Kortrijk-Dutsel (Holsbeek), Vlaanderen - Vlaams-Brabant
- Naam
- Molen van Dutsel, Molen Roelandts, Molen Noppen
- Ligging
- Doelestraat 3
3220 Kortrijk-Dutsel (Holsbeek)
noordzijde
tegenover de Hollestraat
Molenveld
1 km ZW v.d. kerk
kadasterperceel B257
Vlaanderen - Vlaams-Brabant
- Gebouwd
- 1672
- Verdwenen
- 1938 - februari, sloop
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 3325
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Windmolen van Dutsel (naar de molenaars tijdelijk ook molen Roelandts of molen Noppen genoemd) was een houten korenwindmolen op een hoekperceel van het Molenveld, op de noordzijde van de Doelestraat, aan de oostzijde van de molenaarswoning (nr. 3), tegenover de Hollestraat, op 1 km ten zuidwesten van de kerk. De molen genoot op deze hooggelegen plek van een uitstekende windvang en was bovendien gelegen op de oude verbindingsweg van Kortrijk-Dutsel naar Leuven.
De oude documenten maken steeds melding van de molen van Dutsel en niet van Kortrijk. Tot 1820 vormden Kortrijk en Dutsel inderdaad twee afzonderlijke gemeenten. Meer nog, tussen beide lag Dunbergen, een gehucht dat afhing van Wezemaal. Dutsel grensde slechts aan Kortrijk op de molenberg. De molen stond naast de weg die beide scheidde, maar aan de kant van Dutsel. Vóór de bouw van de molen heette de plaats St.-Martensberg. St.-Marten nu was de patroon van Dutsel, waar vroeger een kapel bestond, toegewijd aan die heilige.
Hij bleef steeds de enige molen van Kortrijk-Dutsel.
In 1663 nam Jan Janssens zes vierendelen land (48 aren) in erfpacht van de gebroeders Raymaekers uit Leuven (Stadsarchief Leuven, Schepengriffie, nr. 7916, f° 57). Het was het perceel waar nadien de molen is opgericht. Hij is er negen jaar nadien gekomen, namelijk in 1672. Die datum stond gebeiteld in het groot aandrijfwiel, samen met de initialen'·I. 0.I.........M." (genoteerd door onderpastoor Robert van Kortrijjk-Dutsel in de jaren 1930).
Bouwheer Jan Janssens was afkomstig van Gemp, gehucht van St.-Joris-Winge. Daar stond het vermaarde Norbertinessenklooster, dat in de geschiedenis van Kortrijk-Dutsel een belangrijke rol heeft gespeeld. Mogelijk leerde hij het molenaarsvak op de nog bestaande watermolen van het klooster te Gemp. Mogelijk heeft het konvent hem geldelijk geholpen bij de bouw van de molen.
Even belangrijk was dat die Norbertinessen, buiten het patronaat van de kerk van Kortrijk, reeds vroeg in het bezit kwamen van de belangrijkste hoeve te Dutsel, de latere hoeve Claes. Bij die hoeve hoorde omzeggens de helft van de gronden te Dutsel, in eigendom of in cijnsgoed. Als cliënt had de hoeve voor de molen grote betekenis. Rond de tijd van de molenbouw werd een bloedverwant van Jan Janssens, misschien wel een broer, Niklaas Janssens, pachter op die hoeve. Het kon er voor de nieuwe molen op aankomen, want een paar kilometer van de hoeve draaide op de Winge de Uythemmolen. En een watermolen had de reputatie beter meel voort te brengen dan een windmolen!
Vijfentwintig jaar bleef de molen in het bezit van de familie Janssens. In 1697 verkocht Hendrik Janssens, zoon van Jan, hem aan Goris van Emelen, gehuwd met Katlijn Smets, voor 2000 gulden. Hendrik Janssens woonde toen te Leuven, waar hij de Gaffelmolen bezat, gelegen op de Dijle, beneden de Naamsestraat In de verkoopakte van de molen was gestipuleerd dat de molenbezitter jaarlijks veertien halster koren (ca. 400 liter) verschuldigd was "aen sijne majesteyt". Het betrof een recht dat de soeverein toekwam, bij het winnen van energie uit water en wind.
Pachter Adriaan Verschueren werd in 1732 opgevolgd door Katlijn Geens. Van 1737 tot 1745 pachtte Lucas Geens de molen.
In 1740 verkochten de erfgenamen van Goris van Emelen de molen aan Peter Janssens.Daarmee was hij terug in het bezit van een afstammeling van de eerste eigenaar. Alhoewel Peter Janssens in 1754 overleed, bleven zijn kinderen eigenaar van de molen, in onverdeeldheid, tot in 1785. Dat jaar verkochten ze hem aan Jan Geuvens, afkomstig van Kortenaken, voor de som van 6925 gulden. Jan Geuvens was toen reeds zes jaar op de molen, die hij in pacht had aangenomen van de kinderen Janssens.
Ook voordien waren er molenaars als pachters op de molen geweest. We kennen die vanaf 1732. Toen was het Adriaan Verschueren, opgevolgd door Katlijn Geens in 1734 en Lucas Geens in 1737. De naam Geens stond voor een bekende molenaarsfamilie in die tijd. Lucas Geens bleef molenaar tot in 1745. Zijn opvolger was Miehiel van de Wijngaert, tot in 1748, toen Jan Merckx hem afloste, slechts voor twee jaar. Van 1750 tot 1753 was Cornelis Coen molenaar en van 1753, tot aan de komst van Jan Geuvens, in 1779, was dat Marcus Raymaekers.
In 1785 werd Jan Geuvens eigenaar van de molen. We vinden hem terug in 1796, midden in de Franse revolutie, met een huisgezin van zeven kinderen. Gilliam, de oudste, was toen zestien jaar en het jongste kind, Angelina, pas enkele maanden oud. Vader Geuvens was toen een man van 48 jaar en zijn vrouw, Maria Coels, afkomstig van Neerlinter, was 36 jaar. Bij het begin van de 19de eeuw was Guilielmus Kemels uit Pellenberg er molenaar; nadien nam hij de Gasthuismolen van Pellenberg van zijn vader over.
We zien de molen afgebeeld op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen, in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844), op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860), telkens zonder molennaam.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: De Preter Marcus, rentenier te Leuven
- 08.02.1843, erfenis: a) De Preter Pierre Corneille, landbouwer te Kortrijk-Dutsel en b) De Preter Marie Elisabeth, begijn te Leuven (overlijden van Marcus De Preter)
- 02.07.1855, deling: De Preter Marie Elisabeth, begijn te Leuven (notaris Van Orshoven)
- 06.06.1873, verkoop: a) De Preter Petrus, te Kortrijk-Dutsel en b) De Preter Hennricus, te Kortrijk-Dutsel (notaris Becker)
- 25.02.1886, erfenis: De Preter Henricus, te Kortrijk-Dutsel (overlijden van Petrus De Preter)
- 20.04.1886, erfenis: a) De Preter Petrus, de erfgenamen en b) De Preter Henricus, de erfgenamen (overlijden van Henricus De Preter)
- 28.05.1890, dleing: Roelandts-De Preter Edouardus, landbouwer te Kortrijk-Dutsel (notaris Van Overstraeten)
- 21.04.1893, gift: Roelandts-Oliviers Willem Edmond, molenaar te Kortrijk-Dutsel (notaris Du Pon)
- 02.02.1928, verkoop: Noppen-Van der Velpen Theophiel Juul Eduard, molenaar te Kortrijk-Dutsel (notaris Verlinden)
Jan Geuvens of zijn erfgenamen verkochten de molen voor 1822 aan de familie De Preter. In 1822 is hij eigendom van Marcus De Preter, afkomstig uit Nieuwrode en gehuwd met Barbara Bruelemans van Kortrijk-Dutsel. Hij moet een vermogend man geweest zijn, want ook het Puttehof, de latere brouwerij Roelandts, was zijn eigendom.
Ook de familie De Preter werkte met huurders op de molen: Eyskens, zes jaar, Veekmans, ook zes jaar, daarna Gilliam Wierinckx. Tot in 1888 bleef de molen in het bezit van de familie De Preter. Toen is hij aan de familie Roelandts gekomen. Edward Roelandts was namelijk gehuwd met Anna-Marie De Preter. Hun zoon, Edmond, baatte veertig jaar lang de molen uit, van 1888 tot 1928.
Zijn helpers waren eerst Petrus Geuvens, kleinzoon van Jan Geuvens, daarna Jozef Weets. Over Petrus Geuvens bestaat er een anekdote. Hij werd in het dorp "de pies" genoemd omdat hij de tijd niet nam om naar beneden te gaan als het hoog water was... en tot dat er eens iemand ingezegend werd van bovenaf... Zijn zoon Jules Geuvens werd dan "Jules van de pies" genoemd (verteld in februari 2016 door Petrus Geuvens, zoon van Jules, geboren in 1929 in het café van zijn grootmoeder, Philomena Sente aan het kapelletje in Kortrijk-Dutsel. In zijn kinderjaren is Petrus jr. nog in de molen geweest).
Edmond Roelandts verkocht de molen in 1928 aan Jules Noppen, laatste eigenaar en gehuwd met Maria Vander Velpen. Zij overleed in 1993 op 97-jarige leeftijd. Ze hielp vaak haar man op de windmolen. Zij bediende de "licht", dit is de hefboom waarmee de gang van de molen geregeld werd in functie van de windsterkte. Dat was een taak die veel geduld en oplettendheid vereiste.
De molen werd in februari 1938 afgebroken. Toen stond hij reeds enkele tijd buiten dienst, getroffen door de bliksem. Een foto, genomen door Peeters-Noppe in 1936-1967, toont ons de schade.
Bij de molenaarswoning werd een stoommaalderij gebouwd. Nog tot in 1967 werd er met een motor gemalen. Het maalderijgebouw met een schoorheen doorheen het dak bestaat nog steeds.
De molenaarswoning werd opgetrokken aan de westzijde van de molen. Het gerenoveerd gebouw trekt het de aandacht met zijn sierlijke, in witte zandsteen afgeboorde voordeur en vensters. De familie De Preter zou het hebben laten bouwen. Naar zijn bouwtrant te oordelen dateert het uit het begin van de 19de eeuw, Marcus De Preter moet een vermogend man geweest zijn.
Cyriel WOLFS & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Rijksarchief Leuven, Schepengriffies arrondissement Leuven, nr. 629 (verkoop 1785)
Rijksarchief Leuven, Schepengriffies arrondissement Leuven, nr. 630 (pachtbrief 1779)
Stadsarchief Leuven, Schepengriffie, nr. 7916, f° 57 (erfpacht uit 1663).
Werken
Louis Peeters & Arthur De Rijck, De windmolons van Holsbeek, in: De Holsbeek, XVI, 1998, nr. 64, okt.-nov.-dec., p. 25-26 (Mededeling HWH, Holsbeekse Werkgroep voor Geschiedenis, 21).
Cyriel Wolfs, De windmolen van Kortrijk-Dutsel, in Oost-Brabant, XXXI, 1994, nr. 2.
J. Libotton & F. Vansteenbeeck, Oost Brabant, Kennismaking met Holsbeek, 1989
M.A. Duwaerts e.a., De molens in Brabant, Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Herman Holemans, Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 4: arrondissement Leuven (A-L), Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1993.
"De kapel van Dutsel", Oost-Brabant, 1978, nr. 1.
"Watermolens op de Winge", Oost-Brabant, 1992, nr. 3.
Mailbericht Johan Geuvens, 09.02.2016 (achterkleinzoon van molenaar Petrus Geuvens te Kortrijk-Dutsel).