Pamel (Roosdaal), Vlaanderen - Vlaams-Brabant
- Naam
- De Pauselijke Zouaaf, De Pauselijke Zoeaaf, Molen Van Nuffel
- Ligging
- Gasthuisstraat 161
1760 Pamel (Roosdaal)
oostzijde
kadasterperceel E355
Vlaanderen - Vlaams-Brabant
- Gebouwd
- voor 1391 / na 1685 / 1789
- Verdwenen
- 1680-1685, oorlog / 1788 / 1972 - 1 april, sloop
- Type
- Staakmolen met open voet
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 3476
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Pauselijke Zouaaf was een houten korenwindmolen op een wal aan de oostzijde van de Gasthuisstraat (nr. 161). Op het vroegere molenperceel staat thans een villa.
Een eerste molen werd hier al voor 1391 gebouwd: 'Item liven wade heeft ghenomen de moele te pamele tenen termine van VI jaren lanc duerende …' (uit de pachtovereenkomst tussen Lieven Wade en de heer van Pamel, opgetekend in 1391).
In het abdijarchief wordt de molen in 1469 expliciet gesitueerd: 'op de breecoutere onder de muelen te pamele ende de wech daer neven an de broucke beken'.
Molenaar Lieven Wade werd in 1398 opgevolgd door een zekere N. de Boghemakere. Voor het 'molenrecht' moest deze aan 'claus vijte here van pamele' 9 mud (= ongeveer een hectoliter) rogge leveren. Tussen ca. 1400 en 1559 is alleen Bartholomeus Meert als molenaar te Pamel gekend.
Rond 1560 was het Lieven Vanden Bucke 'die in pachte houdende es mijns heeren wintmuelen ...' Een windmolen dus! In 1561 moest Lieven geen pacht betalen omdat de herstellingen meer hadden gekost dan de pachtprijs. Opnieuw volgt er dan een periode zonder gekende molenaars, tot ca. 1655 de Pamelse broers Peeter en Jasper Straetman de molenpacht opnamen. Rond 1680 werd Joos Van der Donck molenaar en bleef het tot 1701, het jaar van zijn dood. In zijn pacht zaten: de molen, 'een behuysde stede genaempt den maelder' en 5 dagwand land. De verhuurder was graaf de Coupigny, heer van Pamel.
In de periode 1680-1685 werd het molenaarshuis gesloopt, wellicht na verwoesting door Franse legerbenden. Wellicht werd toen ook de molen vernield. Beiden werden dan weer opgericht en daarbij ook verplaatst, maar zo dat de molenaar toch nog vanuit het molenaarshuis de molen in de gaten kon houden. Nog in de 20e eeuw duidde een kring in de akker achter het molenaarshuis waar de vruchten minder groeiden, de plaats aan waar die molen ooit stond.
Een fragment uit de kaart (1711) van J.J. de Deken toont ons de molen. De weg voor het molenaarshuis werd later gedeeltelijk de Gasthuisstraat; het (nu verdwenen) wegje tussen molen en molenaarshuis liep naar de Molenstraat, d.i. de bredere met bomen afgezoomde weg. Het gesloopte molenaarshuis stond aan de overkant van dat wegje (zelfde kant als de molen), de verwoeste molen dichter bij de weg vooraan (op de plaats waar hij laatst stond).
We zien de molen tevens aangeduid op:
- Fricxkaart (1712)
- Villaretkaart (1745-1748) met een geschilderde staakmolen en met de benaming "Moulin de Pamele"
- Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en met de benaming "Moulin de Pamele"
- in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844), zonder benaming
- op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen met de benaming "M(oul)in de Pamel"
- op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860) zonder benaming.
Anna Appelmans, de weduwe van Joos Van der Donck hertrouwde in 1702 met Petrus de Coster die de molen verder deed draaien tot 1718. Toen nam Michael Cieters uit de streek van Appelterre de pacht over. Hij maalde te Pamel tot 1733. Dan kwam Francies Van Lierde, uit Pepingen en telg uit de belangrijkste muldersfamilie in onze streken. Op 17 mei 1738 moest Francies Van Lierde voor de schepenbank verschijnen omdat hij het loon van ‘muijldersknecht' Jozef De Neef niet had betaald. Francies beloofde aan de schepenen de knecht te betalen.
Hij bleef molenaar te Pamel tot aan zijn dood in 1741. Zijn weduwe, Maria Mattens, hertrouwde in 1741 met een familielid, Geeraert Van Lierde uit Appelterre. Maar Maria overleed twee jaar later en al vlug hertrouwde Geeraert met de Pamelse Elisabeth Baveghems. Molenaar Geeraert overleed in 1754 en ook Elisabeth hertrouwde, met Pieter Jan de Kerpel.
De molen draaide goed want zij kochten nog een paar stukken land en in 1779 werd het molenaarshuis heropgebouwd. Het bouwjaar stond te lezen in de ankers aan de voorzijde.
Rond 1784 nam Jan Jozef Van Lierde, zoon uit het eerste huwelijk van Elisabeth, de pacht over. Hij trouwde met Josine Covens uit het hof te Berchem. Op 5 november 1785 ondertekende hij een nieuwe pachtovereenkomst voor een termijn van 99 jaar, met de eigenaar Henri Othon, prins van Ongnies en heer van o.a. Pamel.
Maar ook de molen was aan vervanging toe. Vandaar dat er werd overeengekomen dat de molenaar binnen de drie jaar op eigen kosten een nieuwe 'graanwintmolen ' moest oprichten. Uit de Pamelse bossen van de heer mocht hij daartoe twee grote eiken halen en twee minder grote. De nieuwe molen moest op zijn minst zoveel waard zijn als de oude.
Een jaar later dan voorzien, in 1789 was de molen bedrijfsklaar. Dat jaartal stond in de twee uiterste hoeken van de voorzijde, vlak onder de kap. Daarbij werd de molen verplaatst en stond nu in het verlengde van het molenaarshuis, met als gevolg dat de molenaar hem vanuit de woonkamer niet kon zien. Het was een houten standaardmolen die vooral uit eikenhout gemaakt was, onderaan was olm verwerkt en de spillen van de wielen waren vervaardigd uit acaciahout.
Jan Jozef Van Lierde overleed in 1811. De oudste zonen lieten de molen verder draaien, maar de kinderen zwermden het huis uit. In 1829 zat zoon Jan, toen een jonkman van veertig, alleen op de molen. Maar al 4 jaar was de pacht niet meer betaald; na een dagvaarding werd de schuld dan toch vereffend. Jan Van Lierde kon op de molen blijven, mogelijk tot 1842. (5) Feit is dat de volgende molenaarsfamilie nog steeds een plankje bezit dat op de molen gebruikt werd om het meel tegen te houden, en in dat plankje staat 'van nuffel 1842'. Ook in een snuifdoos van Jan Frans Van Nuffel stond ‘PAMEL-1842'. Waarschijnlijk is dat het jaar waarin Jan Frans Van Nuffel, molenaar op de Hutsenbergmolen te Meerbeke de pacht te Pamel overnam. Andere bronnen beweren dat Jan Frans pas rond 1850 in Pamel landde.
In 1850 werd ook zoon Pieter als molenaar vermeld; hij stierf in 1866. Een jaar later overleed ook Jan Frans in het molenaarshuis. Begin 1866 was de andere zoon-molenaar, die ook Jan Frans heette naar Italië vertrokken om er als pauselijke zoeaaf te dienen, maar hij keerde na de dood van zijn broer terug om weer molenaar te worden op de (later zo genoemde) 'molen van de Pauselijke Zoeaaf'. Het was zoon Hendrik, pastoor te Ternat die pas in 1931, in een artikel in ‘Eigen Schoon en de Brabander' de naam voor het eerst gaf aan de molen.
Op zondag 12 maart 1876 stormde het hevig. De molen schudde en kraakte maar bleef toch overeind. 'Molenmakers' kwamen, maar zagen geen gevolgen en de molen kon verder draaien. Negen dagen later echter viel de as met de wieken naar beneden.
Na de dood van Jan Frans Van Nuffel in 1892 maalden zijn zonen Gustaaf en Rufin verder, maar in feite werd Rufin de molenaar. Hij kocht, nadat gedurende eeuwen de molenaars molenrecht/pacht betaalden aan de heren van Pamel, in 1903 de molen en het molenaarshuis.
Op 14 februari 1904 sloeg de bliksem in op de molen. Op de uiteinden van de wieken was een grote vlam te zien die langs de roeden liep als ze rezen en wegebte bij het dalen; zo bleef de molen tien minuten draaien.
Op woensdagnamiddag 27 augustus 1913 speelden de twee kinderen van Louis Geeroms aan de molen, toen zij door de zeilen gevat en weggeslingerd werden. Beiden werden zwaar gewond. Het vierjarig meisje moest in allerijl naar een Brussels ziekenhuis overgebracht worden. Haar toestand liet weinig hoop op redding. Ook het driejarig jongetje was er erg aan toe.
De molen werd in de loop der jaren technisch aangepast. Zoon Henri vertelde: 'Er werden twee regulateurs geplaatst, zodat de drie molenstenen zichzelf konden regelen. Een tarwereiniger en builmolen gaf dan zuivere bloem en zemelen. Toen ik nog klein was bestond de verlichting uit een klein olielampje, daarna werd het karbuurlicht, vervolgens de petroleumlantaarn, dan de fietsdynamo, die met een regulateur op snelheid werd gehouden'.
Onderaan stond molenaar Rufin Van Nuffel. Achter hem het houten juk dat hij op de schouder nam om de molen om zijn verticale spil in de wind te kruien. Later werd dit juk vervangen door een windas. De Van Nuffels hadden zelfs een systeem met windas en katrollen uitgewerkt zodat het mogelijk was, met de hulp van de wind de molen van bovenaan te kruien. Ook valt op dat de houten molenroeden uit twee stukken bestonden.
Op het molenaarshuis stond een 'windvaan'. Langs een ijzeren draad was zij verbonden met een wijzerplaat die in de kamer van de molenaar hing. Twee beweegbare naalden duidden de snelheid en de richting van de wind aan. Wanneer de wind sterk genoeg was om met volle zeilen te kunnen malen begon de bel in de kamer te pingelen, het signaal om op te staan en de molen te laten draaien.
's Zondags draaide de molen niet, tenzij uit noodzaak. Als dit toch eens gebeurde werd hij tijdens de hoogmis stilgelegd. Ook als de priester langs kwam voor een 'berechting' werd even gestopt met malen.
Bij grote plechtigheden, processies en aanstelling van een nieuwe pastoor wapperden de vlaggen in de molen en waren de wieken mooi versierd.
In 1920 werd de bevrijding herdacht en toen stond er op de bevlagde molen:
'Ja, molen draai snel en blij,
de Duitser is weg en elk is blij!'
In 1931 werd de houten binnenroede vervangen door een tweedehandse, geklinknagelde roede. Rufin Van Nuffel haalde die met een platte kar en paard bij de Zwarte Molen van Elingen die dan onttakeld werd (Dit staat genoteerd in het dagboek van molenaar Henri Van Nuffel). De houten buitenroede werd niet vervangen. Er werd ook aan de "vooruitgang" gedacht: in hetzelfde jaar 1931 werd in de schuur van het molenaarshuis een molen geïnstalleerd die werkte op mazout. Bij minder wind voor de windmolen kon er zo toch gemalen worden. In 1942 werd bij gebrek aan mazout, overgeschakeld op elektriciteit.
Geholpen door zijn zonen bleef Rufin Van Nuffel de plak zwaaien op de molen tot hij in 1942 overleed. Hij werd opgevolgd door zoon Albert, maar toen deze in 1943 stierf werd broer René de (laatste) molenaar.
Tijdens de tweede wereldoorlog werd de molen maar weinig beschadigd; wel werden in het houtwerk wat splinters gevonden van afgeschoten granaten.
De windmolen werkte tot 1955 en met de motormolen werd gemalen tot 1965.
Nog in 1955 werd de hoogste wiek getroffen door de bliksem, die langs een antennedraad, gespannen tussen molen en molenaarshuis, ook daar teller en leidingen verbrandde.
Stilaan geraakte de molen in verval. Vanuit de gemeente kwamen er geen initiatieven om de molen te (helpen) restaureren. Volgens René wou de tuinbouwschool dan de molen laten beschermen, ook omdat zo de omliggende gronden landbouwgronden zouden worden en aldus goedkoper te verwerven. Intussen begon hij de molen geleidelijk aan te ontmantelen. Het hout werd o.a. gebruikt in de nieuwe woning die hij begin de jaren 1960 naast het molenaarshuis liet bouwen. Ook 17 balken voor het nieuwe altaar in de kerk van Pamel.
In 1964 werden de molenstenen verwijderd en gesleept tot in de nabijheid van de nieuwe woonst. Op 1 april 1972 werd de molen, omwille van veiligheid op bevel van het gemeentebestuur neergehaald (viel om precies 10u47) In de gemeenteraad werd beweerd dat de karkas overhelde en een reëel gevaar betekende voor de voetgangers en alle vorm van verkeer. De gietijzeren askop lag lange tijd naast de Sint-Janshuusmolen in Brugge. Geleidelijk aan werd daarna ook de molenberm afgegraven.
Het oude molenaarshuis bleef zieltogend achter tot het in 1987 ook werd afgebroken. In de jaren 1970 werd het nog als volgt beschreven:
'Verlaten éénlaags molenaarshuis van zeven traveeën onder zadeldak (pannen) met uitgewerkte houten modillons, door gevelankers gedateerd 1779; steekboogvormige vensters en deur, sommige in omlijstingen van sterk verweerde plaatselijke zandsteen met zware negblokken en andere in omlijstingen van gesinterde steen; behouden luiken met oorspronkelijke hengsels; sommige omlijstingen o.m. van de deur werden weggebroken. Binnenin, zolderingen van kinder- en moerbalken met afgeschuinde kanten. Rechterzijgevel met rondboognis en kruis van sintersteentjes en linkerzijgevel met vlechtingen.
Aanpalend dienstgebouwtje uit 19de eeuw.'
Zo verdwenen allengs molen, molenaarshuis, zelfs molenberm uit het straatbeeld en konden de gronden worden verdeeld onder de kinderen, percelen die intussen werden vol gebouwd. Pas in 1988 verdwenen de laatste resten van de molen.
Hubert DE BOLLE
De molenaars
Jan Frans Van Nuffel was geboren te te Meerbeke op 24 augustus 1824. Op 9 mei 1867 trouwde hij te Pamel met Bernardina De Ro uit het hof te Berchem (Pamel 2/7/1830-Pamel 12/9/1917) en bleef in het molenaarshuis wonen (aan de weg die later deel van de Gasthuisstraat werd). In het gezin werden drie jongens geboren.
In 1866 was Jan Frans enkele maanden pauselijke zoeaaf.
Zijn zoon Hendrik (1) schreef hierover in ‘Eigen Schoon en de Brabander': ‘(Jan-)Frans die als molennaar zijn vader was opgevolgd liet in 1866 zijn bedrijf over aan zijn ziekelijken broeder en trok naar Rome om als Zouaaf in het Pauselijke leger te strijden. Bij zijn terugkomst vond de jonge koene jongeling zijn broeder niet meer, een maand tevoren had de dood hem uit het leven gerukt. In de Eeuwige stad had Frans van Nuffel het geluk gehad, met Z.H. Pius IX te spreken, hij en zijn wapenbroeder ontvingen uit de handen van den Paus een zilveren medalie. Enige jaren daarna kwam hem uit Rome schone decoratie toe met geschrift ‘Bene Merenti' als beloning voor zijn trouwe dienst in het Pauselijke leger.' Het verhaal dat Jan Frans na vier maanden dienst zonder geldige reden in Rome zou zijn ontslagen werd door René Van Nuffel in 1982, in een gesprek met de werkgroep DF-Klokje ten stelligste ontkend: ‘Hij vertrok als Zoeaaf naar Rome eind februari 1866 en dit voor twee jaar. Bij de dood van broer Petrus (2) op 25 juni 1866 werd hij echter teruggeroepen om het bedrijf verder te zetten, want zijn vader was reeds te oud geworden.' Niet verwonderlijk dat nadien ook de molen vaak ‘de Pauselijke Zoeaaf' werd genoemd.
Jan Frans overleed te Pamel op 10 april 1892.
Rufin Van Nuffel
Geboren te Pamel op 16 december 1869. Op 26 mei 1909 huwde hij te Pamel met Celina Van den Borre (Pamel 4/4/1880-Pamel 10/11/1920). In het gezin werden 6 kinderen geboren.
Rufin was nog geen 23 toen hij zijn vader als molenaar opvolgde. In 1903 kocht hij de molen, het molenhuis en 99 aren grond van de Franse hertog Lévis de Mirepoix en in 1921 nog 87 aren van Prins de Merode. Frans Van Eeckhoudt vertelde later dat ze onder de oorlog thuis een zak tarwe hadden gekocht aan 60 fr de kilo en dat toen ze met de zak naar de molen trokken Rufin zei “ 't is goed, mij moet ge niets, ge hebt er al genoeg voor betaald.” (3)
Bij de oprichting van Davidsfonds-Pamel werd Rufin ondervoorzitter en bleef het enkele jaren. Ook was hij voorzitter van de kerkfabriek van Pamel en in 1931 eveneens van het feestcomité van de H. Hartfeesten. Hij speelde ook piano en zette o.a. het lied ‘Op bedevaart naar de Grot' op muziek.
Rufin overleed te Pamel op 6 juni 1942.
Henri Van Nuffel
Geboren te Pamel op 16 juli 1910, oudste zoon. Moest van vader piano spelen, en als hij niet oefende mocht hij als straf die dag niet op de molen. (4) Op 23 april 1935 trouwde hij met Elvire Kestens (°Pamel 1909) uit het Meiershuis. Samen met zijn broers hielp hij vader op de molen, maar Henri wou een eigen molen, waar hij alleen de molenaar was! In november 1938 kocht hij de Keirekensmolen en het molenaarshuis te Impegen (Liedekerke). Op die plaats ving de molen echter te weinig wind en Henri trok hem, in 1941, dan maar naar het 7 meter hoger gelegen Bouchout (Pamel), 300 meter verderop, een huzarenstuk!
‘Het leven op de molen was hard, wij zaten ganse dagen op de molen, soms dag en nacht. Als er geen wind was werden de stenen gescherpt met gans ons gezin. Ik scherpte de buitenkant en mijn vrouw en kinderen de binnenkant. Met twee duurde het van 6 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds, vooraleer alle scherpwerk klaar was.' In de winter kon het bitterkoud zijn op de molen. ‘Vaak hadden wij rond de benen zakken gebonden – we geleken wel eskimo's – en we hadden een kap, gemaakt van een jutezak, op ons hoofd. Vanaf 1943 had ik wel elektriciteit en konden wij handen en voeten verwarmen aan een elektrisch kacheltje.' (5)
Toen na Wereldoorlog II het werk op de windmolen verminderde, kocht Henri in 1951, samen met Juliaan Durant die er werkte, de cilindermolen van Neigem, die ook ‘witte bloem' kon malen. ‘Mijn vrouw en zoon Albert lieten overdag de Keirekensmolen verder draaien terwijl ik in Neigem werkte. Sommige avonden stapte ik van de molen te Neigem over op de windmolen ...' (5), maar in 1954 werd deze toch stilgelegd.
Toen verhuisde het gezin, waarin intussen 6 kinderen waren geboren, naar de Steenweg op Halle te Meerbeke, dichter bij de molen van Neigem. In 1961 verkochten zij de Keirekensmolen, in 1968 de molen te Neigem, in 1977 het molenhuis te Impegem, inmiddels hadden zij in 1969 hun huis te Meerbeke gekocht.
Daar leefde Henri tussen de vele foto's van molens en tussen de draaiende miniatuurmolentjes in de tuin. Op rust zijnde trok hij vaak naar O.-L.-V.-Lombeek om er de windmolen te laten draaien, aldus levend verleden in het Pajottenlandse landschap. Velen kwamen er luisteren naar zijn uitleg, … bruidjes liet hij ‘voor de foto' aan een katrol naar beneden.
Technisch knap en een rasechte molenaar, zo kan Henri getypeerd worden en ook … ‘De “rem” werd slechts na een kruisteken opgetrokken, hopend op zegen bij het malen (5).
Hij overleed op 16 november 1999.
René Van Nuffel
Geboren te Pamel op 25 augustus 1914. René studeerde aan de normaalschool voor onderwijzer, maar gaf slechts korte tijd les. In de jaren (19)30 werd hij eerst soldaat (6), later gemobiliseerd, maar was de dag na de capitulatie al terug in Pamel. In 1943 (7) volgde hij zijn overleden broer Albert op als molenaar op de Pauselijke Zouaaf. René huwde in 1945 met Maria Baets (Wommelgem 29/10/1920-Aalst 11/11/2006). Zij bleven in het molenaarshuis aan de Gasthuisstraat wonen. In het gezin werden 11 kinderen geboren.
Omdat het molenbedrijf nog weinig rendabel was, ging hij op 1 april 1958 (8) in op het aanbod van pastoor Geeraerts om te Pamel koster te worden. Maar René legde evengoed de elektrische leidingen in de chirolokalen, ook in Ons Huis, schonk het hout voor het nieuwe altaar in de kerk … en toch onstonden er naar het einde toe van zijn kosterschap, vooral met pastoor-deken Uytterhoeven spanningen over de uitoefening van zijn ambt en over de beloning.
Ook hij was technisch knap, het repareren van klokken was een van zijn specialiteiten en ook nadat de molen in 1972 was neergehaald bleef hij gefascineerd door de kracht van de natuurelementen en zocht hij o.a. naar systemen om zijn huis te verwarmen met windenergie.
René overleed te Roosdaal op 2 maart 2006. Op zijn doodsprentje stond terecht dat hij blijmoedig was, veel zin voor humor had en om geen grap verlegen was.
Hubert Van Herreweghen vertelde: ‘Ik was zowat vijftien (ca. 1935). Ik weet nog hoe ik in de herfstnachten, als het waaien ging, boven met Rinus in de molen stond. De wind en de wieken. En de boeren die het koren brachten, die gesprekken. En Rinus, de filosoof. Molenaars hebben dat vaak – ze kijken vanuit het molengat op de wereld neer.' (9) Dat gold niet alleen voor Rinus, maar voor alle vier!
(1) Van Nuffel Karel Hendrik (Pamel 4/9/1871-Ternat 7/4/1936). Priester gewijd te Mechelen op 19/9/1896. Eerst enkele maanden onderpastoor te Oudergem, op 10/12/1896 benoemd tot 'bestuurder van het Sint-Jozefgesticht' te Ternat, op 28/6/1904 aldaar onderpastoor en op 14/3/1923 pastoor ook te Ternat.
(2) Van Nuffel Petrus (Pamel 1822-Pamel 1866). In 1855 gehuwd met Josina Stockman. Geen kinderen.
(3) Df-Klokje, tijdschrift van Davidsfonds Roosdaal, 1990, 22e jg nrs 11,12.
(4) Later speelde hij op familiefeestjes vaak een potporrie van meer dan 100 liedjes.
(5) Vertelde hij in 1982 aan de werkgroep DF-Klokje.
(6) ‘Ik bracht het zelfs van sergeant tot soldaat!' zo vertelde hij.
(7) In 1943 werd hij in een verslag van een bestuursvergadering van Davidsfonds-Pamel ook vermeld als bestuurslid.
(8) Alleen de motormolen draaide toen nog.
(9) Interview met Jaak Dreesen in ‘De Bond' van 28/8/1968
Hubert DE BOLLE
Literatuur
Kaarten en archieven
Fricxkaart (1712)
Kaart van J.J. de Deken (1711)
Villaretkaart (1745-1748)
Ferrariskaart (ca. 1775)
Atlas der Buurtwegen (ca. 1844)
Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860)
Gedrukte bronnen
De Volksstem, 29.08.1913.
Werken
- 'Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen' 2n Vlaams Brabant Halle Vilvoorde, 2e druk 1977, p. 537.
- J.-F. Vinckx, "De Molens van ’t Payottenland", Eigen Schoon en De Brabander, XIV, 1931, 7, p. 184-187 ("Pamel Molen van de Pauselijke Zouaaf").
- Herman Holemans, Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z), Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1992, p. 33, 34.
- M.A. Duwaerts e.a., De molens in Brabant, Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961
www. hdbr.be (Hubert De Bolle, Roosdaal)
- Hubert De Bolle, Roosdaal van A tot Z. De Pauselijke Zoeaaf. Windmolen te Pamel.
- Hubert De Bolle, Roosdaal van A tot Z. Van Nuffel Jan Frans, zoon Rufin, kleinzonen Henri en René. Molenaars op 'de Pauselijke Zoeaaf', windmolen te Pamel.
- Verpaalen John, "Laatste restanten opgeruimd", in Levende Molens, dec. 1988.
- Lieven Denewet & Jan Delcour, "Vakknepen door en voor onze molenaars. 1. Hector Vindevogel alias Torie Mulders; 2. Henri Van Nuffel; 3. Jozef De Waele", Molenecho's, XXXVI, 2008, 4, p. 197-219.
- G. Van Herreweghen: ‘De windmolen van Pamel' in DF-Klokje, 8e jg, 1976, nrs 3,4. Aldaar pp. 33-41.
(6)
Mededelingen
Flor Van Nuffel, Pamel, molenaarszoon van René Van Nuffel, molenaar op de Pauselijke Zouaaf en neef van Henri Van Nuffel, molenaar op de Keirekensmolen en de Tragische molen, 21.10.2012 en 24.11.2013. In zijn tuin (Gasthuisstraat 159) staat een miniatuurmolen op schaal 1/10 van de Pauselijke Zouaaf, gemaakt door schoonzoon Tim Verelst.