Molenechos's Homepage Molenechos.org

Zonnebeke, Vlaanderen - West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Grote Molen, Abtsmolen, Sint-Antoniusmolen
Ligging
Kleine Molenstraat 47
8980 Zonnebeke
hoek met de Grote Molenstraat
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
voor 1263 / 1614
Verdwenen
1579 (oorlog) / 1901, sloop
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Bescherming
niet,
Database nummer
2698

Beschrijving / geschiedenis

De Abtsmolen (later de Grote Molen, ook wel de Sint-Antoniusmolen genoemd) was een houten korenwindmolen aan de noordoostzijde van de Kleine Molenstraat (nr. 47) en de Grote Molenstraat. Aan zijn voet lag een mooie vallei (van de Hanebeek) en van op de hoge molenwal beheerste hij het zuidelijke  deel van de parochie. De staakmolen heeft steeds enkel graan gemalen. 

Paus Urbanus IV bekrachtigde in 1263 de constituties, voorrechten en bezittingen van de abdij, waarbij molens vermeld worden.

In het renteboek van de abdij opgestart in 1370 door abt Joannes Claerbout, wordt de abdijmolen vermeld in 1376. Een  document van 1458 citeert de "Abtsmolen". 

De molen werd vernield in 1579 tijdens de troebelen bij de verwoesting van de abdij. Hij werd in 1614 herbouwd: in een balk in de molen was dat jaartal gebeiteld. De molen staat vernoemd in het werk "Flandria Illustrata" van Sanderus van 1641, samen met de "Sonnebeke molen" in de Langemarkstraat, toen eigendom van de heerlijkheid Rollegem. In 1722 betaalde Marij Le Febure de lasten en het molenrecht aan de abt. In 1765 woonde weduwe Pieter-Frans Meersseman op het molenerf en in 1787 was Jan Meersseman de molenaar van dienst.

De molen staat aangeduid op:
- Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen met de benaming "den Grooten Molen"
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1842) met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) met de benaming "Grooten Molen"
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855) met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen

Tijdens de Franse Periode werden via wetsbesluit van 1 september 1796 de geestelijke orden, congregaties, kloosters, abdijen en prioraten afgeschaft. Al hun bezittingen werden ten voordele van de staat verbeurd verklaard en openbaar verkocht. Op 4 februari 1797 werden aldus de kloosterlingen uit hun eeuwenoud verblijf verdreven. De ene na de andere werden al de eigendommen van de abdij verkocht.

De molen en zijn bijgebouwen werden eigendom van Jacobus Van Zuylen Van Nyevelt-Vanlerberghe uit Ieper. Op 17 oktober 1855 stond de molen opnieuw te koop en nu werden Pieter Verhalle-Samijn, een landbouwer uit Langemark en Pierre-Jan Vanacker-Samijn, een landbouwer uit Zillebeke de nieuwe eigenaars. De eigendom ging in 1874 na verdeling-uitkering naar Pieter-Joannes Vanacker-Samijn uit Ieper.

Vóór 1870 leverde de familie Casier gedurende decennia de opeenvolgende molenaars op de molen. Zij bewoonden de hoeve aan de zuidzijde van de straat (thans hoeve Chris Bouten- Cool). Na 1870 werd het molenbedrijf gerund door de familie Edward (Warden) Hooghe, afkomstig van Merkem. Hooghes molen (zo werd hij in die periode in de volksmond het meest genoemd) stond rond de eeuwwisseling in de belangstelling bij de bevolking omdat er hardnekkige geruchten waren dat er bij de molen ’s nachts geregeld buitenissige dingen gebeurden (hekserij). Feit was dat sommige Westhoeknaren op de duur daar niet meer durfden voorbijkomen als ze naar Zonnebeke kwamen, vooral niet in het donker.

In 1901 werd de bouwvallige molen onder grote belangstelling met touwen omvergetrokken, afgebroken en de goede onderdelen werden verkocht in vendutie. Felix Mylle van de Westhoek, die met het idee speelde om op zijn erf een nieuwe molen te bouwen (wat hij dan ook deed de volgende jaren), kocht het enorme vangwiel en nog enkele gave steekbanden. De molen, die toen ook al fel leed onder de concurrentie van de mechanische maalderijen, werd niet meer heropgebouwd.

Het vroegere molenperceel is nu ingenomen door een villa (huisnummer 47).

Literatuur

Archieven en landkaarten
- Archief Grootseminarie Brugge, Fonds Zonnebeke (bekrachtiging door Paus Urbanus IV, 1263)
- Archief Grootseminarie Brugge, Fonds Zonnebeke (renteboek van de abdij door abt Joannes Claerbout, 1370 en later)
- Archief Grootseminarie  Brugge, Fonds Zonnebeke. Inventaire diplomatique, f° 42 (handschrift van 1458)
- Archief Grootseminarie  Brugge, Fonds Zonnebeke. Ligger van 1765 (vermelding van de weduwe Pieter-Frans Meersseman als molenaar)
- Ferrariskaart (ca. 1775)
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1842)
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855)

Gedrukte bronnen
- Constant Callewaert, "Chartes anciennes de l'abbaye de Zonnebeke", Brugge, 1925, p. 112 (bekrachting door paus Urbanus V, 1263)
- "Kadastrale Legger P.C. Popp: Deel I Passendale en Zonnebeke: Deel II Beselare, Geluveld en Zandvoorde", Zonnebeke, 2001.

Werken
- Bostyn Franky, De Smet Marjan & Trio Paul, "Geëxamineert de tijtels ende pampieren. Het verhaal van de Zonnebeekse augustijnerabdij, 1072-1796. Een bijdrage tot de Vlaamse kloostergeschiedenis", Roeselare, Roularta, 2019, 287 p.
- De Lille K., "Hoeveel Molens waren er te Zonnebeke: De Leuridanmolen", in: Iepers Kwartier, XXX, 1994, p. 28-29.
- Holemans Herman, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z , Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
- Pil J, "De Geschiedenis van Zonnebeke 1070-1991", Oostende, 1991.
- Sanderus A., "Flandria Illustrata", 1641.
- Theuninck Alfons, "De Westhoekmolen: Een achtkantige bovenkruier te Zonnebeke", Zonnebeke, 1988, 280 p.
- Verpaalen John, "Molens van de frontstreek", Veurne, 1995.