Spermaliemolen
Schore (Middelkerke), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Spermaliemolen
- Ligging
- Hunckevlietstraat
8433 Schore (Middelkerke)
Spermalie
ten Z v.d. Brugsesteenweg
bij de Vladslovaart
1,2 km NO v.d. kerk
kadasterperceel B6
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1403 / voor 1524 / na 1557 / tussen 1604 en 1628
- Verdwenen
- 1557, storm / 1578, oorlog / 1914 - sept.-okt., oorlog
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen, later ook oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 5577
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Spermaliemolen was een staakmolen aan de huidige Hunckevlietstraat (vroegere Lekedijk) bij de Vladslovaart.
Hij heeft een lange, maar bewogen geschiedenis gekend, met vernielingen en heroprichtingen.
De molen behoorde tot de Spermalieabdij (zie bijlage). Hij werd voor 1403 gebouwd.
De molen komt voor op de figuratieve kaart van het Brugse Vrije, geschilderd door Pieter Pourbus in 1562, op een militaire kaart van rond 1750 en op de Ferrariskaart van ca. 1775 met het bruin symbool van een staakmomlen.
De respectievlijke molenaars hadden een opstalrecht en waren erfpachters van de molenwal. Deze wal was eigendom van de Watering van Gistelambacht. De moelnaars waren eigenaars van de moeln zelf en pachtten de grond voor 99 jaar.
1462. Eerste pachtbrief van het Spermaliehof en de korenmolen van Sint-Pieterskapelle. Jan de Cnoc werd pachter voor een termijn van 9 jaar.
1462. Het Spermaliehof en de molen werden in cijns gegeven aan verschillende personen door "Fransoys Cruper, broeder int clooster vanden Nieuwen Jherusalem".
1557. De molen waaide om tijdens een onweer en werd hetzelfde jaar weer opgericht.
1572. Pachtbrief van Barbele, weduwe Marck Weytins voor 't goed van Spermalie met de molen.
1578. Samen met de abdij werd de molen in 1578 tijdens de godsdienstoorlogen verwoest. Enkel een abdijhoeve bleef daar bestaan. De kloosterlingen weken uit naar de stad Brugge en vestigden er zich in het zogenaamde Duinenhof.
1594. Pachtbrief van Guillaume Heindrycks, waaruit blijkt dat de hofstede met o.a. de korenmolen geheel "gheruyneert" is. De molen is herop te richten.
tussen 1604 en 1628. Heropbouw van de molen, na het einde van het Beleg van Oostende
1628. De kinderen van G. Heyndrix betalen tot dan toe de cijns voor de molenwal.
1723. De molenwal werd in cijns gegeven aan Judocus Gijselbrecht en Donaes Zwaenepoel met consoorten.
1765. Donaes Swaenepoel is pachter van de molenwal.
1767. De molenwal en de 70 roeden "daer 't huys van den meulenaere ten deele is up staende" worden voor 30 jaar in cijns gegeven, achtereenvolgens aan Joseph Van Haecke, Joseph of Everardus Ketels en Pieter-Jacobus Lycken.
1793. Pieter-Jacobus Lycken betaalde als erfpacht voor de molenwal aan de Spermalieabdij de som van 2.18.0.
voor 1814: Jacobus Lauwage.
1825. Op donderdag 27 oktober werd in de herberg van Frederyk Loy op het gehucht Spermalie de openbare instel gedaan van de Spermaliemolen en het molenhuis, gebruikt door Jacobus Lauwage, eigenaar van het goed.
Jacobus Lauwage, geboren te Langemark rond 1763, was gehuwd met Joanna-Clara Misselyn, geboren te Oudekapelle.
De feitelijke toeslag gebeurde op donderdag 10 november in de herberg van PIeter Quyo te Schore. Het molenhuis waarin Lauwage woonde was toen reeds nieuw en stond niet meer op zijn oorspronkelijke plaats, maar was gebouwd samen met schuur en stallingen op (Leke) dykland (groot 1 roede 32 ellen), toebehorende aan het bestuur der Watering. Dit perceel lag in de buurt van de Spermaliemolen, aan de rechterkant van de Lekedijkstraat.
Het oorspronkelijke oude molenhuis dat afzonderlijk geveild werd, stond ten zuiden van de Spermaliemolen op een uitsprong aan de linkerkant van de Lekedijkstraat en was gebouwd op een erf, groot 7 roeden 7 ellen, dat gebruikt werd door Pieter Roze en Henri Hoeterlood, met pacht tot 1 mei 1826.
De molen werd verkocht aan Joannes Senave uit Slijpe. Hij was gehwud met Anna-Theresia De Coster (geboren te Leffinge in 1824, overleden te Schore in 1908) die vroeger molenarin was op de Arke in Nieuwpoort. Joannes Senave volgde zijn vader Joannes-Baptiste op als molenaar van de Spermaliemolen te Schore.
Eigenaars na 1820:
- 1820, eigenaar (van de grond): Watering Gistel Ambacht en (van de molen als gebouw): Lauwagie Jacobus
- 27.10.1825, verkoop: Senave Joannes (Jan-Baptist, +1858), gehuwd met De Coster Anna Theresia, molenaar te Slijpe
- 23.07.1856, verkoop (van het gebouw): Lepla Joanna (°Leffinge 1794), landbouwster te Sint-Joris (notaris De Brouwere). Zij was de schoonmoeder van Jan-Baptist Senave en was gehuwd met Jacobus De Coster
- 1858: De Coster Anna Theresia (overlijden van Senave Jan-Baptist)
- 29.11.1859, verkoop: Beaumont-De Coster Joannes Bernardus, molenaar te Schore (notaris De Brouwere - graanwindmolen). Anna-Theresia De Coster, weduwe van Jan-Baptist Senave, was hertrouwd met Bernard Beaumont uit het molenaarsgeslacht van Bredene.
- 23.02.1870, verkoop (van de grond): Beaumont-De Coster Joannes Bernardus, molenaar te Schore (notaris Heyvaert)
- 25.09.1908, verkoop: Legein-Caloen Leopold Jan, molenaar te Schore en voorheen te Middelkerke (notaris Vandenberghe)
Joannes Senave verkocht de molen in 1857 aan Joanna-Catherina De Pla (geboren te Leffinge in 1794), een landbouwster u it SInt-Joris bi NIeuwpoort, die tevens zijn schoonmoeder was (echtgenote van J acobus De Coster). Joannes Senave bleef ondertussen moelnaar tot aan zijn dood te Schore in 1858? waarna zijn weduwe hertrouwde met Bernard Beaumont uit het melnaarsgeslacht van Bredene. Uit het huwelijkv an Jan Senave met Ana-Theresia De Coster werden zes kinderen geboren. Eén ervan, Henricus Senave (geboren te Schore in 1853 werd de laatste Senave op de molen van Schore.
Bernard Beaumont (°Bredene 1830 - +Zevekote 1914) kocht de molen van zijn schoonmoeder Joanna De Pla in 1861.
Hij verkocht de Spermaliemolen in 1909 aan Leopold Legein, die voorheen molenaar was te Middelkerke. De familie Legain was afkomstig van Oostduinkerke. Leopold Legein (°Oostduinkerke 14.01.1874) huwde op 15 maart 1900 met Sidonie Calcoen (°Oostduinkerke 23.04.1875) en 22 dagen later kwamen ze naar Middelkerke wonen als nieuwe molenaars. Later op het jaar kochten ze de molen en het erf. In 1902 lieten ze een gasmotor bijplaatsen om te kunnen malen op windstille dagen. Leopold Legein - Sidonie Calcoen waren de laatste eigenaars-molenaars op de Spermaliemolen.
Bij het dreigend oprukken van de Duitsers in september 1914 werd de Spermaliemolen stukgeschoten door het Belgisch leger, uit vrees dat hij als uitkijkpost zou dienen voor de vijand. De molen werd in oktober 1914 definitief vernield tijdens de eerste dagen van de Slag van de IJzer. Het molenaarsgezin Legein vluchtte vanuit Schore in 1914 en verbleef tot 1921 te Beeston in Groot-Brittannië.
Het duurde tot 1938 vooraleer op dezelfde plaats van de Spermaliemolen een mechanische maalderij werd opgetrokken. De eigenaar was Firmin Serruys, gehuwd met Josephine Dhulster, die de maalderij zelf uitbaatte tot in 1954. Dan werd de maalderij verpacht aan de familie Gerard Albers-Damienne Raes, met groothandel in veevoeders, meststoffen, granen en zaaigranen. De maalderij is gestopt maar het gebouw bestaat nog steeds.
Lieven DENEWET, Valeer DE CLERCQ & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Rijksarchief Brugge, Spermaliearchief, "Rekeninghe ende Bewys dat doet mevrouwe Marie de Ramirès... (1642).
Stadsbibliotheek Oostende, "carte du pays entre Nieuport et Ostende - offert par Me Jacques Simonet, avocat au Barreau de Bayonne" (ca. 1750)
Stadhuis Brugge, Inkomhal, Kopie door PIeter Claeyssens van de figuratieve kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus, geschilderd in 1561.
Gedrukte bronnen
Advertentieblad Der Stad en Arrondissement Veurne, 1e jaargang nr. 7, 22 oktober 1825.
Werken
Valeer Declercq, "Schore als gemeente".
Herman Holemans, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-U", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2003.
Declercq W., 800 jaar geschiedenis van Scora/Schore. Flitsen uit zijn verleden, 2dln, Schore, 1978.
"De molens van Middelkerke", in Graningate (Driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring van Middelkerke), II, 1982, nr. 5, p. 1-87.