Sint-Denijs-Boekel (Zwalm), Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Naam
- Moldergemmolen, Maldergemmolen, Mechelse Koekoek
- Ligging
- Molenberg 14
9630 Sint-Denijs-Boekel (Zwalm)
westzijde
op de Boekel- of Moldergembeek
grens met Sint-Maria-Horebeke
kadasterperceel A559
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Geo positie
- 50.858349, 3.700100 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Peter De Deken
- Gebouwd
- Voor 1229 / 1451
- Type
- Bovenslag watermolen
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Tijdelijk ook zaagmolen en oliemolen
- Gevlucht/Rad
- Metalen bovenslagrad, 0,80 x 4,80 m
- Inrichting
- 4 steenkoppels, graankuiser, haverbreker, buil, zandslijpsteen
- Toestand
- Gerenoveerd tot restaurant
- Bescherming
- M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
17.02.1994 - Molenaar
- Geen
- Openingstijden
- Op molen- en monumentendagen en als restaurant, gesloten op dinsdag en woensdag (tel. 055 495112, e-mail: info@demechelsekoekoek.be)
- Database nummer
- 487
- Ten Bruggencatenummer
- 50487
- Internet bron
- Moldergemmolen, Maldergemmolen, Mechelse Koekoek
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Moldergemmolen is een watermolen met bovenslagrad aan de Boekel- of Moldergembeek, aan de de westzijde van Molenberg (nr. 14), nabij de hoek met Smarre, op de grens met Sint-Maria-Horebeke. In de loop van de eeuwen werden de namen "Maldergem" en "Moldergem" door elkaar gebruikt.
De watermolen wa in 1229 in het bezit van de benedictijnenabdij te Ename. In een oorkonde van maart 1229 bevestigt en getuigt Arnould van Gaevere, heer van Mater, dat Willem Duncker en zijn echtgenote een stuk grond en meersen schenken aan de abdij. In de opsomming wordt ook een "weide aan de watermolen van Maldergem" vermeld: "Dedit preterea idem Willelmus unum diarium prati juxta molendinum de Malderghem, et unum curtule, que cidem Willelmo Eihamensis ecclesia,..."
Dezelfde Arnould van Gaevere, heer van Mater, bevestigde in 1230 dat Willem, gekend als Dunket ('Willelmus, cognomento Dunket") een allodium (vrij leen), gelegen aan de "Molendinum de Malderghem" schonk aan de abdij van Ename. In deze uitgebreide Latijnse beschrijving wordt de ligging van deze gronden beschreven.
In de natuurstenen gevel die uit de beek oprijst (asput) zit een steen met het ingekapte jaartal 1318. Of dit authentiek is, wordt wel eeens betwijfeld. Er is ook al heel wat gebakeleid over de vorm van de cijfers die deze inscriptie eerder 500 jaar later situeren.
In 1451 werd de molen in brand gestoken door opstandige Gentenaars in hun strijd tegen Filips de Goede, hertog van Bourgondië. De hopopbouw leidde tot een hevige discussie tussen de abdij van Ename en jonkheer Arend van Schorisse. Voor de heropbouw (met de aanvoer van hout, steen en kalk) werd een gracht gedolven door het kloostergoed om het water te doen aflopen. Toen jonkheer Arend van Schorisse dit opmerkte, werd hij erg kwaad en liet molenaar Jan vanden Hove door zijn baljuw oppakken. Via een ordonnantie van de Raad van Vlaanderen werd Van den Hove gevangen gezet. De baljuw en schepenen van Arend van Schorisse werden gedagvaard om te verschijnen voor de Raad van Vlaanderen, die - wegens de Gentse opstand - toen tijdelijk in Dendermonde was ondergebracht. (Archieftekst: "Raekende watermuelen te Boucle die int jaer 1451 was v[er]brant, ende soo duert goedt van[den] convente een gracht was ghedolven om twater af te loopen, mits het haut steen ende calk ter plaetse was gebrocht tot upmaeken van[den] voors[eiden] muelen, is den bailluy ende schepenen van jo[nke]r Arent van Schoorisse co[m]men schauwen de voorn[omde] gracht ende baete ghewesen, Jan van[den] Hove gevanghen en[de] ghehauden, die eenighe tyt daernaer by ordonn[antie] van[den] Raede in Vlaenderen is ghesaect up zeker, Bailluy en[de] scepen[en] voorn[om]t ghedachvaert in[den] voors[eide] Raet te compareren te Denremonde [= Dendermonde], ende aldaer te procederen naert behooren." - bron: Rijksarchief Gent, Fonds Abdij van Ename, Proces voor de Raad van Vlaanderen, 9 wedemaand 1451).
Dank zij bewaarde huurovereenkomsten tussen de abt en de molenaars kennen wij hun namen , vanaf 1699 zelfs ononderbroken tot aan de gedwongen verkoop door de Franse Republiek.
Pieter Huyse huurde in 1597 van abt Charles de Rodiwan de watermolen en het huis en kocht in 1600 de weide boven de "Meulebeke" van drie eigenaars.
Inghel Schaepcooman werd in 1603 de nieuwe pachter voor twee jaar. Hij werd opgevolgd in 1605 en 106 door Maximiliaan Huyse. Deze maakte evenwel veel schulden en kon de renten op de molen niet betalen. Hij verkocht in 1607 een stuk grond aan de abdij.
Molenaar Inghel Schaepcooman huurde in 1634 ook 5 dagwant en 23 roeden van de abdij in de omgeving van de "meulen te Molderghem" voor 48 ponden parisis en 6 "mudde mestelijn" (masteluin: mengeling van tarwe- en roggemeel).
Sacharias Pede pachtte de molen vanaf 1637. Hij legde in 1648 en 1655 een aantal rekeningen voor aan de abdij voor de door hem uitgevoerde herstellingen aan de molen. Zo werd onder andere de brug vernieuwd en had de molenaar die met paard en kar moeten testen.
François Pede nam de molen in 1663 over. Hij wordt genoemd in een verkoopcontract dat de abdij bij monde van abt De Loose afsloot met steenbakker Jan Bartijn uit Sint-Denijs-Boekel voor de levering van 10.000 stenen (1000 "bleke" en 9000 "rode" stenen) voor herstellingen aan de molen te Malderghem. François Pede moest instaan voor de bevoorrading van de werklieden: bier, brood en hesp. Aldus onderging de molen in deze periode grondige verbouwingen. Het contract met deze molenaar werd in 1672 verlengd.
Na zijn overlijden huwde zijn weduwe met Ghelaen Van Den Daele, die in 1681 de nieuwe huurder werd. Het contract werd in 1690 verlengd. Hij kreeg problemen, want hij kreeg in 1699 de duerwaarder over de vloer omdat hij zijn "meulenpaght" van 22 ponden groten gedurende twee jaar niet betaald had. Van Den Daele belandde in de gevangenis en de abdij voreg uiteindelijk "de uitdrijving van de pachter aan de praeter van Maeter". In de praktijk betekende dat de abdij aan de schout van Mater vroeg om de molenaar uit het huis en zijn molen te zetten. Gheleijn Van Den Daele schreef nog een brief aan de abdij om uitstel van betaling te vragen. Hierin beschreef hij de "miserabele" tijd waarin ze moesen leven. Hij gaf details over zijn oogst die praktisch volledig in beslag genomen was door de Franse legers in 1697 zodat hij al jaren geen opbrengst meer had. Het mocht niet baten: eind 1699 mocht hij opstappen.
Op 30 en 31 december 1699 stelden de molenmakers Frans Mannens en Gheeraert de Scheirdere een gedetailleerde "prijsije" op van het draaiende werk, met Gheleijn als afgaande en Pieter Baecke als opkomende pachter: "De prijsije ghemaeckt den 30 ende 31en Xbre (december) 1699 vanden Watermeulen competerende d'abdije van Eenaeme ghestaen binnen de prochie van Boucle ghemaeckt bij Frans Mannens ende Gheeraert de Scheirdere ghecorren bij Pieter Baecke als aencommenden pachter ter eerder, Gheleijn Vanden Daele als afgaenden pachter bedraeght totter somme van 1C XXIII p. XIIII sch. X gr. Waerop den voorn(omden) P(ieter)r Baecke heeft betaelt totter somme van vijftich ponden groote. Soo datter is blijven staen voor staenden prijs in profijte van de voorn(omde) abdije totter somme van drijentseventich ponden veerthien schell(inghen) ende thien gr(ooten)." (archief familie Dernau-De Bleecker). Het nieuw contract met Pieter Backe werd ondertekend op 31 januari 1700.
Een nieuw pachtcontract werd opgesteld in 1731 tussen Laurentius de Reijngodt, abt en prelaat van de abdij van Sint-Salvator te Ename, en molenaar Pieter Baecke. Laatstgenoemde diende te betalen: negen ponden grooten in geld, vijf zakken goede fijne tarwe en vijf zakken goede leverbare "mestelijn" (masteluin, mengeling van tarwe- en roggemeel), per jaar te betalen en te leveren op kerstavond.
De volgende pachtcontracten werden aangegaan met zijn weduwe (1734) en met zijn weduwe en zoon Francis Baecke (1739. In het contract van laatstgenoemde met abt Carolus De Colins D'heetvelde (1757) lezen we dat de pachttermijn negen jaar bedroeg tegen betaling en levering van "vijfthien ponden grooten courant ghelt 't siaers, vrij suyver gheldt, ende vijf sacken goede fijne taerwe, ende seven sacken goeden leverbaeren schockeloen (gerst), al t'siaers. De taelijnghe ende leveringhe te doene t'elcken ghevallen Kerst".
Philippus Vuye, zoon van Pieter, werd in 1771 de nieuwe pachter voor negen jaar. In het pachtcontract komt een beschrijving van de hele molenomgeving voor met vermelding van alle aangelanden. Er wordt geen melding meer gemaakt van levering van zakken, maar wel van een dubbele pachtsom in geld, met name 36 ponden groot per jaar. De molenaar moest ook instaan voor de contributiën en het logement van soldaten. Volgens het pachtcontract van 1775 moest Philippus Vuye opnieuw vergoeden met geld en met zakken: 16 ponden grooten courant en zeven zakken goede fijne tarwe en zeven zakken goed leverbare ""schockeloen" (gerst), af te leveren op kerstavond. De huidige eigenaar Peter De Deken vond in de Moldergemmolen een hanguurwerk van Philippus Vuye met de tekst "F. Vuye tot Maercke". Hij was verwant met Charles Louis Vuye, die in de voordeur van de Romansmolen in Mararke-Kerkem in de voordeur grifte "C.L. Vuye tot Maercke".
Het pachtcontract van 1781 met de weduwe van Philippus Vuye bevat dezelfde voorwaarden als in 1771. In het contract van 11 augustus 1783, onder abt Jacques Philip De Locquenghien, bedroeg de pachttermijn negen jaar en bedroeg de huurprijs 18 ponden grooten courant geld, met dezelfde levering van zakken.
De laatste pachter van het Ancien Régime was Joannes Ludovicus Vanderhaeghen-Baecke. Zijn pachtcontract van 1793 met dezelfde abt laten de voorwaarden ongewijzigd.
Uit de aangeslagen goederen van de abdij van Ename door de Franse republikeinen, werd de Moldergemmolen op de 7de Ventôse van het jaar 6 (25 februari 1798) openbaar verkocht in Gent. Koper was "citoyen Vital", als stroman in opdracht van de pachtende molenaar Jean Louis Vanderhaeghen-Baecke. De molen, de omringende gronden en het molenaarshuis werden aangekocht voor 100.100 Franse frank.
Uit het proces-verbaal van afpaling van de gemeente Sint-Denijs-Boekel in 1817: "Il existe un moulin à eau, situé sur une petite rivière où il manque souvent d'eau en donnant une interruption dans le service. Non affermé. Sur la quantité des grains qu'il peut moudre, comme n'ayant d'autre comparaison à fixer son revenu, j'estime que son produit brut peut être porté à la somme de 300.00. Le tiers déduit pour frais de réparation et entretien, reste en produit net 200,00".
De molen werd bij akte van notaris Van Damme in Nederzwalm op 27 maart 1833 verkocht aan Pierre Louis Ghijs, die gehuwd was met de weduwe Vanderhaeghen van Jan Baptist De Geyter.
Deze Ghijs bekwam in 1866 een vergunning voor de plaatsing van een "vuurduivel" (stoommachine). Na zijn overlijden vond op 7 maart 1872 een verdeling plaats bij notaris De Backer en werd zoon Jan Louis Ghijs-Vanderstichelen, landbouwer in Sint-Denijs-Boekel, de nieuwe eigenaar. In de akte wordt de molen beschreven als een "graanmolen door water en stoom". In een rode baksteen van de cirkelvormige ringmuur rond de asput is het jaartal 1883 gegrift. Toen werden verbouwingen gedaan om de molen aan de industriële revolutie aan te passen en alle assen en tandraderen in gietijzer uit te voeren.
Rond 1900 was de molen ook in werking als zaagmolen. Er bleef een foto bewaard van enkele nog te zagen boomstammen omheen het molengebouw. Voorheen was de molen ook als oliemolen in werking. Onder de vloer vond men het doodsbed en op de binnenkoer vond men stukken van de pletstenen van de kollergang terug. Sinds de jaren 1930 werd enkel nog graan gemalen.
Rond 1900 gebeurde 's nachts een tragisch ongeval rond de Moldergemmolen. Marus De Ridder, grootvader langs moederskant van Freddy De Pauw uit Sint-Blasius-Boekel, sukkelde in de beek rond de molen en stikte in de modder. Die dag was hij teruggekomen van de seizoensarbeid in Frankrijk. In plaats van in Roborst van de trein te stappen was hij doorgereden tot het volgende station.
Jan Louis Ghijs overleed op 11 december 1906 en zijn weduwe op 26 oktober 1912. De molen kwam bij erfenis in handen van zoon Omer Ghijs, gehuwd met Elisa Baeckaert. Lisa was zelf ook afkomstig van een molenaarsfamilie: zij was de dochter van molenaar Severnius Baeckaert van de Franskoutermolen in Sint-Denijs-Boekel en haar broer Valère maalde op de nog bestaande Molen te Rullegem in Herzele.
Na het ovelrijden van Omer Ghijs op 26 juli 1942 kwam de molen bij erfenis toe aan de weduwe en de kinderen. De toen 37-jarige schoonzoon Karel De Bleecker was op dat ogenlijk dienstdoend molenaar naast zijn betrekking als veldwachter. In de praktijk was het molenaarsdochter Idalie die instond voor de werking van de molen.
De weduwe overleed op 24 juni 1947 en de molensite kwam toe aan de dan 40-jarige dochter Idalie Ghijs. Karel en Idalie lieten in 1949 een walsenstoel met elektrische aandrijivng plaatsen. Rond 1968 viel ook hier de molenactiviteit stil.
De weduwe Ida De Bleecker-Ghij maakte in 1974 een jeugdherberg van de molen en de stallingen aan de overzijde van de weg. De eigendom werd in 1976 in drie delen verkocht, waarbij de molen in handen kwam van antiekhandelaar Jo Vervondel. Aanvankelijk gebruikte hij de molen als opslagplaats. Later bouwde hij de molen om tot restaueant "de Mechelse Koekoek".
De molen werd op 17 februari 1994 beschermd als monument en samen met zijn omgeving als dorpsgezicht.
De huidige eigenaar, Peter De Deker exploiteert er nog altijd een restaurant in de vrijwel intacte maalruimte. Lange tijd had hij de gedachte de molen opnieuw te laten draaien en er elektriciteit mee op te wekken voor zijn horecazaak. Het nog bestaande molenbinnenwerk dient nu louter als decor voor de restaurantbezoekers.
Technische gegevens
De Moldergemmolen is een watermolen met metalen bovenslagrad die ingericht is als korenmolen. Vroeger deed hij tijdelijk ook dienst als olie- en zaagmolen.
Bewaard houten sluiswerk met trapsgewijze afgewerkte strekdam. Op de middelste strekdam rust de wateras. De wateras is gelagerd op drie plaatsen in halfronde arduinstenen en heeft een diameter van zowat 14 cm. De buitenste sterkdam heeft 15 trapniveaus en is voorzien van een sterk X-anker.
Het water kwam in de maalgoot terecht door de lossluis met een hefboom van binnenuit over een katrol op te trekken met een touw en een zware steen als tegengewicht. In de maalgoot was een valluik voorzien om het water voor het wiel vier meter naar beneden te laten vallen, zodat het waterrad na een halve omwenteling stopte in noodgevallen of bij tijdelijke stopzetting van de maalactiviteit. Zo moet de molenaar niet telkens buiten om de overlaat op te trekken en kon het waterwiel niet ongewild beginnen draaien. De molenaar had ook een systeem met een communicerend vat en een bel in de bovenbeek om hem te waarschuwen voor plotse zeer hoge waterstand na een hevige regenbui. De hoepels of ringen waarmee dit systeem vastgehecht was, zijn nog aanwezig.
Het ijzeren bovenslagrad heeft een diameter van 4,52 meter en een breedte van 80 cm. Ooit waren er extra zijflenzen toegevoegd, van zowat 14 cm hoog, om de waterinhoud van de schoepen te vergroten. De flenzen zijn thans totaal opgerost. Het hele waterwiel, alle schoepen, de maalgoot, de arduinen lagering, de eikenhouten dwang op de maalas, de lossluis zijn als gevolg van 50 jaar aftakeling sterk getekend of verdwenen.
Het oudste deel van het huidige molengebouw is in baksteen opgetrokken op een natuurstenen basis. In de watergevel bevinden zich rechthoekige, lichtjes getoogde vensters met ijzeren roedeverdeling en dorpels in natuurstenen. De uitbreidingen aan weerszijden in het laatste kwart van de 19de eeuw hebben ijzeren of betonnen lintelen. Verschillende nog zichtbare bouwnaden, binnen en buiten, en verschil in baksteenformaat of kleur verraden deze verbouwingen of uitbreidingen.
Binnenin. Het nog aanwezige binnenwerk dient nu als decor voor de restaurantbezoekers.
Maalvloer met plavuizen van Doornikse steen, op een in de watergevel ingemetselde arduinen steen gedateerd 1318, vermoedelijk later ingebracht.
De vijf meter diepe asput meet zowel zes op drie meter en herbergt de haakse overbrenging met behulp van twee conische wielen. Asput met bakstenen ringmuur met hardstenen dekstenen afgedekt door een houten deksel.
Steenbed met stevige eiken balken. Zij worden door vier sierlijke gietijzeren kolommen ondersteund die gedragen worden door de solide gemetselde ringmuur van de asput met een diameter van 3,60 m, bovenaan met gesegmenteerde natuurstenen blokken afgewerkt. Spoorwiel met houten kamraderen, vier sterrewielen. Vier handwielen om de molenstenen te lichten.
De steenzolder heeft een oud dakgebint met gebogen spantbenen en houten getapte verbindingen. Drie steenkisten waarvan één met zinken wanden. Drie graanbakken en schoenen of slagbakken. Vier steenkoppels van kunststeen. Vier liggers en drie lopers zijn in goede staat. Ze dragen onderaan een ovale naamstempel: "N.V. Gebr. JASPERS OCTROOI BREVET PATENT AARLE-RIXTEL".
Twee galgen waarvan één voorzien van vijzel en bijbehorende halve hoepels, twee sleepluiwerken met aandrijfriem en drukrol, een graankruiser en haverbreker zijn nog aanwezig en in behoorlijke staat.
In de doorgang langs het metalen bovenslagrad (diameter 4,80 meter) maakt het water een val van ruim 4 meter. Stroomopwaarts op de linkeroever is er een gracht die eventueel in verbinding kan gesteld worden als bypass.
Eigenaars na 1800:
- sinds 1798, eigenaar: Vanderhaegen-Baecke Jan-Baptist, molenaar te Sint-Denijs-Boekel
- 27.03.1833, verkoop: Ghijs-Vanderhaegen (de vrouw is weduwe in eerste huwelijk van De Geyter Jan-Baptist) Pierre Louis (notaris Van Damme)
- 07.03.1872 deling: Ghijs-Vanderstichelen Jan Louis, landbouwer te Sint-Denijs-Boekel (notaris De Backer)
- 11.12.1906, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Jan Louis Ghijs)
- 26.10.1912, erfenis: Ghijs-Baeckaert Omer Jean Louis, molenaar te Sint-Denijs-Boekel (overlijden van de weduwe Vanderstichelen van Jan Louis Ghijs)
- 26.07.1942, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Omer Ghijs)
- 24.06.1947, deling: De Bleecker-Ghijs Charles Louis, molenaar te Sint-Denijs-Boekel (notaris Goedertier)
- 19.11.1976, verkoop: Vervondel (later gehuwd met De Smet) Johan Gaston Lucien, antiekhandelaar te Sint-Denijs-Boekel (notaris Wijgaerts)
- 2009, eigenaar: De Deken Peter
Frydda VAN DE VELDE, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
- Rijksarchief Gent, Fonds Abdij van Ename, Proces voor de Raad van Vlanderen, 9 wedemaand 1451 (over de brand van de Watermolen in 1451).
- Rijksarchief Gent, Abdij van Ename, nr. 2023. Diverse stukken m.b.t. de watermolen van de abdij op de plaats 'te Malderghem' te Sint-Denijs-Boekel, 15de-18de eeuw, 1 bundel.
- Rijksarchief Gent, Abdij van Ename, nr. 2030. Diverse pachtcontracten te Sint-Blasius-Boekel en Sint-Denijs-Boekel, 16de-18de eeuw, 1 bundel
- Rijksarchief Gent, Abdij van Ename, nr. 2032. Stukken betreffende de verpachting van de watermolen "te Malderghem" te Sint-Denijs-Boekel, 16de-18de eeuw, 1 bundel.
- Rijksarchief Gent, Provinciaal Archief, 1851-1870, nr. 1550, nr. 1579.
- Prviaat archief famile Dernau-De Bleecker, Pachtcontracten met de molenaars vanaf 1699.
Gedrukte bronnen
- Piot Charles, "Cartulaire de l'abbaye d'Eename", Bruges, A. de Zuttere-van Kersschaver, 1881 (Monasticon Flandriae. Recueil de chroniques, chartes et autres documents concernant l’histoire et les antiquités de la Flandre-Occidentale. Chroniques des monastères de Flandre), p. 142 (vermelding uit 1229).
Werken
- L. Denewet, "Tien Vlaamse molens ingehuldigd in 2003", Molenecho's, XXXI, 2003, 4, p. 281-296.
- P. Bauters & R. Buysse, "De Oostvlaamse watermolens. Inventaris 1980", Gent, 1980, p. 152-155 (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, nieuwe reeks, 11);
- P. Bauters, "Oostvlaams molenbestand 1986", Gent, 1985 (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, nieuwe reeks, 25);
- Julien Th. Vandeputte, "De molens van het arrondissement Oudenaarde uit hun geschiedenis", Oudenaarde, 1974;
- (L. Smet), "Watermolens te koop: Sint-Denijs-Boekel", in: Molenecho's, IV, 1976, p. 47;
- "Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Derde aflevering. De arrondissementen Oudenaarde en Sint-Niklaas", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XVI, 1962, 2 (Gent, 1963);
- Robert Desart, "Les Moulins à Eau du Hainaut et des Flandres", Soignies, Lemaire, 1968, p. 123;
- "Zwervend doorheen de Zwalmvallei bij het ruisen der watermolens", in: Ons Volk, Weekblad voor het gezin, jg. XLVIII, 1965, nr. 33, 19 augustus, p.20-23, ill., krt.
- H. Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-T", Opwijk, 2007.
- "Zwalm, Het twaalf dorpenparadijs", blz. 46
- F. Verlaeckt, F. Van de Velde e.a., "De molens van Zwalm. Een lees- en kijkboek", Zwalm, Heemkundekring De Zwalm, 2010, 193 p.
Persberichten
- Pierre Penninck, "Bezeten van water en beweging. In de kijker Peter, Jo en Clothaire De Deken koesteren erfgoed watermolens", Het Nieuwsblad, 21.03.2009.
- "Moldergemmolen, Sint-Denijs-Boekel", Het Nieuwsblad, 21.03.2009
GPP, "Restaurants Zwalm- en Ter Biestmolen vandaag weer open", Het Nieuwsblad, 19.11.2010.
- Pierre Penninck, "Provincie versterkt Moldergembeek en Boekelbeek", Het Nieuwsblad, 09.12.2011.
- GPP, “Provincie versterkt oevers Moldergem-Boekelbeek”, Het Nieuwsblad, 27.12.2011.
Mailberichten
- Maarten Osstyn Adegem, 05.05.2014.
- Ton van Schie, Leiden, 19.08.2019.