Brambilkmolen
Hulste (Harelbeke), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Brambilkmolen, Jonckheeres molen
- Ligging
- Brugsesteenweg 75
8531 Hulste (Harelbeke)
westzijde
grens met Lendelede
Hoog Wallegem
bij herberg den Leegen Doorn
2,4 km NW v.d. kerk
kadasterperceel A434
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1765 / kort na 1775
- Verdwenen
- 1907, ontmanteld / ca. 1935, sloop romp
- Type
- Stenen windmolen
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 2516
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Jonckheeres molen was een stenen koren- en oliewindmolen aan de westzijde van de Brugsesteenweg (huisnummer 75), op de grens met Lendelede, op het gehucht Hoog Wallegem, bij de vroegere herberg "den Leegen Doorn", op 2,4 kilometer ten noordwesten van de kerk van Hulste.
De molen werd oorspronkelijk in 1765 opgericht, door Joannes Carpentier, stoker en brouwer te Kuurne. Hij had op 22 juni 1765 het octrooi bekomen van de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia om een oliewindmolen te bouwen langs de "kalseide" van Kortrijk naar Brugge, op een "uur en half" van Kortrijk. Hij had zijn aanvraag ingediend aan het gemeentebestuur van Hulste op 22 juni 1765. Tijdens het onderzoek de commodo et incommodo werd geen verzet aangetekend.
De naam Jonckheeres molen is afkomstig van de eind 19de/begin 20ste-eeuwse molenaarsfamilie.
We vinden hem aangeduid op de Ferrariskaart van 1773 met het bruin symbool van een staakmolen onder de benaming "Den Branbielck". De molen staat niet aangeduid op de Atlas der Buurtwegen van ca. 1844, maar wel op de kaart Vandermaelen (ca. 1855) en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860), met een kleine cirkel. De straal van het grondvlak bedroeg niet meer dan 4,3 meter.
Op 30 juni 1806 vond de verkoping plaats van een "schoon nieuw in steen gebouwden olie windmolen eensweegs gereguleerd tot het maelen van graen.
Op vrijdag 4 juli werd in de herberg “de Dry Koningen”, gelegen nevens de Plaetse in Ingelmunster en bewoond door de weduwe van Pieter van Biervliet, publiek verkocht: een schone, nieuw in steen gebouwde oliewindmolen, “eensweegs gereguleerd tot het maelen van graen”, met de draaiende en roerende werken, woonhuis, stallingen enz., staande op 13 a 8 ca (of 150 roeden oude maat), gestaan en gelegen te Hulste, ten westkant van de steenweg van Kortrijk naar Brugge, op 5 kwartier afstand van Brugge en 3 kwartier van Ingelmunster; actueel in gebruik bij Augustin Clement Mestdag en zijn vrouw (tevoren weduwe van Ignatius Lefevere), die de verkopers zijn. Inlichtingen bij notaris de Bal te Izegem en praktizijn Louis Biebuyck te Ardooie. (advertentie in de "Gazette van Gend", nrs. 1279 tot 1282 van 19, 23, 27 en 30 juni 1806.)
Eigenaars:
- 1765, opbouw: Carpentier Joannes, stoker en brouwer te Kuurne
- 04.07.1806, verkoop: Gheysen Frans, olieslager te Hulste
- 06.09.1843, deling: Gheysen-Declercq Fredericus, olieslager te Hulste (notaris Wallays - oliewindmolen)
- 04.05.1870, verkoop: Jonckheere-Tavernier Eduard, olieslager te Beveren-Roeselare (notaris Carette)
- 10.12.1872, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Eduard Jonckheere)
- 05.01.1912, erfenis: en de kinderen (overlijden van vrouw Adriaens)
- 06.10.1920, verkoop: Lesage-Denorme Hector, vlashandelaar te Hulste (notaris Meulders)
- 10.02.1935, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Hector Lesage)
- 28.04.1950, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Denorme van Hector Lesage)
- 14.10.1951, verkoop: Spillebeen-Vanlaere Alfons Hector, landbouwer te Hulste (notaris Debur)
De molen werd in 1806 gekocht door een zekere Gheysen. In 1857 vinden we op de molen als eigenaar en gebruiker Frederic Gheysen, oud 33 jaar en op 22 augustus 1848 gehuwd met Declercq Juliana die te Ingelmunster geboren was. Hij had 2 stampers in dienst, 1 paardenknecht, 1 dienstbode en 1 dienstmeid. De molen kon dus ook gebruikt worden voor het malen van graan en 10 jaar later heeft dezelfde Frederic Gheysen 1 molenaar in dienst, 4 olieslagersknechten en 4 "domestieken". Op 26 juni 1870 verliet de familie Gheysen de molen en vestigde zich in Roeselare.
Op 4 mei 1870 kocht Eduard Jonckheere de molen aan. Hij was geboren te Roeselare op 18 decmeber 1845 en woonde daarna te Beveren bij Roeselare. Hij was op 18 oktober 1876 te Loppem gehuwd met AdelaÏde Adriaens, een molenaarsdochter van Loppem, die aldaar geboren werd op 12 februari 1844.
In 1891 had hij een vlaszwingelarij aan de overkant van de Brugsesteenweg bijgebouwd en zijn beroep was alsdan olieslager, koopman in meststoffen en uitbater van een vlaszwingelarij. HIj had één muldersgast in dienst.
Zijn zoon Henri werd vlashandelaar en vertrok in 1898 naar Bavikhove waar hij zich een nieuwe vlaszwingelarij met herenhuis liet bouwen in de Hoogstraat.
Een ander zoon, Jules, werd molenaar en baatte verder het bedrijf te Hulste uit. Hij werd geboren te Hulste op 24 februari 1882 en werd soldaat in 1901. Zijn vader Eduard verliet het bedrijf om met vrouw en dochter te gaan rentenieren in Harelbeke. In 1909 liet hij het bedrijf over aan zijn zonen. Jules Jonckheere huwde met Julie Hondeghem en verliet de molen op 30 juni 1912 om zich in Wielsbeke te vestigen.
De andere zoon, Leon Jonckheere, liet een mooie woning optrekken naast zijn vlaszwingelarij en verliet het molenhuis voor zijn nieuwe woning (de latere legerstock Debruyne). Het molenhuis bleef onbewoond.
Op 6 oktober 1920 werden de molen en het oude huis met medegande gebouwen verkocht door het ambt van notaris Schotte uit Ingelmunster. Hector Lesage, die de frontstreek ontvlucht was, kocht de hele eigendom. De molen was dan al ontmanteld en Jonckheere had het draaiwerk uiteengenomen en verkocht. Een oude afgedankte molensteen was daar achtergebleven en tijdens de eerste wereldoorlog heeft Henri Denorme, een familielid van mevrouw Lesage, zich een schuilkelder gegrraven naast de molen als "onderstand" tegen eventuele bominslagen. De put dekte hij toe met de afgedankte molensteen. Gelukkig heeft men de schuilplaats nooit moeten gebruiken.
Het primitief kadasterplan (circa 1830) geeft een woning weer met achterliggende aanpalende bijgebouwen in U-vorm en een windmolen ten noorden ervan; circa 1830 eigendom van olieslager F. Gheysen.
In 1854 registreerde het kadaster de omvorming van de windmolen door olieslager Fredericus Gheysen in een "windkoren- en oliestoomtuigmolen". De oliestoomtuigmolen wordt opgetrokken achter de U-vormige bijgebouwen.
Vóór 1862 wordt een L-vormig gebouw opgetrokken ten noorden van de molen; de bijgebouwen achter het molenhuis - de bijgebouwen in U-vorm en de oliestoomtuigmolen - worden vergroot.
De molen is in het laatste kwart van de 19de eeuw eigendom van molenaar Edmond Jonckheere (cf. molennaam). In 1885 werden de molen gedeeltelijk en de bijgebouwen volledig verbouwd; zo werd het L-vormige bijgebouw van vóór 1862 omgevormd tot een rechthoekig volume.
Edmond Jonckheere liet in 1903 enkele gebouwen optrekken ten noordwesten van de "stoomkoren- en oliewindmolen"; de nieuwe gebouwen bevinden zich grotendeels op het grondgebied van Lendelede.
In 1907 werd de "Jonckheerens molen" ontmanteld en de stoommachine werd weggehaald. Jonckheere heeft het draaiwerk uiteengenomen en verkocht.
De molenromp, in gebruik als magazijn, werd rond 1935 gesloopt. De muren van het opgaande metselwerk waren vier en een halve steen (90 cm) dik. De grote hoeveelheid steenafval werd gebruikt om een weide op te voeren en een uitweg aan te leggen voor landbouwer Jules Callens die vooraan in Lendelede woonde, dicht bij de grote bocht aan de hoeve Declercq bij de Brugsesteenweg. Een ander deel werd gebruikt om de Hazestraat te verbeteren. De funderingen liet men zitten en het terrein is nu met gras begroeid. In droogteperiodes tekent zich nog duidelijk de plaats af waar die grondvesten zich bevinden.
In 1951 lieten de kinderen van vlashandelaar Hector Lesage de gebouwen van de maalderij - geregistreerd als magazijn - en het in 1885 verbouwde bijgebouw aan de straatkant afbreken. Ten zuiden van de bestaande bebouwing bouwde landbouwer Hector Spillebeen in 1951 een hangar.
Bouwkundige beschrijving (Aagje Vanwalleghem, Agentschap Onroerend Erfgoed)
De voormalige molensite heeft een gesloten karakter. Het molenhuis en de bijgebouwen zijn nog bewaard en gelegen rondom een centrale koer. Aan de straatzijde bevindt zich het molenhuis, dat aan weerszijden wordt geflankeerd door een rood beschilderd smeedijzeren hek; links geasfalteerde oprit naar de achterliggende gebouwen.
Het molenhuis is een verankerde baksteenbouw van twee bouwlagen en zeven traveeën onder pannen zadeldak. Recent vernieuwde voorgevel. Wit beschilderde zijgevel met mogelijk bewaarde opkamer cf. kelderraam.
Bijgebouw tegen rechterzijgevel van molenhuis.
Landgebouwen in U-vorm aansluitend op het molenhuis.
Verankerde bakstenen stal- of schuurvolumes aan de noord- en westzijde van de binnenkoer onder overkragende zadeldaken bedekt met blauwgrijze pannen. Volume aan westzijde met uilengat en luchtsleuven. Rechthoekige muuropeningen, onder meer staldeuren en laadluik. Lagere stalling aan de zuidzijde van de binnenkoer onder een overkragend zadeldak bedekt met rode pannen.
Bewaarde dieper gelegen schuur met aanpalende stal ten noorden van het molenhuis, daterend van 1903. Verankerde baksteenbouw onder pannen zadeldaken (deels rode, deels blauwgrijze pannen). Schuur met dubbele schuifpoort en boveliggend laadlluik.
De site van de vroegere Jonckheeres molen is opgenomen in de vastgestelde lijst van het bouwkundig erfgoed.
Lieven DENEWET, Herman HOLEMANS & Aagje VANWALLEGHEM
Literatuur
Archieven
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1874 (oprichting in 1765)
- Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 207: Mutatieschetsen, Hulste, 1854/2, 1882/20, 1885/3, 1904/3, 1951/9.
Gedrukte bronnen
- "Gazette van Gend", nrs. 1279 tot 1282 van 19, 23, 27 en 30 juni 1806.
Werken
- R. Cauwe, "Het geslacht Loncke in Hulste", Harelbeke, 1992, p. 9.
- Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel III. Gemeenten H-J", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1995.
- Onze Molens. Water-, wind-, en rosmolens in Harelbeke - Bavikhove - Hulste - Stasegem, Harelbeke, 1990.
- Aagje Vanwalleghem & Silvie Creyf, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, 2009.