Molenechos's Homepage Molenechos.org

Castelsmolen

Ieper, Vlaanderen, West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Castelsmolen, Molen Castel
Ligging
Meenseweg 128
8900 Ieper
zuidzijde
ten O v.d. Steverlincklaan
1,3 km O v.h. stadscentrum
kadasterperceel C59
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
1768 / 1778
Verdwenen
1882
Type
Staakmolen
Functie
Oliemolen, later korenmolen
Bescherming
niet
Database nummer
4836

Beschrijving / geschiedenis

De Molen Castel (genoemd naar een eigenaar) was een houten windmolen aan de zuidzijde van de Meenseweg, achter het huidige huisnummer 128, ten oosten van de Steverlincklaan, op 1,3 km ten oosten van het centrum van Ieper. Dichtbij stond de Citadelmolen (zie aldaar).

We vinden de Castelsmolen aangeduid met een bruin molenteken van een staakmolen op de Ferrariskaart van ca. 1775 en met een windmolensymbool op de kaart van Vandermaelen uit ca. 1850.

De molen werd in 1768 opgericht als een oliemolen. Victor Romain vanden Ameele uit Ieper en Pieter Jacobus Valcke, een handelaar uit Ieper, bekwamen op 9 september 1768 het octrooi van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia om een oliewindmolen te bouwen op de Sint-Jacobsparochie, buiten de Citadelpoort van Ieper, langs de weg van Ieper naar Menen, op een stuk grond waar toen herberg de Citadelle stond ("paroisse de Saint Jacques, dans l'Echevinage de la ville d'Ypres, hors la Porte de la Citadelle, le long du pavé conduisant de la ville d'Ypes vers celle de Menin, sur laquelle partie de terre est présentement batie une maison à l'usage d'un cabaret nommée la Citadelle").

Door de gewijzigde export- en importtarieven op olie kwam hij evenwel in de problemen en gaf Jacobus Valcke aan dat zijn investering niet meer rendabel was. Om aan deze economische noodwendigheid te verhelpen ("que pour tirer un avantage qui l'indemniseroit du peu de profit qu'il a actuellement de son moulin à l'huile"), vroeg hij in 1778 de toelating om op zijn oliemolen eveneens graan te malen. Dat octrooi kreeg hij op 28 november 1778.

Dat was evenwel niet zonder grote tegenkanting van het Vrije Ambacht van de Molenaars. hierin gesterkt door de Ieperse schepenen. Opvallend is dat de verklaring van het ambacht ondertekend is door Guillaume Vanderghinste, de man die eerder zo'n problemen ondervond om een olierosmolen in de stad te mogen bouwen! De uitbreiding van zijn oliewindmolen naar een molen om tevens graan te malen legt duidelijk de particularistische ingesteldheid van het Ambacht bloot. Zoals baron Bonaert die als "Receveur Général de Conseil des Finances" adviseerde, was hun verzet ingegeven door jaloezie en econmisch eigenbelang en waren de aangehaalde argumenten waardeloos. Het ambacht stelde dat er al te veel molens waren, iets wat de stad ook poneerde. Valcke zou bovendien niets kennen van het molenaarsambacht en hij zou er enkel op uit zijn om na de uitbreiding van zijn molen, deze te verkopen. Het is duidelijk dat het ambacht hierbij zijn eigen groepsleden wilde beschermen en de opname van nieuwe leden verhinderen. Enige rancune in hoofde van Vanderghinste zal hier ook niet vreemd aan zijn geweest. Valcke gaf aan de meesterproef wel degelijk te zullen afmaken. Baron Bonaert stelde dat het initiatief van Valcke wél nuttig was voor een deel van de bevolking aldaar: er was nog geen molen naast de Meenseweg en de parochiemolen van Zillebeke lag halverwege Zillebeke en Hollebeke. Daarom adviseerde Bonaert de "Conseil des Finances" gunstig. Zijn advies werd dan ook gevolgd en het octrooi werd verleend op 28 november 1778.

Jacques Valcke was voor zijn koren- en oliewindmolen een jaarlijkse cijns van 3 hoet tarwe verschuldigd. Het eerste jaar betaalde hij het dubbele als een vorm van startgeld, een extra belasting die ook geheven werd bij iedere overdracht van de molen. De taxatie die in natura aangegeven werd, werd wel omgezet in geld.

In 1829 was de staakmolen in het bezit van de weduwe en kinderen van Karel Bossaert. Deze kinderen waren: Julien Joseph Bossaert uit Zillebeke, Marie Thérèse Bossaert te Ieper en Louis Vantroyen-Bossaert uit Ieper.

Bij akte verleden voor notaris Meersseman op 14 november 1833 werd de molen verkocht aan Yves (Ivo) Leonard Castel (°Langemark 1807 - + Ieper 1867), gehuwd te Merkem in 1828 met Sophia Amelia Lebbe (Merkem 1805 - Ieper 1885). Hij werd naderhand bijgestaan door een aantal van zijn 12 kinderen:
- Charles Louis Castel (Merkem 1833 - Wijtschate 1903) huwde met Anna Vanhaelewyn (834-1909) en werd molenaar op de Molen Castel te Wijtschate.
- Theophile François Castel (Ieper 1844 - Bikschote 1910) huwde met Horthense Clemense Ghyselen (1832-1903) werd molenaar op de Ondankmolen te Bikschote
- Leonard Adolphe Castel (Ieper, 1837-1903) bleef ongehuwd en maalde verder op de Molen Castel te Ieper.
- Henri Castel (Ieper, 1841 - 1906), gehuwd met Romanie Decoene (°Nieuwkapelle 1842 - +Ieper 1882), maalde eveneens verder op de Molen Castel te Ieper.

Ivo Castel diende in juni 1854 een bouwaanvraag in bij de Ieperse gemeenteraad om een stoommaalderij te bouwen. Deze aanvraag werd vergund. Aanvankelijk werd ook nog met de wind gemalen, maar in 1882 werd de windmolen in kadasterdocumenten als "puinen" omschreven. Er zijn ons geen afbeeldingen van bekend.

Lieven DENEWET, Herman HOLEMANS, Kristof PAPIN & Dirk CASTEL

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief  Brussel, Financiële Raad, nr. 1879 (oprichtingsbundel, 1768)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1908 (toevoegen graanmolen 1778, met verwijzingen naar het eerder octrooi uit 1768).

Landkaarten
Massekaart, 1729-1730
Ferrariskaart, ca. 1775.
Atlas der Buurtwegen, ca. 1844
Topografische kaart van Vandermaelen, ca. 1850.
Kadastrale kaart P.C. Popp, ca. 1855.

Kranten
Le Progrès (Ieperse krant), 8 juni 1854.

Werken
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel III. Gemeenten H-J", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1995.
Kristof Papin, "De oprichting van molens in de stad en kasselrij Ieper in de 18de eeuw: schipperen tussen private en publieke belangen", Westhoek (Tijdschrift voor geschiedenis en familiekunde in de Vlaamse & Franse Westhoek),  jg. 31, 2015, nr. 1, p. 229-240 (235, 237, 238-240).