Molen van Sint-Denijs-Westrem
Sint-Denijs-Westrem (Gent), Vlaanderen, Oost-Vlaanderen
- Naam
- Molen van Sint-Denijs-Westrem
- Ligging
- Putkapelstraat
9051 Sint-Denijs-Westrem (Gent)
zijde Bovenhove
ten ZO v.d. hallen van Flanders Expo
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Gebouwd
- 13de eeuw
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 5234
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Archeologische restanten van een middeleeuwse windmolen op de hoogte van Sint-Denijs-Westrem (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen)
In de zomer van 2008 werd gedurende een archeologische begeleiding van de aanleg van een wegtraject op de site van Flanders Expo te Sint-Denijs-Westrem een bijzondere structuur aangetroffen. Het betrof een circulaire gracht met centraal een kruisvormig spoor dat waarschijnlijk te interpreteren is als fundering van een middeleeuwse standerdmolen. Deze uitzonderlijke archeologische vondst lijkt vrij belangrijk in zijn soort.
Situering en archeologische context
De site bevindt zich te Sint-Denijs-Westrem (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen) ten zuidoosten van de hallen van Flanders Expo tussen de Putkapelstraat en Bovenhove, en maakt onderdeel uit van een veel groter archeologisch project. Het is de bedoeling om in de komende jaren het ruime gebied rond Flanders Expo te hertekenen tot een nieuw bruisend stadsdeel met ruimte voor kantoren, bedrijven en wooneenheden. Deze herontwikkeling van in totaal 145ha heeft natuurlijk een immense impact op het archeologisch bodemarchief. Vandaar dat sinds 2007 elke nieuwe ontwikkeling een archeologisch vooronderzoek kent. Het belang van de site is bijzonder groot: er zijn talrijke sporen aangetroffen die een bijna diachroon overzicht presenteren vanaf het finaal neolithicum tot het gebruik van de terreinen als militair vliegveld tijdens beide wereldoorlogen. De structuur waarvan sprake werd aangetroffen tijdens het archeologisch onderzoek op de plaats van een nieuwe weg.
Volmiddeleeuwse nederzetting
Op 150m afstand van de mogelijke standerdmolen bevindt zich een volmiddeleeuwse nederzetting. Tijdens de opgravingen op de terreinen van Ikea werden een aantal nederzettingssporen aangetroffen (Hoorne et al. 2008b). De belangrijkste structuur is een tweeschepig gebouw gedragen door verschillende houten palen, waarvan verkleurde vlekken in de bodem de enige bewaarde resten zijn. De plattegrond meet 21m lang, 6m breed en is NO-ZW georiënteerd. Wellicht werd het gebouw afgedekt door een schilddak. Centraal is een opengewerkte ruimte met in de noordoostelijke lange zijde een 1m brede ingang. Op basis van het schaarse aardewerk kan een datering van de late 9de tot vroege 11de eeuw vooropgesteld worden, met een voorkeur voor de 10de eeuw.
Vlakbij bevinden zich nog twee deels overlappende vierkante structuren – telkens uit vier zware palen bestaand – de ene met een zijde van 4m, de andere met 4,5m zijde. Op basis van het schaarse aardewerk zijn deze bijgebouwtjes eveneens te dateren in de late 9de tot 10de eeuw. Het is zelfs mogelijk dat de twee vierpalige gebouwen als aanbouw bij het grotere gebouw horen, een typisch Vlaamse koterij als het ware.
Spijtig genoeg is de zone net ten oosten van deze sporen ernstig verstoord tijdens de aanleg van de parkingterreinen voor Flanders Expo in de jaren ’80 waardoor de bovenste laag volledig vernietigd is. Zo konden enkel de diepste structuren worden onderzocht. Op ongeveer 65m van het hoofdgebouw bevindt zich een eerste waterput die door de aanleg van een werkput deels verstoord was. Toch kon de oorspronkelijke houten beschoeiing nog voor een 90cm goed onderzocht worden. De bekisting is vierkant met een zijde van 80cm en bestaat uit horizontale planken die tegen vier aangepunte hoekbalken zijn geplaatst. Wat de vondsten betreft is dit één van de rijkste contexten met ondermeer aardewerk uit de 10de tot vroege 11de eeuw en een glis (een soort schaats) gemaakt uit een kanonbeen van een paard.
Een gelijktijdige waterput bevindt zich op 30m van het hoofdgebouw. De opbouw van de bekisting is dezelfde maar gemaakt uit grotere horizontale planken van 1m lengte. De circulaire aanlegkuil is ook beter bewaard met een diameter van 3m. Op basis van een aantal scherven kan de opgave van deze put ook in de 10de tot vroege 11de eeuw geplaatst worden. Een dendrochronologische datering bevestigt met een kapdatum van het hout (en dus aanleg) tussen 991-1016.
De best bewaarde waterput ligt op ongeveer 35m van het hoofdgebouw en is in het grondvlak ovaal (maximaal 2,3m) met een donkere kern. In totaal is de kuil nog 1,7m diep met onderaan nog een 90cm hoog bewaarde vlechtwerkmand met een doorsnede van ongeveer 90cm. Op basis van het aardewerk is deze put iets jonger met een datering van late 11de tot 12de eeuw.
Deze kuilen duiden er op dat de oorspronkelijke nederzetting veel groter moet zijn geweest en minstens 1ha moet hebben bedragen. Hiervoor zijn inderdaad nog aanwijzingen, aangezien net ten noorden van de terreinen van Ikea in de jaren ’80 een beperkte opgraving werd uitgevoerd. Daarbij werden diverse paalsporen en kuilen aangetroffen, waaruit een éénschepig gebouw van 15m bij 6m werd gedistilleerd. Vlak ernaast situeert zich een vierkante houten waterput. Op basis van het aardewerk werd dit deel van de nederzetting tussen 10de en 13de eeuw gedateerd (persoonlijke communicatie met Jean Bourgeois & Luc Bauters).
Samenvattend kan gesteld worden dat er duidelijk een nederzetting aanwezig was tussen de 10de en zeker 12de eeuw, mogelijk ook nog in de 13de eeuw, die zich minstens uitstrekt over 1ha. Er werden twee hoofdgebouwen en vier waterputten aangetroffen, maar vermoedelijk zijn er nog veel meer resten ongedocumenteerd vernietigd. Deze nederzetting kan waarschijnlijk gezien worden als een conglomeraat van een beperkt aantal erven (bestaand uit een hoofdgebouw en waterput) die diachroon elkaar opvolgen op ongeveer dezelfde plaats. Opvallend is de inplanting op de hoge flank van een opduiking die uitkijkt over de Leie en het omliggende landschap domineert. Uit onderzoek blijkt dat dit voor de volle middeleeuwen een typische keuze is (Verhoeven & Vreenegoor 1991: 65).
Circulaire gracht met kruisvormig spoor
Op ongeveer 100 tot 150m ten oosten van de kern van deze volmiddeleeuwse nederzetting bevindt zich de opmerkelijke structuur die de kern vormt van deze bijdrage. Die structuur bestaat uit een circulaire, twee maal onderbroken gracht en centraal in die cirkel een kruisvormig spoor. Alhoewel jongere verstoringen in deze zone veelvuldig voorkomen valt deze structuur goed af te lezen, en situeert ze zich net binnen de sleufwanden, waardoor ze volledig gedocumenteerd kon worden.
De circulaire gracht is op zijn breedst 5,5m en heeft een diameter (van midden naar midden van de gracht) van 32m. Zo ontstaat er een vrije binnenruimte met een maximale diameter van 27m. Op de NO-ZW-windrichtingas bevindt zich zowel langs noordoostelijke als langs zuidwestelijke kant een onderbreking in de gracht. Deze onderbrekingen meten respectievelijk 3 en 4m. Op de hoogst bewaarde stukken is de gracht ongeveer 60 tot 70cm diep onder het opgravingsvlak. In coupe vertoont de gracht een komvormige doorsnede, terwijl de onderbrekingen duidelijk intentioneel zijn. De vulling is afhankelijk van de bewaring in drie lagen onder te verdelen. Onderaan een grijs pakket, soms met zichtbare laagjes, daarboven een donkergrijze laag en bovenaan een grijsbruine inzakkingslaag. Er zijn sporen van bioturbatie (zoals mollengangen) zichtbaar, maar veel minder dan bij andere sporen.
Centraal binnen deze cirkel bevindt zich een kruisvormig spoor. De benen schikken zich volgens de NO-ZW en NW-ZO-assen en meten elk circa 10m lang, terwijl ze gemiddeld 1,5m breed zijn. De vulling is grijsbruin en vrij scherp afgelijnd. Het spoor is erg ondiep bewaard met een regelmatige bodem op circa 5 tot 10cm. De noordoostelijke en zuidwestelijke uiteinden zijn over een lengte van ongeveer 1m iets verdiept tot 15 tot 20cm.
In de bovenste vulling van de gracht werden behalve wat verspreid bouwpuin zoals dakpan- of baksteenfragmenten ook een vrij kleine hoeveelheid scherven aangetroffen. In de gracht werd 1 grijsbakkende rand gevonden met draperiedecor die in de 12de tot 13de eeuw te plaatsen is. Daarnaast werden er ook 2 grijze wanden en 2 randen van een zelfde individu gerecupereerd. De rand heeft een specifieke vorm die te plaatsen is in de 13de tot vroege 14de eeuw. Verder werd nog een grijze wandscherf en een bijkomende rand van een oxiderend gebakken pan, daterend uit de late 12de tot 13de eeuw aangetroffen. De vulling van het kruisvormige spoor bevatte geen enkele scherf.
Dit stelt natuurlijk een dateringsprobleem voor de structuur. Enkel de opgave van de gracht, het bovenste niveau, kan op basis van het aardewerk gedateerd worden op 13de eeuw. Hiermee wordt de aanleg van de gracht noch de aanleg van het kruisvormig spoor of zelfs de opgave van de kruisvorm gedateerd. De structuur moet in gebruik genomen zijn voor de 13de eeuw, maar het is zeer de vraag hoe lang een dergelijke brede gracht kan hebben opengelegen. Wellicht is er dus sprake van een gedeeltelijke gelijktijdigheid met de volmiddeleeuwse nederzetting.
Interpretatie
Tijdens de zoektocht naar een mogelijke interpretatie konden een aantal pistes vrij rap worden uitgesloten. Zo ligt de structuur te hoog en wijkt ze te veel af van bestaande typologieën om een hoeve met walgracht of een castrale motte te zijn. Ook de kruisvorm stelt interpretatieve problemen voor dergelijke sites. Het is net deze kruisvorm die ons echter vrij snel op een ander spoor zette. Deze kruisvorm doet erg denken aan de kruisplaten van een houten standerd- of staakmolen. De oudste types windmolen werden nog niet op ‘teerlingen’ gefundeerd, maar licht ingegraven (Bauters 1998: 133). Bovendien is een erg sterk bijkomend argument de landschappelijke inplanting. De mogelijke windmolen situeert zich net op het hoogste punt (op 13m taw) van een opduiking die het omliggende landschap duidelijk domineert. Ook de nabijheid van een waarschijnlijk deels gelijktijdige nederzetting, wat een goede bereikbaarheid impliceert, lijkt een bijkomend argument.
Het kruisvormig spoor zou dus goed het onderste van een funderingssleuf voor de kruisplaten kunnen zijn. Daarbij is de overdreven breedte van 1,5m wellicht gewoon te verklaren om voldoende werkruimte te voorzien voor de balken die eerder 1/3de tot 1/4de van deze breedte zouden bedragen. Over de lengte van de kruisplaten kan geen uitspraak gedaan worden, maar het zal zeker niet even lang zijn als de 10m die de benen van het kruisvormige spoor meten. Naar analogie met de breedte kan dan een lengte van 8 à 9m vooropgesteld worden. Over de verdere opbouw kunnen natuurlijk geen uitspraken worden gedaan. De circulaire gracht zou de molenzone afbakenen en diende wellicht om het terrein nog wat op te hogen.
Op basis van de studie van Paul Bauters blijkt dat de ontwikkeling van vroege types windmolens zich in Vlaanderen rond de 12de eeuw moet hebben afgespeeld (Bauters 1998: 119-126). En in de ontwikkelingsfase was de fundering, zoals reeds vermeld, voor ze op teerlingen werd gezet, wellicht gewoon ingegraven. De aangetroffen structuur kan dus binnen dit plaatje passen.
Vergelijking
Archeologische vergelijkingssites in Vlaanderen zijn eerder schaars. Toch vertoont één site bijzonder veel overeenkomsten. De op basis van vorm, opbouw en verhoudingen zeer vergelijkbare archeologisch vastgestelde structuur is deze van De Panne – Oosthoekduinen. Een ongeveer 4m brede, circulaire gracht met een diameter van 22m omvat een centraal gelegen kruisvormig spoor met benen van 7m die eveneens naar de kardinale windrichtingspunten zijn gericht. Deze structuur werd onafhankelijk van die van Sint-Denijs-Westrem als windmolen geïnterpreteerd en kon in de 12de tot 13de eeuw geplaatst worden (Dewilde & Wyffels 2003: 37-38). Andere vergelijkingssites uit Groot-Brittannië vertonen op één of meerdere punten overeenkomsten met de als windmolen bestempelde structuur van Flanders Expo (Watts 2002: 103-110).
Besluit
In de zomer van 2008 werd tijdens het archeologisch onderzoek op een nieuwe weg te Flanders Expo in Sint-Denijs-Westrem een bijzondere structuur aangetroffen. Deze brede circulaire gracht – die werd opgegeven in de 13de eeuw – met centraal een kruisvormig spoor kan gezien enkele vormelijke eigenschappen wellicht als fundering van een vroeg type standerdmolen worden geïnterpreteerd. Een belangrijk ondersteunend argument is de inplanting op het hoogste punt in het landschap en in de onmiddellijke omgeving van een volmiddeleeuwse nederzetting. Alhoewel verder bronnenonderzoek en een vergelijkend onderzoek nog nodig is, duiden enkele parallelle vondsten en de algemene ontstaansgeschiedenis van de verticale windmolen toch sterk op deze interpretatie. Zowel voor de archeologen als voor molinologen vormt deze verrassende en unieke vondst een zeer interessant gegeven.
Johan HOORNE
Literatuur
Met dank aan: De collega’s op het veld (Bart Bartholomieux, Cateline Clement, Bart De Smaele, Griet De Doncker, Liesbeth Messiaen, Evelyn Schynkel en Arne Verbrugge); Bouwheren NV Grondbank The Loop en Ikea; Marie-Christine Laleman (Dienst Stadsarcheologie Gent); Eva Roels (Ename Expertisecentrum vzw); Luc Bauters en Walter Van den Brande (povincie Oost-Vlaanderen); Jean Bourgeois, Wim De Clercq en Jeroen De Reu (UGent); Koen De Groote en Kristof Haneca (VIOE); Lieven Denewet (Molenecho’s)
Bauters P., 1998. Van zadelsteen tot zetelkruiser. 2000 jaar molens in Vlaanderen. Boek 1 - Geschiedenis van het malen met natuurlijke drijfkracht. Gent, 288 p.
Dewilde M. & Wyffels F., 2003. Archeologische vondsten in de Oosthoekduinen van De Panne (W.-Vl.). Archaeologia Mediaevalis. Kroniek 26: 37-38.
Hoorne J., Bartholomieux B., Clement C., De Doncker G., Messiaen L. & Verbrugge A., 2008a. Sint-Denijs-Westrem - Flanders Expo Zone 2 & 3: Archeologische wegkofferbegeleiding van 13 mei tot 7 juli 2008 (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen). Gent, 110p. http:// www. archeotheloop. be/rapporten/Expo08z23WK.pdf
Hoorne J., Schynkel E., De Smaele B. & Bartholomieux B., 2008b (onuitgegeven). Sint-Denijs-Westrem – Flanders Expo Zone 3 / IKEA : Archeologisch onderzoek van 2 januari tot 15 februari 2008 (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen). Gent, 54 p.
Verhoeven A. & Vreenegoor E., 1991. Middeleeuwse nederzettingen op de zandgronden in Noord-Brabant. In: Bijsterveld A. J., Middeleeuwen in beweging, Amersfoort: 59-76.
Watts M., 2002. The archaeology of mills and milling. Stroud, 160 p.
Figuren
1: Overzichtsplan van het archeologisch onderzoek op Flanders Expo van de verschillende zones met aanduiding van de volmiddeleeuwse sporen. 1: de circulaire gracht met centraal kruisvormig spoor; 2: veronderstelde aflijning van de nederzetting (schaal 1/2500).
2: Detailplan van de nederzettingssporen op de terreinen van Ikea (1/1000).
3: Veldopname van de vlechtwerkwaterput.
4: Detailplan van de windmolen met recentere sporen er op.
5: Veldopname van de structuur vanuit de kraanbak.
6: Foto van een doorsnede op de gracht.
7: Selectie van het aardewerk uit de bovenste vulling van de gracht (schaal 1/3).