Molenechos's Homepage Molenechos.org

Olen, Vlaanderen - Antwerpen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Buulmolen - I, Hoogbuulmolen - I
Ligging
Molenstraat
2250 Olen
hoek met Boskant
Hoogbuul
kadasterperceel E107
Vlaanderen - Antwerpen
Gebouwd
voor 1362 / 1744 / 2002, uit Antwerpen
Verdwenen
1744 - 11 juli, brand / 1936, verplaatst naar Antwerpen
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Bescherming
niet,
Database nummer
5215
© Foto Jef Suykens (°Olen 1895), 18.04.1937. De personen voor het Kapelleke zijn zijn gezinsleden. Verzameling Ons Molenheem

Beschrijving / geschiedenis

De Buulmolen is een houten korenwindmolen, type standaardmolenmet halfopen voet, in het gehucht Buul (vandaar de molennaam) aan de zuidzijde van het Albertkanaal, ten zuiden van de Industrielaan, schuin tegenover de Sluizenweg. Oorspronkelijk stond hij op Hoogbuul, aan de overkant (dus noordzijde) van het latere Albertkanaal, ten zuiden van de Van Gansenstraat bij de overgang naar de Molenstraat. De aanleg van het kanaal heeft de geografische situatie grondig veranderd. Documenten uit de 16de-17de eeuw situeren de molen op de kruising van de "tsheerenstraet", de hoofdweg in het noorden, en het "stockstraetke" in het westen. De molen kan op zijn huidige standplaats profiteren van de zuidwestenwind die over het open watervlak van het Albertkanaal waait.

De vroegste vermeldingen van de Buulmolen:
- 1362: "Walterus Smeyers de pecio terre... molendinum de bule" (archief Tongerlo, cijnsboek A VII 2, f°222b)
- 1375: "Walterus Smeyers de pcium terre dictum molendinum de bule" (archief Tongerlo, cijnsboek A VII 4, f° 35r°)
- 1400: "Joh. Peters de Velthoven ex parte Walterii Smeyers de pecia terre in molendinum de bule" (archief Tongerlo, cijnsboek A VII 7, f° 49b)
- 1435: "Joh. Peters de Velthoven ex parte Walterii Smeyers de pecia terre juxta molendinum de bule (archief Tongerlo, cijnsboek A VII 18 f° 45b)
- 1463: "Joh. Peters de Velthoven ex parte Walterii Smeyers de pecia terre juxta molendinum de bule (archief Tongerlo, cijnsboek A VII 20 f° 43r)
- 1501: "Joh. van den Cloet ex parte Joh. Peeters de Velthoven pro Waltero Smeyers de pecia terre juxta molendinum de buele" (archief Tongerlo, cijnsboek A VI 15, niet gepagineerd).

Wat er in deze uittreksels opvalt is dat steeds opnieuw verwezen wordt naar Walterus Smeyers en zijn erfgenamen die tussen 1362 en 1500 vlak aan de Buulmolen een stukje grond bezaten. In deze  teksten uit de 14e-eeuwse cijnsboeken van Tongerlo wordt niet over de molen als dusdanig gesproken, maar telkens over een lap grond "iuxta molendinum de bule", naast de molen van Buul.
De molen van Buul behoorde nooit tot de bezittingen van de abdij van Tongerlo, maar wel tot de heren van Wezemaal en de Merode in Westerlo. Zij bezaten het windrecht.

De vroegst bekende pachter van de windmolen van Buul (zoals de rekeningen van de rentmeester van Brabant ons dat tonen) was  Merten Luyten. Hij pachtte de molen voor drie jaar, namelijk vanaf Sint-Jan 1468 tot Sint-Jan 1471. Luyten betaalde het eerste jaar een vast geldbedrag, namelijk het "voorlijf", een graanpacht van 24 mudden rogge. De twee volgende jaren diende hij 26 mudden rogge te leveren. Gedurende deze periode werd die pacht in natura al omgezet in een geldsom. De graanpacht werd berekend naar de keurdag ("coerdach") van Herentals, waar een mud rogge op 22 stuivers stond. Bovendien was de molenaar verplicht twee gouden rijnsgulden te betalen per afgesleten duim op de molensteen. De volgende molenaar was Jan Ooms (Sint-Jan 1471-1474) die het eerste jaar 27 en de twee daaropvolgende jaren 28 mudden rogge moest betalen.

De rentmeestersrekeningen van de heer van Westerlo van 1467-1470 maken melding van onderhoudswerken aan de Buulmolen. Toen deed Merten Van den Dyck, een smid uit Herentals, herstellingen aan de molen, waarvoor hij 12 stuivers ontving. Wouter "den Seelmacker" van Olen leverde en "prangseel", Peter "den Smet" van Olen leverde dan weer een honderdtal "heckenijsers" en een ijzeren band waarmee hij de loper van de molen gebonden had.

In de periode 1512-1593 en 1636-1715 bleven vele pachtcontracten bewaard. Behalve Nicolaas Verloo, die de molen pachtte tussen 1549 en 1593, valt het telkens op dat het om kortlopende contracten ging die vaak niet verlengd konden worden omwille van de troebele tijden met hongersnood en oorlogsdreiging.  

De drossaard kreeg tijdens de pachttermijn van Niclaes Verloo in 1563 te horen dat enkele inwoners van Olen gebruik maakten van boekweitmolens ("cruepel muelens") en handmolens ("queernen") om hun graan te malen. Dat was uiteraard in het nadeel van de banmolens. De verdachten maalden bovendien niet alleen voor eigen gebruik, maar ook voor derden. De drossaard liet hierop bij een zondagse kerkdienst duidelijk afroepen dat er in Olen  niemand mocht malen worden buiten de molenaars van de heer. Iedere vermeende sluikmolenaar werd bovendien individueel verwittigd om met zijn illegale praktijken op te houden.

Niettegenstaande die duidelijke waarschuwing durfde Geert Putmans het nog aan verder te malen voor andere personen. Als straf nam men onmiddellijk een koe van hem in beslag. Het dier werd op 8 oktober 1563 voor de halle op de markt van Westerlo verkocht voor 7 carolusguldens en 6 stuivers.

Rond 1569 ontstond er een ernstig geschil tussen Claas Verloo, de molenaar van Buul en de gebroeders Jan en Wilhelm Ghoes, molenaars van de windmolen van Hezewijk. Deze molen, ook gelegen in het graafschap Olen, werd van de heer van Merode in leen gehouden door de abt van Tongerlo. De bewoners mochten er dus ook hun graan laten malen. De gebroeders Ghoes hadden echter een "nieuwe manier van doen". Zij kwamen namelijk met paard en kar aan huis om het graan op te halen. Ze brachten het meel ook terug naar huis. Deze dienstverlenning resulteerde in een groot "bederf" van de banmolen van Buul. Heer Jan de Merode beval Jan Baeten, de meier van Olen, de wagen en het paard aan te slaan indien er nog graan aan huis werd afgehaald.

Nicolaas Verloe, die in 1591-1593 nog steeds de molenaar was, pachtte toen de molen voor slechts 18 mudden "hierlantschen" of inheemse rogge in Herentalse maat. Deze veel lagere graanpacht dan de voorgaande jaren is te verklaren door de slechte economische toestand.

Vanaf 1593-1594 tekende zich een zeker economisch herstel af, want de molen werd opnieuw tegen 22 mudden verpacht. Net zoals de graanmolen van Zoerle werd de Buulmolen op bevel van de heer de Merode dat jaar bij opbod "met de brandende keersse" verpacht. Diegene die het hoogste deed toen het kaarsje opgebrand was en doofde, werd de nieuwe pachter.

Ook na het Verdrag van Munster (1648) waren de tijden nog onveilig. Molenaar Adriaen Van Elsen liet weten dat hij op 23 december 1649 in "gemeynen convoy" of groep naar de markt naar Lier reed "met een kerre met coren" en terugkwam naar Olen met "vier off vijff soldaten te voet gemonteert met haere karabijns off roers, wesende troupen vande generaal van Lamboyu, ende de colonel...".

De slijtagekosten voor de molenstenen werden op de afgaande pachter verhaald. Op 10 mei 1682 of kort voor de aanvang van de pacht van Adriaan Van den Bosch (voor 6 jaar aan 600 gulden per jaar) werden de molenstenen gemeten. Ze waren op dat ogenblik nog 21 duimen dik. Op 3 april 1683 werden ze nog eens gemeten en toen was de loper nog 12,5 duimen en de ligger 5,5 duimen dik of samen 18 duimen. Op een jaar tijd waren ze dus 3 duimen afgesleten of vermalen. Op 24 december 1685 waren de stenen in totaal nog 15,5 duimen dik, te weten de loper 11 duimen en een kwart en de ligger 5 duimen en een kwart.

Het pachten van een molen was een dure en niet risicoloze onderneming. "Meester" molenaar Guilliam Van Isschot, die molenaarsgasten onder zich had, pachtte vanaf Kerstmis 1694 tot Kerstmis 1697 de Buulmolen voor jaarlijks 855 gulden. Maar daarna hield hij het voor bekeken. Op 5 september 1697 sloot Jan Van Eynde een contract om vanaf Kerstmis 1697 de molen te pachten voor 738 gulden. Tijdens twee jaar geraakte ook Van Eynde in de problemen en na drie jaar stopte de man er eveneens mee.
Omdat het pachten van de molen weinig attractief leek werd de pachtsom nogmaals verlaagd. Jan Daems pachtte bij de aanvang van de 18de eeuw voor slechts 617 gulden, maar moest wel voor de vernieuwing van het pachtcontract 300 gulden "spellegelt" betalen. Na het einde van de Spaanse Successieoorlog ging de molenpacht opnieuw licht de hoogte in.

In de nacht van 11 en 12 mei 1703 vond een inbraak plaats in de molenaarswoning die toen bewoond werd door molenaar Jan Daems. In de westkant van het huis maakten twee dieven een groot gat. Ze stalen o.m. een "carsack" en een van hen, Guilliam de Bouwe, kon aangehouden worden toen hij die aanhad! Hij werd, samen met Adriaen Jacobs, al op 12 mei voorgeleid aan de drossaard en opgesloten in het kasteel van Westerlo.

Met het pachtcontract ten behoeve van de uit Noorderwijk afkomstige Adriaan Wouters kwam er meer stabiliteit op de Buulmolen. We kunnen vewijzen dat de gunstiger conjunctuur. Ook kon men op het kasteel van Westerlo tot de vaststellng zijn gekomen dat een jarenlang volgehouden ervaring met het molenaarsberoep zijn vruchten zou afwerpen. Adriaan Wouters pachtte de molen van Buul onafgebroken tijdens de periode 1716-1727 voor 650 guldens per jaar. Theoretisch moest de pacht in vier delen betaald worden, namelijk telkens 162,5 gulden per kwartaal. Naargelang de mogelijkheden van de pachter werd de pacht in werkelijkheid in zeer verschillende schijven gekweten. De verstandhouding tussen Wouters en de rentmeesters was voor het overige goed, want bij de brand van de molen in de zomer (zie hierna) was Adriaan Wouters nog steeds de molenpachter.

Zijn inwonende ongehuwde broer Joannes, die ook molenaar was, werd op zondag 22 juli 1725 door weversgasten op een gruwelijke wijze vermoord in de kamer van Sint Bastiaan. De daders liepen, met de bebloede messen nog in hun hand, het huis uit, vielen omstaanders aan en konden wegvluchten.

In 1740 werden in Buul heel wat kosten gedaan om de molen in goede staat te houden. Molenbouwer Jan Willems werd op 8 november 1740 betaald voor verschillende werken, zoals aan de molenas, het verhangen van de molenstaarten het dekken van de kap. Sebastiaan De Haes leverde onder meer de gezaagde balken. Deze meerwaarde resulteerde in een nieuw pachtcontract vanaf 1 januari 1740, waarbij molenaar Wouters net zoals vroeger 650 gulden moest betalen aan rentmeester Herla. Ook het molenhuis kreeg af en toe een opknapbeurt.

De uitgaven voor de herstellingswerken van de molen in 1740 bleken achteraf allemaal zotte kosten te zijn. De molen van Buul brandde immers af in de nacht van 11 juli 1744! Tussen 1 en 2 uur trof naar alle waarschijnlijkheid een bliksem de molen, schreef rentmeester Bosquet in zijn manuaal. De molen werd in het najaar en de winter echter weer opgebouwd. Het verbrande hout bracht het kasteel van Westerlo 13 gulden 19 stuivers 2 oordjes op. Molenaar Adriaan Wouters schoot het geld voor om in augustus de kareelstenen en de metsers te betalen. Van de andere kant moest hij aan de rentmeester inn 1744 slechts 6 maanden en 11 dagen pacht vergoeden of 345 gulden 6 stuivers en 1 oordje. Er werden ook nieuwe teerlingen gemetseld waarop de molen zou rusten. Jann Van Hove, de smid van Buul, leverde het nodige ijzerwerk. Brouwer Guilliam Peeters uit Westerlo bracht op 11 februari 1745 een ton "half" bier voor de molenmakers. Vanaf 1 april 1745 was de molen opnieuw in bedrijf.

Jozef Lambert, een beëdigd molenmaker, kwam op 15 april 1745 de nieuwe molen keuren. Omdat de molen voor 1 april 1745 vanwege de brand niet gemalen had, moest Wouters ook in 1745 slechts 406 gulden 5 stuivers betalen.

De nieuwe molen was nog maar pas gekeurd of er voltrok zich een groot drama bij de familie Wouters. Op 8 augustus 1745 klom Joannes Antonius Wouters, zoon van molenaar Adriaan, op de top van de molenroede om er nodig werk te verrichten. Enkele mensen in de omgeving merkten dat op. Ondertussen kwam daar, met zijn "fusiek" op zijn schouders, Petrus ("Peerken") Wils. Hij was de zoon van Jan Wils en Catharina Peters uit Mol en woonde in Olen-Buul. Hij was als soldaat op verlof. Hij riep spottend naar de molenaar dat hij hem er ging afschieten. Hij schoot daadwerkelijk! De jonge molenaar werd door de "bal" getroffen, viel neer en was op slag dood. Hij werd een dag later in de kerk van Olen begraven en de uitvaart vond plaats op 14 augustus. Het parochieregister vermeldt: "qui fuit truculenter occisus exequia habita 14 eusdem" (dus op een barbaarse wijze vermoord). De dader kreeg nooit straf maar werd uit het leger gegooid. Hij vertoefde de rest van zijn leven, tot rond 1788, in de grootste armoede te Grobbendonk.

De molenaarsfamilie Soeten kon in de periode 1760-1780 genieten van de gunstige economische situatie, tot in 1789 de Franse revolutie en haar naweeën roet in het eiten dreigden te gooien. De Fransen waren op zoek naar Petrus Martinus Soeten junior, de secretaris van Olen. Ze arresteerden zijn oom, molenaar Petrus Martinus Soeten sr. samen met Jan Kneukelberghs en deporteerden hen naar het kasteel van Antwerpen. De oude molenaar Soeten, die de Buulmolen gedurende 38 jaar had uitgebaat, overleed kort hierop te Olen op 4 september 1802.

De Fransen legden op 19 fructidor V (4 september 1797) beslag op de goederen van de als "émigré" of uitgeweken beschouwde markies van Westerlo. Pas op 14 floréal VII (3 mei 1799) werd beslist het kasteel, het park en alle andere landerijen als 'zwart goed" te verkopen. De eigenlijke verkoop gebeurde op 9 floréal VII (zondag 28 april 1799)  om 10 uur 's morgens. Vooreerst volgde een beschrijving van de goederen bestaande uit een windmolen in het gehucht Buul van de gemeente Olen, waarvan alle draaiende werktuigen aan de huurder behoorden en die desgevallend moesten geschat worden. De woning, gebruikt door de molenaar, verkeerde in slechte staat. Deze bestond uit de keuken, de kelderkamer bovenop een kamer, de zolder, de koestal, de schuur (deels in steen en deels in leem, lengte 65 voet, breedte 28 voet) en een paardenstal in leem, Al deze gebouwen waren met stro bedekt. Achteraan was er een tuin. De totale oppervlakte, inclusief de genoemde tuin, bedroeg ongeveer 21 roeden.

De molen zelf werd dan uitgebaat door "burger" Pierre Martin Soeten met een huurcontract van 50 jaar, hetgeen op 1 januari 1814 zou eindigen,  en dit voor de prijs van 620 frank. Een expert schatte de molen voor een inkomen van 1800 frank alsmede een kapitaal van 72.000 frank.

Door middel van kaarsbranding werd de molen uiteindelijk toegewezen aan stroman Andriessens. Hij verklaarde de molen te willen kopen voor rekening van Joseph Charles della Faille (1754-1822) uit Antwerpen en diens maatschappij. Laatstgenoemde kocht in deze periode heel wat goederen aan van de graaf de Merode uit Westerlo, met wie hij een uitstekende band had. Al op 20 mei 1802 werd een akte opgemaakt tussen Charles Guilliaume Ghislain de Merode Westerloo, rentenier in Brussel en J.C. della Faille, waarbij graaf de Merode de in 1799 verkochte goederen terug bekwam. Naast het voorouderlijk kasteel in Westerlo ging het hier eveneens over de molens van Zoerle-Perwijs, Herselt en Olen-Buul.

Met Henricus "Heintje" De Ceuster begon een ononderbroken periode van meer dan een eeuw molenaars De Ceuster in Buul. Henricus was een landbouwerszoon en werd geboren te Oosterwijk op 5 april 1792. Toen hij in 1815 huwde met landbouwster Anna Theresia Heyns was hij "garçon meunier" of molenaarsgast te Olen. Bij de geboorte van zijn eerste kind in 1818 werd hij als "molenaar" vermeld. Hij kon niet beletten dat op 27 september 1834 een zesjarig kind, Isidorus Ennekens, door een draaiende molenwiek werd getroffen. Het arme kind overleed drie kwartier na het voorval.
Henri wist de molen, samen met het huis en het erf en de tuin in Buul en een akkerland aan de Turfputten, op 23 maart 1850 bij onderhandse akte aan te kopen van Markies de Merode, kamerheer van Zijne Majesteit. Nog hetzelfde jaar liet hij de molen over aan zijn tweede zoon Petrus Leonardus De Ceuster (°1822), terwijl Henricus (samen met zijn vrouw en twee dochters) ging rentenieren in het dorp. Henricus De Ceuster overleed in Buul op bijna 80-jarige leeftijd op 2 april 1873. Zijn geelkoperen meelschep, met de inscriptie "H.D.C. - 1835" is bewaard gebleven.

Zoon Petrus Leonardus, gehuwd met Joanna Helsen. die - zoals gemeld - in 1850 de molen had overgenomen, werd op zijn beurt opgevolgd door zijn broer Franciscus Victor De Ceuster (°1820), gehuwd met Maria Dymphna De Swert. Francscus, "de meulder van Buul", overleed in Buul op 13 november 1878, bijna 59 jaar oud. Zijn vier zonen zetten het werk verder met Denis, de oudste, als de molenaar. Denis huwde in 1881 met Maria Dymphna Bakelandts en overleed, als "meulder van Buul" op 4 juni 1907. Het werk op de molen werd voortgezet door de zonen Jan-Gustaaf (molenaar), Jan Viktor (molenaarsgast) en Pieter Leonardus Bonifaas (voerman van de molenkar).
Jan-Gustaaf "Gust" De Ceuster zou de laatste windmolenaar worden. Hij werd geboren op 27 april 1889, huwde in 1915 met Maria Theresia Vranckx en overleed op 16 december 1966. 

Kadastrale beschrijvingen:
- 1818: les deux moulins à grains mus par le vent sont affermés avec l'habitation du meunier et une parcelle de terre labourable, l'un à raison de fl. 500 et l'autre pour la somme de fl. 200. A raison de la différence existant entre la valeur locative et la situation peu ou moins avantagueuse de ces moulins, ils ont été divisés en deux classes. D'après le résultat obtenu par le bail, celui rangé dans la première classe recevra, après la déduction du prix de location des propriétés étrangères à celui du moulin, une estimation brute de la somme de f. 825, laquelle se réduit distraction faite du tiers, à celle nette de f. 550. La même base qui a servi à établir le revenu du moulin dont il vient d'être fait mention, guidera également l'évaluation à appliquer à celui placé dans la deuxième classe, cette estimation sera brute de f. 300, laquelle se réduit à celle nette de f. 200".
- 1832: houten standaardmolen staende op eenen ruymen afstand van het dorp doch redelijk gunstig en wel te wind, hij is in tamelijken goeden staet en heeft twee paar stenen welke niet gelijktijdig worden gebruykt"

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: de Merode, markies Henri Marie, te Brussel
- 23.09.1847, erfenis: a) de Merode Westerloo Charles Antoine Ghislaine, eigenaar te Westerlo en b) de Merode Westerloo Marie Josephine Hildegarde Ghislaine, echtgenote de Lévis-Méripoix Adrien Charles Guy Marie, eigenaar te Parjis (overlijden van Henri Marie de Merode)
- 23.03.1850, verkoop: De Ceuster-Heyns Henri, molenaar te Olen (onderhandse akte)
- later, erfenis: de kinderen (overlijden van de beide echtgenoten)
- 17.10.1873, deling: De Ceuster-De Swert Frans Victor, landbouwer te Olen (notaris Caers)
- 13.11.1878, erfenis: de kinderen: a) De Ceuster Dionysius, b) De Ceuster Leonardus, c) De Ceuster August, d) De Ceuster Marie Sidonie en e) De Ceuster ... (overlijden van Frans De Ceuster)
- 14.11.1883, verkoop: De Ceuster-Baekelants Dionysius, molenaar te Olen (notaris Caers)
- 04.07.1907, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Dionysius De Cesuter)
- 24.08.1936, verkoop: Belgische Staat (beslissing vrederechter)

De Buulmolen lag binnen de strook van 25 meter aan beide zijden van het te graven Albertkanaal en werd daarom op 28 februari 1936 onteigend. De firma Dumon & Vander Vin uit Brussel kreeg de opdracht om niet enkel een deel van het kanaal te graven maar ook de onteigende gebouwen in die strook, waaronder de Buulmolen, te slopen. Met de aanleg van de weg naast het kanaal (Van Gansenstraat) werd de molenheuvel zodanig afgegraven dat de verlaten molen dreigde zijn stabiliteit te verliezen.

Ondertussen was Camille Huysmans in 1933 burgemeester van de stad Antwerpen geworden. Hij trachtte zijn stempel op het stadsleven te drukken en de stadseconomie nieuw leven in te blazen. Zo kwam het dat onder zijn impuls het recreatiepark "Noodkasteel", gelegen op het grondgebied van de vroegere poldergemeente Oosterweel werd verwezenlijkt. Op zondag 1 juli 1934 werd het met veel luister voor het publiek opengesteld. De kranten schreven toen: "Dit enig sportcentrum dicht bij de stad is er een zoals wellicht geen enkele stad in Europa voor het ogenblik een bezit." Ruim 61 hectaren voor de vesting waren ingericht als zwembad en roeikom en de bestaande dreven en vestingsgrachten waren verstandig geïntegreerd in het hele complex. Het was voor die tijd een prachtinrichting!

Als kroon op het werk droomde de Antwerpse burgemeester voor een windmolen hoog op de wallen van het Noordkasteel. De burgemeester ging op zoek naar een molen. Op 8 oktober 1935 en op 15 april 1936 stelde Huysmans de vraag aan het ministerie van openbare werken: "Hoe staat het met de windmolen?" en "Wij zitten te wachten op een windmolen. Hebt gij nog geen nieuws?"

Het bleef echter stil rondom dit initiatief, maar op 17 augustus 1937 schreef Huysmans nogmaals aan de kabinetsoverste van de Minister van Openbare Werken Bollenger. Hij had in de dagbladen gelezen dat er een molen nabij Herentals moest worden afgebroken voor de werken van het Albertkanaal en vroeg naar de mogelijkheid om deze molen aan te kopen. Nu ging de bal aan het rollen. De firma Dumon-Vander Vin liet op 19 september 1937 weten dat ze de Buulmolen gratis ter beschikking stelde aan de stad Antwerpen. Het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen besloot op 18 oktober 1937 prijs te vragen bij gekende molenbouwers voor het afbreken, het vervoer en het heroprichten van de molen. De molen zou een plaats krijgen op de wallen van het Noordkasteel waar hij goed zichtbaar zou zijn vanop de Schelde. Volgende molenbouwers stelden zich kandidaat:
- Haelemeersch, een handelaar uit Ruddervoorde, die voor 38.800 frank de afbraak, het vervoer en de heroprichting voorzag, maar de nodig herstellingen en vernieuwingen zouden afzonderlijk berekend worden
- Alexis Meireleire uit Balegem die zijn diensten aanbood als molenmaker, aangezien hij werkloos was en als loontrekkende wilde werken
- Molenbouwer Theodoor Janssen uit Geel die het gehele werk wilde uitvoeren voor  83.850 frank. "Door" Janssens kreeg het werk toegewezen, aangezien hij de molen kon demonteren, vervoeren en volledig kon afwerken en bedrijfsklaar maken wat meer zekerheid gaf. Hij voerde deze werken uit in maart 1938. Op zondag 26 juni 1938 kon de "Molen van het Noordkasteel" ingehuldigd worden.

Het recreatiepark van het Noordkasteel was voor de Antwerpen meer dan 35 jaar hun buitenverblijf waar ze konden zonnen en badenof waar ze gewoon konden verpozen na een week hard labeur. Dit ontspanningsoord lokte jarenlang massa's volk en de Flandriaboten voeren voortdurend vanhet Steen naar het Noordkasteel en terug en zo brachten ze de Sinjoren ter plaatse. Ook autobussen en motorbootjes zorgden voor het vervoer van de stedelingen en men zong in die tijd zelfs: "Kom mee naar 't Noordkasteel, Ginder aan Oosterweel..."
Hoog boven het ontspanningsoord stond de oude Buulmolen, nu de molen van het Noordkasteel, als versiering, aantrekkingspunt en baken op de Schele.
De dienst van de havenwerken was vele jaren belast met het onderhoud en het in gang zetten van de windmolen. De wandelingen boven op de wallen rondom de molen lokten veel volk dat genoot van de enig mooie Scheldezichten.

Tot het einde van de jaren 1960 was er geen vuiltje aan de lucht. Toen kwam echter de uitbreiding van de haven ter sprake en het stadsbestuur, onder leiding van burgemeeester Lode Craeybeckx, besloot het ontspanningsoord te sluiten. Deze plannen stuitten op fel verzet van Antwerpenaars en in de zomer van 1969 organiseerde men verschillende betogingen en manifestaties. Op 5 juli van dat jaar trokken heel veel betogers door het domein om de mensen naar de Grote Markt te lokken om er te protesteren. Op grote borden droeg men slogans mee als: "Oost, West, Noordkasteel best..."
Het protest mocht echter niet baten, want voor het einde van de zomer ontvingen de exploitanten van de winkeltjes in de omgeving van het zwembad en de roeivijver het bevel om tegen 1 oktober 1969 op te kramen. De laatste zomer van het "Buitenverbijf Noordkasteel" was voorbij.

Inmiddels begonnen de werken om het 5de havendok met het Amerikadok te verbinden. Om die doorsteek te verwezenlijken bleek het echter noodzakelijk de Buulmolen weer eens te verplaatsen. Fernand Suykens, adjunct-directeur-generaal van het havenbedrijf die tijdens zijn kinderjaren veel op en rond de Buulmolen had gespeeld, volgde de werken op. De molen werd een 400-tal meter verder geplaatst boven op de voormalige geschutskoepel van het Noordkasteel, nabij de Hogere Zeevaartschool en de Royerssluis. De Antwerpse gemeenteraad keurde deze verplaatsing in 1972 goed. De schatting bedroeg 2 miljoen frank en de aanbesteding gaf volgende uitslag:
- Firma De Vos, Lommel: 2.056.996 frank
- Mariman Walter, Zele: 3.838.759 frank
- Caers Hendrik, Retie: 4.036.120 frank

De laagste bieder, de firma De Vos, voerde de werken uit tussen 8 oktober 1973 en 8 augustus 1975 voor de uiteindelijke som van 2.904.590 frank, BTW inbegrepen. De firma, die geen echte molenexpertise had, beging de fout de molen op zijn nieuwe standplaats te verankeren. Zo werden de onderste traptrede en de loopschoren met ijzer en beton vastgezet, waardoor de molen alle bewegingsvrijheid werd ontnomen. Het gevolg was dat de molen spoedig aftakelde omdat hij niet meer kon draaien. Na jaren verwaarlozing en talrijke stormen was de molen niet meer veilig en werd de molenkast in 1986 naast de teerlingen gezet.

De stad liet in 1990 een restauratiedossier samenstellen en trachtte via het Commissariaat-Generaal voor Toerisme subsidies te verkrijgen, want de Buulmolen was geen beschermd monument. Wel werd de beschermingsprocedure opgestart en Vlaams minister Johan Sauwens ondertekende op 10 juni 1992 het beschermingsbesluit als monument. Ondertussen had de Antwerpse gemeenteraad op 11 september 1991 beslist de molen, met uitzondering van de wieken, gratis te schenken aan de gemeente Olen.

Aanleiding was de voorziene vieringn "1000 jaar Olen" in 1994! "Het Comité 1000 jaar Olen" lanceerde op hun vergadering van 23 januari 1991 het idee om de Buulmolen tegen dat feestjaar terug naar Olen te halen en te restaureren. Men was immers op zoek naar een duurzaam project dat de Olenaars nog jarenlang zou herinneren aan de viering van het duizendjarig bestaan van de gemeente. Volgens Robert Houben, eigenaar van de molens van Bouwel en Noorderwijk, zou dat geen probleem vormen aangezien de stad Antwerpen geen geld beschikbaar stelde om de gedemonteerde Molen van het Noordkasteel te herstellen.

Het "Comité 1000 jaar Olen" sprak gedurende twee jaar (1991-1992) bijna elke maande de molenkwestie.
- Marcel Sanders legde contact met Fernand Suykens, directeur-generaal van de Antwerpse haven wiens vader een Olenaar was, maar die moest spijtig genoeg zeggen dat de molen niet meer onder zijn bevoegdheid viel, maar wel onder het Antwerpse stadsbestuur.
- Er werd een nota opgemaakt over de diverse plaatsen die eventueel in aanmerking kwamen om de molen herop te bouwen. Dit met de voor- en andelen en ook de financiële aspecten. Zo dacht men dat de Buulmolen zou kunnen opgericht worden op de Weeën, in Meren, in Buul langs het Albertkanaal, in Hoogbuul, op de Heiblokken, aan De Bastiaan, op de Sasbergen en in Lammerdries.
- Een delegatie molenexperten (molenaar Walter Van Aelst, molenverzamelaar Alfons Van Stappen en molenmuseumconservator Walter Van den Branden) bezocht deze locaties en kwamen tot de bevinding dat Meren bij de kapel de meest geschikte locatie was om de Buulmolen herop te richten
- Men liet op 24 april 1991 de molenbouwers Caers uit Retie een prijsraming opmaken voor het demonteren, vervoeren, herstellen te Retie en heropbouw te Olen maken. Die raming bedroeg 6.074.910 frank.
- Men trachtte op een bepaald moment sponsors te vinden om de molen te herbouwen, maar dan zou de historische molen in een soort attractiepark moeten geplaatst worden waar hij ook niet thuishoorde.

Het "Comité 1000 jaar Olen" besloot na twee jaar het te kostelijk geacht en moeilijk te realiseren project af te voeren. Als aanbeveling gaf het comité te kennen om het dossier aan een molencomité over te dragen dat - los van hen, maar wel in samenwerking met het gemeentebestuur - de Buulse molen zou trachten herop te bouwen.

Een jaar na de viering van "1000 jaar Olen", in 2005, kwam een groepje belangstellenden uit de Olense Heemkundige Kring "De Linde" samen als de "Vrienden van de Buulse Molen". Ze zonden een motie aan het gemeentebestuur om de beleidsmensen aan te porren de onderdelen van de molen naar Olen te halen om hem op die manier te redden. Het schepencollege stond aanvankelijk erg sceptisch tegenover dit alles. Ze hadden immers minder goede ervaringen met beschermde monumenten die men moest onderhouden, maar waarvoor de subsidies slechts druppelsgewijs vrijkwamen.

Onder impuls van Hilbrand De Vuyst, erfgoedconsulent van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen (thans Agentschap Onroerend Erfgoed) kwam er weer schot in de zaak. Hij kon het schepencollege overtuigen de molen naar Olen over te brengen en te restaureren met de belofte het dossier op te volgen zodat op korte termijn een restauratiepremie zou kunnen toegekend worden. Hij beschouwde het als het laatste redmiddel voor de molen.

De Antwerpse gemeenteraad nam op 24 juni 1996 een nieuw besluit over de molen: "De gemeenteraad komt terug op de gemeenteraadsbeslissing van 11 september 1991 en wil de houten windmolen van "Hoogbuul" Noordkasteel in zijn geheel aan de gemeente Olen schenken mits deze gemeente alle kosten zal dragen wat betreft demontage en transport en er zal voor zorgen dat de molen terug wordt opgebouwd en als beschermd monument zal worden onderhouden".

Kort daarop werden de molenonderdelen naar Olen overgebracht en gestockeerd in een loods op het domein Teunenberg. Alles kwam nu in een stroomversnelling terecht. De gemeenteraad keurde op 4 september 1996 de ereloonovereenkomst met het Architectenbureau Paul Gevers uit Kasterlee goed voor het opstellen van een wederopbouw- en restauratiedossier voor de Buulmolen.
Met PIDPA werd een overeenkomst voor een recht van opstal afgesloten op een perceel aan de Industrieweg, die voor telkens 30 jaar stilzwijgend met 10 jaar verlengbaar. Aangezien dit terrein in een waterwinningsgebied gelegen is, werd een aantal voorwaarden opgenomen om dat gebied volledig intact te houden.
Op 19 november 1996 had het Architectenbureau Gevers zijn voorontwerp klaar. Er werd nu snel doorgewerkt en het bouwdossier werd besproken en aangepast. Zo viel om budgettaire redenen de ruimte onder de molen weg en opteerde men voor een bijgebouw als educatieve ruimte. (Naderhand bleek dat dit niet mocht). Stedenbouw leverde op 4 april 1998 een bouwvergunning af. Vlaams minister van cultuur Luc Martens kende datzelfde jaar een restauratiepremie toe. Men wilde zo vlug mogelijk gaan bouwen en dus werd de molen aanbesteed. Er diende op 13 juni 2001 een beperkte heraanbesteding te gebeuren, waarop de werken aan Molenbouw Adriaens bv uit Weert werden toegewezen.

De Molse Bouwonderneming nv zorgde, als onderaannemer, vanaf oktober 2002 voor de onderbouw van de molen. De firma effende het terrein, goot de funderingsplaat en de teerlingen en metselde er rondom een halfsteens metselwerk en de muren van het teerlingkot. De firma Adriaens bracht de molenonderdelen over naar hun werkplaats in Weert om de bruikbare onderdelen er uit te halen en te vervangen wat nodig is. Erfgoedconsulent Hilbrand De Vuyst volgde de werken op, vanuit het principe dat restauratie het maximale behoud is van de oude onderdelen en het minimale vervangen door nieuwe delen.
De molenbouwers Adriaens bouwden de molen in hun werkplaats te Weert weer op. De montage in Olen begon op 10 maart 2003. Op drie dagen stond de molenkast op de standaard en daarna volgden de kap en het binnenwerk. De roeden werden op 1 juli aangebracht en het werk was af voor het begin van het bouwverlof op 14 juli.

Bij de herbouw in Olen kon nog weinig van de oorspronkelijke molen hergebruikt worden. Het vangwiel is nog origineel. Beide kruisplaten konden hergebruikt worden als buitensteekband! De gelaste metalen roeden zijn 25,60 meter lang en werden vervaardigd door Derckx uit Wessem (NL) in 2003. De beplanking van de molenkast is uitgevoerd in oregon kroon. Het stormeinde of de windweeg bestaat uit horizontaal geplaatste gepotdekselde grenenhouten planken met berd als onderlaag. De molenkap is bedekt met eiken schalies of leien. De molen is in de Kempense kleuren geschilderd: de molenkast is grijs met witte hoekstijlen; de askop (van de "Kempische IJzergieterij & Smederij A. Van Aerschot" uit Herentals) is rood met wit; het stormeinde is zwart geteerd, alsook de trap; de trapleuning is wit. Tegen de binnenzijde van de kap werd een uilenbak aangebracht.

Op 1 augustus 2003 werd de "teruggekeerde verloren zoon" feestelijk ingehuldigd. Het gemeentebestuur van Olen verdient zeker een pluim voor haar "volharding"! Willy Vermaelen, die de molenaarscursus volgde bij de vzw Levende Molens, werd als vrijwilige moelnaar aangesteld en is dat nog steeds.

De molen wordt goed onderhouden. Op 10 november 2009 werd een onderhoudspremie van 1902,40 euro toegekend. Begin 2015 kreeg de molen een onderhoudsbeurt. Er werden een aantal dakleien vervangen die door vogels, op zoek naar insecten, kapotgepikt waren. De technische dienst en de molenaar overwogen de plaatsing van een fopvogel, als hulpmiddel om de vogels van de molen weg te houden. Omdat de molenkast wat verzakt was en het kruien moeizamer verliep, werd de molen opgekrikt en de zetel bijgesteld. De totale kosten bedroegen net geen 25.000 euro.

Het gemeentebestuur wilde in 2007 het terrein rond de Buulmolen promoten als locatie voor buitenactiviteiten. Er werd een huurreglement uitgewerkt. Basisvereiste is dat de aanvrager zijn adres in Olen moet hebben. Het tarief werd vastgesteld op 200 euro per weekend en een waarborg van 250 euro. Dit leidde tot de organisatie vanaf 2008 door de vzw Keizer Karel van de jaarlijkse manifestatie "Daar bij die molen" op het eerste weekend van de juli. Op vrijdag komen de liefhebbers van Nederlandstalige muziek aan hun trekken. Op zaterdag spelen een dj en/of coverbands pop- en rockklassiekers. 

Op zaterdag 1 oktober 2016 kreeg de molen op de site van de Tombeekmolen in Overijse het kenteken “Actieve Molen 2016” uitgereikt. Deze nominatie gebeurde door het Molenforum Vlaanderen vzw (www. molenforumvlaanderen.be)  op basis van de volgende criteria: de molen als gebouw (uitzicht, toestand), de werking als molen (draaien en malen) & de inzet van de molenaar, de toeristische ontsluiting en de gelegenheidsactiviteiten.

Louis MERTENS, Willy HAEMHOUTS, Rik ANTHONIS & Herman HOLEMANS

Zie ook: Olen, Buulmolen II
             Antwerpen, Molen van het Noordkasteel

Literatuur

Archieven
Archief Tongerlo, cijnsboek A VII 2, f°222b (1362): "Walterus Smeyers de pecio terre... molendinum de bule"
Archief Tongerlo, cijnsboek A VII 7, f° 49b (1375): "Walterus Smeyers de pcium terre dictum molendinum de bule" Archief Tongerlo, A VII 4, f° 35r° (1400): "Joh. Peters de Velthoven ex parte Walterii Smeyers de pecia terre in molendinum de bule"
Archief Tongerlo, cijnsboek A VII 18 f° 45b (1435): "Joh. Peters de Velthoven ex parte Walterii Smeyers de pecia terre juxta molendinum de bule" 
Archief Tongerlo, cijnsboek A VII 20 f° 43r (1463): "Joh. Peters de Velthoven ex parte Walterii Smeyers de pecia terre juxta molendinum de bule"
Archief Tongerlo, cijnsboek A VI 15, niet gepagineerd (1501): "Joh. van den Cloet ex parte Joh. Peeters de Velthoven pro Waltero Smeyers de pecia terre juxta molendinum de buele".
Oud Gemeentearchief Noorderwijk, "Goedenissen", nr. 11 (1794): Petrus Martinus Soeten, molder tot Buul, Anna Maria, zijn dochter wil begijn worden.
Rijksarchief Antwerpen, Parochieregisters Olen.

Mededelingen
05.02.2003, brief L.C. Van Dyck, archivaris van de abdij van Tongerlo
Mailbericht van Willem van Breenen, Breda

Werken
Kris De Winter, "Westerlo, land van Merode", Heemkring Ansfried Westerlo,
Jef Vleugels, "De rentmeesters en het beheer van het markizaat Westerlo in de achttiende eeuw", licentiaatsverhandeling KUL, Faculteit Letteren, Departement Geschiedenis, p. 116-118.
Louis Mertens, "Aantekeningen bij de stamboom Soeten", Lindeblad, jg. 8, lentemaand 1982.
Loeo Hannes & Fl. Bosch, "De familie SOeten uit Olen en aanverwante families. Genealogische schets opgesteld in het begin van de 19de eeuw", Vlaamse Stam, jg. 26, nr. 9, september 1990.
Frans Verbiest, "Petrus Martinus Soeten", Lindeblad, jg. 8, lentemaand 1982, p. 84.
Frans Verbiest, "Zwart goed te Olen", Lindeblad, WIntermaand 1981, p. 5.
Louis Mertens, "Olense volkstellingen van 1693 en 1709", Lindeblad, Wintermaand 1994, nr. 40.
Louis Mertens, "In St. Sebastiaan: een aloude afspranning", Lindeblad, jg. 6, Wintermaand 1980, p. 46.
De Kempische Genealoog, jg. 14, nr. 4, oktober-december 2002.
L. Denewet, "Drie nieuwe Vlaamse staakmolenkasten in 2003", Molenecho's, XXXI, 2003, 2, p. 64-66;
L. Denewet, "Tien Vlaamse molens ingehuldigd in 2003", Molenecho's, XXXI, 2003, 4, p. 281-296.
H. Holemans & P.J. Lemmens, "Molens der Zuiderkempen", Nieuwkerken, 1978, p. 86-87;
P.M. Soeten, "De Molen van Olen", in: Bijdragen tot de Geschiedenis, 1951, nr. 1;
J. Lauwerys, "Drie mooie molens", in: Oolensche Bijdragen, II, Brecht-Turnhout, 1941, p. 8-11;
"Molenverplaatsing", in: De Belgische Molenaar, jg. 33, nr. 10 (5 maart 1938), p. 100;
"De Buulmolen door de eeuwen heen 1362-2003", Olen, Gemeentebestuur, 2003, 100 p. (overdruk uit het "Lindeblad", lentemaand 2003);
P.J. Lemmens, "Molenoverzicht uit het Arrondissement Turnhout van 1830 tot heden", Heemkundig Handboekje voor de Antwerpse Randgemeenten, Kwartaalschrift, Borgerhout, Gitschotel Buurschap, Jg. 12, [1964], nr. 3, p. 21.
Lieven Denewet, "Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de kuststreek tot het Maasland", Molenecho's, XX, 1992, nr. 2-3.
Info Willem van Breenen, Breda
Verbiest Fr., "De molen vn Buul", Lindeblad nr. 12, 1980, winter

Persberichten
MPH, "Buulmolen", in: Het Nieuwsblad, 02.01.2008
"Molenaars kunnen feesten aan de molen", in: Gazet van Antwerpen, 03.10.2007.
MPH, "Buulmolen", in: Het Nieuwsblad, 15.09.2007.
MPH, "OGB wil Jos Van Dyck eren met sportpark", in: Het Nieuwsblad, 07.06.2002.
E. De Kinderen, "Eeuwenoude buulmolen herrezen in Olen: einde aan ruim zestig jaar ballingschap in Antwerpen: heden en verleden", in: De molenaar, weekblad voor de graanverwerkende en veevoederindustrie, CVI, 2003, nr. 23, p. 22.
MPH, "Lokale rockers treden op rond de molen. Olen on the Rocks", in: Het Nieuwsblad, 04.07.2009.
Marc Peeters, "Daarbij die Molen en
Olen on the rocks", Het Nieuwblad, 02.07.2009.
"Buulmolen maakt zich op voor feesten", in: Gazet van Antwerpen, 21.06.2009.
MCPS, "Olen is klaar om volop te zomeren", Het Nieuwsblad, 07.07.2010.
RUVH, "Olenaars vieren weekend lang feest bij Buulmolen", Gazet van Antwerpen, 02.07.2010.
Marc Peeters, "Nicole en Hugo komen vroeger. Daar bij die molen... programmawijziging", Het Nieuwsblad, 29.06.2011.
Rudi Van Houdt, "Olen feest aan de molen", Gazet van Antwerpen, 28.06.2011.
Marc Peeters, "Keizer en boer te gast aan de Buulmolen", Het Nieuwsblad, 28.04.2013.
Marc Peeters, "Olen Zomert... aan de Buulmolen op 5 en 6 juli", Het Nieuwsblad (online), 28.06.2013.Marc Peeters, "Buulmolen in de kijker. Nacht van het Kempens Erfgoed", Het Nieuwsblad (dig.), 01.11.2013.
Marc Peeters, "Daar bij die Molen", Het Nieuwsblad, 25.06.2014.
Marc Peeters, "Buulmolen kreeg een opknapbeurt", Het Nieuwsblad, 18.04.2015.
Marc Peeters, "Daar bij die molen", Het Nieuwsblad, 21.06.2015.
Hans Otten, "Daar bij die molen", Gazet van Antwepen, 28.06.2015.
Hans Otten, "Vrijdag 1 juli, 19 u - Buulmolen, Olen. Daar bij die molen in Olen", Gazet van Antwerpen, 29.06.2016.

Overige foto's

Buulmolen - I, Hoogbuulmolen - I, Olen, Foto uit 1927 (coll. Rob Simons, Sint-Huibrechts-Lille) | Database Belgische molens
© Foto uit 1927 (coll. Rob Simons, Sint-Huibrechts-Lille)