Deneweths molen
Wingene, Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Deneweths molen, Molen Deneweth, Molen van het Zwarte Gat
- Ligging
- Tieltstraat 31
9870 Wingene
noordzijde
hoek met Kaplotestraat
rechtover Molenstraat
Zwarte Gat
300 m O van de kerk
kadasterperceel D 1730a
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1843-1844
- Verdwenen
- 1905 - oktober, onttakeld / 1906 - maart/mei, sloop romp
- Type
- Stenen stellingmolen
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 4934
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Molen van het Zwartegat (naar de ligging) of molen Deneweth (naar de bouwheer-eigenaar) wa een stenen stellingmolen, ingericht om graan te malen en olie te slaan.
Hij stond aan de noordzijde van de Tieltstraat (nr. 31), op de hoek met de Klaplotestraat (nr. 2) en recht tegenover de Molenstraat, vroeger genaamd den Ast, wijk het Zwarte Gat.
De molen staat al aangeduid in de Atlas der Buurtwegen, die precies in de bouwperiode van de molen werd opgemaakt. We zien hem ook op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855).
Bernard Deneweth (°Ruiselede 1754 - Wingene 1823) hield op deze plaats in 1797 winkel en herberg, samen met zijn vrouw Godelieve Braet. Zoon Jan Deneweth (Wingene, 1797-1869) leerde malen op de Leenmolen in Wingene. Deze molen, later ook Rommels molen genaamd, stond in de Leenmolenstraat of Kozijnhoek. De molenaar was Francis Decraene en Jan huwde in 1823 de molenaarsdochter Rosa Decraene (°Wingene 1799).
Bij het overlijden van Bernard Deneweth in 1823 erfde zoon Jan Deneweth-Decraene het ouderlijk huis. Jan vatte het plan op zelf een molen op te richten achter het huis. Op 5 april 1843 kreeg hij een gunstig advies van de gemeente "om een steenen koornwindmolen en olieslagerij" op te richten. Hij kreeg de toestemming van de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen op 28 april 1843. De bouw van de molen of althans het molentechnisch gedeelte, gebeurde door molenmaker Ivo Martens uit Wingene. Boven in het latwerk van de kap stond te lezen "1.8.4.4."
Jan Deneweth en Rosa Decraene hadden een zoon, Blondien Deneweth (Wingene, 1832-1913), die huwde met Margriet Riemaecker. Hij trad in zijn vaders voetsporen. Ook hun twee zonen Jules en Adolf zetten het molenaarswerk verder, maar de zaken boerden achteruit door het opkomen van de mechanische maalderijen.
Op 17 maart 1866 was er een blikseminslag, die flink wat schade veroorzaakte. Volgend uitgebreid veslag verscheen in de Standaerd van Vlaenderen va, 24 maart 1866.
Men schryft uit Wyngene, 20 maerte:
"Zaterdag om 3 ½ uren namiddag, is boven onze gemeente eene zware hagelbui losgeborsten, vergezeld van wind en donder. […]
Van daer is de bliksem gevlogen in een huis regt daerover by den molenaer J. Deneweth, al vooren in en al achter uit door de ruiten. De 15 jarige zoon van Deneweth zegt door den bliksem getroffen te zyn geweest, maer hy en heeft geen leed bekomen. Tot daer toe waren er geene ongelukken te betreuren, maer nu dringt hy in den schoonen steenen molen van genoemden Deneweth, alwaer hy eerst al onder zyne vreede werking begonnen heeft, want hy heeft het peerd waermeê B. Deneweth, beneden in den molen gevlugt was, voor zyne voeten dood geslagen. Deneweth heeft gelukkiglyk geen leed bekomen. Van onder in den stampmolen heeft hy een deel van den vloer uitgerukt, het fourneis en de bakken verwoest en moet van daer naer boven gevlogen zyn, want al de planken zyn opgerezen en al de glasramen in den molen zyn verbryzeld. Hy zal al door de kap op het ende en den pestel gestuikt zyn, want de asse is versmeten. De stukken hout, de riemen en splenters vlogen wel dry mael zoo hoog als het bovenste van den molen en verspreidden zich in den omtrek van 350 meters. Dry metsers vrochten in den afstand van 300 meters van den molen en zagen een stuk hout regt op hen komen van 10 kilos zwaer; ’t en was maer twee meters meer van hen verwyderd toen het op den grond nederviel. In den noordkant van den molen is er een stuk uit den muer gerukt van een meter en half vierkante. Daerna is de bliksem langs de gaendery weggeloopen. Voor wat den knecht aengaet die in den molen was, deze is een klein gatje door zyne kleederen gebrand op den elleboog; zyn arm was lam, maer hy is reeds genezen. Al de naeste huizen waren met stukken hout bedekt en menige dakpannen waren gebroken. Men hoorde van alle kanten niet anders dan moord en brand roepen, maer geen wonder, want boven den molen zag men niet anders dan een zwarten kuil. Op eenen oogenblik waren er by honderden menschen van alle kanten toegesneld. Wy mogen ons gelukkig achten dat de brand zich niet voortgezet heeft, want niemand hadde kunnen blusschen, zoo zeer was iedereen met schrik bevangen. Alles is verzekerd tegen brand."
Na het overlijden van vader Jan Denewet in 1869 begon zoon Blondien sterke concurrentie te krijgen van "Coussens machine" van recht over de deur. Met de hulp van zijn twee zonen kon hij nog een tijdlang verder malen.
Adolf Deneweth (°Wingene 1862 - +Pittem, 1951) was de eerste die afhaakte als molenaar. Hij was ondertussen gehuwd en woonde op de wijk Scheewege en had daar een café en een kleine veehandel. Zijn broer, Jules Deneweth (Wingene, 1861-1918) was de eigenlijke molenaar. Hij huwde Marie Louise-Vandenbrande (1868-1941). Jules werd "de mulder Deneweth" genoemd en zijn vrouw wa "Marie van de mulder Deneweths". Jules werd op Pinksterdag 17 mei 1918 op de wijk "de Koker" dodelijk getroffen door een Engelse vliegtuigbom.
Zijn oudste zoon Jerome (1896-1977) huwde op 9 januari 1919 met Maria Cesarine Houtekier. Samen startten ze en meubelbedrijf in de Beernemstraat in Wingene. Dit bedrijf werd in 1936 overgebracht naar de Kortrijksestraat 30 te Oostkamp. Zoon Willy Deneweth (1923-2015) legde de fabriek stil in 1995.
De familie Deneweth besloot in 1905 over te gaan tot een openbare verkoop. Deze verkoop gebeurde door het kantoor van notaris Vercruysse te Ruddervoorde (onder het ambt van notaris Emile Van Caillie uit Brugge). In "Het Weekblad van Oost- West- en Zeeuwsch-Vlaanderen" van zondag 10 september 1905 (jg. 15, nr. 37, p. 3, kol. 4-5) verscheen de volgende verkoopsadvertentie:
KANTOOR / VAN DEN / NOTARIS VERCRUYSSE, / TE RUDDERVOORDE.
OVERSLAG
Woensdag 13 September 1905, ten 2 ure, bij Adof Deneweth, te Wynghene, Scheewege, van:
1° WOONHUIS met steenen KOORNWIND- en OLIESLAGMOLEN met machien van 18 peerdenkracht en 19 aren 56 cent. ERF, te Wynghene, in 't Dorp. Niet ingesteld.
2° 05 a. 54 c. B0UWGROND, nevens voorgaande. Ingesteld 2100 franks.
3° 65 aren voordeelig gelegen BOUWGROND, te Wynghene, Tramstatie, bij de melkerij en de dorpplaats, langs den steenweg naar Tielt en naar Ruysselede.
Verdeeld in 9 koopen.
Maar ingesteld 8350 franks.
Bewoond en gebruikt door Blondin Deneweth.
Ambt: Notaris Emile Van Caillie, Brugge."
Op de openbare verkoop op 13 september 1905 van "de molen, molenhuis en erve, staande en gelegen op 't Zwartegat" was er weinig interesse. Deneweths molen geraakte met al de rest in handen van de familie Coussens. Zo zagen ze de kans schoon de concurrent van voor hun deur weg te ruimen. De molenmakers Coussée uit Meulebeke haalden in 1905 het wiekenkruis uit, terwijl ze in maart-mei 1906 de gehele molen uitsloopten. Pius ('Pic') Baessens sloopte het metselwerk. Molenmaker Ivo Martens, die de molen in 1844 had gebouwd, leefde toen nog en was er hart van in, toen hij de sloopwerken zag.
Opeenvolgende eigenaars:
- 1843, opbouw: Deneweth-Decraene Jan, winkelier te Wingene
- 29.02.1848, erfenis: en de (minderjarige) kinderen: a) Deneweth Charles, b) Deneweth Blondine, c) Deneweth Ivon en d) Deneweth Virginie (overlijden van vrouw Decraene)
- 17.02.1879, afstand: a) Deneweth Blondinus Amandus, molenaar te Wingene en b) Deneweth Virginie (notaris Verhofstadt - het deel van Deneweth Henri, gemeentesecretaris te Ruddervoorde door nalatenschappen van zijn vader, zuster en halfbroer en bij akte van afstand, d.d. 01.06.1875, bestaande in de volgende delen van huis met molen en verdere toebehoorten: 1/5 van 32998/47040, 2/7 van 419/1920 en 1/3 van 1/5 van 32998/47040).
- 21.02.1890, erfenis: Deneweth Blondien Amand, molenaar te Wingene (overlijden van Virginia Deneweth).
- 13.09.1905, openbare verkoop: a) Coussens Louisa, b) Coussens Ursula, c) Coussens Jozef, handelaar te Wingene en d) Coussens Octave (notaris Vancaillie - de molen moet worden afgebroken).
Lieven DENEWET, Hooglede & Wim DENEWETH, Oostkamp
Literatuur
Gedrukte bronnen
- Standaerd van Vlaenderen, 24.03.1866, p. 2.
- Het Weekblad van Oost- West- en Zeeuwsch-Vlaanderen, zondag 10 september 1905 (jg. 15, nr. 37), p. 3, kol. 4-5 (verkoopsadvertentie)
Werken
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z , Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
Lieven Denewet & Luc Goeminne, Molenmakers in Vlaanderen. Het werkboek van Coussée uit Meulebeke, in Molenecho's Vlaams tijdschrift voor molinologie, jg. 22, nr. 3-4, 1994, p. 263-266.
G. Lams, Van Wenghina tot Wingene. 847-1977, Wingene, 1977 (uitgave in eigen beheer)
G. Lams & A. Vandewiele, Een verleden voor mensen van heden. Wingene en Zwevezele door de jaren heen, Roeselare, 1990.
Lieven Lams, Wingene, in F. Hollevoet, Als straten gaan ... praten, Tielt, 2005.
Lieven Lams, e.a., Fotoboek "Wingene, terug naar de 20ste eeuw", Ons Wingene, 2008.
Omer Vanlaere, Wingene in oude prentkaarten, 1972.
Omer Vanlaere, Onze windmolens, De Roede van Tielt, 5(1974)1/2 blz. 63-67, 3 blz. 33-40; 6(1975)1 blz. 27-36.
Guido Lams, De acht windmolens van Wingene, Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse molens, 18 (2002/2003), p. 195-198.
Fotoboek "Wingene, terug naar de 20ste eeuw", Ons Wingene, 2008.
Wim Deneweth, "Wingene - molen van het Zwarte Gat of Deneweths molen", 2002.
Michaël Deneweth, "Mijn dorp is Breugheldorp".
J(ules) F(raeyman), "De molen van Poelvoorde en zijn zeven gematen (Vervolg van bl. 12)", Biekorf, jg. 49, 1948, 2, p. 37-42.
Wim Deneweth, "76 jaar meubelmakerij Deneweth in Oostkamp (1919-1995)", Heemkundige Kring Oostkamp (HKO), nr. 32, winternummer 2015, p. 39-72.