 0,40 meter, arduinen halssteen en pensteen.
- Kleine gietijzeren askop, met korte kubusvormige hulzen en zonder walpin (een afwijkend type).
- Het vangwiel is een voormalig ‘armwiel’ met spaken door de as in plaats van eromheen dat werd gewijzigd tot een ‘stropwiel’ met spaken omheen de as.
- Overbrenging met rondsels (schijflopen), koningsspil en spoorwiel.
- Gietijzeren staakijzer en spil gedateerd 1751, afkomstig uit een andere molen.
- Twee maalstoelen met molenstenen van het type natuursteen.
Lieven DENEWET & François VAN GEHUCHTEN
Aanvullende informatie
Gemeente Tessenderlo. Verslag Gemeenteraad van 27 april 2009.
Algemeen beleid.
012 Vragen van de raadsleden
Raadslid Meeus: (...) 4. Ik vraag naar de situatie omtrent de oude molen in Engsbergen. Schepen Wilms antwoordt dat deze achtkantmolen in privaat bezit is en intussentijd bewaard wordt op Openbare Werken. Hij stelt dat het geen gemeentelijke taak is om deze molen te restaureren maar dat de eigenaar zal gestimuleerd worden om tot actie over te gaan. Schepen Wilms nodigt Raadslid Meeus uit om de restanten van de molen eens te komen bezichtigen.
---------------
Suffeleers Ide, "Schaliënmolen in Tessenderlo dreigt bescherming te verliezen, net op moment dat heropbouw wordt voorbereid", 05.05.2022. www. vrt.be/vrtnws/nl/2022/05/05/schalienmolen-in-tessenderlo-dreigt-bescherming-te-verliezen-ne/ (radio2).
De Schaliënmolen in Tessenderlo is één van de 55 beschermde monumenten in Vlaanderen die hun bescherming dreigen te verliezen. Minister Matthias Diependaele (N-VA) heeft de procedure opgestart om de bescherming van 23 van die monumenten op te heffen.De Schaliënmolen in de Looise deelgemeente Engsbergen is een houten achtkantmolen uit het midden van de 19de eeuw. Dat is een zeldzaam type molen, er zijn er nog maar drie van in Vlaanderen, ook in Bokrijk staat er nog één en in Arendonk. Omdat het zo een zeldzaam type is, werd de molen ook beschermd.Maar de molen is erg in verval geraakt, en daarom is de molen in 2004 gedemonteerd. Al die onderdelen liggen in de loods van de gemeente Tessenderlo, in afwachting van een heropbouw. Intussen is ook veel van dat materiaal verroest.
Maar een declassering net nu zou jammer zijn, want een oplossing is in zicht, vertelt Francois Vangehuchten van de toeristische dienst in Tessenderlo. "De verlossende hand is opgedaagd. Een molenmaker uit Nederland is bereid om de molen opnieuw op te bouwen op de huidige plaats. Hij heeft daarvoor ook de goedkeuring van de huidige eigenaren, dat zijn de twee kinderen die de molen hebben geërfd." Er is ook al een gesprek geweest met verantwoordelijken van de gemeente.
Het zou nu jammer zijn dat men nu gaat overgaan tot declassering, terwijl we op het punt staan de molen te redden. Francois Van Gehuchten.
De Nederlandse molenaar zou met een deel van het oorspronkelijke materiaal en een deel nieuw materiaal de molen heropbouwen. En voor die heropbouw is de subsidie van een beschermd monument onontbeerlijk.
Ook molen De Korenbloem in Kinrooi gaat bescherming verliezen.
Ook een andere molen staat op de lijst van monumenten die hun bescherming dreigen te verliezen, dat is de Korenbloem in Kinrooi. Dat ligt in de lijn van de verwachting, zegt burgemeester Jo Brouns (CD&V). Van de molen is alleen nog de romp overgebleven en die is intussen helemaal overwoekerd.
Er kan nog altijd bezwaar ingediend worden tegen de plannen van de minister om deze monumenten niet langer te beschermen.
--------------
"Deklassering van de Schaliënmolen van Tessenderlo", www. levendemolens.be (juli-augustus 2022).
De Schaliënmolen van Tessenderlo (één van de drie laatste achtkante bovenkruiers in ons land) die op kosten van en met vrijwilligers van Levende Molens vzw én met goedkeuring van het Agentschap Onroerend Erfgoed werd gedemonteerd en opgeslagen verloor op 29 juni laatstleden zijn beschermingsstatus door de officiële ondertekening van een ministerieel besluit van 29 juni door Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele.
Levende Molens vzw dient uiteraard een bezwaarschrift in.
De vzw blijft zich inzetten voor het behoud van deze unieke molen.
We roepen alle molenliefhebbers op om het secretaiaat volgend berichtje te sturen
"Ik onderteken het bezwaarschrift tegen de deklassering van de Schaliënmolen van Tessenderlo"
om het bezwaarschrift extra kracht te geven.
Natuurlijk steunt Levende Molens vzw ook bezwaarschriften tegen deklassering van andere molens in Vlaanderen.Het kan toch niet zijn dat Vlaanderen zijn eigen unieke erfgoed in de vernieling draait door deklasseringen.
If required, officials of the provinces can get this text in English
---------------------
Vlaamse Landmaatschappij, "Inrichtingsproject landinrichting de Merode, prinsheerlijk platteland. Ontwerp landinrichtingsplan Natuur-, landschapsherstel en onthaal", december 2017.
p. 29. een bosbeheerplan uit 2007 voor een deel ten oosten van de Turnhoutsebaan in Tessenderlo.
p. 31. Beschermde stads- en dorpsgezichten:
- Natuurherstel: Windmolen Schaliënmolen en omgeving.
-----------------------
Openbaar onderzoek.
Schaliënmolen met omgeving
URI: https:// id.erfgoed.net/openbareonderzoeken/361
Periode Van 05-08-2022 tot en met 03-09-2022
Type: Bescherming
Subtype: Beschermd monument
Beschermd stads- of dorpsgezicht
Rechtsgevolg; Voorlopige opheffingsbesluiten
Besluit: Schaliënmolen met omgeving
Onderwerp Openbaar Onderzoek:
Voorlopige opheffing van de bescherming als monument en als dorpsgezicht van de Schaliënmolen met omgeving in Tessenderlo.
Organiserende instantie: Gemeente Tessenderlo
Dossier inkijken
Raadpleeg het dossier: Schaliënmolen met omgeving
Inhoudelijk dossier (inh_doss.pdf)
Bijlage inhoudelijk dossier
(inh_doss_4_1_omgevingsplan.pdf)
Geen internet? Raadpleeg dan het dossier op kantoor:
- Gemeente Tessenderlo
Afdeling RP&V
Markt 151, 3980 Tessenderlo
U kan deze documenten ook digitaal raadplegen in het hoofdkantoor van het agentschap Onroerend Erfgoed, Herman Teirlinckgebouw op de site van Thurn & Taxis, Havenlaan 88, 1000 Brussel. U kan hiervoor een afspraak maken op het nummer 02 553 16 50.
Opmerking of bezwaar indienen
Je kan schriftelijk een opmerking of bezwaar indienen tot en met 03-09-2022.
Gemeente Tessenderlo
Afdeling RP&V
Markt 15A, 3980 Tessenderlo
of via e-mail: rpv @tessenderlo.be
----------------
Opheffingsdossier:
Windmolen Schaliënmolen met omgeving, Tessenderlo, Achterheide,
Engsbergseweg, Heuvelken en Prinsenbos – monument en dorpsgezicht
INHOUDELIJK DOSSIER
Dossiernummer: 4.001/71057/102.1, 7/06/2022
INHOUDSTAFEL
1. Beschrijvend gedeelte....................................................... 4
1.1. Situering ......................................................................4
1.2. Historisch overzicht ..................................................... 4
1.3. Historiek van het beschermings- en beheersdossier ............5
1.3.1. Bescherming als monument en dorpsgezicht....................5
1.3.2. Beheer en handhaving ................................................ 6
1.4. Fysieke toestand van het onroerend goed ..........................8
2. Evaluerend gedeelte ..........................................................8
2.1. Evaluatie van de opheffing van de bescherming ..................8
2.1.1. Algemeen....................................................................8
2.1.2. Verlies erfgoedwaarden.................................................9
2.2. Registratie van de erfgoedwaarden die verloren gaan ........10
2.3. Motivering van de afbakening van de opheffing................ 10
2.4. Juridische toestand.......................................................10
2.4.1. Adres en kadaster .....................................................10
2.4.2. Onroerend Erfgoed ....................................................11
2.4.3. Omgeving ................................................................11
2.4.4. Natuur en Bos...........................................................12
3. Bronnen ...................................................................... 12
4. Bijlagen bij het inhoudelijk dossier ................................... 12
4.1. Omgevingsplan .......................................................... 12
4.2. Fotobijlage .................................................................12
4.3. Documentatie .............................................................12
4.4. Inspectierapport Monumentenwacht Vlaanderen ..............12
1. BESCHRIJVEND GEDEELTE
Dit dossier werd opgemaakt naar aanleiding van een typologisch-thematisch evaluerend onderzoek naar windmolens in Vlaanderen.
De Vlaamse Regering heeft zich in het Regeerakkoord (2019-2024) als doel gesteld om te onderzoeken of het behoud van het beschermd erfgoed geslaagd is. De herevaluatie van windmolens (2020-2021) diende hierbij als één van de pilootprojecten. Alle bewaarde
traditionele windmolens in Vlaanderen werden in het kader van dit project geherevalueerd binnen een thematisch-typologisch toetsingskader en op basis van de huidige erfgoedwaarden en criteria. De resultaten en methodologie van dit onderzoek zijn terug te
vinden in het gepubliceerde rapport: Tussen hemel en aarde. Een herwaardering van het windmolenerfgoed in Vlaanderen.
Op basis van dit onderzoek zijn vijf opheffingsdossiers van beschermde windmolens (al dan niet met hun omgeving), evenals één opheffingsdossier van een beschermde molenaarswoning en één opheffingsdossier van een beschermde molenomgeving toegevoegd aan de beschermingskalender 2022. Dit dossier betreft de opheffing van de bescherming als monument en als dorpsgezicht van de windmolen Schaliënmolen met omgeving in Tessenderlo.
1.1. Situering
De Schaliënmolen ligt aan de Achterheide in Tessenderlo (Limburg), meer bepaald in het voormalige gehucht Het Heuvelken, aan de zuidoostzijde van het gehucht Okselaar (Vlaams-Brabant). Ten westen van de molensite bevindt zich de Turnhoutsebaan en ten zuiden de Engsbergseweg. Het beschermde dorpsgezicht strekt zich een 200-tal meter uit ten noorden en zuiden van de molen en een 400-tal meter ten oosten, richting het gehucht Engsbergen. Deze omgeving wordt gekenmerkt door recente lintbebouwing (langs de Engsbergseweg) en bebossing. De molen zelf bevond zich op een lichte verhoging
achteraan een volledig bebost perceel, maar sinds de demontage van de molen in 2004 resten hiervan enkel nog de belt en cirkelvormig funderingsmetselwerk. Op het perceel ten noorden hiervan (Achterheide 8) bevindt zich de voormalige molenaarswoning.
De windmolen Schaliënmolen met omgeving werd op 23 oktober 1981 bij koninklijk besluit beschermd als monument en dorpsgezicht.
1.2. Historisch overzicht (1)
Oorspronkelijk stond op deze locatie een standaardmolen, voor de eerste maal vermeld in 1336, wanneer hij door de graaf van Loon aan de abdij van Averbode werd overgemaakt.
In 1830 werd een houten achtkante bovenkruier gebouwd door August Ariën maar deze werd vlak na de oprichting ernstig beschadigd door een storm, die de kap en wieken afrukte. Pas in 1860 volgde een herstel door Franciscus Dehaes, een watermolenaar uit Zichem. In 1875 kocht Victor Huygens, lid van de gekende molenaarsfamilie Huygens, de molen aan. De laatste molenaar, Dominicus Huygens-Van Meeuwen, maalde tot in 1942, maar liet de molen tot midden de jaren 1950 af en toe draaien. Daarna geraakte de molen in verval.
1.3. Historiek van het beschermings- en beheersdossier (2)
1.3.1. Bescherming als monument en dorpsgezicht
De windmolen Schaliënmolen werd op 23 oktober 1981 bij koninklijk besluit beschermd als monument, omwille van de industrieel-archeologische waarde. De windmolen werd met omgeving bij hetzelfde besluit beschermd als dorpsgezicht omwille van de industrieel-archeologische waarde en de historische waarde.
In februari 1979 had de eigenaar van de Schaliënmolen een aanvraag ingediend voor de bescherming van de molen als monument in functie van een maalvaardige restauratie.
Architect Lou Jansen maakte hiervoor ook concrete plannen (3). Tijdens de
beschermingsprocedure tekende de eigenaar, net zoals enkele andere eigenaars van percelen in de omgeving, bezwaar aan tegen de bescherming van enkele percelen binnen het dorpsgezicht omwille van de bouwbeperkingen maar deze bezwaren werden weerlegd (4).
De Schaliënmolen had op het moment van bescherming in 1981 ontegensprekelijk nog een heel hoge erfgoedwaarde. De molen werd beschermd als monument omwille van de industrieel-archeologische waarde als houten achtkante bovenkruier. Dit molentype wordt
beschouwd als een technisch hoogtepunt van de molenbouw en sluit aan bij een in Nederland beter bekend model. In Vlaanderen bleven slechts drie exemplaren bewaard.
De achtkantige korenmolen was met name typerend voor de Kempen en het westen van Limburg. Het stijl- en regelwerk van de Schaliënmolen is representatief voor Vlaamse achtkanters maar de molen onderscheidt zich wel door het rollenkruiwerk, aangezien de meeste achtkanters waaronder de twee andere bewaarde exemplaren, zetelkruiwerk
bezaten.
In het beschermingsdossier van de molen werd naast deze typologische waarde ook de samenhang met de goed bewaarde molenaarswoning van 1880 (een typisch Kempisch molenaarsbedrijf) aangehaald, wat vandaag onder het criterium context(waarde) zou worden gevat. Ten slotte werd de industrieel-archeologische waarde van de molen als monument ook gemotiveerd door te verwijzen naar de bereidheid van de eigenaren om deze molen opnieuw in werking te stellen.
De omgeving werd beschermd als dorpsgezicht omwille van de industrieel-archeologische en historische waarde. De industrieel-archeologische waarde slaat op de windvang maar vanuit deze motivering is de afbakening van het dorpsgezicht ontoereikend: aan de west- en zuidwestzijde van de molen, de overheersende windrichting, is amper een dertigtal meter beschermd. (5)
In het beschermingsdossier werd aangegeven dat het zuidwestelijk
deel van het molenbiotoop nog in een latere fase zou worden beschermd maar dit is nooit gebeurd.
Bij de historische waarde wordt verwezen naar zowel open heidegebied als een agrarisch-landelijk karakter en een molenlandschap (met onder andere de belt en de molenaarswoning). Deze landschapskenmerken stonden op moment van bescherming al onder druk van opschietende bomen en geplande verkavelingen maar waren nog herkenbaar (“goed aanwijsbaar”).
1.3.2. Beheer en handhaving
De molen was op moment van bescherming al in slechte staat na een kwart eeuw stilstand (zie bijlage 4.3. foto 1) en ook na de bescherming degradeerde de toestand verder, mede omdat de eigenaar het restauratieproject liet varen.
6 Vanaf 1989 ijverde Onroerend Erfgoed (7) actief voor het onderhoud, herstel en restauratie van de molen, onder andere door de eigenaar te wijzen op zijn onderhouds- en instandhoudingsplicht.8 De eigenaar
vroeg echter om de bescherming van de molen en zijn omgeving op te heffen.
In 1995 vroeg ook de gemeente Tessenderlo de opheffing van de bescherming. Hierop werd niet ingegaan met als argument dat zelfs een volledige reconstructie mogelijk bleef voor een als monument beschermde molen. Vijf jaar later (overleg van 17 mei 2000) stelde
de gemeente voor om de molen over te kopen maar deze eigendomsoverdracht ging om onbekende redenen niet door.
Op 17 mei 2004 werd op vraag van de eigenaar (gedateerd 17 december 2003) vergunning verleend om de molen te demonteren en op te slaan op een domein van de gemeente, H. Hartlaan 31 (Tessenderlo, derde afdeling, sectie C, perceelnummer 1412S). Deze vergunning werd gemotiveerd door de noodzaak gezien de staat waarin het monument
zich bevond. Als voorwaarden werden gesteld:
- een uitgebreide fotoreportage tijdens de demontage (zie bijlage 4.3. foto 2-105);
- nummering van maatgevende en herbruikbare onderdelen en overname van deze nummering op plan (zie bijlage 4.3. foto 106-132);
- een goed geventileerde stapeling en afscherming van de onderdelen.
Een heropbouw binnen een bepaalde termijn werd niet als voorwaarde gesteld maar in de bijhorende briefwisseling ging Onroerend Erfgoed uit van een termijn van vijf jaar alvorens de molen kon worden heropgebouwd. De demontage en stockage werden uitgevoerd door
de vzw Levende Molens en molenaar Willem Roose met logistieke ondersteuning door de gemeente die ook de opslag op zich nam. Detailopmetingen van de molenonderdelen werden op dat moment niet uitgevoerd.
In 2009 werden opnieuw meerdere initiatieven genomen in functie van het beheer van deze molen. Op 27 januari 2009 organiseerde de Vlaamse Landmaatschappij (eigenaar van omliggende gronden) een overleg met Onroerend Erfgoed en vzw Levende Molens over de toekomstmogelijkheden van de molen. Op 31 maart 2009 werd opnieuw contact opgenomen met de eigenaar om te peilen naar zijn verdere stappen en intenties en om hem te herinneren aan zijn onderhoud- en instandhoudingsplicht. Hij antwoordde op 4 mei 2009 dat hij voldaan had aan de instandhoudingsplicht door zijn toestemming te geven aan de demontage en dat hij verder geen actie wenste te ondernemen. Op 25 juni 2009 volgde een overleg tussen gemeente, Onroerend Erfgoed, de Vlaamse Landmaatschappij en Regionaal Landschap Lage Kempen over de restauratie en eventuele verplaatsing van de molen maar ook dit initiatief gaf geen resultaat.
In 2011 werd een handhavingstraject opgestart ten aanzien van de eigenaar omwille van ernstige verwaarlozing (inbreuken op decreet van 3/3/1976, besluit van 17/11/1993 en beschermingsbesluit van 23/10/1981). Op 14 oktober 2011 werd in het kader hiervan een
inspectie uitgevoerd waaruit bleek dat de molenonderdelen in 2004 vrij goed waren gestockeerd (geventileerd en grotendeels beschermd tegen weersomstandigheden zoals zon, regen en wind). Op 24 oktober 2011 werd het proces-verbaal afgesloten maar in 2012 stelde de Procureur des Konings dat de demontage en opslag vergund was en het dossier
werd door het parket zonder gevolg geklasseerd omwille van onvoldoende bewijzen: “Het dossier maakt onvoldoende duidelijk welke inbreuken gepleegd werden en of de vergunning miskend werd. Ter zake werd een vergunning afgeleverd tot demontage en opslag van de onderdelen van de molen en het is niet bewezen dat deze vergunning niet nageleefd werd” (9).
De daaropvolgende jaren werd onder andere aan het gemeentebestuur, de Vlaamse Landmaatschappij, Regionaal Landschap Lage Kempen en de vzw Levende molens gevraagd om in dit dossier een trekkersrol op te nemen en/of op te treden als bouwheer maar geen van deze partijen bleek bereid een financieel en/of formeel engagement op zich
te nemen. In 2017 waren er wel twee private initiatieven om de molen herop te bouwen (nabij de Beddermolen in Westerlo en nabij de Molen van ’t Veld in Geel) maar ook deze initiatieven liepen op niets uit.
Op 17 mei 2019 stelde het agentschap Onroerend Erfgoed zelf voor om de opheffingsprocedure op te starten voor zowel het monument als het dorpsgezicht, op voorwaarde dat er geen andere erfgoedwaarden bewaard waren in de omgeving. Na een schriftelijk protest hiertegen van de VZW Levende Molens (1 augustus 2019) antwoordde het agentschap op 14 augustus 2019 dat er twijfels waren over de haalbaarheid van een
heropbouw met de oorspronkelijke molenonderdelen. Om die reden werd aan Monumentenwacht Vlaanderen gevraagd om de bouwfysische staat te controleren en daarnaast werden het molenbiotoop en de ruimere context van de molen bekeken. Daarna zou in overleg met de eigenaar, de gemeente en de molenverenigingen onderzocht worden of de restauratie ook effectief kon gerealiseerd worden. Het inspectierapport van Monumentenwacht (inspectiedatum 4 december 2019) stelde duidelijk dat de bouwfysische toestand zeer slecht was (zie 1.4.) en dat de bewaarde molenonderdelen niet meer kunnen hergebruikt worden voor heropbouw (10).
Vanuit de thematisch-typologische herevaluatie van het windmolenerfgoed in Vlaanderen (2020-2021) werd het opheffingsvoorstel voor deze molen bevestigd (11). Tijdens dit onderzoek bleek dat de gemeente Tessenderlo vragende partij is om niet langer in te staan voor de opslag van de molenonderdelen op de gemeentelijke werkplaats (12).
1.4. Fysieke toestand van het onroerend goed
De fysieke toestand van het onroerend goed waarvoor dit opheffingsdossier wordt opgemaakt, is vastgesteld tijdens een plaatsbezoek op 19 januari 2022. De fysieke toestand is op dat moment fotografisch gedocumenteerd. Deze registratie is als bijlage bij het ministerieel besluit gevoegd en geeft een beeld van de huidige toestand van het onroerend goed.
Op de oorspronkelijke locatie bevindt zich nog funderingsmetselwerk (waarschijnlijk een deel van de kelder) met aanzetten van de gemetselde steunen van de dwarsbalken van de achtkanter. Dit bestaat uit een combinatie van baksteenmetselwerk en natuursteen en is
overwoekerd door struikgewas en onkruid. De gedemonteerde onderdelen liggen onder een afdak op een gemeentelijk domein aan de H. Hartlaan 31, Tessenderlo. Op 4 december 2019 voerde Monumentenwacht Vlaanderen op vraag van het agentschap Onroerend
Erfgoed een inspectie uit van deze onderdelen en in het rapport stelde ze: “Intussen is het verval nagenoeg compleet aangezien ook de nog bewaarde onderdelen niet langer geschikt zijn om de molen te heroprichten.” De bouwfysische toestand en het onderhoud werden in
dit rapport ingeschaald als “zeer slecht”, het meest negatieve oordeel op een 6-delige schaal. Het risico op gevolgschade werd ingeschaald als “verhoogd”, het op één na meest negatieve op een 6-delige schaal. Verder stelt dit rapport: “De bewaarde onderdelen zijn sterk verzwakt door de jarenlange verwaarlozing en blootstelling aan het buitenklimaat.
Ze zijn onbetrouwbaar geworden om als structureel element te dienen in een molenconstructie of om om te gaan met de belasting die erop wordt uitgeoefend bij het draaien en malen.” Alle houten onderdelen zijn bestempeld als onbruikbaar door schimmelvorming, rotting en/of aantasting door houtborende insecten. Slechts enkele onderdelen kunnen eventueel hergebruikt worden:
- de smeed- en gietijzeren onderdelen, namelijk die met meer sectie die kunnen ontroest worden zonder te veel materiaalverlies (zoals het kammenwiel);
- de natuurstenen maalstenen (13).
2. EVALUEREND GEDEELTE
2.1. Evaluatie van de opheffing van de bescherming
2.1.1. Algemeen
Het molentype van de Schaliënmolen dat de bescherming grotendeels motiveert, is inderdaad zeldzaam voor Vlaanderen maar dit was ook historisch al het geval. Op het hoogtepunt waren er maximaal 27 houten achtkanters in Vlaanderen, volgens Paul Bauters (14). Bovendien zijn er nog twee andere exemplaren bewaard: de Molen van Schulen in Genk en de Toremansmolen in Arendonk. Deze dateren net zoals de Schaliënmolen uit het eerste kwart van de 19de eeuw maar zijn wel in goede bouwfysische toestand, maalvaardig en hun toekomst lijkt gegarandeerd. De Molen van Schulen maakt deel uit van het openluchtmuseum in Bokrijk. Voor de Toremansmolen in Arendonk wordt bekeken of de windvang meer duurzaam kan gegarandeerd worden door een bescherming met een overgangszone. De opheffing van deze bescherming creëert dus geen hiaat in het beschermde bestand op Vlaams niveau. Men zou kunnen argumenteren dat de Schaliënmolen voor Vlaanderen uniek is door de combinatie van molentype (achtkante houten bovenkruier) en kruisysteem (rollenkruiwerk) maar deze uniciteit geldt in principe voor alle historische windmolens in Vlaanderen die, in vergelijking met bijvoorbeeld die in Nederland, heel idiosyncratisch zijn door regionale verschillen en de aanwezigheid van kleinschalige, lokale molenmakersbedrijven.
Ten slotte is er sinds eind jaren tachtig geen bereidheid meer van de eigenaren om deze molen in werking te stellen, een bereidheid die op moment van bescherming nog expliciet werd aangehaald als motivatie.
2.1.2. Verlies erfgoedwaarden
Artikel 6.2.1, 1° van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 stelt dat de Vlaamse Regering een besluit tot definitieve bescherming geheel of gedeeltelijk kan wijzigen of opheffen als de erfgoedwaarden van het beschermde goed onherstelbaar zijn aangetast of verloren gegaan. De erfgoedwaarden van de Schaliënmolen en omgeving in Tessenderlo
zijn onherstelbaar aangetast. Dit geldt zowel voor de industrieel-archeologische waarde van het monument als voor de industrieel-archeologische en historische waarde van het dorpsgezicht.
De molen zelf was op moment van bescherming in 1981 al in een slechte bouwfysische toestand maar deze toestand verslechterde de daaropvolgende decennia nog in die mate dat in 2004 een demontage noodzakelijk bleek. Sindsdien is de bouwfysische toestand van de
molenonderdelen zodanig aangetast dat de molen materieel als bijna volledig verloren kan worden beschouwd (zie 1.4.). Door de aantasting en het verlies van de erfgoedkenmerken en -elementen is herstel enkel mogelijk door een volledige reconstructie met nieuwe materialen. Houten molens zijn natuurlijk materieel sowieso heel kwetsbaar en dus meer dan
menig ander onroerend erfgoed onderhevig aan ingrijpende restauraties en zelfs reconstructies. Ook recent nog werden verschillende beschermde houten molens bijna volledig gereconstrueerd. Bij de Schaliënmolen is echter ook het oorspronkelijk molenbiotoop verloren gegaan door bebossing en bebouwing wat de werking als windmaalvaardige molen
- cruciaal voor het behoud - onmogelijk maakt. En ook de molenaarswoning - die bijdroeg tot de contextwaarde van de molen op het moment van bescherming - is ondertussen ingrijpend verbouwd.
Ook de bescherming als dorpsgezicht wordt opgeheven omdat de historische en industrieel-archeologische erfgoedwaarden onherstelbaar zijn aangetast, met name door bebossing, bebouwing en verbouwing. Deze omgeving kan niet langer de nodige windvang garanderen om een houten windmolen van dit type te doen malen. Op basis van een vergelijking van orthofoto’s van 1971 en 1979-1990 blijkt dat binnen de afbakening van het beschermde dorpsgezicht het open heidelandschap ten oosten van de windmolen vervangen is door lintbebouwing en bos. Dit wordt vandaag ook aangeduid als gebied waar geen archeologie te verwachten valt, wat er op wijst dat de bodem ingrijpend verstoord is.15 Daarnaast zijn ten noorden, noordoosten en zuidoosten van de molen open graslanden (akkerlanden?) vervangen door bos. De historische landschapskenmerken die op het moment van bescherming in 1981 al onder druk stonden zijn in 2022 dus niet meer herkenbaar.
2.2. Registratie van de erfgoedwaarden die verloren gaan
De molen werd op 23 oktober 1981 beschermd als monument omwille van de industrieel-archeologische waarde en met hetzelfde besluit werden de molen en omgeving ook beschermd als dorpsgezicht omwille van de industrieel-archeologische en historische waarde (zie 2.1.1.).
De plannen van Lou Jansen voor de maalvaardige restauratie van de molen uit 1980 (zie bijlage 4.3. foto 133-134) en de fotoreportage en het genummerd plan die opgemaakt werden bij de demontage in 2004 (zie bijlage 4.3. foto 2-105 en 106-132) registreren en documenteren in voldoende mate de erfgoedwaarden die verloren gaan.
Gezien de zeldzaamheid van het molentype - dat mee de motivering van de industrieel-archeologische waarde van het beschermde monument vormde - is het aan te bevelen dat waardevolle molenonderdelen zoveel mogelijk museaal bewaard worden, in het bijzonder kenmerkende elementen zoals de kleine askop en het rollenkruiwerk. Verder is het aan te bevelen dat herbruikbare molenonderdelen (zoals de natuurstenen) goed geventileerd en afgeschermd opgeslagen worden in functie van hergebruik. Er is geen verplichting tot behoud of opslag van deze elementen in een onroerenderfgoeddepot.
2.3. Motivering van de afbakening van de opheffing
De bescherming als monument van de windmolen Schaliënmolen en de bescherming als dorpsgezicht van diezelfde molen met omgeving worden volledig opgeheven omdat de erfgoedwaarden van het volledige monument en dorpsgezicht onherstelbaar zijn aangetast.
De kadastrale percelen gevat door de opheffing zijn opgenomen in artikel 2 van het ministerieel besluit.
2.4. Juridische toestand
2.4.1. Adres en kadaster
De windmolen Schaliënmolen werd beschermd als monument met volgende adresgegevens: te Engsbergen, Achterheide 7, te Tessenderlo, bekend ten kadaster: Tessenderlo, sectie D, perceelnummer 1137G.
15 Agentschap Onroerend Erfgoed 2022: Gebied 2089 [online]
https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/122930 (Geraadpleegd op 05-01-2022).
Vandaag is dat: op het perceel bekend ten kadaster: Tessenderlo, 4de afdeling, sectie D, perceelnummer 1137/G. De demonteerbare onderdelen van het monument werden in 2004 verplaatst naar de gemeentelijke werkplaats aan de H. Hartlaan 31 in Tessenderlo (derde
afdeling, sectie C, perceelnummer 1412H, heden perceelnummer 1412S).
De windmolen Schaliënmolen met omgeving werd beschermd als dorpsgezicht met volgende adresgegevens: Achterheide 7 met zijn omgeving te Tessenderlo, zoals afgebakend op plan bij het beschermingsbesluit.
Vandaag is dat: Achterheide 8, 8A en zonder nummer, Engsbergseweg 238, 242, 246, 248, 250, 252, 254, 256, 260, 179, 181, 183, 185, 187, 189, 191, 193, 195, 197, 199 en zonder nummer, Heuvelken 2, 3, 4 en zonder nummer en Prinsenbos 67 in Tessenderlo, bekend ten kadaster: Tessenderlo, 4de afdeling, sectie D, perceelnummers 1127/N3 1127/X2,
1127/Y2 (deel), 1132/A2, 1132/N, 1132/P, 1132/R, 1132/S, 1132/T, 1132/V, 1132/W, 1132/X, 1132/Z, 1132/2B2, 1132/2C2, 1132/2K, 1132/2L, 1132/2M, 1132/2R, 1132/2T, 1132/2V, 1132/2W, 1132/2X, 1132/2Y, 1137/A2, 1137/B2, 1137/C2, 1137/G, 1137/R, 1137/S, 1137/T, 1137/X, 1137/Z, 1137/3D, 1137/3E, 1137/3F, 1138/A, 1139/B, 1140/2,
1141/A, 1142, 1143/A, 1144, 1145/D, 1145/E, 1145/F, 1145/K, 1146/D, 1147/A, 1148/F, 1149/C, 1149/D en deel van het openbaar domein (Engsbergseweg). De kadastrale gegevens van het als dorpsgezicht beschermde goed werden gewijzigd ten opzichte van het ogenblik van bescherming.
2.4.2. Onroerend Erfgoed
Op het omgevingsplan in bijlage bij dit dossier zijn de beschermingen opgenomen die in de buurt liggen van het onroerend goed waar dit dossier over gaat.
De Schaliënmolen is beschermd als monument:
https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/2362.
De Schaliënmolen met omgeving is beschermd als dorpsgezicht:
https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/2363.
De Schaliënmolen is opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed: https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/20959.
Een gebied ten oosten van de Schaliënmolen, binnen het beschermde dorpsgezicht, is aangeduid als gebied waar geen archeologie te verwachten valt: https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/122930.
Verder maken het beschermde monument en dorpsgezicht deel uit van het landschappelijk geheel “Abdij en bos van Averbode en Gerhagen” maar dit is zonder juridisch gevolg: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135068.
2.4.3. Omgeving
Het beschermde monument Schaliënmolen is volgens het gewestplan gelegen in natuurgebied.
Het beschermde dorpsgezicht Schaliënmolen met omgeving is volgens het gewestplan gelegen in natuurgebied (noordelijk deel), woongebied met landelijk karakter (centraal deel aan weerszijden van de Engsbergseweg, zuidwestelijk deel aan Achterheide en zuidoostelijk deel aan Prinsenbos) en groengebied (zuidelijk deel).
2.4.4. Natuur en Bos
Het beschermde monument en dorpsgezicht bevinden zich niet in habitatrichtlijngebied maar een zone van zo’n 10 m diep aan de straatzijde van het molenperceel is aangeduid als Habitat (oranje) op de Natura 2000 Habitatkaart. Een passende beoordeling is voor de opheffing van de bescherming niet aan de orde.
3. BRONNEN
• Architectuurarchief Vlaanderen, Archief Lou Jansen, restauratieproject
Schaliënmolen in Tessenderlo.
• Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000226, Tessenderlo houten windmolen Schaliënmolen (AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 1981).
• Onroerend Erfgoed Industrieel Erfgoed, Digitaal lopend archief, Tessenderlo houten windmolen Schaliënmolen.
• MONUMENTENWACHT VLAANDEREN 2019: 31031-2019-M Schaliënmolen 3980
Tessenderlo.
• VANDEWEGHE E., BECUWE F., DE SADELEER S. & DECOODT H. 2021: Tussen hemel en aarde. Een herwaardering van het windmolenerfgoed in Vlaanderen, Onderzoeksrapport agentschap Onroerend Erfgoed 187, Brussel.
• AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2022: Schaliënmolen [online]
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84273 (Geraadpleegd op 4 januari 2022).
• DENEWET L. & HOLEMANS H. 2020: De Schaliënmolen [online],
https://www.molenechos.org/molen.php?nummer=581 (geraadpleegd op 4 januari 2020).
4. BIJLAGEN BIJ HET INHOUDELIJK DOSSIER
4.1. Omgevingsplan
4.2. Fotobijlage
De fotoregistratie van de fysieke toestand, gevoegd als bijlage bij het ministerieel besluit, bevat alle relevante foto’s voor dit dossier. Er is geen afzonderlijke fotobijlage bij het dossier gevoegd.
4.3. Documentatie
De documentatie bij het inhoudelijk opheffingsdossier bevat bijkomend materiaal zoals kaarten, postkaarten, archieffoto’s, bouwplannen, kadastermutaties, hoogtemodellen, e.d. dat het dossier verder onderbouwt of illustreert.
4.4. Inspectierapport Monumentenwacht Vlaanderen
Voetnoten
1 Gebaseerd op: DENEWET L. & HOLEMANS H. 2020: De Schaliënmolen [online], https://www.molenechos.org/molen.php?nummer=581 en AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED, 2022: Schaliënmolen [online] https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84273 (Geraadpleegd op 5
januari 2022).
2 Tenzij anders vermeld is dit gebaseerd op volgende archieven: Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000226, Tessenderlo houten windmolen Schaliënmolen (AGENTSCHAP
ONROEREND ERFGOED 1981); Onroerend Erfgoed Industrieel Erfgoed, Digitaal lopend archief, Tessenderlo houten windmolen Schaliënmolen.
3 Deze worden bewaard in het archief van de architect, bewaard door het Architectuurarchief Vlaanderen in Antwerpen.
4 17 maart 1980 voorontwerplijst, 25 maart 1980 betekening, 13 oktober 1980 ontwerplijst, 17 november 1980 betekening, 29 oktober 1980 Staatsblad, 23 oktober 1981 Koninklijk Besluit tot bescherming, 5 februari Staatsblad.
5 Mogelijk was dit omdat zich verder aan deze zijde een andere gemeente en provincie bevinden (met name Scherpenheuvel-Zichem in Vlaams-Brabant).
6 Zie bijvoorbeeld beschrijving in: E.D.K., "Nieuw leven rond de molen van Engsbergen?", Levende Molens, jg.2, 1979, 3, p. 35-36.
7 De voorgangers van het agentschap Onroerend Erfgoed worden in dit dossier aangeduid als “Onroerend Erfgoed”.
8 Zie onder andere een brief van 14 december 1989.
9 Agentschap Onroerend Erfgoed, digitaal beheersarchief, correspondentie.
10 MONUMENTENWACHT VLAANDEREN 2018: 31031-2019-M Schaliënmolen 3980 Tessenderlo.
11 VANDEWEGHE E., BECUWE F., DE SADELEER S. & DECOODT H. 2021: Tussen hemel en aarde. Een herwaardering van het windmolenerfgoed in Vlaanderen, Onderzoeksrapport agentschap Onroerend Erfgoed 187, Brussel.
12 Mail van de gemeente Tessenderlo (stedenbouwkundig ambtenaar An Mertens) aan Evert Vandeweghe, 22 maart 2021.
13 MONUMENTENWACHT VLAANDEREN 2018: 31031-2019-M Schaliënmolen 3980 Tessenderlo, 3-7.
14 Interne nota 21/11/2017
-----------
John de Jongh,"Schaliënmolen Engsbergen. Herbouw van een unieke molen", Veldhovend, 2022.
1. INLEIDING
Aanleiding tot het schrijven van deze pleitnota is het voornemen van de Minister om de bescherming van de Schaliënmolen in Engsbergen op te heffen aangezien er op het moment van inventarisatie al jarenlang geen zicht was op een mogelijke restauratie van de molen.
De molenromp is door mij sinds de 80-er jaren van de vorige eeuw meermalen bezocht en steeds slechter wordende toestand deed mijn molenhart pijn.
Op initiatief van dhr. Willem Roose uit Gouda is er begin 2004 contact gezocht met de toenmalige eigenaar dhr. Exelmans met het verzoek om de romp te mogen demonteren om een mogelijke opbouw in de toekomst nog zin te geven. Dhr. Exelmans heeft destijds ingestemd in de demontage en de gemeente Tessenderlo zorgde voor de opslag van de restanten op het terrein van Openbare Werken in de gemeente.
De vzw Molenvrienden in de persoon van dhr. Jef Druyts, moleneigenaar van de Straalmolen in Olmen en stammend uit een oud molenaarsgeslacht, was de toestand van deze unieke molen al jaren een doorn in het oog . Hij greep deze kans en samen met enkele molenvrienden waaronder ikzelf werd de molenromp gedemonteerd en samen met alle losse onderdelen op het terrein naar Openbare Werken vervoerd. Sindsdien liggen de onderdelen daar onder een afdak droog opgeslagen.
Alles komt nu in een stroomversnelling aangezien er een opheffing dreigt van de monumentenstatus van de molen.
2. MOLENVERLEDEN
Voor dit hoofdstuk moet ik putten uit de gegevens van de molendatabase van Molenecho’s.
Volgens de database staat er al reeds voor 1336 een standerdmolen op deze site als deze door Graaf van Loon aan de abdij van Averbode wordt overgedragen.
REEDS 700 JAAR EEN MOLEN OP DEZE PLAATS!!
De huidige molen is gebouwd in 1830 en dus ook al bijna 200 jaar oud.
De molen maalde tot 1942 en draaide nog af en toe tot in de 50-er jaren. Daarna trad verval in wat resulteerde in het naar beneden storten van de kap met wieken en zwaar verval van het binnenwerk door de aan wind en regen blootgestelde molenromp.
In 1978 werd dhr. Exelmans eigenaar. Door omstandigheden kreeg hij de restauratie niet van de grond en trad het zware verval in.
In 1981 is de molen met bijbehorende omgeving geklasseerd zijnde een van de drie laatste achtkante molens in België.
3. DRIJFVEER
Nu zult U waarschijnlijk denken: wat moet zo’n Hollander met de molen?Ik stam uit een oud molenaarsgeslacht en mijn voorvaderen waren molenaar en eigenaren van diverse molens waaronder twee in Zundert. In 1935 kwam mijn overgrootvader naar Veldhoven en kocht molen “de Adriaan”. Deze molen is nog steeds familiebezit en ik ben nu de vierde generatie eigenaar. De molen draait nog wekelijks.
In 1985 heb ik samen met mijn vader een achtkante molen gekocht Duitsland en deze opgebouwd in Oerle, een kerkdorp van Veldhoven. Deze stellingmolen maalt wekelijks voor bakkers en particulieren.
Na de opbouw van deze molen in eigen beheer tussen 1985 en 1990, besloot ik om als zelfstandig molenmaker aan de slag te gaan. Werk was er genoeg en in de loop van de jaren hebben we talloze molens gerestaureerd in Nederland, België, Duitsland en twee jaar geleden een achtkante molen herbouwd in Villeneuve d’Ascq(Fr).
In Nederland hebben we verschillende molenrompen gecompleteerd in Best, Amerongen, Oudemolen, Brecht(B) en Eerde.
In de omgeving van Leipzig (D) hebben we vier standerdmolens gedemonteerd, in onze werkplaats gerestaureerd en daarna weer herbouwd op de oorspronkelijke plaats.
Twee jaar geleden hebben we de standerdmolen van Kasterlee geheel gedemonteerd, in de werkplaats vernieuwd en weer opgebouwd op z’n teerlingen. Tot volle tevredenheid van gemeente en molenaars. (aanneemsom €. 275.000,--)
4. MOLENSITE
Zoals reeds geschreven is de molensite een belangrijke schakel in de herbouw. Er wordt reeds in 1336 melding gemaakt van een molen op deze plaats.
Onze bedoeling is om de molen op de oude fundering te herbouwen. De aanwezige bomen willen we kappen. Een groot aantal bomen kan weer gebruikt worden bij de herbouw van de molen. Een aantal bomen gaat verzaagd worden tot planken voor de bekleding van het achtkant. Een aantal bomen is dusdanig groot dat deze heel geschikt zijn voor balken in het achtkant.
Wij beschikken zelf over een bomenzaag om de stammen te zagen.
De bedoeling is ook om het lage gedeelte van het grondstuk weer aan te planten met laagblijvende bomen en planten.
5. MOLENRESTANTEN
Na de aankoop van de molensite van dhr. Exelmans willen we de molenonderdelen ophalen om deze bij onze werkplaats op te slaan tot het moment van herbouw.
We zullen dan ook inventariseren wat nog bruikbaar is en wat er vernieuwd moet worden.
Het achtkant bestond uit 4 eiken hoekstijlen en 4 grenen(douglas) hoekstijlen.
Tijdens de afbraak leken de eiken hoekstijlen nog in een redelijke toestand. Ook in de opgeslagen hoop restanten steekt een hoekstijl uit die er nog redelijk goed uitziet en herbruikbaar lijkt. Molenstenen, gietijzeren askop, koningsspil, en zelfs een deel van het spoorwiel lijken nog herbruikbaar. Ook de rondsels en bijbehorende staakijzers zijn te herbruiken. Ook delen van de kap en kruiconstructie kunnen weer gebruikt worden.
In mijn ogen is er zeker wel 30-40 procent van de oude molen te gebruiken.
Als ik dit dan vergelijk met de molen in Brecht : tijdens deze restauratie is alleen de gietijzeren askop en twee eiken balken van 12x25x300 cm opnieuw gebruikt. De rest van de molen incl. zolderbalken, zolders en trappen is vernieuwd. Helaas is deze molen na de restauratie in 2010 afgebrand.
6. FINANCIEN
Natuurlijk een zeer belangrijk punt in deze herbouw zullen de financiën zijn.
Onze inschatting is dat de herbouw ongeveer € 500.000 euro zal kosten. Een groot deel van deze kosten zal hopelijk tot stand komen door subsidie van de Vlaamse Overheid middels een onderhoudspremie. De premie kan aangevraagd worden tot een bedrag van €. 500.000 euro binnen 5 jaar. Afhankelijk van de status van de molen kan 40 tot 60 procent subsidie toegekend worden.
Door het opstellen van een beheersplan en aanvragen van de ZEN-status kan deze premie hopelijk verder oplopen.
Ons plan is ook om een crowd-funding te beginnen extra financiën binnen te halen. We denken dat deze unieke molen wel wat aandacht zal trekken. We hebben al zeer veel positieve reacties ontvangen op onze plannen.
Ook zullen we proberen om via de Koning Boudewijn Stichting subsidie te verkrijgen.
Door samenwerking met de diverse monumenteninstanties hopen we de herbouw financieel rond te krijgen.
Het niet gefinancierde deel van de herbouw zal door mij zelf uitgevoerd gaan worden middels eigen uren en gesponsorde werken. Zelf zagen van de houten balken en planken, sponsoring van bomen om hout voor de molen uit te zagen, en vooral eigen uren om de molen te bouwen.
We zullen en kunnen de molen ook niet in twee jaar herbouwen maar het zal in fases gebeuren zodat het ook behapbaar is.
Al sinds de demontage in 2004 zit de molen ergens in mijn achterhoofd. Jarenlang kreeg ik te horen dat de eigenaar niet mee wilde werken aan een herbouw. Heel toevallig zijn we na een onderhoudswerk in Kasterlee eens doorgereden naar de molensite en kregen via de buurvrouw het telefoonnummer van dhr. Regie Exelmans, zoon van Urbain Exelmans en erfgenaam van de molen. Na telefonisch contact bleek dat hij zeer welwillend stond tegenover het overdragen/verkopen van grond en onderdelen.
Na wat problemen met de notaris van de familie liggen de stukken nu bij een notaris in Tessenderlo die zijn best gaat doen om de overdracht zo spoedig mogelijk te regelen.
7. TIJDSPAD
Zoals reeds vermeld zal de herbouw plaats gaan vinden over een periode van 5 tot 7 jaar.
De molen is nu reeds zo lang weg dat deze paar jaar er ook nog wel bij kunnen.
We willen dit jaar gebruiken om de subsidieaanvragen op te starten.
Eind dit jaar zouden we dan de bomen op het grondstuk willen kappen.
Richting de herfst kunnen de molenrestanten opgehaald worden om een inventarisatie uit te kunnen voeren. Aan de hand van deze inventarisatie kan een bestek en prijsopgave gemaakt worden om een eerste subsidieaanvraag te doen om de achtkante molenromp te maken en deze weer op te bouwen.
Na opbouw van het achtkant wordt deze afgedekt middels een nooddak.
In de jaren hierna gaan we subsidie aanvragen voor het maken van een nieuwe molenkap en staartwerk.
Als laatste gaan we de wieken en het binnenwerk aanpakken. Dit zal dan waarschijnlijk pas in 2026 of 2027 zijn!
Wel wil ik nog even vermelden dat alle werken uitgevoerd gaan worden in goed overleg met alle partijen: Onroerend Erfgoed, Gemeente Tessenderlo en de Vzw Molenvrienden.
Na de restauratie zou ik graag zien dat er een molenaar komt uit de molenaarsgroep rondom de standerdmolen om de molen regelmatig te laten draaien. Ikzelf wil dan ook regelmatig komen om de molen te laten draaien. Ik zal dan hopelijk wat meer tijd hebben aangezien ik dan richting pensioen ga!
Hopelijk ziet U middels dit schrijven dat ik serieus met de herbouw van de molen bezig ben en dat de herbouw mogelijk is.
Eerste vereiste is wel dat de molen en de omgeving geklasseerd blijft.
Hopelijk is dit schrijven voor het college aanleiding om de deklassering af te wijzen om zodoende herbouw mogelijk te maken.
--------------------
Traditioneel vakmanschap, uitgevoerd met de modernste hulpmiddelen.
Bouwhistorisch onderzoek. Onderhoudsadviezen. Opmetingen. Begeleiding van restauraties. Reconstructies
Nico Jurgens
Blériotstraat 20
7395 MN Teuge
Molenbehoud.nl
Tel.: .. 31 (0)55-7370188
website www. molenbehoud.nl
e-mail: info@ molenbehoud.nl
Lid Bond van Nederlandse Bouwhistorici
KvK Midden NL: 37148334
Aan: Gemeentebestuur Tessenderlo
afdeling RP&V
Markt 15A
3980 Tessenderlo
Per e-mail: rpv @tessenderlo.be
Betreft: bezwaar tegen Opheffingsbesluit Klassering Schaliënmolen
Teuge, 11 augustus 2022
Geachte leden van het College,
Hierbij teken ik als bouwhistoricus, gespecialiseerd in traditionele molens, bezwaar aan tegen de voorgenomen opheffing van de klassering van de Schaliënmolen aan de Achterheide in Tessenderlo.
Mijn bezwaar is op de volgende argumenten gebaseerd:
1 De Schaliënmolen is één van de drie nog resterende voorbeelden van een in Vlaanderen zéér zeldzaam molentype. De omschrijving in het Opheffingsdossier is te beperkt waardoor het unieke van deze molen onvoldoende tot uiting komt. Dit impliceert dat de erfgoedwaarde uitzonderlijk hoog is.
2 In tegenstelling tot wat in het Opheffingsdossier staat vermeld, zijn, behalve ijzeren en stenen onderdelen, nog meerdere houten delen herbruikbaar waardoor een verantwoorde herbouw mogelijk is. Bewaarde delen die niet herbruikbaar zouden blijken te zijn, zijn nog steeds informatiedragers van de oorspronkelijke constructie. Na herbouw zal zeker sprake zijn van meer dan gemiddelde erfgoedwaarde.
3 De hoeveelheid oorspronkelijk materiaal die bij de wederopbouw van de Galgenmolen uit Schulen in het Openluchtmuseum Bokrijk herbruikt kon worden, zal niet groter geweest zijn dan wat van de Schaliënmolen van Tessenderlo nog resteert. De houten delen van de molen in het Openluchtmuseum waren onder zeil in het open veld opgeslagen waardoor zo goed als alles verloren ging, terwijl de onderdelen van de Schaliënmolen van Tessenderlo onder een afdak (met voldoende ventilatie) zijn opgeslagen. Toch werd de molen in het Openluchtmuseum juist tijdens de wederopbouw geklasseerd.
4 Het argument van de aantasting van de molenomgeving moet genuanceerd worden. De verandering van de omgeving van de molen mag geen invloed hebben op de waardering van de molen.
5 De Schaliënmolen werd in 2004 gedemonteerd op initiatief van de vzw. Levende Molens, die thans ijvert voor wederopbouw. Dit initiatief dat een uiting is van gemeenschapszin, zou doorkruist worden door deklassering van de molen.
Aan het slot van mijn argumentatie doe ik een voorstel dat tegemoetkomt aan zoveel mogelijk belangen.
Toelichting
1 De Schaliënmolen is één van de drie nog resterende voorbeelden van een in Vlaanderen zéér zeldzaam molentype. De omschrijving in het Opheffingsdossier is te beperkt waardoor het unieke van deze molen onvoldoende tot uiting komt. Dit impliceert dat de erfgoedwaarde uitzonderlijk hoog is.
Typologisch wordt de molen beschreven als ‘houten achtkante bovenkruier’. Dit is een molen met een regelmatig achthoekige horizontale snede, voorzien van een draaibare kap om de wieken op de wind te kunnen richten.
Dit molentype werd in het begin van de zestiende eeuw ontwikkeld in Holland (met name in het gebied dat thans de provincie Noord-Holland vormt). Nadat dit molentype in enkele decennia ontwikkeld was tot zijn definitieve vorm, was een structuur ontstaan die met een gelijke of kleinere hoeveelheid hout dan voor een staakmolen of een wipmolen nodig was, een stabieler bouwwerk bood dat beter tegen stormen bestand was. De oudste nog bestaande exemplaren dateren van vóór 1540.
Al snel werd dit type molen, dat ontwikkeld was voor de bemaling van polders, ook aangewend voor korenmolens en industriemolens met uiteenlopende functies. Als korenmolen bood dit type een praktischer indeling dan de staakmolen waardoor met minder personeel een grotere hoeveelheid graan verwerkt kon worden.
De voordelen van dit molentype waren oorzaak dat het tot ver buiten Holland toepassing vond. In de Zuidelijke Nederlanden bleef toepassing echter zéér uitzonderlijk. In Noord-Brabant werd ruim vóór de Franse Tijd een klein aantal houten achtkante bovenkruiers gebouwd voor de bemaling van polders.
Toepassing als koren- of industriemolen volgde later en slechts incidenteel.
Pas rond het jaar 1800 werd in De Kempen een klein aantal houten achtkante bovenkruiers opgericht. Volgens Paul Bauters waren er in Vlaanderen maximaal 27. De Schaliënmolen staat in het Kadaster van 1831-1834 omschreven als ‘stenen gebouw’ etc. (met dank aan Herman Holemans die deze gegevens publiceerde). Toch zal de houten molen bedoeld zijn geweest, zodat het mogelijk is dat het werkelijke aantal houten achtkante bovenkruiers hoger was. Deze waren ongeveer gelijk verdeeld over Antwerpen en Limburg en enkele daarbuiten. In het aangrenzende deel van Noord-Brabant was een kleiner aantal te vinden.
In de provincie Antwerpen overleefde alleen de houten achtkante bovenkruier van Arendonk, die nog grotendeels authentiek is. In 1989 werd de kuip van de Schoormolen bij Balen gesloopt. In Limburg werd de Galgenmolen uit Schulen, oorspronkelijk uit Berbroek en vanaf 1954 in het Openluchtmuseum Bokrijk, in 1997 herbouwd. Van de vermoedelijk 11 molens van dit type in de provincie Limburg, resteert behalve die in het Openluchtmuseum, de sinds 2004 in onderdelen opgeslagen molen van Tessenderlo.
In de Noord-Brabantse Kempen waren enkele van deze molens opgericht. Van de molen van Woensel aan de Lijmbeekstraat en die in Leende-Oostrik is zeker dat deze van dit type waren, van enkele andere (Stratum aan de Looyakkers en Veldhoven op de Ekker) is dat niet zeker. Geen van deze molens bleef bewaard waardoor geen bouwtechnische gegevens bekend zijn. Buiten de Kempen was de in 1992 afgebroken molen van Haaren (gem. Oisterwijk) aan de Langeweg van dit type evenals de nog bestaande molen van Gassel (Land van Cuijk).
Van de drie nog bestaande houten achtkante bovenkruiers in Vlaanderen kan de constructie worden bestudeerd; van de in 1989 afgebroken kuip van de Schoormolen bij Balen zijn mij enkele details bekend. Het opmerkelijke is dat de structuur van al deze molens, hoewel typologisch overeenkomend, sterk afwijkt van de molens van dit type in Nederland. De molen van Haaren week zowel van de Hollandse, als van de Vlaamse exemplaren af, en dat geldt ook voor de molen van Gassel. Die laatste heeft een structuur met stijlen en regels zoals in Vlaanderen ook gebruikelijk, maar hier lijkt verder van Vlaamse invloed geen sprake. Zelfs onderling vertonen de bewaarde exemplaren in Vlaanderen enkele verschillen, hoewel de onderlinge overeenkomsten groter zijn.
De structuur van de houten achtkante bovenkruiers in Schleswig-Holstein (Duitsland) en die in Denemarken vertoont zeer grote overeenkomsten met die in Holland. De structuur van enkele bewaarde exemplaren in Niederrhein-Westfalen wijkt echter af van zowel de Hollandse als van de Vlaamse exemplaren.
In Engeland wijkt de structuur van de meeste molens van dit type sterk af van alle andere vertegenwoordigers van dit type in Europa; slechts enkele exemplaren in Engeland hebben een met de Hollandse molens overeenkomende structuur. In die laatste gevallen blijkt inderdaad Hollandse invloed aantoonbaar.
Al deze overeenkomsten en verschillen wijzen op het al dan niet bestaan hebben van economische contacten tussen deze landen en gebieden. Hiermee getuigen molens niet alleen van hun eigen en lokale geschiedenis, maar ook van de internationale geschiedenis.
Uit de grote verschillen blijkt dat de molenbouwers die de houten achtkante bovenkruiers in Vlaanderen oprichtten, niet bekend waren met de Hollandse werkwijzen. Blijkbaar waren de achttiende-eeuwse Hollandse molenboeken, waarin de constructies gedetailleerd getekend zijn, evenmin bekend. Nochtans waren veel van de Kempische houten achtkante bovenkruiers gebouwd vóór de Belgische afscheiding. Slechts incidenteel waren dergelijke molens opgericht geheel naar Hollands ontwerp zoals in ’s-Hertogenbosch en in Breda. Het is mogelijk dat een enkele molen in de stad Antwerpen eveneens naar Hollands ontwerp was opgericht.
Zoals het van veel van de houten achtkante bovenkruiers in de Zuidelijke Nederlanden waarschijnlijk is dat ze een zogenaamd zetelkruiwerk hadden, lijkt dat van de Schaliënmolen van Tessenderlo ook waarschijnlijk. De op het laatst aanwezige constructie met gietijzeren rolblokken op stalen rail lijkt niet oorspronkelijk. Het zetelkruiwerk was een ontwikkeling uit Henegouwen die geleidelijk meer toepassing vond.
In Vlaanderen was de staakmolen het dominante molentype. Er werd hier slechts een gering aantal stenen molens opgericht. Het aantal houten achtkante bovenkruiers in Vlaanderen was dan weer veel kleiner dan het aantal stenen molens. Door de kwetsbaarheid van de staakmolens zijn daar naar verhouding veel meer exemplaren van verdwenen dan van de stenen molens. Vlaanderen was dus een echt ‘staakmolenland’.
De overgebleven exemplaren van de houten achtkante bovenkruiers zijn zo gering in aantal dat deze thans zéér uitzonderlijk zijn. Omdat de structuur van deze exemplaren afwijkt van alle molens van dit type buiten de grenzen van Vlaanderen, bezitten deze molens een uitzonderlijke erfgoedwaarde.
De onderlinge verschillen van de drie bewaarde houten achtkante bovenkruiers maken dat elk exemplaar uniek is. Het unieke van elk exemplaar komt onvoldoende tot uiting in de beschermingsdossiers waarin slechts sprake is van ‘houten achtkante bovenkruier’.
Het Opheffingsdossier vermeldt: “Het stijl- en regelwerk van de Schaliënmolen is representatief voor Vlaamse achtkanters maar de molen onderscheidt zich wel door het rollenkruiwerk, aangezien de meeste achtkanters waaronder de twee andere bewaarde exemplaren, zetelkruiwerk bezaten”. Deze conclusie is te beperkt. Nog afgezien van de vraag of het rollenkruiwerk van de Schaliënmolen oorspronkelijk is, is het belangrijker dat het stijl- en regelwerk van de Schaliënmolen afwijkt van dat van de andere bewaarde Vlaamse houten achtkante bovenkruiers (en ook van dat van de verdwenen Schoormolen).
Torenmansmolen in Arendonk heeft een klein aantal regels tussen de achtkantstijlen en een relatief groot aantal evenwijdige schoren in visgraatverband ter verstijving van de kuip. De Galgenmolen uit Schulen heeft een groot aantal regels en een zeer gering aantal evenwijdig lopende schoren (evenals de Schoormolen bij Balen).
De Schaliënmolen van Tessenderlo heeft, behalve een klein aantal regels, veldkruisen tussen de achtkantstijlen. Deze laatste constructie sluit aan bij de Hollandse molenbouw. Voor het overige is dit een duidelijk Vlaamse molen. Het gebruik van wankantig eikenhout is vrij kenmerkend voor de Zuidelijke Nederlanden.
Verderop: “Men zou kunnen argumenteren dat de Schaliënmolen voor Vlaanderen uniek is door de combinatie van molentype (achtkante houten bovenkruier) en kruisysteem (rollenkruiwerk) maar deze uniciteit geldt in principe voor alle historische windmolens in Vlaanderen die, in vergelijking met bijvoorbeeld die in Nederland, heel idiosyncratisch zijn door regionale verschillen en de aanwezigheid van kleinschalige, lokale molenmakersbedrijven”. Die ideosyncratie (die in Nederland overigens niet anders is dan in Vlaanderen; slechts polderbesturen lieten meerdere molens bouwen op basis van één ontwerp) is juist de essentie van het huidige behoud van erfgoed: het tonen van een cultuur die voorafging aan onze cultuur van massaproductie. Dit lijkt geen valide argument om de uniciteit van de Schaliënmolen te bagatelliseren, waarbij die uniciteit, zoals hiervoor betoogd, verder gaat dan de combinatie van houten achtkante bovenkruier en rollenkruiwerk. De veldkruisen zijn een essentieel kenmerk, terwijl het rollenkruiwerk waarschijnlijk van later datum is.
2. In tegenstelling tot wat in het Opheffingsdossier staat vermeld, zijn, behalve ijzeren en stenen onderdelen, nog meerdere houten delen herbruikbaar waardoor een verantwoorde herbouw mogelijk is. Bewaarde delen die niet herbruikbaar zouden blijken te zijn, zijn nog steeds informatiedragers van de oorspronkelijke constructie. Na herbouw zal zeker sprake zijn van meer dan gemiddelde erfgoedwaarde.
Voor de structuur van de molen was voor het grootste gedeelte eikenhout gebruikt met daarnaast een aantal grenen onderdelen. Van eikenhout is met name het spinthout (het laatst levende hout waarin zich nog voedzame sappen bevinden) gevoelig voor aantasting. Vaak blijkt het harde kernhout niet of nauwelijks aangetast te zijn, ook als het spinthout ernstig is aangetast. Na onderzoek concludeerde de Monumentenwacht Vlaanderen: “De bewaarde onderdelen zijn sterk verzwakt door de jarenlange verwaarlozing en blootstelling aan het buitenklimaat. Ze zijn onbetrouwbaar geworden om als structureel element te dienen in een molenconstructie of om om te gaan met de belasting die erop wordt uitgeoefend bij het draaien en malen”.
Molenbouwer De Jongh uit Veldhoven (NL) concludeerde echter dat veel van de eiken onderdelen waarschijnlijk herbruikt kunnen worden. Voor zover nodig zouden daarbij moderne technieken kunnen worden toegepast. Hierbij moet gedacht worden aan het aanhelen van pennen en pengaten. Ook het vrijwel onzichtbaar over grote lengte versterken van aangetaste houten balken behoort tegenwoordig tot de mogelijkheden.
Ongeveer een halve eeuw geleden werd Lacey Green Mill (Buckinghamshire, Engeland) door vrijwilligers gerestaureerd (https://www.laceygreenwindmill.org.uk/). De molen was al ernstig scheef gezakt en stond als het ware op een storm te wachten voor het laatste zetje. Dit Engelse type houten achtkante bovenkruier is niet op gebinten gebaseerd en is daardoor veel minder solide dan de Hollandse; bovendien waren de achtkantstijlen en veel zolderbalken aangetast. Bij die restauratie waren moderne technieken pas in geringe mate beschikbaar. Met een intelligent ontwerp kreeg de molen nieuwe sterkte met behoud van het grootste gedeelte van de oorspronkelijke bouwmassa. Voor de bezoeker is nergens te zien op welke ingenieuze wijze deze molen hersteld is; alleen de authentieke structuur is te zien.
Technische mogelijkheden zijn er dus voldoende. De met Toremansmolen en Galgenmolen afwijkende constructie met veldkruisen tussen de achtkantstijlen biedt een veel grotere stabiliteit dan die met veel regels en evenwijdige schoren in visgraatverband. Deze stabiliteit is zelfs zo groot dat minder hoge eisen gesteld worden aan de sterkte van het hout.
Afbeelding rechts: de korenmolen van Nibbixwoud (Noord-Holland) is op een windstille zomerse dag (8 juli 1968) in elkaar gezakt. De achtkante bovenbouw is, doordat de vierkante onderbouw het door vergaande verwaarlozing begaf, omlaag gestort en ligt nu op een zijkant. Duidelijk is te zien dat de structuur van het achtkant de val compleet overleefd heeft. Dit getuigt van de grote sterkte van deze structuur. Er bestaan meerdere van zulke voorbeelden. (fotograaf onbekend)
Van grenenhout worden zowel spint- als kernhout aangetast. Dat geldt ook voor beuken- en iepenhout die vaak voor de kamwielen werden gebruikt. Waarschijnlijk zal het meeste hiervan niet in fysieke vorm herbruikt kunnen worden. De behouden delen dragen echter wel de voor het kopiëren noodzakelijke informatie, in de vorm van afmetingen, pennen en pengaten, eventuele kepen en zelfs (afgebroken) spijkers.
Het Opheffingsdossier vermeldt: “De plannen van Lou Jansen voor de maalvaardige restauratie van de molen uit 1980 (…) en de fotoreportage en het genummerd plan die opgemaakt werden bij de demontage in 2004 (…) registreren en documenteren in voldoende mate de erfgoedwaarden die verloren gaan”.
De molen werd door mij bezocht in 1992. Helaas was er toen geen gelegenheid om de molen op te meten en te documenteren; wel maakte ik enkele aantekeningen en foto’s.
Met de bewaarde onderdelen en beschikbare informatie is het naar mijn mening mogelijk een zeer betrouwbare reconstructie te ontwerpen.
Hierbij verwijs ik graag naar de molen van Keldonk (Noord-Brabant) die in 1972 was afgebroken. Deze molen werd in 2016-’17 op mijn aanwijzingen herbouwd (waarbij vrijwilligers een essentieel deel van het werk voor hun rekening namen). Het ontwerp voor deze reconstructie heb ik gebaseerd op bewaarde onderdelen en eigen waarnemingen. Tijdens het vervaardigen van het ontwerp kon ik zelfs vaststellen dat deze molen oorspronkelijk in de provincie Groningen gestaan moet hebben. De voor het ontwerp noodzakelijke studie leidde dus tot een geschiedenis die zonder deze studie waarschijnlijk niet bekend geworden zou zijn. De herbouwde molen heeft thans een vrijwel even grote erfgoedwaarde als wanneer deze niet afgebroken geweest zou zijn en de noodzakelijke restauraties in de verstreken periode zou hebben ondergaan. http://www.keldonksemolen.nl/
3 De hoeveelheid oorspronkelijk materiaal die bij de wederopbouw van de Galgenmolen uit Schulen in het Openluchtmuseum Bokrijk herbruikt kon worden, zal niet groter geweest zijn dan wat van de Schaliënmolen van Tessenderlo nog resteert. De houten delen van de molen in het Openluchtmuseum waren onder zeil in het open veld opgeslagen waardoor zo goed als alles verloren ging, terwijl de onderdelen van de Schaliënmolen van Tessenderlo onder een afdak (met voldoende ventilatie) zijn opgeslagen. Toch werd de molen in het Openluchtmuseum juist tijdens de wederopbouw geklasseerd.
Onder voorstanders van het behoud van erfgoed bestaat al zeer lang het inzicht dat behouden (van oorspronkelijk materiaal) vóór vernieuwen gaat. Maar: ‘Alles dat bestaat, is weerd dat het ten onder gaat’ (Stijn Streuvels, De terechtstelling van een onschuldige). Alle materie, levend en dood, is onderhevig aan verval. Voor het behoud van erfgoed is het noodzakelijk maatregelen te nemen om het verval zoveel als mogelijk is, te vertragen. Het verval stilzetten is bij bouwwerken helaas een onmogelijke opgave.
Houten molens, zoals onder andere staakmolens, worden op velerlei wijzen bedreigd. In het recente verleden waren vaak ingrijpende restauraties noodzakelijk om molens te behouden. Het opheffingsdossier vermeldt: “Ook recent nog werden verschillende beschermde houten molens bijna volledig gereconstrueerd”. Dat geldt niet alleen voor de Vlaamse staakmolens en de Galgenmolen maar overal waar dit molentype voorkomt. Zonder het vernieuwen van onderdelen zouden veel molens nu niet meer bestaan. Pas de laatste dertig jaar worden in toenemende mate moderne technieken toegepast om aangetast hout te kunnen behouden.
De Vlaamse overheid vereist voor het verlenen van restauratiepremie dat een Bouwhistorische Nota en een Verantwoordingsnota worden opgesteld. Helaas is de kwaliteit van deze documenten sterk afhankelijk van de opleiding van de ontwerpers die verantwoordelijk waren of zijn voor de restauraties. Een architect is geen bouwhistoricus. Alle goede bedoelingen ten spijt, ging bij restauraties veel van de erfgoedwaarde verloren. In de tijd dat de eerste restauratiepremies werden toegekend, ging erfgoedwaarde verloren doordat nog weinig ervaring bestond met bouwhistorie; thans gaat nog steeds erfgoedwaarde verloren doordat huidige ontwerpers minder mogelijkheden hebben kennis op te bouwen doordat veel monumenten in het verleden al veel van hun waarde verloren hebben. Er is een toenemend risico dat ontwerpers fouten overnemen van eerdere ontwerpers.
Hoewel veel onderdelen van de Schaliënmolen aangetast raakten en een deel van de onderdelen zelfs verdwenen is, kan een zorgvuldige studie van de bewaarde onderdelen tezamen met de beschikbare informatie de basis bieden voor een wederopbouw waarin veel van de erfgoedwaarde terugkeert.
Indachtig het door Stijn Streuvels geschrevene, kan niet alles bewaard worden. Maar voor een uitzonderlijk monument als de Schaliënmolen is de erfgoedwaarde zó hoog dat behoud toch zéér wenselijk is.
Zoals verderop nog genoemd zal worden, is een aantal vragen over de bouwgeschiedenis van deze molen nog niet beantwoord. Het is erg onwaarschijnlijk dat de in het eerder aangehaalde citaat genoemde plannen van Lou Jansen en tijdens de demontage genomen foto’s de mogelijkheid bieden de bouwgeschiedenis te bestuderen; het lijkt zelfs onwaarschijnlijk dat deze nog ooit het daglicht zullen zien als de molen niet meer bestaat. Met deze documentatie zijn de erfgoedwaarden theoretisch geborgd; de facto zullen zij waarschijnlijk als verloren mogen worden beschouwd.
Voorts vermeldt het Opheffingsdossier: “Gezien de zeldzaamheid van het molentype – dat mee de motivering van de industrieelarcheologische waarde van het beschermde monument vormde – is het aan te bevelen dat waardevolle molenonderdelen zoveel mogelijk museaal bewaard worden, in het bijzonder kenmerkende elementen zoals de kleine askop en het rollenkruiwerk”.
Museale presentatie van alleen de ijzeren onderdelen los van de context, zal leiden tot verlies van de erfgoedwaarde. Juist de unieke kenmerkende houten structuur verdient het om bewaard te blijven.
4 Het argument van de aantasting van de molenomgeving moet genuanceerd worden. De verandering van de omgeving van de molen mag geen invloed hebben op de waardering en bescherming van de molen.
Het Opheffingsdossier vermeldt: “Bij de Schaliënmolen is echter ook het oorspronkelijk molenbiotoop verloren gegaan door bebossing en bebouwing wat de werking als windmaalvaardige molen – cruciaal voor het behoud – onmogelijk maakt”. Verderop: “De historische landschapskenmerken die op het moment van bescherming in 1981 al onder druk stonden zijn in 2022 dus niet meer herkenbaar”.
Dat de omgeving van deze molen (evenals die van nagenoeg alle traditionele molens) ingrijpend gewijzigd is, kan niet ontkend worden. Waarbij opgemerkt dient te worden dat de ligging in het Kadaster van 1831-1834 wordt omschreven als: “tusschen de huizen gelegen”.
Men moet de omgeving echter niet alleen bekijken vanuit het standpunt van de molen, maar men moet de molen ook bekijken vanuit het perspectief van de omwonenden. Het is immers de gemeenschap die een belangrijk deel van de kosten van instandhouding draagt, en in het geval van de Schaliënmolen waarschijnlijk ook een belangrijk deel van de heroprichtingskosten; mocht het plan tot heroprichting slagen. Het is zeer waarschijnlijk dat de omwonenden de aanwezigheid van de molen zullen waarderen.
Van 1991 tot 1995 was ik vrijwillig molenaar van de molen van Borkel (gemeente Valkenswaard, NL). Deze molen is geheel omgeven door bossen en woningen. Hoewel de bomen niet tot aan het molenerf staan, reikt slechts een klein deel van een wiek tot boven de bomen. Draaien deed de molen bijna altijd maar malen van graan was vooral tijdens de zomer, wanneer de bomen in het blad staan, vrijwel niet mogelijk. Deze molen werd en wordt zeer druk bezocht door toeristen en de inwoners van Borkel zijn trots op de molen.
In 2004-2005 was ik vrijwillig molenaar van de poldermolen in de Etersheimerbraak (gemeente Edam-Volendam, Noord-Holland). Behalve de recent op voldoende afstand gebouwde beheerderswoning in de stijl van een Waterlands hooihuis, is tot een afstand van ruim een kilometer geen enkel bouwwerk en zelfs vrijwel geen boom te vinden. De molen staat op korte afstand westelijk van de dijk van het Markermeer; aan de andere kant van de dijk is slechts water. Bij normale ‘maalwind’ beschikte deze molen over een enorme kracht, maar in de tijd dat ik daar vrijwillig molenaar was, is geen enkele bezoeker naar de molen gekomen.
Een ideale molenbiotoop is dus vanuit het perspectief van de gemeenschap (de belastingbetaler) toch niet zo ideaal.
Gesteld wordt dat de werking als windmaalvaardige molen cruciaal zou zijn voor het behoud. Ook dit moet sterk genuanceerd worden. De houten zaagmolen De Otter in Amsterdam-West stond circa 80 jaar zonder wieken en was al die tijd dus niet windmaalvaardig. Toch heeft de molen daar nauwelijks onder geleden. Voor het fysieke behoud is windmaalvaardigheid dus niet noodzakelijk. Wel is dit belangrijk voor de motivatie van de vrijwillige molenaars. Zonder vrijwillige molenaars zal een molen niet worden opengesteld voor bezoekers en bovendien ontbreekt een regelmatige controle op eventuele waterinsijpeling. Indirect zal een niet-windmaalvaardige molen dus sneller vervallen en vooral: minder betekenis hebben voor de gemeenschap. De eis van windmaalvaardigheid houdt dus niet in dat een windmolen te allen tijde een volle meelproductie moet kunnen garanderen.
Omdat de Schaliënmolen na heroprichting niet noodzakelijk is voor de verwerking van granen, is enige beperking van de toevoer van wind geen onoverkomelijk bezwaar. Draaien en incidenteel malen zal met de Schaliënmolen evengoed mogelijk zijn als dat in de hiervoor genoemde molen van Borkel het geval is.
Er moet dus zoveel als mogelijk gestreefd worden naar een technisch maalvaardige molen en een omgeving die voldoende ruimte laat voor toetreding van de wind. Vanwege de almaar toenemende druk op de ruimte zou het onjuist zijn om vrije toetreding van de wind als eis te stellen voor bescherming.
Verandering van de omgeving zou consequenties kunnen hebben voor de bescherming van die omgeving; dat staat echter los van de erfgoedwaarde en de bescherming van de molen zelf.
5 De Schaliënmolen werd in 2004 gedemonteerd op initiatief van de vzw. Levende Molens. Hieraan werkten vrijwilligers mee. Thans ijvert deze vzw. voor wederopbouw. Dit initiatief, dat een uiting is van gemeenschapszin, zou doorkruist worden door deklassering van de molen.
Gezien de sterke intrinsieke motivatie van de leden van vzw. Levende Molens lijkt het nu niet het juiste moment voor opheffing van de bescherming. Het zou wenselijk zijn om de initiatieven van vzw. Levende Molens een goede kans te bieden. Mocht het tenslotte niet haalbaar blijken om de molen opnieuw op te richten, dan kan alsnog besloten worden om de opheffingsprocedure in gang te zetten.
Voorstel
Aan de leden van vzw. Levende Molens kan gevraagd worden alle bewaarde onderdelen te inventariseren en te beschrijven welke onderdelen zonder meer herbruikt kunnen worden, welke onderdelen na herstel met moderne technieken weer herbruikt kunnen worden, en welke onderdelen geheel nieuw vervaardigd zullen moeten worden. Het gaat daarbij met name om de onderdelen van de structuur, de kap en het gaande werk.
Op basis van deze inventarisatie kan beoordeeld worden of met de bewaarde onderdelen voldoende oorspronkelijk materiaal aanwezig is om de erfgoedwaarde van de molen te verzekeren.
Dan kunnen ook plannen van de molen en de gaande werken getekend worden.
Inventarisatie en plannen zullen ook gemaakt moeten worden indien een herbouwbestek wordt opgemaakt.
Bouwhistorisch onderzoek
Door middel van bouwhistorisch onderzoek wordt gepoogd de (fysieke) geschiedenis van historische bouwwerken te beschrijven op basis van hun constructieve kenmerken, materiaalgebruik en verbouwingssporen. De bouwgeschiedenis getuigt van de lokale en vaak ook van regionale, nationale of internationale geschiedenis. Deze geschiedenis verkrijgt een extra dimensie door het bestuderen en vergelijken van bouwwerken in verschillende gebieden. Bouwhistorie kan vergeleken worden met archeologie, waarbij laatstgenoemd vak zich richt op onder het maaiveld aangetroffen resten en sporen, bouwhistorie op bovengrondse elementen.
De Schaliënmolen werd nog niet bouwhistorisch onderzocht. De geschiedenis van de molen roept enkele vragen op die door bouwhistorisch onderzoek misschien beantwoord kunnen worden:
- Werd de molen gebouwd met rollenkruiwerk of met zetelkruiwerk?
- Werd de molen opgericht met veldkruisen tussen de achtkantstijlen of waren er oorspronkelijk alleen regels en evenwijdige schoren?
- Dateren de grenen achtkantstijlen uit de bouwtijd of werden deze eerst bij een latere herstelling aangebracht?
- Het vangwiel (foto rechts) is een voormalig ‘armwiel’ (met spaken door de as in plaats van eromheen) dat werd gewijzigd. Was dit vangwiel afkomstig van een staakmolen?
Er zullen nog meer vragen geformuleerd kunnen worden. Deze gegevens kunnen informatie geven over contacten met andere molenbouwers en daarmee kunnen ze een antwoord geven in hoeverre de bouwer van de Schaliënmolen geïsoleerd werkte, of onder invloed stond van andere molenbouwers, en uit welke streken die kwamen. Het zetelkruiwerk werd in Henegouwen ontwikkeld; de veldkruisen tussen de achtkantstijlen lijken eerder op Hollandse invloed te wijzen. In 1830 (het jaar van de oprichting) lijkt Hollandse invloed onwaarschijnlijk.
Als het tot wederoprichting van de molen komt met restauratiepremie, dan is het opstellen van een Bouwhistorische Nota een verplichting. Zou de molen niet worden opgericht, dan zal het zeer onwaarschijnlijk zijn dat nog bouwhistorisch onderzoek wordt uitgevoerd en zullen bovenstaande vragen niet beantwoord worden.
---------------
Bezwaarschrift door Willem Roose tegen de voorlopige volledige opheffing van bescherming van de Schaliënmolen in Tessenderlo, Gouda, 22.08.2022.
Geachte heer / mevrouw,
Naar aanleiding van de voorgenomen deklassering van de Schaliënmolen in Engsbergen klim ik gaarne in de pen teneinde het tij ten goede te keren voor deze bijzondere molen.
Als molenaar en molenliefhebber met een sterk internationale interesse bezocht ik de Schaliënmolen in de zomer van 2003. Uiteraard was ik van het steeds verder voortschrijdende verval van de molen op de hoogte, al schrok ik destijds van de aanblik van de deels ingestorte molen. Tegelijkertijd leken mij nog diverse onderdelen herbruikbaar bij een eventuele restauratie / heroprichting, al was het zonneklaar dat hiertoe direct gehandeld diende te worden. Na heel veel moeite kwam ik in contact met de toenmalige eigenaar, de heer Urbain Exelmans , die onverwachts dichtbij mij bleek te wonen (Rijswijk). Hoewel de man eerder een grote interesse in de restauratie van de molen had gehad, leek hij de moed nu voorgoed te hebben opgegeven. Na wederom veel moeite wist ik de man te overtuigen van een laatste reddingsactie voor de molen en zo kreeg ik begin 2004 toestemming de molen te demonteren en op te slaan in afwachting van betere tijden.
De uiteindelijke demontage vond plaats in de zomer van 2004 in goede samenwerking met de gemeente Tessenderlo en onder leiding van mijn collega molenaar en -liefhebber Jef Druyts van de Straalmolen in Olmen en de Nederlandse molenmaker en -liefhebber John de Jongh uit Veldhoven. Wat gered kon worden, was gered. In 2009 nam ik andermaal, op verzoek van Jef Druyts, contact op met Urbain Exelmans teneinde het restauratie- / herbouwdossier vlot te trekken, maar de man leek geen enkele interesse meer in de molen te hebben en weigerde ieder contact.
Het is in dat licht bezien niet geheel onbegrijpelijk dat er thans, wéér ruim tien jaar later, aan deklassering van de molen wordt gedacht, echter, de paradox is dat er juist nu weer hoop gloort voor de molen: John de Jongh, voornoemd, wist recent contact de leggen met de zoon van Urbain Exelmans over de aankoop van de opgeslagen molenonderdelen. Deze aankoop lijkt aanstaande te zijn en de Jongh is vast van plan de molen eigenhandig, met de voor geklasseerde molens beschikbare subsidies, herop te richten op zijn historische locatie!Resumerend komt de voorgenomen deklassering van de molen op een zeer ongelukkig moment en is mijns inziens om verschillende factoren onjuist. Ten eerste om persoonlijke reden: ik heb destijds vele tientallen uren vrije tijd in de molen gestoken om tot een demontage te komen, met als uiteindelijk doel de heroprichting van de molen. Ten tweede heeft de toekomst van de molen er de afgelopen decennia nog nooit zo goed uitgezien als nu door de geplande aankoop van de molenonderdelen door molenmaker John de John, zoals hierboven aangegeven. Ten derde de molen zelf: het is één van de laatste drie houten achtkanten in Vlaanderen en in Limburg de enige die, na heroprichting, op zijn oorspronkelijke eeuwenoude plaats staat.
Ik verzoek u dus met klem om de voorgenomen deklassering van de molen niet door te zetten en pleit tevens voor de spoedige heroprichting van dit monument; het zou een unieke aanvulling op het Vlaamse molenpatrimonium zijn.
Met vriendelijke groet,
Willem Roose
Korenmolen De Roode Leeuw
Vest 65
2801 VE Gouda-Holland
Literatuur
Archieven
- Antwerpen, Architectuurarchief Vlaanderen, Archief Lou Jansen, restauratieproject Schaliënmolen in Tessenderlo.
- Archief Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000226, Tessenderlo houten windmolen Schaliënmolen, Brussel, 1981.
- Archief Onroerend Erfgoed, Industrieel Erfgoed, Digitaal lopend archief, Tessenderlo houten windmolen Schaliënmolen.
- Archief Onroerend Erfgoed, Industrieel Erfgoed, DL000226, Tessenderlo houten windmolen Schaliënmolen, Verslag Overlegvergadering houten achtkantmolen Engsbergen (S.n., 15.06.2000).
- Archief Onroerend Erfgoed Limburg, DL000226, Tessenderlo (Engsbergen): Houten windmolen, beschermingsdossier (S.n., 1981).
- CIB Vlaanderen vzw, "Resultaat opvraging perceel gelegen in Tessenderlo afdeling Tessenderlo afdeling Tessenderlo 4AFD, sectie D met perceelnummer 1137/03E000 (71364D1137 / 03E000)", Gent, 2020.
- Fotoreportage en genummerd plan opgemaakt bij de demontage in 2004.
- Gemeentearchief Tessenderlo, Atlas der Buurtwegen, 1846, kaart nr. 39.
- Gemeentearchief Tessenderlo, Correspondentieregister 1858, 23/12 (aanvraag tot oprichting)
- Gemeentearchief Tessenderlo, Kadasteraanvulling, 1888.
- Gemeentearchief Tessenderlo, dossier molens Engsbergen, met o.m. brieven van 9 april 1979, september 1985, 17 maart 1989, 11 december 1995, 6 maart 1998, 14 december 1998, 22 februari 2000, 4 april 2000, vergaderingsverslag 15 juni 2000, beslissing 16.03.2004, brief 17.05.2004 van Jos Gyselinck van Monumenten en Landschappen.
- Gemeentearchief Tessenderlo, Verslag Gemeenteraad Tessenderlo, 27.04.2009. Vraag van raadslid Meeus naar de toestand van de Schaliënmolen.
- Gewestelijke directie van het kadaster te Hasselt, Gemeente Tessenderlo, 4 AFD, sectie D, nr. 1137G.
- Monumentenwacht Vlaanderen 2019: 31031-2019-M. Schaliënmolen, 3980 Tessenderlo.
- Provinciaal Archief Hasselt, Verslagen van zittingen van de bestendige deputatie, 28.01.1859 (oprichting molen)
Landkaarten
- Ferrariskaart (ca. 1775) (niet aangeduid)
- Atlas der Buurtwegen (1846) (niet aangeduid)
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) (niet aangeduid)
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855) (niet aangeduid)
- Kaart van het Nationaal Geografisch Instituut ("stafkaart"), 1872 (molen aangeduid).
- Kaart van Tessenderlo uit 1939 (molen aangeduid)
- Biologische Waarderingskaart van Vlaanderen (geraadpleegd op 16 juni 2014)
Werken
- Agentschap Onroerend Erfgoed, "Schaliënmolen" [online] https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84273 (Geraadpleegd op 5 januari 2022).
- De Clerck D.F., "Okselaar", 1976.
- de Jongh John, "Schaliënmolen Engsbergen. Herbouw van een unieke molen", Veldhoven, 2022.
- De Kinderen Els, "Nieuw leven rond de molen van Engsbergen?", De Belgische Molenaar en Levende Molens, jg. 74, 1979, 3 (februari), p. 35-39.
- De Kinderen Els, "De houten achtkant van Engsbergen, voor wanneer heropstanding?", Levende Molens, jg. 74, 1979, nr. 21 (7 november), p. 284.
- De Kinderen Els, "De molen van Engsbergen verwikkeld in administratieve problemen", in: De Belgische Molenaar en Levende Molens, jg. 77, 1982, 5 (mei), p. 102-103.
- De Kinderen Els, "Schaliënmolen", in: Cultuurlexicon, 65, Tessenderlo, 1986, p. 145-146.
- De Kinderen Els, "Tessenderlo: nieuwe hoop voor de houten achtkant van Engsbergen", Levende Molens, jg. 7, 1985, 9, p. 69.
- "Deklassering van de Schaliënmolen van Tessenderlo", www. levendemolens.be (juli-augustus 2022).
- Denewet Lieven & Van Gehuchten François, "De Schaliënmolen" [online], https:// www. molenechos.org/molen.php?nummer=581.
- Holemans Herman, "Wind- en watermolens in de provincie Limburg, Nieuwkerken-Waas, Studiekring Ons Molenheem, 1980.
- Jurgens Nico, “Bezwaar tegen Opheffingsbesluit Klassering Schaliënmolen”, Teuge, 2022.
- Martens W., "De molens te Tessenderlo", in: Nieuws uit Limburg, jg. 2, 1959, nr. 4, p. 39-40.
- Max Br. (Broeder Maximinus, Van Meerbeeck Victor), "Tessenderlo vroeger en nu", Kasterlee, 1960, p. 334 en afb. 92.
- Molenzorg Vlaanderen vzw, "De Schaliënmolen van Tessenderlo, één van de drie laatste houten achtkante bovenkruiers in ons land bedreigd met opheffing van bescherming", Molenecho's, jg. 47, 2019, p. 178, 204.
- Molenzorg Vlaanderen vzw, "Zes Vlaamse windmolens verliezen hun beschermingsstatus. Onze vereniging dient bezwaarschriften in", Molenecho's, jg. 50, 2022, p. 56.
- Remans A., "Windmolens te Tessenderlo", Limburg, jg. 47, 1968, p. 270-271.
- Roose Willem, "Bezwaarschrift tegen de voorgenomen deklassering van de Schaliënmolen in Engsbergen", Gouda, 22.08.2022.
- Schlusmans F. m.m.v. Gyselinck J., Linters A., Wissels R., Buyle M. & De Graeve M.-Ch., "Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6N2 (He-Z)", Brussel - Gent, 1981.
- Smet Werner & Holemans Herman, "Limburgse windmolens in heden en verleden", Nieuwkerken-Waas, Studiekring Ons Molenheem, 1981, p. 169-170, 174.
- Van Dessel R. "Engsbergen 850 jaar geschiedenis", Tessenderlo, 1984, p. 185-187.
- Vandeweghe E., Becuwe F., De Sadeleer S. & Decoodt H., "Tussen hemel en aarde. Een herwaardering van het windmolenerfgoed in Vlaanderen", Onderzoeksrapport agentschap Onroerend Erfgoed 187, Brussel, 2021.
- Van Doorslaer Bert, "Met de stroom mee of tegen de wind in? Molens in Limburg", Borgloon/Rijkel, Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed, 1996, p. 23.
- Van Gehuchten François, "De tien molens van Tessenderlo", Tessenderlo, Loois Archief en Documentatiecentrum (LAD), Eeuwentemmer - themanummer, jg. 8, 2009, vooral p. 88-94, 102, 103.
- Van Thienen, "Tessenderlo tussen vroeger en nu", Tessenderlo, 1997.
- Verpaalen John, "Houten achtkant van Tessenderlo is ondergang nabij", Levende Molens, nr. 11, nov. 1992.
- Vlaamse Landmaatschappij, "Inrichtingsproject landinrichting de Merode, prinsheerlijk platteland. Ontwerp landinrichtingsplan Natuur-, landschapsherstel en onthaal", december 2017.
- Weyns Jozef, "Brieven uit mijn Bakhuis", 1967, in de tiende brief genoemd: "Janne Den Molenmaker", p. 106-137 (waarin de molen foutief in Okselaar wordt gesitueerd).
- Weyns Jozef & Max Br. (Broeder Maximinus, Van Meerbeeck Victor), "Een molen roept om redding!", Ons Heem, jg. 22, 1968, p. 32-33.
- "Windmolen Schaliënmolen met omgeving, Tessenderlo, Achterheide,
Engsbergseweg, Heuvelken en Prinsenbos - monument en dorpsgezicht
Inhoudelijk dossier. Dossiernummer: 4.001/71057/102.1, Brussel, 07.06.2022.
Persberichten
- Artikels in Boerenbelang, 6 augustus 1949, 8 augustus 1953, 4 december 1954.
- "Oude windmolen te Okselaar-Zichem", Gazet van Antwerpen, 30.01.1974.
- Suffeleers Ide, "Schaliënmolen in Tessenderlo dreigt bescherming te verliezen, net op moment dat heropbouw wordt voorbereid", 05.05.2022. www. vrt.be/vrtnws/nl/2022/05/05/schalienmolen-in-tessenderlo-dreigt-bescherming-te-verliezen-ne/(radio2).
- Tytgat R., "Nog toekomst voor Engsbergse molen", Het Belang van Limburg, 07.04.1979.
- Van Overstraeten, "Ons Toeristisch Patrimonium", De Autotoerist, 25.03.1965.
- "Vroeger zes molen te Tessenderlo", Volksgazet, 11.08.1959.