Gent, Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Naam
- Vestmolen-II, Molen De Ronne
- Ligging
- Einde Were
9000 Gent
westzijde
hoek met Overzet en Nieuwe Wandeling
kadasterperceel F 335
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1495
- Verdwenen
- 1881- augustus, sloop
- Type
- Staakmolen met gesloten voet
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 3111
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Vestmolen of Molen De Ronne was een houten graanwindmolen op een ronde stenen onderbouw, op het bastion aan de westzijde van Einde Were, op het uiteinde van de Nieuwe Wandeling, op het kadasterperceel F nr. 335.
De staakmolen werd opgericht voor 1495. Vermeldingen in 1558 ("upde veste thenden weere") en in 1650 (“de Vestmeulene, ghestaen thenden were”). Eigenaars in 1650 waren Cornelis de Keysere en Guilliame de Ruddere en in 1691 de weduwe en erfgenamen van Jacques de Ruddere: "Item van gelijcken een ander extrait uijt den voorseiden lantboeck tot betoog dat den meulen genaemt den Vestmeulen, staende op Akergem t'eijnden weere binnen de voorseide Stede, alsnu competerende de vidua ende hoirs Jacques de Ruddere, haere erectie heeft voor daete vanden jaere 1495 cotte n° iiij°".
Er bestaan ook oudere vermeldingen van de Vestmolen uit 1483 (Stadsarchief Gent, 301/57, II, f° 56) en 1489 (Stadsarchief Gent, 301/60, II, f° 14), maar deze Vestmolen was een oliemolen en werd toen nog gesitueerd "up Sinte Pieters veste binnen Sinte Lievins poorte". Ofwel betreft het een totaal andere, gelijknamige molen, ofwel om een staakmolen die tussen 1489 en 1495 werd overgebracht van de Sint-Pietersvest naar Einde Were.
We zien hem afgebeeld op de Ferrariskaart van ca. 1775 met het bruin symbool van een staakmolen.
In 1729 was de Vestmolen het voorwerp van een gedwongen verkoop op vervolging van Leonardus Franciscus Werrebrouck, heer van Hundelgem. De molen werd bij letteren van decreet van de schepenen van de keure van de stad Gent van 16 maart 1729 toegewezen aan Isaac Speliers en Agnes Gosse. Isaac Spliers trouwde in de Sint-Niklaasparochie te Gent op 12 mei 1716 met Joanne Gosse. Agnes Gosse trad als getuige op.
Deze laatsten verkochten bij akte van notaris Jacques François Michaels te Getn van 19 december 1735 de Vestmolen als volgt: voor één derde aan Adriaan Speelman, meester-timmerman en -molenmaker te Gent, en voor twee derden aan Pieter Hooghstoel, meester-molenaar te Gent. Pieter Hooghstoel, geboren te Schorisse op 31 juli 1697 als zoon van Hermes Hooghstoel en Barbara de Bois, werd in het Gentse poortersboek ingeschreven op 5 januari 1728 als molenaarsknecht in de grote watermolen. Het poortersboek vermeldt ook dat hij gewoond heeft bij Christoffel De Somere, vrije molenaar.
Bij akte van notairs Jacques Anthone 't Servrancx te Gent van 8 decmeber 1744 heeft Adriaan Speelman zijn derde aandeel ook verkocht aan Pieter Hooghstoel, die zodoende de enige eigenaar werd van de Vestmolen.
Bij akte van notaris Philippe Page te Gent van 11 augustus 1752 verkocht Pieter Hooghstoel de molen op zijn beurt aan twee vrije molenaars binnen de stad: Geeraert Magerman en Anthone Neyman.
Geeraert Magerman, geboren te Aaigem op 8 februari 1703 als zoon van Lieven Magerman en Catharina Citers, werd op 20 november 1744 in het Gentse poortersboek ingeschreven als molenaar.
Anthonius Neyman werd geboren te Sleidinge op 17 augustus 1715 als zoon van Fredericus Neyman en Martina Van Watteghem. Hij trouwde te Gent op 16 november 1748 met Adriana Francisca De Bruyne.
Bij akte van notaris Jan Ryckaert te Gent van 8 augustus 1754, droeg Geeraert Magerman zijn onverdeelde helft over aan Anthone Neyman. Geeraert Magerman mocht wel de helft van de molen nog pachten voor twee, vier of zes resterende jaren, naar keuze van de pachter. Deze akte van 8 augustus 1754 had echter niet tot gevolg dat Anthone Neyman de enige eigenaar werd van de Vestmolen. In een navolgende akte van 8 september 1754 verklaarde Anthone Neyman in de akte van 8 augustus 1754 te zijn opgetreden als command van molenaar Pieter De Winne. Bijgevolg behoorde vanaf 8 september 1754 de molen voor de helft in eigendom toe aan Anthone Neyman en voor de andere helft aan Pieter De Winne.
Petrus De Winne, geboren te Aaigem op 28 december 1716 als zoon van Egidius De Winne en Petronella Barbara De Brouwer, werd op 10 juli 1747 in het Gents poortersboek ingeschreven als molenaarsknecht ten huize van Pieter Van den Eeckhaute, meester-molenaar. Hij was gehuwd met Maria Theresia Van Bochaute (die overleed te Gent op 5 mei 1762) en een tweede maal te Gent op 27 november 1764 met Brigitta Dhont uit Zeveren. Pieter De Winne overleed te Gent op 5 februari 1787.
Op 10 mei 1769 werd voor de schepenen van de keure van de stad Gent een verkoopakte verleden tussen enerzijds Pieter De Winne, zowel in eigen naam als in naam van zijn drie minderjarige kinderen geboren uit zijn huwelijk met Maria Theresia Van Bochaute, en Anthonius Neyman, eigenaars van de korenwindmolen op Einde Were genaamd de Vestmolen, en anderzijds Franciscus Pilsen, papierfabrikant te Gent. In die akte zetten de partijen uiteen dat tussen hem "apparent proces" blijkt te rijzen naar aanleiding van de oprichting door Franciscus Pilsen van een niewe papierwindmolen waardoor voor Pieter De Winne en Anthonius Neyman het gebruik van de Vestmolen ernstig zou verhinderd worden. Daarom besloten deze laatsten om de Vestmolen met huis, tuin, stallingen en al zijn afhankelijkheden te verkopen aan Franciscus Pilsen. Aan deze verkoop was een aantal voorwaarden verbonden: onder meer dat Anthonius Neyman en echtgenote Adriana Francisca De Bruyne het huis, de tuin en stallingen naast de korenwindmolen levenslang mochten gebruiken en dat Pieter De Winne, handelend in naam van zijn minderjarige kinderen, de goedkeuring zou bekomen van de schepenen van gedele.
Spoedig daarna overleed Anthonius Neyman te Gent op 3 december 1769. Pieter De Winne, die inmiddels op 27 november 1764 was hertrouwd met Brigitta D'hont uit Zeveren, kocht in vierschaar voor de schepenen van gedele op 12 mei 1780 een andere molen op Sint-Martens Ekkergem aan, op het einde van de Holstraat in het Molengat genaamd "de Koije" (of "de Kraeye" zoals vermeld in de aankondiging in de Gazette van Gend van 20 april 1780). Bij akte van notaris Dominique Raman te Gent van 9 juli 1803 hebben Brigitta D'hont, weduwe van Pieter De Winne, en haar kinderen deze molen gelegen in het Molengat, volgens deze akte genaamd "de Kaeye", verkocht aan Pieter Ludovicus Billiet.
Zoals gemeld kwam de Vestmolen in 1769 in het bezit van Franciscus Pilsen (°Gent, 2 augustus 1700 - + Gent, 17 maart 1784). Hij was niet enkel de oprichter van de eerste Gentse papierfabriek op Einde Were, maar was ook een befaamd schilder en graveerder, leerling van Robert Van Audenaerde. Hij bleef maar vrij kort eigenaar van de Vestmolen. In het lanboek van de stadscijnzen van 1723-1771 komt zijn naam niet onder de eigenaars voor. Na Anthone Neyman en Pieter De Winne wordt onmiddellijk Ambrosius Van Watteghem als eigenaar vermeld, d.w.z. voor in 1771 een nieuw landboek werd opgemaakt. Ook in de Wegwijzers van de stad Gent werd vanaf 1772 Ambrosius Van Watteghem als molenaar op Einde Were aangeduid. Laatstgenoemde werd geboren te Ertvelde op 20 november 1732 en was een neef van Anthonius Neyman. De moeder van Anthonius Neyman, Martina Van Watteghem (° Ertvelde, 20 september 1692 - + Oosteeklo 30 november 1722) was een oudere zus van de vader van Ambrosius Van Watteghem, Jacobus Van Watteghem (° Ertvelde, 23 november 1697 - + Lembeke, 24 septmeber 1740), gehuwd te Lembeke op 24 september 1723 met Maria Jacoba Verloock.
Ambrosius Van Watteghem werd in het Gents poortersboek als molenaar ingeschreven op 11 december 1769 en trouwde te Gent op 11 april 1771 met Livina Antonia Baert (° Gent, 24 mei 1740). De zaken gingen kennelijk behoorlijk tot in 1786 maar liefst drie verzoekschriften tot beslaglegging van de Vestmolen bij de schepenen van de keure werden ingediend omdat Ambrosius Van Watteghem naliet zijn periodieke schulden te betalen. De belangrijkste schuldeiser was Judocus Van Overwaele, erfgenaam van Ana Maria Palynck (+ Gent, 24 december 1777), douairière van Leonardus Franciscus Werrebrouck, heer van Hundelgem, ten gunste van wie Ambrosius Van Watteghem twee rentebrieven op respectievelijk 18 april 1772 en 29 mei 1776 had ondertekend. Daarnaast had hij nog obligatieschuulden bij Anthone Joseph Merry, notaris en procureur van schepenen van gedele van de stad Gent, en bij Joanne Gousin te Gent. Een en ander leidde tot een gedwongen openbare verkoop voor de schepenen van de keure (met hun "letteren van decreet").
In de "Gazette van Gent" verscheen de volgende advertentie: Wordt uit de hand te koop gesteld: een schone korenwindmolen, met den berg, op- en afrede, huis, stallingen en voordere edificiën, staande binnen Gent, “parochie S. Martens Akkergem, t’eynden Weire, genaemd den Vest-Molen, competerende aen sieur Ambrosius van Wattegem, meester-molenaar”. De Vestmolen wordt voor een periode van 3, 6 of 9 jaar, met ingang van 1 september 1782, voor de helft in pacht gebruikt door Geeraerd de Clercq voor een jaarlijkse pachtsom van 25 £ gr. Inlichtingen bij notaris en procureur van de schepenen van Gedele, m.n. Antone Joseph te Gent in de Breydelsteeg. Op 13 en 20 december 1786 werd de molen uit de hand verkocht in de Vierschaar van de Gentse schepenen van Gedele. Hij was “ter eerste keirse” ingesteld op 800 £ gr. courant. Verkoopsvoorwaarden op het kantoor van procureur Hanssens, wonende “by de Augustynen”.
Op de tweede en laatste zitdag van 20 december 1786 de Vestmolen (korenwindmolen met de berg, op- en afrede), het woonhuis en alle afhankelijkheden aan Joannes Baptiste De Ronne en Petrus Marinus De Ronne - oom en neef - als meestbiedenden werden toegewezen. Ze hadden dus besloten de handen in elkaar te slaan om een eigen molen voor gemeenschappelijk gebruik te verwerven. Joannes Baptiste De Ronne was geboren te Afsnee op 5 februari 1742 en broer van molenaar Antonius De Ronne (zie Koolmolen en Rode Roe-molen te Gent). Joannes Baptiste De Ronne werd op 21 mei 1764 werd in het Gentse poortersboek ingeschreven als molenaarsknecht van Isabella Joanna Cornier, weduwe van Thomaes Scheere, eigenares van molen De Onrust buiten de Brugsepoort te Gent (zie aoldaar) . Joannes Baptiste De Ronne trouwde te Gent op 20 juni 1767 met de oudste dochter des huizes, Maria Anna Jacoba Scheere. Zij overleed echter te Gent op 20 juli 1769, na de geboorte van hun zoon Josephus Henricus De Ronne (°Gent, 26 juni 1769). Uit de opgemaakte staat van goed blijkt dat Joannes Baptiste De Ronne op dat ogenblik de helft van de korenwindmolen "de Onrust" als pachter gebruikte. Op 22 februari 1770 hertrouwde Joannes Baptiste De Ronne te Gent met Constancia Kesteloot. Uit dit tweede huwelijk werden drie kinderen geboren.
Op vervolging van Anthone Joseph Merry werd ook de inboedel van Ambrosius Van Watteghem in beslag genomen en verkocht. De geruïneerde molenaar tekende in een ultieme wanhoopspoging verzet aan bij de Grote Raad van Mechelen om de verkoop van de Vestmolen te doen anuleren. In zijn verzoekschrift van 7 september 1787 voerde hij aan dat procureur Mery ongeoorloofde dwang had uitgeoefend om hem te doen instemmen met de verkoop, dat de molen ver onder de waarde werd verkocht en dat zijn verzoek om nog een een derde zitdag te bepalen "buiten alle recht en rede" was afgewezen.
Uit de latere akten weten we echter dat dit verzet tot niets heeft geleid en dat Joannes Baptiste en Petrus Marinus De Ronne eigenaars van de Vestmolen zijn gebleven. Ambrosius Van Watteghem overleed te Gent op 23 oktober 1822 op de leeftijd van 90 jaar als "provenier" van het gasthuis nr. 18 der oude mannen in de Bijloke.
Ter financiering van deze aankoop leenden Joanes Baptiste en Petrus Marinus De Ronne een bedrag van 500 ponden sterk wisselgeld van Anne Marie Bataille, weduwe van Pieter Dossche. Bij akte van notaris Paulus Ryckaert te Gent van 6 december 1787 verbonden zij zich er toe om dit bedrag terug te betalen door middel van een jaarlijkse rente van 25 ponden groot wisselgeld. Tot zekerheid van deze jaarlijkse betalingsverbintenis bleef de Vestmolen gehypotheceerd.
In mei 1790 werd door Joannes Baptiste en Petrus Marinus De Ronne als eigenaars van de Vestmolen een proces voor de Raad van Vlaanderen aangespannen tegen de schepenen van de keure van de stad Gent wegens feitelijke bezitsstoornis in het gebruik van de molenberg. Het geschil werd echter minnelijk beëindigd door een door beide partijen ondertekende overeenkomst van 30 augustus 1790, met bijgevoegd plan, over het gebruik en de begrenzing van de percelen.
Anderhalf jaar later zouden oom en neef De Ronne uit onverdeeldheid treden, wat de door hen bewoonde huizen op Einde Were betreft. Bij akte van notaris Jacques Ferdinand Drieghe te Gent van 13 februari 1792 werd één huis en de helft van de tuin aan Petrus Marinus De Ronne en het ander, nieuw gebouwd, huis en de helft van de tuin aan Joannes Baptiste De Ronne toebedeeld. De korenwindmolen bleef gemeenschappelijk.
Petrus Marinus De Ronne huwde te Gent op 5 november 1788 met de vijf jaar oudere Joanne Catharina De Vilder (°Wachtebeke, 24 november 1755). Uit dit huwelijk werden drie zonen geboren. De eerstgeborene, Antonius Joannes De Ronne (° Gent, 3 augusutus 1789), overleed al op 9 juni 1793. Daarna volgden Joannes Baptiste (° Gent, februari 1791) en Carolus Ludovicus De Ronne (° Gent, 15 maart 1793). Zes maanden na de geboorte van haar jongste zoon overleed Joanne Catharina De Vilder te Gent op 3 augustus 1794 op de leeftijd van 38 jaar. Inmiddels was ook de tweede echtgenote van oom Joannes Baptiste De Ronne, Constancia Kesteloot, te Gent op 8 maart 1791 op de leeftijd van 45 jaar gestorven.
Joannes Baptiste De Ronne besloot een derde keer te trouwen. Hij huwde te Kaprijke op 10 oktober 1793 met Isabella Coleta Bovijn (° Kaprijke 3 februari 1754). Nadat ook zijn neef, Petrus Marinus De Ronne, een jonge weduwnaar werd, hertrouwde deze te Kaprijke op 9 februari 1796 met Maria Theresia Bovijn (° Kparijke, 8 septmeber 1757), een jongere zus van zijn nieuw aangetrouwde tante. Uit dit tweede huwelijk werden geboren: Coleta Antonetta De Ronne (° Gent, 2 april 1797 - + Gent, 4 augustus 1797), die al na vier maanden overleed, en Coleta Josepha De Ronne (° Gent, 1 januari 1802).
Op 21 april 1807 is Joannes Baptiste De Ronne plots in de gemeente Evergem overleden. Slechts na zijn overlijden hebben zijn erfgenamen hun onverdeeld aandeel in de Vestmolen overgedragen aan Petrus Marinus De Ronne, die zodoende de enige eigenaar werd. Uit een akte van notaris Dominique Raman te Gent van 8 april 1818 blijkt dat Petrus Marinus De Ronne op dat ogenblik de enige eigenaar was van de Vestmolen en de twee woonhuizen. In deze akte werden de goederen gehypothekeerd ten gunste van Isabella Coleta Bovijn, weduwe van Joannes Baptiste De Ronne, tot zekerheid van de terugbetaling van een lening. Isabelal Coleta Bovijn overleed te Gent op 17 mei 1821.
De zonen uit het eerste huwelijk van Petrus Marinus De Ronne, Joannes Baptiste en Carolus Ludovicus De Ronne, werden ook molenaars en stonden hun vader bij op het muldersbedrijf op Einde Were. Joannes Baptiste De Ronne trouwde te Gent op 3 oktober 1820 met Barbara Carolina Demoerloose (°Gent 28 februari 1799). Carolus Ludovicus De Ronne huwde te Gent op 28 juni 1820 met Maria Theresia Langerock, geboren te Gent op 2 december 1793 als dochter van wijlen Joannes Baptiste Langerock en Isabelle Wijckaert. Har ouders headden een gekend tuinbouwbedrijf in Ekkergem. Daar kwam ook een interesse voor de dranknijverheid bij want op 12 december 1818 bekwam de weduwe Langerock-Wijckaert (° Gent, 2 augustus 1759 - + Gent, 11 oktober 1831), hnddelaarster in groenten, de toelating om in Ekkergem een jeneverstokerij in werking te stellen.
Coleta Josepha De Ronne, het enige overgebleven kind uit het tweede huwelijk van Petrus Marinus, huwde te Gent op 7 juni 1827 met de Gentse molenaarszoon Petrus Josephus Maeseele (° Gent, 25 juli 1798). Zijn vader, Amandus Josephus Maeseele, werd geboren in de Henegouwse gemeente Chercq nabij Doornik op 15 november 1758. De ouders van Amandus waren Joannes Baptist Maeseele (°Wannegem, 10 september 1720) en Maria Anna Van Dooreseele. Laatstgenoemde was geboren in Gentbrugge op 17 oktober 1727 en was de dochter van Maria De Buck en Cyrillus Van Dooreseele (+ Gentbrugge, 15 april 1760), eigenaar van een korenwindmolen in Gentbrugge. Ze had Joannes Franciscus Van Dooreseele (° Gentbrugge, 12 april 1734) als broer. Ze huwde op 3 oktober 1750 met Joannes Baptist Maesele. Het koppel verhuisde naar Chercq (provincie Henegouwen, nabij Doornik). Joannes Baptiste Maeseele overleed aldaar op 7 december 1773. Vervolgens vertrok de weduwe, Maria Anna Van Dooreseele, met haar kinderen naar de wijk Rooigem in Gent, waar zij op 5 januari 1791 overleed. Minstens één van haar zonen, Amandus Josephus Maeseele, ging als molenaarsknecht werken bij zijn maternele oom, Joannes Franciscus Van Dooreseele
Joannes Franciscus Van Dooreseele was vanaf 1770 eigenaar van de molen "het Grootjen", een houten korenwindmolen buiten de Waalpoort, aan de huidige Bevrijdingslaan op Rooigem, die al voor 1433 werd opgericht (zie Gent, het Grootjen).
Bij akte van notaris Charles Roelant te Gent van 4 juli 1827 verkochten Petrus Marinus De Ronne, inmiddels 66 jaar, en zijn tweede echtgenote Maria Theresia Bovijn de korenwindmolen genaamd de Vestmolen, gelegen op Einde Were, aan de oudste zoon uit het eerste huwelijk, Joannes Baptist De Ronne voor de prjis van 4.800,00 gulden. Deze koopprijs moest worden betaald bij het overlijden van de langstlevende van de verkopers, maar zou ondertussen een intrest opbrengen van 5% per jaar. Tot zekerheid van de betaling van de hoofdsom en de intresten bleef de molen gehypothekeerd ten gunste van de verkopers. Het is duidelijk dat hiermee het molenaarsbedrijf door de oudste zoon Joannes Baptiste De Ronne (° Gent, 6 februari 1791) werd overgenomen. Wanneer deze laatste, 52 jaar later, op 21 augusuts 1879 te Gent zou overlijden, werd kort nadien, in 1891, de eeuwenoude Vestmolen gesloopt. De sloopstukken werden in augustus 1881 door notaris De Naeyer te Gent openbaar verkocht. Uit het huwelijk van Joannes Baptiste De Ronne en Barbara Carolina Demoerloose (° Gent, 28 februari 1799 - + Gent, 8 september 1878) werden talrijke kinderen geboren, onder meer de latere gekende cichoreifabrikant Leopoldus Josephus De Ronne (° Gent, 30 juni 1831 - + Gent, 28 oktober 1897).
Nu het molenaarsbedijf werd overgenomen door de oudste zoon, zag de tweede zoon, Carolus Ludovicus De Ronne, zich genoodzaakt om op zoek te gaan naar een nieuwe professionele uitdaging. Met hetzelfde probleem werd ook zijn schoonbroer Petrus Josephus Maeseele geconfronteerd, aangezien zijn oudere broer Franciscus Maeseele de molen "het Grootjen" op Rooigem al feitelijk in gebruik had. Beide schoonbroers lieten hun oog vallen op een brouwerij in de Veerstraat te Drongen... Zo komt het dat op 8 september 1827 in de bevolkingsregisers van Drongen, komende van Gent, werden ingeschreven (en niet in 1818, zoals verkeerd werd vermeld in de onuitgegeven nota's van Florimond Deprest): enerzijds Carolus Ludovicus De Ronne, brouwer, zijn echtgenote Maria Theresia Langerock en hun vier jonge kinderen Petrus Marinus (° Gent, 9 juni 1821), Maria Theresa (° Gent, 18 april 1824), Carolus Livinus (° Gent, 21 september 1825) en Eugenia Clemence De Ronne (° Gent, 9 april 1827) en anderzijds Petrus Josephus Maeseele, eveneens brouwer, en zijn echtgenote Coleta Josepha De Ronne. Nogmaals voor alle duidelijkheid: Carolus Ludovicus en Coleta Josepha De Ronne waren niet vader en dochter maar elkaars halfbroer en halfzus.
Petrus Marinus De Ronne en Maria Theresia Bovijn trokken zich na de verkoop van de Vestmolen op Einde Were terug in hun woning op de Hoogstraat 75, die zij bij akte van notaris Louis Lammens te Gent van 6 februari 1822 hadden aangekocht. Maria Thersia Bovijn overleed er op 27 augustus 1836 en Petrus Marinus De Ronne op 13 mei 1838. Beide werden 76 jaar. Petrus Marinus De Ronne had nog tijdens zijn leven de Vestmolen verkocht ten voordele van zijn oudste zoon, die de hoofdsom van de koopprijs slechts moest betalen bij zijn overlijden. Hij liet echter ook op 12 november 1836 voor notaris Norbetus Maria Eggermont een authentiek testament verlijden, waarbij hij enkele beschikkingen ten voordele van zijn twee andere kinderen trof. Aan zijn zoon Carolus Ludovicus De Ronne, bierbrouwer te Drongen, verleende hij de de optie om het door hem bewoonde huis in de Hoogstraat over te nemen tegen de prijs van 5.714,28 frank. Aan zijn dochter Coleta Josepha De Ronne, in huwelijk met Petrus Maeseele, bierbrouwer te Drongen, verleende hij de optie om de vier onderscheiden huizen in de Twaalfkamersstraat over te nemen tegen de prijs van 8.888,88 frank. In beide gevallen moesten deze koopsommen worden ingebracht in de nalatenschap, die voor het overige verdeeld moest worden conform de wet. Zowel Carolus Ludovicus als zijn halfzus Coleta Josepha De Ronne hebben deze door hun vader verleende optie gelicht.
In 1834 werd hij ingedeeld in klasse 6, met een kadastraal inkomen van 420 frank.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: De Ronne Jan-Baptist, molenaar te Gent
- 21.08.1879, erfenis: a) de kinderen en b) De Moerloose Marie Jeanne (begijn te Gent) en consoorten (overlijden van Jan-Baptist De Ronne).
De Vestmolen werd in augustus 1881 gesloopt. De sloopstukken werden openbaar verkocht onder leiding van notaris De Naeyer. Er bleef een foto van bewaard.
Lieven DENEWET, Paul HUYS & Bart VEECKMANS
Noot: niet te verwarren met:
- de andere "Molen De Ronne" te Gent, die gelegen was tussen de beide Muidepoorten. Zie: Gent, Kosteriggemolen
- de Vestmolen op de Sint-Pietersvest binnen de Sint-Lievenspoort. Mogelijk werd de molen tussen 1489 en 1495 overgebracht van deze lokatie naar Ekkergem.
Literatuur
Archieven
Stadsarchief Gent, 301/57, II, f° 56 (1483)
Stadsarchief Gent, 301/60, II, f° 14 (1489)
Stadsarchief Gent, reeks 153/², reg.55, infine (anno 1650).
Stadsarchief Gent, Reeks 179/4, farde 1 (15.03.1691, kopie van 1758)
Stadsarchief Gent, Reeks 98/8, kaart 9e deel, tussen f° 93-94. "Nieuwen Ommelooper" Akkergem-Rooigem (bij Gent), 1694.
Stadsarchief Gent, coll. Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten, inv.nr. SCMS_4069 (foto)
Rijksarchief Gent, Notariaat 1, nr. 775. Akte van notaris Jacques François Michaels te Gent van 19 december 1735, met afschrift van de Letteren van decreet van de schepenen van de keure van de stad Gent, 16 maart 1729.
Rijksarchief Gent, Notariaat 1, nr. 1169. Akte van notaris Jacques Anthone 't Servrancx te Gent, 8 december 1744.
Rijksarchief Gent, Notariaat 1, nr. 885. Akte van notaris Philippe Page te Gent, 11 augustus 1752.
Rijksarchief Gent, Notariaat 1, nr. 952. Akte van notaris Jan Ryckaert te Gent, 8 augustus 1754.
Stadsarchief Gent, reeks 332, nr. 690/17. Staat van goed ten sterfhuize van Maria Theresia Van Bochaute, echtgenote van Petrus De Winne, overleden te Gent op 5 mei 1762, waarin afschrift van akte van 8 september 1754.
Stadsarchief Gent, reeks 533, nr. 158. Verkoopakte van de Vestmolen aan Franciscus Pilsen, voor de schepenen van de keure van de stad Gent, 10 mei 1769.
Stadsarchief Gent, reeks 330,nr. 290, f° 13. Staat van goed ten sterfhuize van Pieter De Winne (+ Gent, 5 februari 1787).
Rijksarchief Gent, F758, 1613-61. Akte van notaris Dominique Raman te Gent, 9 juli 1803.
Stadsarchief Gent, reeks 152, nr. 24, f 444. Landboek van de stadscijnzen, 1723-1771.
Stadsarchief Gent, reeks 152, nr. 25., f 444. Landboek van de stadscijnzen, 1771.
Stadsarchief Gent, reeks 141, nr. 15. Drie verzoekschriften ingediend bij de schepenen van de keure van de stad Gent tot beslaglegging van de Vestmolen, 1786.
Rijksarchief Gent, VZ4, nr. 337. Verzoekschrift door molenaar Ambrosius Van Watteghem bij de Grote Raad van Mechelen, 7 september 1787.
Rijksarchief Gent, Notariaat 1, nr. 998. Akte van notaris Paulus Ryckaert te Gent, 6 december 1787.
Stadsarchief Gent, reeks 533, nr. 158. Overeenkomst tussen Joannes Baptiste en Petus Marinus De Ronne, eigenaars van de Vestmolen, en de schepenen van de keure van de stad Gent over het gebruik en de begrenzing van de percelen, 30 augustus 1790 (met bijgevoegd plan).
Rijksarchief Gent, Notariaat 639, nr. 232. Akte van notaris Jacques Ferdinand Drieghe te Gent,13 februari 1792.
Rijksarchief Gent, Notariaat 622, nr. 197. Akte van notaris Dominique Raman te Gent, 8 april 1818.
Stadsarchief Gent, reeks 330, nr. 300, stukken nrs. 52 en 53.
Rijksarchief Gent, Notariaat 645, nr. 4. Akte van notaris Charles Roelant te Gent, 4 juli 1827 (verkoop).
Rijksarchief Gent, Notariaat 623, nr. 26. Akte van notaris Norbertus Maria Eggermont, 12 november 1836 (testament).
Gedrukte bronnen en kaarten
Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris, ca. 1775.
Wegwijzers van de stad Gent vanaf 1772.
Gazette van Gend, 28 september en 2 oktober; 30 november, 4, 7, 11 en 18 december 1786.
Land van Aalst, 07.08.1881
De Denderbode, 14.08.1881
Land van Aalst, 14.08.1881
Werken
Bart Veeckmans, "De brouwerij Colle en zijn voorgangers in de Veerstraat", Heemkundige Kring Dronghine (Drongen), Jaarboek 36 (2017), p. 117-216.
Tania Van Moorhem, "Sociaal economisch survey van een aantal nieuwe nijverheden te Gent 1750-1830", diss. lic., RUG, 1988, p. 184.
Paul Huys, "De Gentse molenaarsnering in het verweer (1690-1691)", Molenecho's, jg. 27, 1999, 3, p. 150-157.
Noël Kerckhaert, "Oude Oostvlaamse huisnamen", Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen, nrs 4, 16, 21, 32, 34, 37 (1977, 1981,1983,1990,1991,1993).
Paul Huys, "Over de naamgeving van windmolens. Volkskunde in Vlaanderen. Huldeboek Renaat van der Linden". Brugge, 1984.
Paul Huys, "Molen en molenaar te kijk gesteld. Molinologische opstellen II", Gent, 1996.
Noël Kerckhaert, "Oude Oostvlaamse huisnamen", Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen, nrs 4, 16, 21, 32, 34, 37 (1977, 1981,1983,1990,1991,1993), dl. 5, p. 183.
"Duizend jaar Ekkergem", Gent, 1974.
"Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. De arrondissementen Eeklo en Gent", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XV, 1961, 2 (Gent, 1962).
Herman Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 3. Gemeenten G-H-I", Rotem, Studiekring Ons Molenheem, 2000.
Artikel in Ghentsche Tydinghen, jg. 2002, nr. 2, p. 120.