Mooie Molen
Roesbrugge-Haringe (Poperinge), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Mooie Molen, Molen Desimpel
- Ligging
- Weggevoerdenstraat 29
8972 Roesbrugge-Haringe (Poperinge)
bij kruispunt met Heybrug- en Molenwalstraat
wijk Molenwal
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Geo positie
- 50.912697, 2.630101 (Google Streetview)
- Gebouwd
- 1935, overgebracht uit Leisele, Molen Vandewalle
- Verdwenen
- 1966 - eind aug. / begin sept., sloop; nog onderliggend maalderijgebouw met interieur
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 3578
- Ten Bruggencatenummer
- 06560
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Mooie Molen of Molen Desimpel was gelegen langs de Weggevoerdenstraat (weg Roesbrugge-Proven), op de wijk 'de Molenwal'. Het was een heel merkwaardige constructie: een staakmolen bovenop het dak van een (nog bestaand) maalderijgebouw.
Oprichter was Henri Desimpel (°Passendale 1883 - + Roesbrugge 1957), gehuwd met Magdalena Leys (1893-1974). Hij was voorheen molenaar van de Leenhouders molen te Roesbrugge (zie aldaar). Henri kocht in 1935 een andere staakmolen, de Molen Vandewalle te Leisele. Hij liet deze molen monteren op het platdak van een bakstenen gebouw van 12 bij 12m en 7m hoog, dat als maalderij op armgas ("gaz pauvre") was ingericht. Het was een opvallende gebeurtenis want in die periode werden de de eeuwenoude windmolens massaal afgedankt. Wel was er bij ons een nieuwe impuls door Alfred Ronse uit Gistel, een invloedrijke molenkenner en -voorvechter, die in 1934 zijn boek "De Windmolens" publiceerde en het stroomlijnprofiel Dekker op de molenroeden propageerde.
De molenmakers waren Florent Blondé uit Alveringem en Louis Cappon uit Wervik. Tijdens de jaarlijkse kermis van zondag 28 juli 1935 werd de molen feestelijk in gebruik genomen. Het was een groot volksfeest. De wieken waren versierd met bloemslingers en de molen was opengesteld voor het publiek, dat in lange rijen de molentrap op- en afkom. Vanop het dak van de maalderij wuifde men naar de omstaanders. Prudent Vanhee, een neef van de molenaar, klampte zich vast aan de wieken en liet zich als een echte acrobaat meedraaien.
Molenaar Henri Desimpel richtte de molen en maalderij zeer efficiënt in. De geklinknagelde roeden (fabrikaat Verhaeghe, Ruddervoorde) kregen in 1936 het wiekverbeteringssysteem Dekker ("volle verdekkering"). Door dat stroomlijnprofiel konden de wieken ook goed draaien bij lichte wind. Groot nadeel was dan wel het risico van te vlug draaien of "door de vang gaan" bij te sterke wind. Op zondag 9 augustus 1936 werd dat systeem ingewijd.
De wieken zorgden voor de roterende beweging, het malen gebeurde in de onderbouw. De standaard was doorboord met daarin een ijzeren spil om in de onderbouw twee koppel maalstenen, een haverpletter en andere werktuigen aan te drijven. Voor de plaatsing van deze spil werd in het hart van de eikenhouten staak een gat van ca. 10 cm diameter over een lengte van 6 à 7 meter geboord.
Er was een gietijzeren askop, fabrikaat Sabbe-Masselis uit Roeselare.
Het vangwiel was in Leisele oorspronkelijk een armwiel, waarbij de twee kruisarmen doorheen de bovenas staken. Later werd het omgevormd in een stropwiel, met vier in elkaar gewerkte kruisarmen die in een strom om de as liggen, heteen een steviger geheel opleverde.
De molen was in het groen geverfd met verticale witte banden op de hoeken.
In de molen waren verschillende inscripties te vinden die nog afkomstig waren van de vorige standplaats in Leisele, Molen Vandewalle. In de zweeën van het vangwiel stond te lezen: "DOOR MY GEMAKT / EUGENIUS NEVEJAN VOOR / JOANNES LEFEVER / 1788". Verder, in weegbanden van de zijweeg, stond "C. BLONDEEL 1836" en "I. BLONDEEL 1829" alsook het jaartal "1850". In een stijl was een Christus-monogram uitgehakt tussen de initialen I.B. met de tekst "MEYMORIE 1831 OP:DEN:4 MEY I:B: 1831". De letters "I.B." verwijzen naar molenaar I. Blondeel.
De oudste inscripties waren echter te vinden in de steenbalk ("IVF 1728"), de middenlijst ("MUNDE 1759") en de windpulm ("IBET 1791"). Sommige inscripties waren dus ouder dan het oprichtingsjaar 1788 te Leisele, hetgeen dus wijst op hergebruikte balken van andere molens.
Molenaar Henri Desimpel had hulp van Gerard Candaele. Hij kreeg rond 1940 het bezoek van een lid van het provinciaal comité van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. Hij klaagde over de 48-urige werkweek die geen rekening hield met een nijverheid die afhangt van de grillen van de wind. Dat vormde een reden te meer om windmolens te zien verdwijnen. Met een machinale maalderij is de arbeidsdag volbracht van 7 tot 16 uur.
Tijdens de orkaan in de nacht van 13 op 14 november 1940 werd de molen zwaar beschadigd. Zijn hoge standplaats en de aërodynamische wieken maakten hem erg vatbaar. Platen van de verdekkering van de molenroeden werden losgerukt en vlogen in het rond. Alle scheden van de roeden werden afgeslagen en de molen liep door de vang. Gelukkig was het allemaal van korte duur en de schade werd hersteld.
Zoon Jozef Desimpel (Roesbrugge, 1922-1990), gehuwd met Cecile Pareyn, volgde zijn vader op, maar stopte reeds in 1960. Hij liet de molen eind augustus / begin september 1966 afbreken door de molenbouwers Herman en Guido Peel uit Gistel. De demontage gebeurde nog met de traditinele schalk. Vele onderdelen verkeerden waren niet meer in goede staat en het gewicht van de molen vormde een gevaar voor de maalderij waarop hij gebouwd was. De eerste barsten in de muren waren al zichtbaar. Het water sijpelde binnen door scheuren in het dak. De meeste onderdelen konden enkel nog als brandhout dienen. Alleen de houten bovenas met gietijzeren askop en het vangwiel bleven bewaard en werden later geplaatst in de (nog bestaande) Koutermolen te Rozebeke (Zwalm). De gedemonteerde roeden werden achter de maalderij gelegd. Ze liggen er nog steeds, zij het in roestige staat. De zeldzame doorboorde standaard is niet meer aanwezig.
Het maalderijgebouw waarop de molen stond, bestaat nog steeds. De maalderijtoestellen zijn nog grotendeels aanwezig: walsenstoel, lift en elevator, haverpletter, plansichter. Werkzaamheden dringen zich op: zo baart de toestand van de zoldervloer zorgen. We hopen dat het maalderijgebouw met zijn inrichting bewaard kan blijven: het vormt een prachtige getuige van de overgangsperiode tussen de verschillende energievormen in het maalderijwezen.
Zie ook onder Leisele (Alveringem), Molen Vandewalle
Lieven DENEWET & John VERPAALEN
Literatuur
Gedrukte bronnen
"De Mooie Molen" van Rousbrugge, in: Ons Volk, 16.08.1936.
Werken
Annoot R., "Inschriften in molens van de Westhoek en van Frans-Vlaanderen", in: Molenecho's, XVI, 1988, nr. 1.
Becuwe Frank, "In de ban van Ceres : klein- en grootmaalderijen in Vlaanderen (ca. 1850-1950)", Brussel, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed / Herent, Peeters, 2009 (Relicta monografieën: archeologie, monumenten- & landschapsonderzoek in Vlaanderen, 3). 293 p.
Blondeau Roger-A. & Schoonaert Guido, Roesbrugge-Haringe in woord en beeld, Roesbrugge-Haringe, Drukkerij-Uitgeverij Schoonaert, 1998, p. 128.
Blondeau Roger-A., Vijftig jaar geleden ... 28 juli 1935 - Inhuldiging van de Mooie Molen te Roesbrugge, De IJzerbode, XV, 1987, p. 7-8.
Devyt Chr., De Westvlaamse windmolens in 1966, in: Biekorf, 1966.
Holemans Herman, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten P-R, Rotem, Studiekring Ons Molenheem, 2001.
Leeuwerck Ernest, "Geschiedenis van de windmolens te Roesbrugge-Haringe", Aan de Schreve, VIII, 1978, nr. 1, p. 22.
Verpaalen John, Molens van het Hoppeland, Koksijde, 1997.
Mailberichten
Stefaan Depover, Poperinge, 18.07.2012, 22.07.2012.