Zarren (Kortemark), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Oostboschmolen, Oostbosmolen
- Ligging
- Kapoenstraat 2
8610 Zarren (Kortemark)
noordzijde
ten W v.d. Roeselarestraat
Zarren-Smisse
kadasterperceel A845
2,7 km ZO v.d kerk
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1800-1801
- Verdwenen
- 1917, oorlog
- Type
- Staakmolen met open voet
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2639
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Oostbos(ch)molen was een houten koren- en oliewindmolen (type driezolder-staakmolen) aan de noordzijde van de Kapoenstraat (nr. 2), een weinig ten westen van de Roeslelarestraat, op 2,7 kilometer ten zuidoosten van de kerk van Zarren. Op de kaart van Vandermaelen (ca. 1850) wordt hij aangeduid als de "Oostbosch Molen". Deze benaming komt van zijn ligging nabij het Oostbos, de meest oostelijke uitloper vanh et uitgestrekte Vrijbos.
De molen werd in 1800-1901 gebouwd door landbouwer Franciscus Deboutte. Hij had twee zonen en twee dochters. De jongste zoon, Laurentius, volgde zijn vader op als landbouwer op de boerderij op de "Vuylpanne", terwijl Joseph, de oudste, de molenaar werd. Joseph sleet er een vrijgezellenbestaan tot hij als 56-jarige de 21-jarige Eugenia-Cecila Deroye trouwde. Op hun beurt kregen ze twee zonen en twee dochters. Toen Joseph Deboutte in 1855 op 82-jarige leeftijd stierf, stonden zijn beide zonen al in de molen. Na het overlijden van hun moeder, twaalf jaar later, bleef de molen, het huis en bijhorend land gemeenschappelijk famiiebezit. Karel, de jongste zoon, trouwde als laatste uit het gezin in 1876 met Octavie Sonneville en bleef de molen bemalen. Ze kregen zes kinderen.
Opeenvolgende eigenaars:
- 1800-1801, opbouw: Deboutte Franciscus, landbouwer te Zarren
- voor 1834, eigenaar: Deboutte Joseph (zoon van Franciscus), molenaar te Zarren
- 1855, erfenis: zijn kinderen (overlijden van Joseph Deboutte)
- 16.08.1886, verkoop: Van Damme-Deboutte Frans, landbouwer te Zarren (notaris Vuylsteke)
- 23.10.1891, begin vruchtgebruik: a) Declercq-Deboutte Jan (voor naakte eigendom), molenaar te Zarrren en b) Van Damme Frans (voor vruchtgebruik), molenaar te Zarren (overlijden van vrouw Deboutte van Jan Declercq)
- 17.02.1895, einde vruchtgebruik: Declercq-Deboutte Jan, herbergier te Zarren (overlijden van Frans Van Damme)
In 1890 brandde het molenhuis af. Kort daarop besloot de famiie uit onverdeeldheid te treden. Karel, na de tegenslag door de woningbrand, was neit bij machte de molen aan te kopenn. Hij viel ten deel aan zijn oudste zuster Melannie die getrouwd was met François Vandamme. Noodgedwongen verliet Karel de molen en verhuisde naar Torhout, alwaar hij een molen betrop op Berg-op-Zoom, aan de Bruggesteenweg, eigendom van notaris Masereel te Koekelare. Twee jaar later overleed aldaar zijn vrouw. Nog twee jaar bleef Deboutte op die molen, tot hij terugkeerde naar Zarren. Op zijn vroeger bedrijf leerde hij Jan Declercq het molenaarsberoep aan. Jan Declercq was een andere schoonbroer die inmiddels de molen had overgenomen van François Vandamme. Enkele jaren nadien verliet Deboutte weer Zarren om in dienst te gaan bij Rommel te Roksem, op zijn molen aldaar. In 1911 trok hij in bij zijn dochter Elisa te Brugge om vanaf 1917 zijn laatste levensjaren door te brengenn in "'t Gesticht der Broeders van Liefde" alwaar hij in maart 1919 overleed.
Een zoon van Jan Declercq, Cyriel, had zijn vader een tijd op de molen geholpen, maar was al enkele jaren uitgeweken naar de U.S.A. en ginder ondertussen gehuwd. Toch keerde hij terug om de molen van zijn vader Jan over te nemen. Pas terug brak de eerste wereldoorlog uit. Het gezin Cyriel Declercq-Leplae vluchtte naar de Westhoek, alwaar de vrouw te Hoogstade overleed.
Tijdens de oorlog gebruikte het Duitse leger het leegstaande molenhuis en nog andere woningen in de onmiddellijke omgeving als militair veldhospitaal.
Na een zware storm in 1917, helde de molen vervaarlijk over. Hij stond reeds drie jaar verkeerdelijk naar bet oosten gericht. Volgens de Duitse overheid bleef hij een voortdurend gevaar en daarom werd hij omvergetrokken.
Na terugkeer van de familie Declercq in 1919 besloot men geen nieuwe molen te plaatsen en werd de molenwal afgegraven. De aarde ervan kwam rond de kerk van Zarren terecht, om de kelderkuilen van de afgebroken woningen rond het kerkhof aldaar op te vullen. Met de stenen, atkomstig van de afbraak van de oliekelder in de molenwal, bouwde men aan de bestaande molenwoning een nieuwbouw, dienstig als maalderij.
Deze maalderij, bestaande uit twee koppel maalstenen, een haverpletter en een kleine builmolen, werd oorspronkelijk aangedreven met een transmissie verbonden aan een stoomlocomobiel die onder een afdak stond. Later werd die vervangen door een Engelse semi-diesel met staande cilinder. In oktober 1948 nam Gerard Spruytte de zaak over die al een tijd in handen was van Emiel, de zoon van Cyriel Declercq. Als zoon van een landbouwer en dorsondernemer wist Gerard zeer weinig af van malen. Cyriel Vereecke, een molenaarsknecht, die hier en daar in dienst was geweest, leerde aan Gerard de knepen van het vak. Al in 1950 werd de aandrijving vervangen door een sterkere dieselmotor. Om gezondheidsredenen werd het maalderijbedrijf in 1967 definitief stopgezet. Deze maalderij is thans gesloopt.
Sylveer VANOVERSCHELDE & Jos DEMAREE
Literatuur
Jos Demarée, "Couchezmolen, molenmuseum. Leidraad", Kortemark (uitg. gemeente Kortemark, 'de Westhoek' en de provincie West-Vlaanderen).
Sylveer Vanoverschelde, "De molens te Zarren", in: Jaarboek heemkundige kring "Crekel Beke" Kortemark, 1990, p. 141-172;
J. Demarée, T. Denoo, A. Desmytter, W. Messeyne, S. Vanhove, "Couchezmolen, molenmuseum, leidraad", Kortemark, s.d.
Jos Demarée, Ann De Smyter & Saskia Vanhove, "Wullepitmolen", Kortemark, s.d.;
Christiaan Debusschere, "Molengemeente Kortemark", Kortemark, Molen Magazine, 2003, 260 p.;
Herman Holemans, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
http:// users.telenet.be/zarren