Oekenestampkot
Rumbeke (Roeselare), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Oekenestampkot, Stamperkensmolen
- Ligging
- Stampkotstraat 18
8800 Rumbeke (Roeselare)
noordwestzijde
Kapellekouter
grens met Oekene
1,5 km Z v.d. kerk
kadasterperceel B nr. 688
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1755 (hout) / 1854 (steen)
- Verdwenen
- 1891, wiekenkruis afgeslagen / 1893, sloop romp
- Type
- Staakmolen, later stenen windmolen
- Functie
- Oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 3426
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Het Oekenestampkot was een houten oliewindmolen aan de noordwestzijde van de Stampkotstraat (nr. 18), op de Kapellekouter, heel dicht tegen de grens met Oekene, vandaar zijn naam "Oekenestampkot". Hij stond echter geheel op Rumbeeks grondgebied en onder het graafschap Rumbeke. Voorheen was dat een voetweg van nauwelijks drie meter breed, die leidde van Oekeneplaats naar het gehucht Caïphas te Rumbeke. Eigenlijk was dat geen ideale molenplek. Het was slecht te bereiken en gelegen in een laaggelegen vlakte. Deze molen heeft ook zijn deel miserie gehad.
We zien de molen aangeduid op:
- Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en met de benaming "Plaetse Molen"
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) met het algemeen windmolensymbool en met de benaming "M(oul)in dit Ouckene Stampkot"
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855) met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen
De molen werd opgetrokken in 1755 door Jan Hanssens van Lendelede. Hij had op 13 november 1755 het octrooi gekregen van keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk. Een octrooi voor een oliemolen was gemakkelijker te verkrijgen dan voor een korenmolen.
Op 1 mei 1755 had Jan Hanssens van de weduwe Buyse een partij land gekocht van 606 roeden groot in de Kapellekouter. Hij begon onmiddellijk met de bouw, maar reeds op 19 november 1755 moest hij geld lenen om het werk te kunnen voortzettten. Van Gabriël Gheysen kreeg hij 700 gulden Brabants courant. Dat bedrag werd bezet op een "stuck lants groot 606 roeden met den olyewijntmolen die hij comparant actuelijck daer op doet bouwen". Dat was echter niet voldoende. Op 2 april 1756 leende hij van de dis en gemene armen van de parochie Moorslede en Dadizele 300 ponden groten Vlaams courant. Dat bedrag werd bezet op een perceel met de oliewindmolen in de Kapellekouter, met al zijn "harnas", toebeboorten, roerende en onroerende "ghewanten". In de leenakte werd gemeld dat de molen "nieuwelycx ghërigeert" was door Jan Hanssens, uit kracht van octrooi van haar "keiserlijke ende conincklijke Majesteyt", onder haar "grooten seghel gedruckt in rooden wassche daer aen hangende in blicken doose in sterte van parchemijn date 13 november 1755".
Op 26 april 1756 werden de molen en het molenhuis aangeslagen door Jaspard Delaere, meestersmid te Lendelede, tot zekerheid van de betaling van 21 ponden groten Vlaams, wegens levering van ijzerwerk voor deze molen.
Jan Hanssens zag er waarschijnlijk niet meer klaar door. Hij gaf het op en op 6 juli 1756, nauwelijks een jaar nadat hij met zijn werk begonnen was, verkocht hij zijn "olie wintmolen, draeyende allaam, priserie", het woonhuis en 606 roeden land aan Jacobus Bonte van Rumbeke en Pieter Vanhaverbeke van Oekene Wat later verkocht Jacobus Bonte zijn deel in de molen aan zijn medegerechtigde, de weduwe Vanhaverbeke en ging zelf een molen bouwen voor eigen rekening: de Oliemolen op de Berg te Rumbeke (zie aldaar).
Niet alleen de bouw, maar het hele bestaan van deze molen werd een lijdenshistorie. Eigenaars en pachters, de ene na de andere, volgden elkaar op.
Achtereenvolgens vinden wij daar als stampers: de weduwe Vanhaverbeke, Pieter David, Jaak Lahousse, Jan Dufoort, Pieter Dufoort, Leo Dufoort, Jan Lambrecht, Louis Callens, Pieter Delaere enz.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Dupon Frans, rentenier te Rumbeke
- 1835, eigenaar: Demonie Eugène, handelaar te Ledegem
- 17.03.1849, erfenis: de kinderen (overlijden van Eugène Demonie)
- 22.02.1854, verkoop: Verstraete-Van Haverbeke Jan, olieslager te Roeselare (notaris Dufort)
- 16.07.1886, verkoop: Herbau-Versavel Albert, koopman te Kortrijk (Hooglede) (notaris Crevits)
In 1854 werd de molen gekocht door Jan Verstraete-Van Haverbeke, in de wandel "Stamperke Verstraete", de grootvader van Romeo Verstraete uit het Schaeck. Deze liet de molen afbreken en herbouwen in steen. Bij het in gang steken van de molen gebeurde er een erg ongeluk. Eén van de pletstenen die niet goed opgespied was, liep van zijn plaats en trof levensgevaardlijk de molenmaker René Decadt - in de wandel "Katjes" - van Moorslede, bij zover dat men hem de Heilige Olie toediende. Naderhand geraakte hij toch weer op de been.
Volgens een expertise uit 1875 was de stenen molen ingericht als volgt: "bâtiment en briques, contient 2 paires de meules pour tourteaux, 3 presses, 3 pannes, 1 cylindre et 2 paires de meules à farine". Een eerste stoommachine werd geplaatst in 1882, een nieuwe in 1890.
Na ongeveer dertig jaar gaf Stamperke Verstraete het op. Zijn molen werd publiek te koop gesteld in 1885. Hij werd toegewezen aan Albert Herbau-Versavel van Hooglede, die hem liet begaan door Leo Dumoulin. Deze had er ook geen geluk mee.
In 1891 brak de ijzeren askop tijdens een geweldige storm, bij het stilleggen van de molen, aan de baan rats af. Heel het wiekenkruis stortte te pletter op de grond. De molen werd niet meer hersteld als windmolen, maar voorzien van een stoommachine, waarmee nog een tijd lang voortgesukkeld werd. In 1893 werd de molen afgebroken. De afbraak werd weggevoerd in een lage meers, dicht tegen Oekeneplaats. Het molenhuis bleef nog een lange tijd bestaan.
De molensite is nu (2023) ingenomen door het bedrij Hydrogen Cleaning, een commanditaire vennootschap.
Joseph DELBAERE, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven en landkaarten
- Ferrariskaart (ca. 1775)
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1844)
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855)
Werken
Joseph Delbaere, De oude molens van Rumbeke, in: Park Rumbeke, Roeselare, 1937.
- Joseph Delbaere, Rumbeke door de eeuwen heen, (tentoonstellingskataloog),- windmolens, Rumbeke, 1961, p. 102-134.
- Herman Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten P-R, Rotem, Studiekring Ons Molenheem, 2001.