Ginstemolen
Oostrozebeke, Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Ginstemolen, Ginstestampkot, Ginste Stampkot Molen, Stampkot(molen), Bergmolen van de Ginste
- Ligging
- Gentstraat 4A
8780 Oostrozebeke
zuidoostzijde
ten W. v.d. Lijsterstraat
De Ginste
3,8 km NO v.d. kerk
kadasterperceel B 28
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1695
- Verdwenen
- 1904, sloop
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 3352
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Ginstemolen, het Ginstestampkot, de Ginste Stampkot Molen, de Stampkot(molen) of de Borgmolen was een houten oliemolen (later ook staakmolen) in het zuidoosten van de Gentstraat (nr. 4A), in de zone tussen de Ginstestraat-Vijf Eikenstraat en de Lijsterstraat, op het hoogste punt van Oostrozebeke (31,25 meter).
De Ginstemolen werd voor 1695 opgericht. Volgens de volkstellingen van 10 maart en 21 december 1695 was Jan van de Ginste er molenaar. Hij leed in 1695 35 gulden schade tijdens de doortocht van het Franse leger: "een meuleneynsel" (weegschaal), drie repen en 10 vaten meel. In vergelijking met de meeste anderen was zijn schade vrij beperkt: collega-molenaar Joos D'hulst van de Rozebekemolen leed bijvoorbeeld 527 gulden schade: "twee melenheden, twee pestels, 34 vaten cooren, 2 seylen".
We zien hem aangeduid op:
- de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen op teerlingen en met de benaming "den Borgh meulen"
- in de oorspronkelijke kadastrale legger (ca. 1830) aangeduid als "windoliemolen"
- in de Atlas der Buurtwegen (1845) als "Ginste Stampkot, Moulin"
- op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) als "Stampkotmolen"
- op de Poppkaart (ca. 1855) als "Ginste Stampkot Molen".
- op de Militaire stafkaart van het Cartografisch Instituut te Brussel, 1862, herzien in 1884 en 1910.
Er liep een voetweg langs de molensite van west naar oost.
Molenaar in 1731 was Jozef Loncke. Hij werd in 1731 veroordeeld door de officialiteit te Gent op beschuldiging te hebben gewerkt op een kerkelijke feestdag, met name op Sint-Michielsdag tijdens de vespers. Vreemd is dat in het vonnis melding wordt gemaakt dat Loncke werkte met een watermolen in plaats van met een windmolen.
De molen werd in 1771 uitgebaat door Armand Loncke. Samen met collega-molenaar Augustin Goemaere bekwam hij op 17 oktober 1771 het octrooi van de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia voor de oprichting van een koren- en oliewindmolen in het centrum van Oostrozebeke (zie: Ettingmolen).
Eigenaars na 1830:
- 1771, eigenaar: Loncke Armand, molenaar te Oostrozebeke
- voor 1834, eigenaar: Loncke Amandus, molenaar te Meulebeke
- 29.04.1847, erfenis: Loncke-Vanwambeke Leonard, molenaar te Meulebeke (overlijden van Amand Loncke)
- 05.02.1878, deling: Vandenbussche-Loncke Victor, brouwer te Ardooie (notaris Libbrecht)
- 14.05.1884, erfenis: hun kinderen a) Vandenbussche Cyriel, brouwer te Ardooie en b) Vandenbussche Flavia, eigenares te Ardooie (overlijden van Henriette Loncke, vrouw van Victor Vandenbussche)
- 01.06.1889, deling: Vandenbussche Flavia, eigenares te Brugge (notaris Biebuyck)
- 1894-1898, eigenares: Vermeulen-Degraeve Honoré, de weduwe, handelaars uit Meulebeke en Ingelmunster
- 1899, eigenaar: zoon Vermeulen Achiel, olieslager te Meulebeke en Ingelmunster.
De laatste huurder, van voor 1884, was Charles Van Lerberghe.
In de periode 1884-1904 werden zeer vele herstellingen uitgevoerd door de molenbouwers Coussée uit Meulebeke. In 1904 hielpen ze de molen slopen. Hij prijkt niet meer op herziene kaart van het Militair Cartografisch Instituut van 1910.
Het vroegere molenerf bestaat nog als hoeve onder de benaming "'t Stampkot", zoals aangeduid op een houten bord en gebouwd in "1927" cf. jaarsteen. De hoeve is toegankelijk via een lange, geasfalteerde oprit. Woonhuis in verankerde baksteen met roodbakstenen gevel boven een arduinen plint. Dubbelhuis van twee bouwlagen onder zadeldak (eterniet). Voorgevel met doorlopende banden en tandlijst onder de dakgoot in witte baksteen. Segmentboogvormige muuropeningen met bewaard schrijnwerk. De hoeve is opgenomen op de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Rijksarchief Kortrijk, Bruine pakken, nr. 6093. Volkstelling van 10 maart 1695.
Rijksarchief Kortrijk, Bruine pakken, nr. 6204. Schaderappport van 22 januari 1696.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1888 (oprichting Ettingmolen, 1771).
Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207. Mutatieschetsen, Oostrozebeke, 1929/9.
Kadasterarchief West-Vlaanderen, 208: Oorspronkelijke Kadastrale Legger, Oostrozebeke, Sectie B, nr. 28.
Cartografisch Instituut (Militaire stafkaart, 1862, herzien in 1884 en 1910).
Werken
M. Vankeirsbilck, "Bouwstenen voor een Geschiedenis van Oostrozebeke", Oostrozebeke, 1985.
Delanghe M., Oostrozebeke, in Hollevoer F., Als straten gaan… praten, Tielt, 2005, p. 119, 133.
Lobbestael R.,De Ghinste en oude kaarten, in 't Ginsteblad, jg. 3, nr. 4, 1983, p. 7, 9.
Van Vlaenderen P. & Vranckx M., Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostrozebeke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL33, (onuitgegeven werkdocumenten), 2007.
Van Keirsbilck M.,Bouwstenen voor een Geschiedenis van Oostrozebeke, onuitg., 1985, p. 99.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 5. Gemeenten M-O, Rotem, Ons Molenheem, 1999.
Lieven Denewet & Luc Goeminne, Molenmakers in Vlaanderen. Het werkboek van Coussée uit Meulebeke (1881-1911), Molenecho's, XXII, 1994, 3-4, p. 107-331 (Speciaal themanummer, 7)