Kerkemolen
Sint-Pieters-op-den-Dijk (Brugge), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Kerkemolen, Houten Zandwegemolen
- Ligging
- Oostendse Steenweg
8000 Sint-Pieters-op-den-Dijk (Brugge)
vroegere Zandweg, ten O
Kerkemolenhoek
900 m v.d. kerk van Sint-Pieters
kadasterperceel B501 (Sint-Pieters)
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1611
- Verdwenen
- 1863, sloop
- Type
- Staakmolen met gesloten voet
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 5607
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De oudst bekende molen van Sint-Pieters bij Brugge verschijnt in 1368. Die maalde niet alleen graan, maar plette ook oliehoudende zaden.
De "Oliemolen A" stond op de heerlijkheid het Sijseelse, bij het knooppunt van de Zandweg en de Poelweg A, 500 meter ten noordwesten van Schipstale. De molen is in de 15de eeuw verdwenen.
De "Oliemolen B" bestond reeds in 1398: "de zydelinghe te stoppene tusschen der olyemuelnen ende Lippins Brunen". Die molen bevond zich in het ambacht Zuienkerke, op de westzijde van de Lisseweegse Watergang, even ten noorden van de Zeven Eiken Brug. De molen is vermoedelijk ca. 1500 in onbruik geraakt.
De Sint-Hubrechtsmolen stond net binnen het Sijseelse, langs de Molenweg B. Die kan beschouwd worden als de opvolger van de Oliemolen A, die 1 km zuidelijker gestaan had. De Sint-Hubrechtsmolen verschijnt in 1456, en is in de troebelen op het einde van de 16e eeuw tenondergegeaan.
In de rustige periode omstreeks 1610 begon men in de meeste parochies weer molens op te richten. De opvolger van de Sint-Hubrechtsmolen was de Zandwegmolen A. Die werd gebouwd op een perceel van Sint-Donaas, even ten oosten van de Zandweg (= Oostendse Steenweg): vermeld in 1693 als "Zandtweghe meulen".
In de Gazette van Gend van 19 februari 1781 verscheen de volgende verkoopsadvertentie: "Sint-Pieters-op-den-Dijk. Overslag van eenen schoonen koornwindmolen, genaemd Zandwegemolen".
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar (van de grond): Van Steenkiste Benoit, te Sint-Pieters-op-den-Dijk
- 03.06.1834, verkoop (van het gebouw): Matthijs-Vandenbrande Louis, molenaar te Loppem (notaris Claerboudt)
Eén van de pachters-molenaars was Jacobus-Franciscus Cattoor, zoon van Lieven en van Joanna Vermeir. Hij werd op 29.8.1773 te Dudzele gedoopt. Zijn peter was Frans De Knock, zijn meter Kathelijne Vanden Bussche. Hij ging op de Grote Dorpsmolen van Dudzele werken bij Jacob Pauwaert en werd verliefd op de molenaarsdochter Martha-Victoria Pauwaert, die zijn vrouw werd. Hij ging zich te Knokke vestigen, waar hij het molenaarsbedrijf uitoefende en er tot in 1828 verbleef. Daar werden zijn dertien kinderen geboren.
Van Knokke verplaatste hij zijn werkterrein naar St-Pieters-op-de-Dijk, waarschijnlijk op de "Zandwegemolen". Hij overleed op 27.12.1842. Zijn echtgenote was daar reeds op 6.12.1830 gestorven.
Uit zijn huwelijk met Martha Pauwaert werden de volgende kinderen geboren:
Martha, geboren te Knokke op 27.8.1806. Peter: haar oom Bernardus Cattoor; meter: tante Anna Pauwaert.
Theresia, geboren te Knokke op 1.10.1807 en er op 10.5.1811 overleden. Peter: een Baervoets; meter: grootmoeder Martha De Bruyckere. Ten huize had zij reeds de nooddoop ontvangen van Petronella Quintens.
Joanna-Victoria, geboren te Knokke op 4.1.1809. Peter: nonkel Franciscus, alias Bernardus Cattoor; meter: Theresia Geyle. Op 2.7.1833 trad zij te Sint-Pieters-op-de-Dijk in het huwelijk met Jacobus-Petrus Bruselle, zoon van Jacob en van Anna Van Hove. Zij overleed te Varsenare op 1.9.1836.
Livinus-Jacobus, geboren te Knokke op 20.10.1810 en overleden te St-Pieters op 22.5.1829. Peter: nonkel Corneel Pauwaert; meter: tante Francisca Cattoor.
Franciscus, die volgt.
Jacobus-Bernardus, °Knokke op 10.7.1815. Peter: Nonkel Vitalis Pauwaert,; meter: tante Isabella Cattoor.
Justina, °Knokke op 11.1.1817.
Joannes-Franciscus, °Knokke p 10.9.1818.
Constantinus, °Knokke op 26.12.1819.
Ludovicus, °Knokke op 23.9.1821.
Joseph, °Knokke op 25.9.1823.
Rosalie, °Knokke op 25.5.1825.
Theresia, geboren te Knokke 12.8.1827 en er overleden 8.3.1828.
Franciscus Cattoor, zoon van Jacobus en van Martha Pauwaert, werd te Knokke geboren op 14 februari 1814. Hij deed zijn legerdienst bij de kurassiers die te Brugge in garnizoen lagen. Aldaar kreeg hij kennis met Maria-Theresia Maes, de dochter van Maximiliaan en van Marie Laforce, een kantwerkstertje dat hij tot vrouw nam. Tijdens zijn huwelijk deed zich voor Franciscus een erristige moeilijkheid voor. Zijn met Maria Maes wettelijk aangegaan huwelijk scheen in feite wettelijk ongeldig te zijn. Zijn echtgenote immers kreeg op een goede morgen bericht om zich voor de militieraad (de toenmalige loting) aan te bieden. Hij was met een vrouw van het mannelijk geslacht gehuwd. Hoe kon dit nu? Heel eenvouclig: de geboorteakte van Maria Maes vermeldde “kind van het mannelijk geslacht" een lapsus die bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge op 6 augustus 1845 werd rechtgezet. Alzo was en bleef Franciscus wettelijk getrouwd.
Franciscus Cattoor woonde in de Bidderstraat nr. 30, (E 14/15) en oefende het beroep uit van werkman molenaar. Met een ezeltje trok hij dagelijks naar Sint-Pieters om er zijn beroep uit te oefenen voor een karig loon plus een half-stenenbrood in natura. Franciscus Cattoor overleed op 15 december 1869. Zijn vrouw stierf op 9 juli 1886 en liet acht kinderen na.
Met de dood van Franciscus Cattoor eindigt hier een meer dan acht generaties oude molenaarstraditie. Vier van de vijf zonen, Jacobus-Leopold, Adolf, Alfons en Gustaaf, hadden het beroep van rijtuigschilder gekozen; de vijfde en jongste van allen Theofiel, ging in het drukkersbedrijf zijn kost verdienen. Van de drie dochters van Franciscus was de oudste, Prudentia, getrouwd met een met een metselaar; de tweede, Anna, is jong gestorven; de derde, Romanie, overleed als jongedcohter op 92-jarige leeftijd. De nazaten van deze generatie vindt men thans te Brugge, Sint-Andnies, Mechelen en Brussel.
De staakmolen werd gesloopt in 1863. Ondertussen was de stenen Zandwegemolen klaar, die Louis Matthys naast de Zandwegherberg, ongeveer tegenover de houten molen, had gebouwd.
Lieven DENEWET, Jan ROTSAERT & Maurits COORNAERT
Literatuur
Rijksarchief Gent, Vorstelijke Domeinen Oost-Vlaanderen,, nr. 133.
- f° cxiiij v°: S(in)t p(iete)rs op den dyck. Barbara Hermans van den Corenwintmuelen binnen de prochie van S(in)te Pieters up den dyck tj(aers) 1630 - XII £ gr
- f° cxiiij v°: Laur(en)s Rengodt van een Rosmuelen binnen de prochie van s(in)te Pieters up den dyck Int lant van(den) Vryen tj. 1632 - een hoet rogghe. (Sspycker van Brugghe)
Gazette van Gend, 19.02.1781.
Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaenderen, 17.07.1865, p. 2.
K. De Flou, "Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu", Brugge, 1914-1938.
Luc Devliegher, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9).
Jeroen Cornilly, "Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel II".
M. Coornaert, "De topografie, de geschiedenis en de toponimie van St.-Pieters-op-de-Dijk tot 1899", Brugge, 1972.
M. Coornaert, "Een overzicht van de molens in het Noordvrije", in: Liber Amicorum René De Keyser, Speciale uitgave, Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago, 1985, p. 43-78.
Johan Ballegeer, "Molens in de Zwinstreek", in: Rond de Poldertorens, 47ste jg., 2005, nr. 2, p. 39-75.
J.P. Esther, "Beschermde moumenten in Brugge: de Zandwegemolen", Brugs Ommeland, 1988, nr. 4, p. 239.
Maurits Coornaert, "De windmolens in de parochie Sint-Pieters-op-de-Dijk", in: Brugs Ommeland, 1984, 1, p. 15.
Jan Rotsaert, "Molenaars in de schaduw van de poldertorens. Een greep uit de genealogie Cattoor", Rond de Poldertorens, jg. 1972, 1, p. 13-28.
Esther J.P., "Beschermde monumenten in Brugge: de Zandwegemolen", Brugs Ommeland, 1988, 4, p. 239.