Molenechos's Homepage Molenechos.org

Langeveldmolen

Kruishoutem (Kruisem), Vlaanderen, Oost-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Langeveldmolen, Veldmolen
Ligging
Langeveldmolenstraat 2A
9770 Kruishoutem (Kruisem)
noordzijde
ten W. v.d. Karreweg
Langeveld
grens met Machelen
kadasterperceel A674
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
Gebouwd
1636 / kort na 1704 / ca. 1750
Verdwenen
1696, oorlog / 1918 - oktober, oorlog
Type
Staakmolen met gesloten voet
Functie
Koren- en oliemolen
Bescherming
niet
Database nummer
4628
© Prentkaart GEKADA.

Beschrijving / geschiedenis

De Langeveldmolen was aanvankelijk een houten korenwindmolen aan de noordzijde van de Langeveldmolenstraat (nr. 2 A), ten westen van de Karreweg, bij de grens met Machelen, op een veld genoemd "tlanghevelt", vandaar de molennaam.

Deze windmolen werd gebouwd in 1636. Op 11 juli 1639 werd voor de Schepenen van de Stad Gent het koop en verkoopcontract opgemaakt. Vrouw Leonora de la Coste, douairière van Jonkheer Charles Wouters, heer van Ruddervoorde, verkocht aan Antheunis Calewaert in ,"perpetuelen ende eeuwighen cheyns" een partij land of weide gelegen in de parochie van Kruishoutem, onder den "Oudenaarsent', langs de hoge heirweg van Gent naar Kortrijk (24). Dit partijken is acht oudenaarse roeden lang en dertien breed, paalt aan de heirweg en ligt langs de voetwegel naar het goed van het hospitaal van Oudenaarde. Het stuk land maakt deel uit van een partij drie bunder en half groot, gemeen met mevrouw de douairière van de heer van Mariakerke en jonkheer Guillaume van Zijpe. De eeuwige cheyns werd verkocht voor de som van 30 schellingen per jaar, bovendien 40 pond groot, eens, aan voornoemde vrouw Leonora de la Coste, en vijf schellingen voor hare dienstboden (25). Het land werd verkocht omdat een windmolen al is opgebouwd krachtens het octrooi door Antheunis Calewaert verkregen vanwege heer Louis de Blasere, heer van Ydewalle en watergraaf van het land van Vlaanderen, op 30 augustus 1636. Dit was de betalingsdatum van de jaarlijkse cheynspacht op de windmolen en hij trad in werking op 3 februari 1636. 

In hetzelfde koopcontract staat vermeld dat Antheunis Calewaert de nieuwgebouwde molen en de cheynsgrond heeft verkocht aan Philippus Bruneel, filius Karel, molenaar te Olsene. Vrouw Leonora de la Coste ontving vanwege Philippe Bruneel de 40 pond, eens, en de vijf schellingen voor de dienstboden. 

Hiervoor kreeg Philippe Bruneel kwitantie en kon hij verder de Langeveldmolen laten draaien. Hoogstwaarschijnlijk bleef de familie Bruneel de Langeveldmolen uitbaten, wat zal blijken uit hetgeen volgt. In een akte verschenen voor Antoon Van Parijs, greffier van het "Oudenaarse", staat te lezen, dat de Langeveldmolen "ten jare 1696 afgebrocken is gheweest door de franse volkeren van oorloghe.'' De vernietiging van de windmolen is veroorzaakt door het leger onder bevel van maarschalk Villeroy, die in het jaar 1696, de streek van Kruishoutem heeft bezet (26). De familie Bruyneel stond zonder molen en ging uiteen. Nochtans bleef zij de eeuwige cheynsgrond behouden, zijnde de molendam, verkregen van Antheunis Calewaert in 1639. Een kleinzoon van Philippe Bruyneel, ook Philippe genaamd, woonde in 1702 als molenaar te Melden bij Oudenaarde. Marten Bruyneel filius Adriaen en kleinzoon van de eerste molenaar op de Langeveldmolen woonde te Tiegem, ook als molenaar. Ondertussen zijn de cheynsrechten van de molendam eigendom geworden van jonkheer Nieuwlandt, heer van Pottelsberghe, en de familie Bruyneel betaalde verder de jaarlijkse verschuldigde 30 schellingen.

Op 15 april 1702 ontstond hevig protest, vanwege Philippe Bruyneel te Melden, tegen Joos Vanden Driessche, apotheker te Gent. Deze maakte voorbereidingen tot het optrekken van een nieuwe molen op de oude molendam. Het antwoord van de Gentse apotheker bleef niet uit. Hij dreigde met rechterlijke vervolging indien Philippe Bruyneel het voortzetten van de werken zou storen. Hij deed eenn beroep op het volgende onderhandse akkoord : "lck Philippe Bruyneel wonende te Melden verklaar al mijn rechten die ick bezit op zekeren molendam, gelegen te Kruishoutem, aan Marten De Spelman af te staan, mits overname der anclevende lasten: actum 20 September 1700 ; geteekend met het merk Ph. Bruyneel: was present en medeonderteekend Nicolaas Falans". "En ik ondergeteekende Marten De Spelman filius Lieven, cedeer aan Joos Vanden Driessche apotheker te Gent, al de rechten die ik bezit op zekeren molendam gelegen te Kruishoutem langs de hoogen heirweg Gent-Kortrijk. Actum 3 Maart 1701. Get. Marten De Spelman." Philippe Bruyneel stelde rechterlijk vervolg in tegen Joos Vanden Driessche : "dat de cessie van 20 September 1700 sonder causa nul is en noyt effect en heeft gehad ende is onderbleven omdat men onderlyn vande conditie de oorsaeck waerover men gheconvenieert was oock noyt en is volkomen" d. i. het jaarlijks betalen van de 15 schellingen, zijnde het deel van Philippe Bruyneel in de cheynspacht, dat Marten De Spelman niet had voldaan aan jonkheer Norhert Nieuwlandt, heer van Pottelsberghe. Het was de eerste moeilijkheid van de apotheker bij het herbouwen van de Langeveldmolen, en andere zullen nog volgen. De Hoge Raad van Vlaanderen te Mechelen zal moeten tussen komen en uitspraak doen.

Op 8 mei 1702, voor de greffier Antoon Van Parijs werd een verkoop- en koopakte opgesteld: Marten Bruyneel zoon van Adriaen, molenaar te Tiegem verkoopt aan Claude Florent de Jauche de Mastaing, graaf van Kruishoutem, de helft van de molendam gelegen te Kruishoutem langs de Hoge heirweg van Gent op Kortrijk, mits het overnemen der aanklevende lasten. De akte zegt niets over de betaalde prijs en ook niets over het betalen van 20 pond groot aan jonkheer Norhert Nieuwlandt, heer van Pottelsberghe, en 2 schellingen 6 deniers voor de dienstboden. Deze akte werd, bij procuratie gegeven aan Antoon Van Parijs, overgeschreven te Doornik en de erfenisrechten betaald vermits de koopakte handelt over eeuwige cheynsgrond. Dezelfde verworven eigendomstitel werd overgeschreven te Kruishoutem in tegenwoordigheid van Abraham Clochet, Joos. D'Huyvetter en Pieter Steuperaert baljuw en schepenen van de heerlijkheid van de "Oudenaarsen": 15 Mei 1702 (27). Aldus bestaan in 1702 twee eigenaars van de molendam langs de Hoge heirweg. Het verder weergeven van de teksten wordt te ingewikkeld en het relaas van de feiten is merkwaardig genoeg om afzonderlijk te behandelen.

In Kruishoutem bestonden al drie feodale molens waarin begrepen is de IJzerbergmolen die feodaal was door aankoop. De renten en belastingen op de molens e·n het graan malen waren een voortreffelijke bron van inkomsten voor -de leenheer. Het belang van de graaf was: ofwel de hand leggen op de op te trekken windmolen, ofwel het herbouwen beletten. Joos Vanden Driessche, apotheker te Gent, moest een rechterlijk geding inspannen tegen Philippe Bruyneel die hem de verworven eigendom van de helft van de molendam betwistte. Anderzijds werd de Gentse apotheker voor de Hoge Raad ·van Vlaanderen gedaagd door de graaf van Kruishoutem, met verbod een nieuwe molen op te trekken op de andere helft van de betwiste dam. Wanneer beide processen nog in gang waren, ging Joos Vanden Driessche, die doordrijvend was, verder met het bouwen van de Langeveldmolen. Maar Claude Florent de Jauche, heer van Ayshove, trok op 3 juni 1704 met de baljuw en vier sergeanten van de politie naar de zeer betwiste molendam. Daar waren de werklieden van Joos Vanden Driessche ijverig aan het werk. Joos De Mollen, Ludovicus Desseyn, Frans Verbrugghe, Jan De Blok en Gillis Verschueren werden op bevel van de graaf onder arrest gesteld. Veel herrie rond de molendam. Heel de zaak werd betwist voor de Hoge Raad van Vlaanderen. Het dossier is niet volledig en de archieven bevatten de uitspraak van het molendamproces niet. Wat de teksten toch gedeeltelijk weergeven is de kostprijs. Alles samen komt het tot 84 pond.

Spijts al de rechtsgedingen is de Langeveldmolen toch herbouwd. Wat verder gebeurde met de rente van 40 pond en de 5 schellingen voor de dienstboden, wordt in het archief niet terug gevonden.

Philippe Vindevogel pachtte in 1754 aan Hubert Nieuwlandt, heer van Pottelsberghe, het langeveld met de Langeveldmolen.

In Kruishoutemwerd verteld, dat gedurende de onrustige tijd van de Franse revolutie, de boeren met bijlen gewapend naar de Langeveldmolen trokken. De windmolen stond midden in sparrebossen. Zij sloegen hun bijlen in de molensteigers vast, tijdens het wachten naar de meelzakken. 

De staakmolen werd in 1636 gebouwd. Antheunis Calewaert kreeg op 30 augustus 1636 het octrooi om de korenwindmolen te bouwen, vanwege Louis de Blasere, heer van Ydewalle en watergraaf van Vlaanderen.

Op 11 juli 1639 werd voor de schepenen van de stad Gent het koop- en verkoopcontract opgemaakt. Vrouw Leonora de la Coste, douairiière van jonkheer Charles Wouters, heer van Ruddervoorde, verkocht aan Antheunis Calewaert, in "perpetuelen ende eeuwighen cheyns" een partij land of weide gelegen in de parochie van Kruishoutem, onder de "Oudenaarsen", langs de hoge heirweg van Gent naar Kortrijk. "De Oudenaarsen" was een leen, afhankelijk van het huis van Pamele over Dendermonde. Het was een rente, gaande van Petegem-grens tot Kruishoutem-kerk. De vierschaar stond op de plaats van Kruishoutem op 1 roede grond. Deze partij grond was 8 Oudenaardse roeden lang en 13 roeden breed, paalde aan de heirweg en lag langs de voetwegel naar het goed van h et hospitaal van Oudenaarde. Het stuk land maakte deel uit van een partij van drie en een halve bunder groot, in gemeenschappelijk bezit met mevrouw de douairière van de heer van Mariakerke en jonkheer Guilaume van Zijpe.

De eeuwige cijns ("cheyns") werd verkocht voor 30 schellingen per jaar, boven 40 pond groot, eens, aan de voornoemde vrouw Leonora de la Coste, en 5 schellingen voor haar dienstboden. (De laatste "cheynsgoederen" van het graveneigendom te Kruishoutem zijn pas in 1948 verdwenen en vereffend!).
Het land werd verkocht omdat de windmolen al was opgebouwd krachtens het octrooi die Antheunis Calewaert op 30 augustus 1636 bekomen had (zie hoger). Dit was de betalingsdatum van de jaarlijkse cijnspacht op de windmolen. Deze trad in werking op 3 februari 1636.
In hetzelfde koopcontract werd vermeld dat Antheunis Calewaert de nieuwgebouwde molen en de cijnsgrond had verkocht aan Philippus Bruyneel, filius Karel, molenaar te Olsene.
Vrouw Leonora de la Coste ontving vanwege Philippe Bruyneel de 40 pond, eens, en de 5 schellingen voor de dienstboden. Philippe Bruyneel kreeg hiertoe kwitantie en kon verder de Langeveldmolen laten draaien.

De molen werd in 1696 "afgebrocken door de franse volkeren van oorloghe". Zo staat dat vermeld in een akte verschenen voor Antoon Van Parijs, griffier van het "Oudenaarse". Dat leger stond onder het bevel van maarschalk de Villeroy, die in 1696 de streek van Kruishoutem bezette.

De familie Bruyneel stond zonder molen en ging uiteen. Nochtans bleef zij de eeuwige cijnsgrond behouden, zijnde de molendam, verkregen van Antheunis Calewaert in 1639. Een kleinzoon van Philippe Bruyneel, ook Philippe genaamd, woonde in 1702 als molenaar te Melden bij Oudenaarde. Marten Bruyneel, filius Adriaen en kleinzoon van de eerste molenaar op de Langeveldmolen, woonde te Tiegem ook als molenaar.
Ondertussen waren de cijnsrechten van de molendam eigendom geworden van jonkheer Nieuwlandt, heer van Pottelsberghe, en de familie Bruyneel betaaalde verder de jaarlijkse verschuldigde 30 schellingen.

Philippe Bruyneel uit Melden protesteerde op 15 april 1702 tegen Joos Vanden Driessche, apotheker te Gent. Deze maakte immers voorbereidingen om op de oude molendam een nieuwe molen op te richten. Het antwoord van de Gentse apotheker bleef niet uit. Hij dreigde met rechterlijke vervolging indien Philippe Bruyneel het voorzetten van de werken zou storen. Hij deed een beroep op een onderhands akkoord met Marten De Spelman: "Ick Philippe Bruyneel wonende te Melden verklaer al mijn rechten die ick bezit op zekeren molendam, gelegen te Kruishoutem, aen Marten De Spelman af te staen, mits overname der anclevende lasten: actum 20 September 1700; geteekend met het merk Ph. Bruyneel: was present en medeondertekend Nicolaes Falans". "En ik ondergeteekende Marten De Spelman filius Lieven, cedeer aen Joos Vanden Driessche apotheker te Gent, al de rechten die ick bezit op zekeren molendam gelegen te Kruishoutem langs de hoogen heirweg Gent-Kortrijk. Actum 3 Maart 1701. Get. Marten De Spelman".

Philippe Bruyneel spande een proces in tegen Joos Vanden Driessche: "dat de cessie van 20 September 1700 sonder causa nul is en noyt effect en heeft gehad ende is onderbleven omdat men onderlyn vande conditie de oorsaeck waerover men gheconvenieert was oock noyt en is volkomen", dit is de jaarlijkse betaling van de 15 schellingen, zijnde het deel van Philippe Bruyneel in de cijnspacht, dat Marten De Spelman niet had voldaan aan jonkheer Norbert Nieuwlandt, heer  van Pottelsberghe.

Het was de eerste moeilijkheid van de apotheker bij het herbouwen van de Langeveldmolen en andere zouden nog volgen. De Grote Raad van Mechelen moest tussenkomen en een uitspraak doen.

Op 8 mei 1702 werd een verkoop- en koopakte opgesteld voor de greffier Antoon Van Parijs . Marten Bruyneel, zoon van Adriaen, molenaar te Tiegem, verkocht aan Claude Florent de Jauche de Mastaing, graaf van Kruishoutem, de helft van de molendam, gelegen te Kruishoutem langs de Hoge Heirweg van Gent op Kortrijk, mits het overnemen van de aanklevende laste. De akte meldt niets over de betaalde prijs en ook niets over de betaling van 20 pond groot aan jonkheer Norbert Nieuwlandt, heer van Pottelsberghe, en 2 schellingen 6 denieren voor de dienstboden. Deze akte werd, bij procuratie gegeven aan Antoon Van Parijs, overgeschreven te Doornik. De erfenisrechten werden betaald, vermits de koopakte handelde over eeuwige cijnsgrond. Dezelfde verworven eigendomstitel werd op 15 mei 1702 overgeschreven te Kruishoutem, in tegenwoordigheid van Abraham Clochet, Joos D'Huyvetter en Pieter Steuperaert, baljuw en schepenen van de heerlijkheid van de "Oudenaarsen". (De heerlijkheid de "Oudenaarsen" bezat een baljuw en schepenbank die zetelde te Kruishoutem. Hetzelfde bestond voor de heerlijkheid van Wijckhuize en Sildegem).

Aldus waren er in 1702 twee eigenaars van de molendam aan de Hoge heirweg! In Kruishoutem stonden toen al drie feoldale molens, waarin begrepen de IJzerbergmlen die feodaal was door aankoop. De renten en belastingen op de molens en het graan malen waren een voortreffelijfke bron van inkomsten goor de leenheer. Het belang van de graaf van Kruishoutem was: ofwel de hand leggen op de op te trekken windmolen, ofwel de herbouw beletten.

Joos Vanden Driessche, apotheker te Gent, meost een rechterlijk geding inspannen tegen Philippe Bruyneel, die  hem de verworven eigendom van de helft van de molendam betwistte. Anderzijds werd de Gentse apotheker voor de Grote Raad van Mechelen ("Hoge Raad van Vlaanderen") gedaagd door de graaf van Kruishoutem, met verbod een nieuwe molen op te trekken op de andere helft van de betwiste  dam. Wanneer beide processen nog in gang waren ging de doordrijvende Joos Vanden Driessche verder met de herbouw van de Langeveldmolen.
Maar Claude Florent de Jauche, heer van Ayshove, trok op 3 juni 1704 met de baljuw en vier sergeanten van de politie naar de bewuste molendam. Daar waren de werklieden van Joos Vandenn Driessche ijverig aan het werk. Joos De Mollen, Ludovicus Desseyn, Frans Verbrugghe, Jan De Block en Gillis Verschueren werden op bevel van de graaf van Kruishoutem onder arrest gesteld. Vel herrie dus rond de molendam! Heel de zaak werd betwist voor de Grote Raad van Mechelen. Joos Vanden Driessche, de apotheker uit Gent, trok aan het langste eind en mocht de molen verder laten opbouwen. De proceskosten bedroegen 84 pond. Wat verder gebeurde met de rente van 40 pond en de 5 schellingen voor de dienstboden, is ons niet bekend.

In 1754 werd de molen ingericht  als een koren- en oliemolen, mede door molenmaker Ludovicus de Seijn. Toen pachtte Philippe  Vindevoghel de molen van  graaf Hubert-François-Pierre de Nieulandt, heer van Pottelsberghe. Deze laatste was op 4 september 1747 gehuwd met Françoise-Josephe d'Alegambe, barones van Ouwegem. Hubert de Nieulandt overleed te Brussel op 14 april 1767.

De Langeveldmolen werd op 15 oktober 1781 te koop aangeboden.

Volgens de volksoverlevering trokken de boeren tijdens de Franse revolutie (1789) met bijlen gewapend naar de Langeveldmolen, die toen midden in de sparrebossen stond. Tijdens het wachten op hun meelzakken sloegen ze hun bijlen in de molensteiger.,

De koren- en oliemolen werd door het Belgisch kadaster in 1834 ingedeeld in klasse 2, met een kadastraal inkmen van 228 frank.

Openbare verkoop door notaris De Coninck van Nokere, met tussenkomst van notaris Van der Eecken van Machelen, op 5 juli 1859 te Kruishoutem in de herberg de Casino, gehouden door Eduard van Haelst, van "eenen Graen- en Oliewindmolen, gezegd de Veld-molen (...) te Kruishoutem, palende zuid den Karreweg". Worden meeverkocht: een woonhuis (tweewoonst), schuur, stallingen, benevens nog een ander woonhuis, dienende tot herberg en winkel. Koper was Carolus Ludovicus Adams, molenmaker te Kruishoutem.

De molen werd gedynamiteerd in oktober 1918 bij de terugtrekking van de Duitse troepen. Er volgde geen heropbouw. Laatste eigenaar en bediener was Oscar Van Cauwenberghe Oscar. Hij  maalde verder met een zuiggasmotor, net zoals Hilaire Noterman dat ook deed met zijn vernielde Hoogmolen in Kruishoutem.

Eigenaars na 1830:
- voor 1833, eigenaar: Colpaert Adrien, de weduwe, eigenares te Kruishoutem
- voor 1833, eigenaar: Colpaert Charles Joseph en anderen (overlijden van de weduwe van Adrien Colpaert)
- 18.10.1833, verkoop a) Verstichele Josse, molenaar te Kruishoutem en b) Verstichele Charles Joseph, molenaar te Kruishoutem (notaris Brabandt)
- 1859, eigenaar: a) Versticele Josse en kinderen, molenaar te Kruishoutem, b) Verstichele Melanie, echtgenot Desmet Frédéric, dagloner te Kruishoutem, c) Verstichele Sylvie, echtgenote Carreel Pierre, landbouwer te Kruishoute, e) de kinderen vann Verstichele Julie (Van Praet Désiré en Camille, l andbouwer te Kruishoutem) en f) Verstichele Charles Jospeh, molenaar te Kruishoutem
- 05.07.1859, verkoop: Adams-Waldraeghers Karel, molenmaker te Kruishoutem (notaris De Coninck - "moulin à vent avec les ouvrages tournants et mouvants et autres objets et ustenciles qui en dépendent")
- later, erfenis: de weduwe en de consoorten (overlijden van Karel Adams)
- 19.09.1878, verkoop: a) Stapleton Alexander, landbouwer te Kruishoutem, b) Stapleton Marcellin, landbouwer te Kruishoutem en c) Stapleton Julie, landbouwster te Kruishoutem (notaris Vandereecken)
- 19.10.1892, erfenis: a) Stapleton Alexander, landbouwer te Kruishoutem, b)  Stapleton Julie, landbouwster te Kruishoutem (overlijden van Marcellin Stapleton)
- later, erfenis: Stapleton Julie, landbouwster te Kruishoutem (overlijden van Alexader Stapleton)
- later, erfenis: de erfgenamen van Julie Stapleton (overlijden van Julie Stapleton)
- 05.01.1897, deling: Stapleton-Huguet Jules, fabrikant te La Madeleine (lez Lille) (F) (notaris Minnaert)
- 05.11.1897, erfenis: a) Stapleton Jules Edmond (voor 1/2 volle eigendom en 1/2 naakte eigendom), minderjarige te Lille (F) en b) Stapleton-Huguet Jules, de weduwe (voor 1/2 volle eigendom), zonder beroep te Lille (F) (overlijden van Jules Stapleton)
- 04.07.1903, verkoop: de weduwe Huguet van Jules Stapleton (notaris Minnaert)
- 06.10.1903, verkoop: Van Cauwenberghe-Roussel Remi, molenaar te Kruishoutem (notaris Minnaert)
- 06.12.1922, verkoop: Van Cauwenberghe-Taelman Oscar Auguste, molenaar te Kruishoutem (notaris Minnaert)

Jozef GOEMINNE, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Gent, Fonds familie van Nieulandt-de Pottelsberghe, inv. 194, nr. 1035.

Uitgegeven bronnen
Gazette van Gend, nr. 157 van 4 en 5 juli 1859.

Werken
Jozef Goeminne, "De Windmolens van Ayshove-Kruishouten", Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde, XVIII, 1951, p. 75-77 (overgenomen in: Molenecho's, VII, 1979, 7, p. 49 (foto), 50-52).
Albijn Vanden Abeele, "De Geschiedenis der Stad Deynze".
Julien Vandeputte, "De molens van het arrondissement Oudenaarde uit hun geschiedenis", Oudenaarde, 1974, p. 190-191.
Torie Mulders (pseudoniem van Hector Vindevogel), "De windmolens tussen Schelde en Leie", in: Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, XXII, 1946-1948, p. 46-107 (78).
Dhondt Oscar, De molens te Wannegem en omgeving, Jaarboek 2004. Heem- en Geschiedkundige Kring “Hultheim” - Kruishoutem, p. 187-199.
Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Derde aflevering. De arrondissementen Oudenaarde en Sint-Niklaas", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XVI, 1962, 2 (Gent, 1963).
Lieve De Bel, "Kruishoutem toponymisch doorgelicht: molentoponiemen", in: Jaarboek van de Heem- en Geschiedkundige Kring Hultheim (Kruishoutem), 2006, p. 19, ill.
"Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Brakel, Horebeke, Kruishoutem, Lierde, Zingem en Zwalm, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15N4".
Goeminne J., Bijdrage tot de geschiedenis van Kruishoutem, (Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde, XXII, 1955, p.95-159).
Goeminne L. & De Bel R., Kruishoutem In oude prentkaarten 1900-1940, Kruishoutem, s.d.
Vermeulen F.-Rogge M.-Van Durm L., Terug naar de bron, Kruishoutem archeologisch doorgelicht, (Archeologische Inventaris Vlaanderen, Buitengewone reeks, 2, Gent, 1993).
Herman Holemans, Oost-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1995. Deel 4. Gemeenten K-L, Opwijk, Ons Molenheem, 2002.
Paul Huys, "Molensprokkelingen van anderhalve eeuw geleden", Molenecho's, jg. 30, 2002, 1, p. 50-53 (53).

Overige foto's

Langeveldmolen, Veldmolen, Kruishoutem (Kruisem), Verzameling Ons Molenheem | Database Belgische molens
© Verzameling Ons Molenheem