Gits (Hooglede), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Grijspeerdmolen
- Ligging
- Grijspeerdstraat 52
8830 Gits (Hooglede)
oostzijde
gehucht Grijspeerd
kadasterperceel D594
2 km NW v.d. kerk
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Geo positie
- 51.012802, 3.079050 (Google Streetview)
- Gebouwd
- voor 1550 / 1771 / 1920
- Verdwenen
- 1770, omgevallen / 1918, oorlog / 1980, verplaatst naar Gits, Koolskampstraat
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 3462
- Ten Bruggencatenummer
- 06540
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Grijspeerdmolen (oorspronkelijk Grysperremolen) is een houten korenwindmolen die thans staat op de hoek van de Koolskamp- en de Bollestraat, bij het Dominiek Savio-Instituut, maar oorspronkelijk - tot in 1980 - stond aan de oostzijde van de Grijspeerdstraat (nr. 52), in het gehucht Grijspeerd, op 2 km ten noordwesten van de kerk van Gits en dicht bij de grens met Torhout. Volgens het kadaster van 1829-1830 stond de mole op het perceel D 594 in een weiland van 13 aren 90 cenitaren.
De benaming Grijspeerdmolen heeft niets met een "grjis paard" te maken, maar is een verbastering van "Grysperre", de vroegst bekende heren van Ogierlande, de belangrijkste heerlijkheid van Gits. De familie Grysperre was in 1550 in het bezit van de "grijsper muelene", ook zo genoemd in 1562 (in 1626 "Gryspere Molen", in 1641 "Cristpere Molen", in 1660 "Grispeer muelen" enz.). In een tekst van 1569 vinden we de vermelding "Oegaerlande muelene". De heren van Ogierlande bleven in het bezit van de molen tot aan het einde van de 17de eeuw.
We zien de Grijspeerdmolen aangeduid in:
- A. Sanderus, "Flandria Illustrata" (1641), kaart van het Brugse Vrije, met de benaming "Cristpere Molen"
- Fricxkaart (1712) met de benaming "Gristpere M."
- het "Manscheep-bouck" (= leenregister) uit 1771-1774 van de heerlijkheid Wijnendale, waaronder Ogierlande ressorteerde, met de benaming "Grijsper meulen".
- Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen op teerlingen
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1844)
- Topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) met de benaming "Ryspeerd Molen"
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860).
Jan Lamsens was in 1709 de nieuwe eigenaar. Volgens de Ommeloper van Ogielande-Kringen van 1729 (begin 7, artikel 11, f° 169) was de molen dan in het bezit van de erfgenamen van Jos van Sieleghem. Zij lieten de molen bemalen door Denijs Vandepitte: "Dhoors Joos van Sieleghem ten suijthende ende som westsyde daeraen, den muelenwal daer den grijspere muelen op staet ende d'erfve daer het muelhuijs staet daer Denijs van de Pitte woondt, sijnde tsamen een ronde platse paelende van westen jnde voorn. straete, groot 1 lijne effen".
Molenaar Denijs Vandepitte was een zoon van Robrecht en een kleinzoon van Hendrik Vandepitte, molenaars op de Ellemolen te Kortemark-Elle. Geboren te Zuienkerke op 19 december 1679, had hij eerst in Esen gewoond. Uit elk van zijn huwelijken met Pieternelle Verhamme en Pieternelle Malleux kreeg hij telkens een dochter. Hij trouwde een derde maal te Gits op 18 juli 1721 met Maria de Duvere (weduwe van Anthone Vercamere) en overleed er op 5 februari 1733.
In 1764 was de Grijsperremolen in handen van Pieter Termote.
Laureyns Joye verkreeg de molen door erfenis en uitkoop van Termote op 24 juli 1766. Hij behoorde tot een bekende molenaarsfamilie. Hij was op 10 mei 1714 te Roeselare geboren als zoon van Albert Joye (die op 25 juni 1714 de Oostmolen van Roeselare kocht) en van Godelieve Ollebeke. Hij huwde een eerste maal op 4 februari 1742 met Isabella Fiers uit Zwevezele en een tweede maal op 29 oktober 1752 met Joanna Wybo, eveneens uit Zwevezele. Laureyns Joye was schepen van Ogierlande-Cringen in 1758 en van Cringen in 1764. Hij overleed te Gits op 10 februari 1807. Een mogelijke verwantschap met Clemens Joye op de Onledemolen te Gits werd tot op heden nog niet gevonden.
Blijkens een advertentie in de "Gazette van Gend" nrs. 1373, 1374 en 1376 van 14, 21 en 28 april 1807 werd op dinsdag 23 juni 1807, werd in de herberg “den Ghidts-berg”, bewoond door baas Bouckaert, meier der gemeente Gits, de toeslag gedaan van een “ouden” (= houten?) korenwindmolen, met huis, schuur, stalling en 7 gemeten land en meers, gestaan en gelegen in Gits, noordelijk van de kerk, langs de straat naar Kortemark, wat westwaarts afgelegen van de steenweg van Torhout op Roeselare, en bekend onder de naam van “den Gryspeirdmolen”, zijnde familiegoed en nu gebruikt door de propriëtarissen zelf, die de molen zullen verlaten kort na de betaling. Ingesteld op £ 609-6-3 gr. wisselgeld. Verkoping door notaris Soenen te Hooglede.
De Grijspeerdmolen was in 1829 eigendom van de weduwe en erfgenamen van Van der Espt-Depuydt uit Kortemark. Op 23 september 1835 werd ze de enige eigenares (akte notaris Ketele). Zij hertrouwde na 1835 met ene Vankemmelbeke en werd herbergierster te Kortemark.
Het molenerf werd op 29 januari 1851 verkocht aan Adelaïde Joanna Rottier, weduwe van Jan Lede en grootgrondbezitster uit Brugge (akte notaris Vandeputte). Bij deling van 13 augustus 1869 (akte notaris Fraeys) werd haar zoon, de Brugse wijnhandelaar Jan Van Lede-Anoul de nieuwe eigenaar.
Door de aanleg van de Kortemarkstraat in 1892 werd het molenerf gedeeltelijk onteigend.
Gedurende al die jaren bleven de Joyes als molenaars in het molenhuis wonen. Samen met Laureyns vinden we er al voor 1800 zijn zoon Karel aan het werk. Hij was geboren in 1773 toen zijn vader al 59 jaar oud was en overleed als molenaar van de Grijsperre op 6 oktober 1842. Hij huwde voor de eerste maal met Maria-Theresia de Jonckheere en daarna met Rosalie Ghekiere.
In 1870 waren het nog steeds de ongehuwd gebleven kinderen uit Karels tweede huwelijk die het molenerf bewoonden: Pieter (°Wielsbeke 1804 - +Gits 22.09.1878), Isabella (°Wielsbeke 1806 - +Gits 19.11.1888) en Lodewijk (°Gits 27.02.1808 - + Gits 26 maart 1877).
Er was een groot verloop van het personeel op de molen:
- Jan van den Berghe, muldersknecht, geboren te Egem in 1827, verhuisde naar Roeselare op 23 maart 1867
- Désiré Vandevelde, muldersknecht, geboren te Koolskamp op 2 maart 1881, kwam naar Gits op 29 juli 1869, trouwde er op 22 april 1870 met Ludovica Van Haelewynn en vertrok naar Rumbeke op 7 juni 1870.
- Hendrik Vandevelde, geboren te Koolskamp in 1839, kwam uit Bavikhove op 15 maart 1870 en ging naar Emelgem op 4 januari 1872.
- Desiré Vercruysse, molenaar, geboren te Hooglede op 24 december 1846, kwam uit Werken op 7 deczmber 1874
- David-Alex Deman, molder, geboren te Woumen in 1843, kwam uit Antwerpen op 26 november 1874 en ging naar Gent op 30 oktober 1875.
De familie Joye bleef verder aan de Grysperremolen verbonden. Bij de Joyes woonde immers in 1870 hun neef Pieter Van Coppenolle °Gits 09.11.1822), zoon van Jan en Coleta Joye. Hij trouwde met Prudentia Hanseeuw. Hij kwam zijn ooms en tante als molenaar opvolgen tot aan zijn overlijden te Gits op 9 juli 1897. De familie Joye bleef dus meer dan 130 jaar de molenaar van de Grijsperre. In 1897 werd Karel Van Coppenolle er als mulder opgevolgd door August Ghys (°Aartrijke 29.11.1866 - +Gits 25.01.1944), die bij zijn huwelijk te Gits op 6 oktober 1897 met Melanie Lagrou (°Gits 07.08.1873 - +Gits 22.10.1946) op de molen kwam. Zijn vier oudste kinderen werden tussen 1898 en 1904 in het molenhuis geboren.
Op 15 november 1898 kon de politie de 18-jarige Camile Van Hallewyn aanhouden, die verdacht werd 200 frank gestolen te hebben van molenaar August Ghys (Chys).
Eigenaar Jan van Lede junior overleed in 1900 en zijn weduwe in 1905. De kinderen Van Lede verkochten de molen op 10 mei 1906 (akte notaris Verté) aan Jules Vandenberghe, molenaar-landbouwer te Werken, waar hij op 15 februari 1872 geboren was en gehuwd met Eugenia Neyrinck (°Loppem 27.10.1869). Hij had eerst te Hooglede gewoond en van zijn kinderen zou vooral zijn zoon Leo (°Hooglede 1 november 1901 - +1976), gehuwd met Suzanna Devolder, het muldersbedrijf in Gits verderzetten. Van dan af zou er steeds een Vandenberghe eigenaar en molenaar blijven op de Grijsperre.
Jules Van den Berghe kreeg in 1912 de toestemming van de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen om in de molen een benzinemotor Doom-Mahieu te plaatsen van het type ‘Industriel’ en met een vermogen van 15 pk. Zo kon hij ook bij windstilte verder malen.
De oude molen brandde af in oktober 1918 bij de terugtrekking van de Duitse troepen. De familie Vandenberghe was op de vlucht geslagen. Bij hun terugkeer was het onheil geschied. De laatste balken smeulden nog. De familie moest nochtans verder aan de kost zien te komen en een beslissing was al spoedig genomen: in een snel tempo werd er een schuurtje opgetrokken, werd er een stoommachine in geplaatst en er werd een mechanische maalderij met een haverpletter ingericht. Het leek wel of een tijdperk onherroepelijk voorbij was. Blijkbaar zou er ook hier, zoals in vele andere plaatsen, geen koren meer gemalen worden met windkracht.
Jules Van den Berghe was evenwel niet zo gelukkig met het meel van zijn nieuwe inrichting. En gezien hij een windmolenaar was in merg en been, zocht hij gedurende twee jaar heel West-Vlaanderen af, op zoek naar een nieuwe molen. In 1920 had hij eindelijk succes. De Dorpsmolen, een staakmolen uit 1771 te Westkapelle bleek ter plaatse geen diensten meer te bewijzen en werd te koop gesteld door Arthur Verburgh (°Ettelgem, 1884 - + Westkapelle 1924), gehuwd met Léonie Vandekerchove. Jules Vandenberghe kocht de staakmolen aan, liet hem afbreken en naar Gits overbrengen met de hulp van Achilles Vergote.
Deze verhuis had heel wat voeten in de aarde. Een meevaller leek alvast dat de tramroute in Westkapelle vlak langs de molen liep, zodat de molenstukken rechtstreeks op de tramwagens konden geladen worden. Maar het tramstation dat het dichtst bij Gits lag was op 't Hoge in Hooglede, een heel stuk nog van de Grijsperre. Maar ook daarvoor werd snel een oplossing gevonden. Alle boeren van de wijk werden samengeroepen en met paarden en karren werd de 32 ton zware molen naar zijn bestemming gebracht. De roeden vormden het grootste probleem met hun lengte van 23 meter uit één stuk. Het begin van de reis liep gesmeerd maar door de kronkelende straatjes van Torhout volgde het ene probleem het andere op. Het enig geschikte vervoermiddel leek een boomezel te zijn die getrokken werd door muilezels. Maar bij de afdaling van de Gitsberg beleefden ze nog enkele hachelijke momenten. De staak woog duizenden kilo en de muilezels konden het gewicht nauwelijks tegenhouden. Ze slalomden werkelijk naar beneden terwijl de begeleiders het gevaarte enigszins onder controle poogden te houden. Alles bij mekaar duurde de reis met de wieken van Westkapelle naar Gits twee volle dagen. Negen weken na zijn afbraak draaide de molen echter weer en het hoeft niet gezegd dat Jules Vandenberghe de gelukkigste mens ter wereld was.
De molen was in 1920 wel in een recordtempo heropgebouwd, maar veel baat heeft molenaar Vandenberghe met deze snelle reconstructie niet gehad. Het jaar 1920 bracht immers een volledig windstille zomer. Beneden lagen de zakken graan te wachten om gemalen te worden, maar de wind bleef echter uit. De enige oplossing was toen het plaatsen van een gasmotor om de concurrentie met de mechanische maalderijen aan te kunnen. Sindsdien was er op de Grijspeerdmolen ook steeds een mechanische maalderij actief. Toch bleef men ook met de wind malen. Voor herstellingen deed men vaak een beroep op molenmaker Machard Declerck uit Handzame.
In 1928 trouwde zoon Leon Vandenberghe met Suzanne Devolder en werden zij de nieuwe uitbaters van de Grijspeerdmolen. De oude molenaar Jules trok met de rest van zijn familie naar de Kruisstraatmolen van Werken.
Ook voor Leon Vandenberghe zou de molen een zorgenkind worden. Het jaar 1940 werd een heel zwart jaar, in drievoudig opzicht:
- op 10 mei vielen de Duitsers opnieuw ons land binnen;
- op 24 juni werd zijn tweejarig dochterje Maria Magdalena (°Gits 10.05.1938) door één van de draaiende molenwieken op slag gedood.
- in de nacht van 14 op 15 november deed een zware storm de molen bijna van zijn teerlingen blazen.
Precies in deze droevige periode werd gedacht aan het "klasseren" of het beschermen van de molen. Waarnemend gouverneur Michiel Bulckaert van West-Vlaanderen schreef op 13 november 1943 een brief aan de burgemeester van Gits, waarin hij meedeelde dat het ministerie van openbaar onderwijs besloten had de molen te klasseren. De Gitse gemeenteraad gaf hierop een zeer gunstig adives op 3 decmeber 1943. In 1953 werd nogmaals herhaalderlijk aangedrongen, onder meer door de Jozef Van Overstraeten van de Vlaamse Toeristenbond (V.T.B.) op het behoud van de molen. Toch diende men te wachten tot 1975 vooraleer de klassering een feit werd.
Leon verwierf op 16 mei 1947 de naakte eigendom van de molen, terwijl het vruchtgebruik nog in handen van zijn vader bleef (akte notaris Westerlinck, Hooglede). Toen Jules op 1 december 1948 overleed, nam zijn weduwe Eugenie Neyrinck het vruchtgebruik over. Zij overleed op 14 juni 1965 waarop Leon ten volle eigenaar werd.
Einde 1964 had Leon echter het werk op de molen overgelaten aan zijn twee zonen Laurent en Jozef. De oudste zoon, Gabriël (°Gits 9 augustus 1929) was al in 1956 gehuwd (met Georgette Verlinde) en eigenaar geworden van de Koutermolen te Kortemark. Aanleiding voor het overlaten van zijn molen aan zijn twee zonen was een nieuwe ramp. Op 19 december 1964 brak de buitenroede in de askop terwijl de molen aan het werken was. Met de grootste omzichtigheid werd de molen toen stilgelegd en enkele dagen later haalden de molenbouwers Peel uit Gistel de roede uit.
Lange tijd stond de molen er met één roede bij. Daar het herstel van de wieken financieel niet haalbaar was, werd de helft van de molenwal afgegraven. Begin 1965 werd het molenhuis, met een Germaanse levensboom in het opperlicht, afgebroken en vervangen door een mechanische maalderij. Deze kwam zo dicht bij de molen dat hij, zelfs na herstel, niet eens meer op de wind kon gekruid worden. Hem verplaatsen bleef de enige mogelijkheid die overbleef. Dat was meteen ook het einde van de laatste beroepsmatig bemalen windmolen te Gits. Het bedrijf schakelde ook meer en meer over op het mengen van veevoeders (gestart in 1948) en de molen raakte steeds meer ingebouwd tussen de andere bedrijfsgebouwen. De molen afbreken was ook niet mogelijk, aangezien hij sinds 1943 het voorwerp uitmaakte van een klasseringsdossier, dat uiteindelijk pas bij koninklijk besluit van 27 mei 1975 gerealiseerd zou worden.
Net in dezelfde periode kocht de toen nog zelfstandige gemeente Gits de molen aan van de familie Vandenberghe. De molen zou overgebracht worden binnen het dorp. Er werd gezocht naar een geschikte lokatie. Er werd gedacht aan een perceel, eigendom van de kerkfabriek van Gits, in de Bruggestraat op de Gitsberg, op de grens Hooglede-Gits, recht tegenover de O.L.Vrouw-kapel. Deze hoogte zou een ideale plek geweest zijn voor de windvang van de molen. Onder impuls van directeur A. Favorel van het Dominiek Savio-Instituut werd uiteindelijk besloten om de molen bij dat instituut te plaatsen.
De goedkeuring van de definitieve aankoop gebeurde op de Gitse gemeenteraadszitting van 28 april 1975. De molen zou verhuizen naar de terreinen van het instituut Dominiek Savio, op de hoek van de Kookskamp- en de Bollenstraat. De gemeente zou voor de molen aan de familie Vandenberghe 275.000 frank betalen als er geen subsidies kunnen losgekregen worden en 300.000 frank als men daar wel in lukt. De nodige grond, die 795 m³ groot is, wordt van het Dominiek Savio-instituut gekocht voor de symbolische prijs van 1 frank. Er werden daarvoor echter heel wat compensaties gegeven aan het instituut. Voor 50 jaar lang krijgt Dominiek Savio het uitbatingsrecht over de molen, wat inhoudt dat het toegangsgeld mag vragen als het dit wenst. De gemeente van haar kant zorgt voor de afbraak van de molen op zijn huidige plaats en de wederopbouw op zijn nieuwe. Het instituut Dominiek Savio staat in voor de bouw van de berm, waarop de molen komt, en van de motorkelder, net als voor het onderhoud ervan. Belangrijk is ook dat gebouwen, die hoger zijn dan de molen, op minimum 16 meter afstand moeten opgetrokken worden.
De eigenlijke verkoop gebeurde op 24 augustus 1975. Op het Dominiek Savio-instituut werd een terrein aangekocht van 800 m², waarop eerst een molenwal van vijf meter hoogte werd aangelegd. Na de gemeentelijke fusie met Hooglede in 1976 werd ingenieur-architect Walter Snauwaert uit Oostende (°Ingelmunster 1928 - +Oostende 2011) als ontwerper aangesteld. Hij was specialist in molenrestauraties en de gemeente Hooglede had hem op hem al een beroep gedaan voor de restauratie van het gemeentehuis. In mei 1980 werd de aanbesteding voor de verplaatsing van de molen goedgekeurd. De firma Verstraete uit Rumbeke was de laagste bieder en kreeg de werken toegewezen.
De oorspronkelijke bedoeling om op de nieuwe standplaats een tien meter hoge betonnen constructie te bouwen, waarin een ontmoetingsruimte zou komen en waar omheen de aarden molenwal zou komen, werd niet gerealiseerd omwille van de hoge kosten.
De molen op de Grijspeerd werd afgebroken in 1980. De onderdelen werden vervoerd naar het atelier van aannemer Verstraete in de Louis Leynstraat te Rumbeke waar ze hersteld of vernieuwd werd. In 1982 werd de molen op zijn nieuwe standplaats door deze aannemer weer opgebouwd.
Vele onderdelen waren onbruikbaar geworden en de molen moest voor drie kwart worden vernieuwd. De belangrijkste bewaarde elementen zijn de historische standaard, de bovenas en de maalstenen: een koppel kunststenen en een koppel natuurstenen. Er werd beslist de kombuis met de buil weg te laten. (De buil bevindt zich nu binnen in de molenkast). De achthoekige onderbouw werd wel opnieuw gebouwd. De grote voorliefde van de familie Vandenberghe voor fokwieken (een wiekverbeteringssysteem bedacht door de Nederlandse ingenieur Fauël) werd hier gerespecteerd. Het kleine Onze-Lieve-Vrouwbeeldje dat zich in de steenbalk vbevond, werd op de nieuwe standplaats weer aangebracht.
Dat de molen te Gits er nu nog staat, is voor een groot deel te danken aan het gemeentebestuur en aan de familie Vandenberghe. De liefde die drie generaties voor deze molen in het hart droegen, heeft er zeker voor gezorgd dat dit stuk bouwkundig erfgoed tot in onze dagen bewaard is kunnen blijven. Leon Vandenberghe heeft de heropbouw van zijn molen in 1982 niet meer mogen beleven. Hij overleed in 1976. Zijn zonen Laurent (°Gits 1930) en Jozef (° Gits 1944) waren de eerste vrijwillige molenaars op de nieuwe locatie. Ze werden opgevolgd door Marc Lievens uit Gits, die meestal op zaterdagnamiddag de molen laat draaien. Van de negen molens die Gits ooit rijk was, is deze korenmolen de enige overgeblevene.
Zie ook:
Gits - Grijspeerdmolen (II), op nieuwe standplaats te Gits
Westkapelle - Dorpsmolen
Lieven DENEWET & A.T. VAN BIERVLIET
Literatuur
Archieven
Rijksarchief Brugge, Fonds Wijnendale. Manscheep-bouck" (= leenregister) van de heerlijkheid Wijnendale, 1771-1774.
Rijksarchief Brugge. Gemeentearchief Gits. Ommeloper van Ogierlande-Cringen (1729), begin 7, artikel 11, f° 169.
Rijksarchief Brugge, Notariaat, depot notaris C. Mergaert Staden. Notaris Charles Louis Dehaese Beveren Roeselare. nr. 11 (lening, 1872 en 1873)
Provinciaal Archief Brugge, 3de afdeling, A3-GB/1997-87-f (plaatsing benzinemotor, 1912)
Gemeentearchief Hooglede, Register van beramingen van burgemeester en schepenen vann Gits, boek 1942-1972, p. 21 (gunstig advies van de Gitse gemeenteraad op klasseringsbesluit, 03.12.1943).
- Archief Heemkundige Kring Aubert-Tillo van Biervliet (zolder gemeentehuis Gits), Kadasterkaart van 20 augustus 1810, door landmeter d'Abencourt.
- Provinicaal Archief West-Vlaanderen, BE PAWV A/1940-heden/A.4./2000/P.B./71. Dossier betreffende het advies van de Bestendige Deputatie om een houten windmolen, de Grijspeerdmolen te Hooglede (Gits), als monument te rangschikken, 1974-1981, 1 omslag, 4de afdeling, Oud ID 23376, Dienstnr. 74/4600/4; met Koninklijke Besluiten van 27 mei 1975 en 10 april 1981.
Uitgegeven bronnen en landkaarten
Sanderus A., "Flandria Illustrata", 1641 (kaart van het Brugse Vrije)
Fricxkaart (1712)
Ferrariskaart (ca. 1775)
Atlas der Buurtwegen (1846)
Topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850)
Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860)
"Gazette van Gend" nrs. 1373, 1374 en 1376 van 14, 21 en 28 april 1807.
"Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaanderen", 16.11.1898, p. 3, kol. 1 (diefstal)
Werken
- Aantal asomwentelingen van West-Vlaamse molens in 2010", in: /West-/Vlaams Molenblad, XXVII, 2011, 1, p. 50.
- [Bataille Jaak], "De Grijsperremolen te Gits", Curiosa, XLI, 2003, nr. 409 (september), p. 15-19.
-(Callewaert Ferdy), "De Grysperremolen te Gits", Rollarius, IV, 1975, 3.
- (Callewaert Ferdy), "Gryspeerdtmolen" (foto), De Gidsenkring, XVI, 1978, nr. 5.
- (Callewaert Ferdy), "Gryspeerdtmolen wordt verplaatst te Gits", Mandeldal, I, 1976, nr. 8.
- (Callewaert Ferdy), "Waarom laat men de Grysperremolen te Gits verkommeren", Mandeldal, III, 1978, nr. 4.
- (Callewaert Ferdy), "Gryspeerdmolen naar dom. Savioinstituut te Gits", Mandeldal, III, 1978, nr. 12.
- (Callewaert Ferdy), "De Grysperremolen te Gits", Mandeldal, II, 1977, nr. 1.
- Coornaert Maurits, "Westkapelle en RamskapelIe - De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle, met een studie over de Brugse Tegelrie". Tielt 1981.
- Coornaert Maurits, "Een overzicht van de molens in het Noordvrije", in: "Liber Amicorum René De Keyser", Speciale uitgave, Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago, 1985, p. 43-78.
- Cornilly Jeroen, "Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel 1. Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt", Brugge, 2001, p. 59.
- De Bruyne Michiel, Lieven Denewet Lieven e.a., "Albrecht Rodenbachroute,Roeselare", Roeselare, 1981, p.27-28.
- De Flou Karel, "Toponymie van Westelijk Vlaanderen..." (toponiemen Grijspeerd, Grijspeerdmolen)
- De Gunsch Ann, Metdepenninghen Catheline & Vanneste Pol m.m.v. Tansens A., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kantons Hooglede - Izegem - Lichtervelde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17N2, Brussel - Turnhout, 2001.
- De Kinderen Els, "Indrukken uit West-Vlaanderen" [Gits, Kuurne, Leisele, Pollinkhove], in: Levende Molens, jg. 6 (1984), nr. 6, p. 44-46.
- Denewet Lieven, "Hooglede en Gits in de krant, 1840-1910. Van een wonderdokter, valse nonnen en een landbouwer-uitvinder", Hooglede, 2009, 162 p. (Ledda Giddis. Bouwstoffen voor de geschiedenis van Hooglede en Gits, 1).
- Denewet Lieven, "Windmolens vroeger en nu". Hooglede-Gits, Hooglede, 1979, 55 p.
- Denewet Lieven, "Even voorstellen: Gryspeerdmolen te Gits", De Denker, II, 2009, nr. 1.
- Denewet Lieven, "De herstelde Grysperremolen te Gits", Molenecho's, X, 1982.
- Denewet Lieven, "Molennieuws uit Gits", in: De Belgische Molenaar & Levende Molens, LXXVII, 1982, nr. 1, p. 10.
- Desart Robert, "Les moulins à vent de la Belgique / De Windmolens van België", Brussel, 1961, p. 27 (met natuurgetrouwe pentekening)
- Devliegher Luc, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984, p. 218-221 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9)
- Devyt Christiaan, "Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965", Brugge, 1966, p. 75.
- Devyt Christiaan, "Het Westvlaams molenpatrimonium", Biekorf, XCIV, 1994, nr. 4.
- Holemans Herman, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-G", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1994, p. 57, 59-60.
- Maertens A. & R. Cauwe R., "De Brugsche Godshuiszen, 1944 (hs.), p. 92-93. (over Isaac van Holm).
- Maes Joël, artikel in "Gits aan de spits" (tijdschrift van de plaatselijke Milac, soldatenblad), 01.02.1941, p. 20-21 (over de avontuurlijke overbrenging van de molen van Westkapelle naar Gits)
- Provinciale draaipremie voor ambachtelijke molens. Aantal asomwentelingen van West-Vlaamse molens in 2004-2009", in: /West-/Vlaams Molenblad, XXVI, 2010, 3, p. 115-118.
- Vandenberghe Jozef, "Weer doorklieven suizende molenwieken de lucht van Gits", in: Molenecho's, XI, 1983, 4, p. 170-174.
- Van Biervliet Aubert-Tillo, "Gits in oude prentkaarten, waarin afbeeldingen van Finance, Grijspeersmolen, Onledemolen en Stenenmolen", Zaltbommel, 1972.
- Van Biervliet Aubert-Tillo, "De windmolens van Gits", in: Rollariensia, VII, 1975, p. 217-233.
- Van Biervliet Aubert-Tillo, "De Windmolens van Gits", in: "De Gids voor Gits", Gits, Gemeenteuitgave, 1971, p. 27-30.
- Van Biervliet Aubert-Tillo, Gits door de eeuwen heen, Gits - Handzame, 1986, p. 47-51.
- Verpaalen John, "Windmolens in de actualiteit" [Gits; Bikschote; Balegem], in De Belgische Molenaar en Levende Molens, jg. 77 (1982), nr. 12 (december), p. 264-265.
- Vandepitte Germain, "De molenaarsfamilie Vandepitte en verwanten", Rond de Poldertorens, XXI, 3, p. 115; 4, p. 157 e.v.; XXII, 1, p. 21 e.v.
- Van Overstraeten Jozef, artikel in De Toerist, jg. 32, 1953, p. 551 (oproep tot klassering).
- Verhelst Dirk, "Vleugels boven Hooglede-Gits 1914-1918", Koekelare, 2008.
- Werbrouck Marcel, "Aanvulling omtrent de molens van Gits", Mandeldal, XVIII, 1993, nr. 1.
Persberichten
"Daar bij die molen in de gemeenteraad", Het Wekelijks Nieuws, 03.01.1975.
"Nog geen definitieve oplossing voor de Gitse molen", Het Wekelijks Nieuws, 14.02.1975.
E.P., "Gits koopt zijn Molen", Het Wekelijks Nieuws, 02.05.1975.
"Grijspeerdmolen mag verhuizen naar het domein Dominiek Savio", Het Wekelijks Nieuws, 07.05.1976.
Mededelingen
Depont Guy (melding van het leenregister van Wijnendale, 1771-1774)
Devyt Christian, Brugge (later Knokke), aan A.T. van Biervliet, 01.01.1947.
Lievens Marc, vrijwillig molenaar op de Grijspeerdmolen
Verburgh Georges A.L. (°Westkapelle 1946, prov. Namen), kleinzoon van de laatste molenaar te Westkapelle, aan Lieven Denewet, 17.09.2009.
Vandenberghe Daniël, Gits, kleermaker te Gits
Vandenberghe Gabriël (°1925), Kortemark, molenaar op de Koutermolen te Kortemark
Vandenberghe Jozef, molenaar op de Grijspeerdmolen
Vandenberghe Laurent, molenaar op de Grijspeerdmolen
Van Landschoot Ronny, heemkundige, Sijsele