Beveren (Roeselare), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Kroontjesmolen, Molen Raes
- Ligging
- Heirweg 69
8800 Beveren (Roeselare)
noordwestzijde
kruising met de Lichterveldestraat en de huidige R32
kadasterperceel B356
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1779
- Verdwenen
- 1918 - 18 oktober, oorlog
- Type
- Staakmolen met open voet
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2342
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Kroontjesmolen was een houten koren- en oliemolen, type driezolder-staakmolen, op de hoek van de Heirweg (nr. 69) en de Lichterveldestraat en de huidige R32. Zijn benaming is afkomstig van de vroegere herberg "De Croone" die op deze hoek stond.
De molen werd in 1779 gebouwd. Dat jaartal stond ingegrift op de steenbalk: de zware horizontale balk op de top van de staak of standaard. De olieslagerij bevond zich in de onderste zolder en was uitgerust met een koppel pletstenen. Op het einde werd dat koppel gebruik om lijnkoeken gebrande cichoreiwortels te pletten. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog was de molen al uitgerust met twee stalen roeden.
De oprichting was het gevolg van een intrigespel tussen twee opeenvolgende particulieren enerzijds en de heer van Beveren anderzijds.
Op 10 juni 1769 richtte Placidus Hoste ("Osten"), een verzoekschrift aan Hare Majesteit om in Beveren een graan- en oliewindmolen op te richten. Placidus was baas-brouwer ("basse brauwere") in Beveren en uitbater van de herberg "Het Haenken". De molen zou komen ten noorden van de kerk, "noordt van de oude straete leedende van Brugghe naer Rijssel" (de huidige Heirweg). Hoste liet zijn verzoek ondersteunen door een verklaring ondertekend door 25 "groote ghelande, notable inwoonders ende ghebruijkers der plaetse ende prochie van Beveren". (Zeven ervan ondertekenden met een kruisje). Daarin wezen ze op de noodzaak van een nieuwe molen ten noorden van de kerk, aangezien de wegen naar het centrum van Beveren in het winterseizoen vrijwel onbruikbaar waren. De andere molenaars waren door de toenemende bevolking genoodzaakt hun graan ook op zon- en heiligdagen te laten malen, tegen het gebod in van de Heilige Kerk.
Tijdens het onderzoek de commodo et incommodo op 6 augustus 1769 kwam enkel het verzet binnen van Jean François Joseph de Beer, heer van Beveren en "sinds immemoriale tijden" eigenaar van een windmolen (de Plaatsmolen) in dezelfde parochie. Hij baseerde zijn verzet op het feit dat de gevraagde derde korenmolen zijn eigen molen zou beschadigen, zowel in zijn waarde als in het gewin van de molenaar. De Beer wilde de voorkeur hebben boven alle anderen om windmolens op te richten, omdat hij de dorpsheer was. Hij vroeg zelfs dat hem stilzwijgend het exclusief recht zou toegekend worden om molens op te richten. Tegelijkertijd verklaarde hij er in Beveren geen nood was aan een nieuwe molen. Hij liet deze bewering staven door attestaties van verschillende inwoners.
In zijn advies van 21 september 1769 veegde baron Bonaert deze argumentatie van tafel: "raisons qui ne sont d'aucune admissibilité, attendu qu'il est libre à un chacun de pousser sa fortune, et surtout quand cela se fait en vue de commerce, comme est la demande du suppliant, pour pouvoir en même temps tordre huile". Hij ergerde zich ook aan zijn vraag om hem stilzwijgend een gunst te verlenen. En aan zijn attestaties kon geen geloof gehecht worden, want hij kon die bij des païsans de sa paroisse gemakkelijk losweken. De aanvrager had ook een lijst van getuigen die wel wezen op de noodzaak van een derde molen (zie hoger). Tenslotte merkte baron Bonaert op dat de aanvrager zich van kasselrij had vergist: Beveren viel niet onder de kasselrij Ieper, maar onder het Brugse Vrije of onder de kasselrij Kortrijk. (Blijkbaar wist baron Bonaert het zelf ook niet zo goed!).
De Rekenkamer onderschreef de visie van baron Bonaert in al haar punten en meldde op 7 oktober aan de Financiële Raad dat niets de toekenning van het octrooi in de weg stond. De Rekenkamer stelde een jaarlijkse cijns van 2 mud tarwe voor, te betalen aan ontvanger Taffin van de Domeinen van West-Vlaanderen in het departement Kortrijk. De Financiële Raad bevestigde deze stelling zodat keizerin Maria Theresia op 21 oktober 1769 het octrooi verleende aan Placide Hoste. Hij was een jaarlijkse cijns van twee mud tarwe verschuldigd aan de ontvanger van de domeinen van West-Vlaanderen te Kortrijk. Dat moest dubbel betaald worden in het eerste jaar en bij elke eigendomsoverdracht. Als borg werden de molen en het terrein gehypothekeerd. Hoste diende de molen binnen het jaar op te richten, op straffe van vervallen verklaard te worden van zijn octrooi.
Op 9 mei 1770 werd bij keizerlijke akte een administratieve vergissing rechtgezet. De cijns moest niet overgemaakt worden aan de kasselrij Ieper in het kwartier van West-Vlaanderen, maar aan het kwartier van Oost-Vlaanderen, aangezien Beveren bij Roeselare in het Brugse Vrije was gelegen! We vinden het ongelooflijk hoe deze vergissing kon gebeuren. Baron Bonaert uit Ieper had er nochtans al op gewezen (zie hoger).
Placide Hoste slaagde er niet in de molen op te richten. Hij verkocht het octrooi aan Joseph Surmont die het octrooi doorverkocht aan... Jean François Joseph de Beer, heer van Beveren! Deze betaalde jaarlijks de verschuldigde cijns van 2 mud tarwe, maar richtte de molen niet op! Hij wilde gewoon beletten dat in Beveren een derde korenmolen kwam...
Tien jaar later deed een tweede particulier een poging om in Beveren een derde korenmolen op te richten: molenaar Pieter Joseph Van Troyen in februari 1779. Het jaar voordien had hij een gelijkaardige, maar mislukte poging ondernomen in Lichtervelde. Hij liet zijn verzoekschrift vergezellen door een verklaring van inwoners van Beveren die wezen op de noodzaak van deze derde korenmolen. De nieuwe heer van Beveren, baron François Antoine de Plotho (1729-1792), daarentegen wees op de nutteloosheid van de nieuwe molen: het dorp Beveren was slechts 766 bunders groot en had slechts 1400 communicanten. Net als tien jaar voordien, vroeg de heer van Beveren wederom dat hij een voorkeursbehandeling zou krijgen. Tevens wees hij er op dat hij de bezitter was geworden van het octrooi dat op 21 oktober 1769 verleend werd aan Placidus Hoste. (De vorige heer van Beveren, Jean François Joseph de Beer, was zijn schoonbroer). Om die reden bracht baron Dons de Lovendeghem, ontvanger-generaal van de domeinen van Oost-Vlaanderen, op 23 februari én 12 juni 1779 een negatief advies uit. Hierop richtte Pieter Joseph Van Troyen op 3 juli 1779 een tweede verzoekschrift aan de Rekenkamer. Daarin beschuldigde hij de heer van Beveren het octrooi van 1769 te hebben gekocht om te beletten dat een nieuwe molen zou worden gebouwd. Volgens de bepalingen van dat octrooi moest deze molen binnen het jaar worden opgericht, anders zou het octrooi vervallen verklaard worden.
Op 30 juli 1779 maande de Rekenkamer de heer van Beveren aan om binnen de drie maanden gebruik te maken van zijn verworven octrooi en zijn koren- en oliemolen moest oprichten, anders zou aan Van Troyen het octrooi worden toegekend! Deze brief moet indruk op de Plotho hebben gemaakt. Hij ging effectief over tot de oprichting van deze molen. Gevolg was dat Van Troyen zijn octrooi niet kreeg. Of hoe een dubbeltje rollen kan: degene die echt een nieuwe molen wilde bouwen (Van Troyen) kreeg zijn zin niet, terwijl degene die liever geen nieuwe zag (de heer van Beveren) deze wèl oprichtte... Markies Eustache Amédée de Calonne de Courtebourne uit Gent, gehuwd met een dochter van baron François Antoine de Plotho d'Inghelmunster, verkocht de Kroontjesmolen (met woonhuis, bijgebouwen, zaailand en meers) in 1841 aan de weduwe en kinderen van Edouard Vancanneyt. De molen was sinds 1840 in gebruik door Francis Bouckaert en later door Antonius Ledoux. Landbouwer Isidoor Verholle-Vergote was eigenaar sinds 1873. Zijn kinderen verkochten de molen in 1883 aan Isidoor Raes-Vanclooster (1852-1926), afkomstig van de Plaatsmolen van Beveren. In 1916 plaatste hij in een afzonderlijk gebouw een armgasmotor, zodat hij in windstille dagen toch kon malen.
Op 18 oktober 1918 werd de molen door de Duitsers gedynamiteerd. Een foto toont ons het resultaat: de molenkast was naar beneden gevallen doordat de teerlingen ten gevolge van de explosie waren weggeslagen. De wiekenas was doorgebroken en de roeden stonden in x-stand tegen de molenkast. Een deel van de kapconstructie wordt nu nog bewaard bij afstammeling Koen Raes, zoon van wijlen Norbert Raes, in de Magerstraat te Heule.
Na de oorlog maalde Odiel Raes (°Handzame 23.05.1883 - +Beveren-Roeselare 26.11.1950 en gehuwd met Augusta Holvoet) verder met een mechanische maalderij met 3 steenkoppels en een haverpletter. De gebroeders Paul en Frans Muylle hielden er een zaak in veevoeders. Ze spraken nog altijd over: "We gaan gaan werken op de meulen". "Muylle Hobbyvoeders" wordt thans (2023) uitbaat door Michiel Muylle, Frans Muylle en Greet Muylle-Verhelle. De opgestelde molensteen aan de buitenzijde verwijst naar de maalderij en de vroegere windmolen.
De mechanische maalderij werd later een mengerij van granen en zaden, en veevoerhandel. Bakstenen gebouwen rondom een gekasseid erf. Het woonhuis uit de tweede helft van de 19de eeuw werd in de jaren 1990 afgebroken en vervangen door een loods.
Bouwkundige beschrijving van de maalderij (Agentschap Onroerend Erfgoed, 1999)
Achterin gelegen maalderij uit het einde van de 19de eeuw: zes traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (mechanische pannen), rechte baksteenfriezen. Centraal laadvenster in puntgevel met overkragend, gestileerd windbord op korbelen; katrol. Getoogde en rechthoekige muuropeningen; schuifpoort. Binnenin metalen draagbalken op dito pijlers; oorspronkelijke machinerie uitgebroken. Rechts, aanleunende travee onder lessenaarsdak; hok voor opeenvolgend diesel- en elektrische motor.
Links aanleunend volume uit de jaren 1950; drie traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak; laadvenster onder plat dak. Aflijnende lisenen en baksteenfriezen. Muuropeningen onder betonnen lateien; vensters met roedeverdeling van gewapend beton; schuifpoort met rechts ervan samengestelde molensteen. Boven de nok mantel voor 'elevateurs'.
Literatuur
Geert Hoornaert, Gabriël Verbeke & Lieven Denewet, "Een historische kijk op Beveren-Roeselare tot 1796", Roeselare, 2011, 311 p.
Personen
Filip Devoldere, Bredene
Wilfried Devoldere (VVF), Roeselare
Paul en Frans Muylle, Beveren-Roeselare
Norbert Raes, Heule
Verzamelingen
Documentatiecentrum VVF-Roeselare
Norbert Raes, Heule
Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1882 [octrooi Kroontjesmolen, 1769]
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1907 [aanvraag Van Troyen, 1778]
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1909 [aanvraag Van Troyen, 1779]
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1929 [vermeldingen Kruisboom- en Rooseboommolen, 1782]
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 5313 [oprichting Noordmolen, 1773]
Rijksarchief Brugge, Archief van de Franse Hoofdbesturen, nr. 1237 [volkstelling 1796]
Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, nr. 7271. Rekening Beveren en Onlede, 1785 [over de Plaatsmolen]
Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije - Schifting Sanders, nr. 790 [schaderapport Beveren-Roeselare, 1706]
Rijksarchief Brugge, Notariaat Charles Louis Dehaese Beveren-Roeselare, nrs. 11 (1872-1873), 12 (1874-1875), 13 (1876) [verkopingen, hypotheken, leningen i.v.m. de Kruisboommolen, deKroontjesmolen en de Plaatsmolen)
Rijksarchief Gent, Vorstelijke Domeinen Oost-Vlaanderen, nr. 97 [aanvraag Van Troyen, 1779]
Rijksarchief Kortrijk, Bruine Pakken, nr. 6310 [oprichting Noordmolen, 1773]
Rijksarchief Kortrijk, Kerkarchief Beveren-Roeselare, nr. 21 [volkstelling 1786]
Sint-Andriesabdij Loppem. Bibliotheek - Pretiosa 6 / Handschriften, Tiendenregisters Sint-Maartensabdij Doornik. Boek 7. Beveren-Roeselare, Emelgem, Zarren, 1645.
Stadsarchief Roeselare, Rekeningen Roeselare-Ambacht, nr. 1062 (1656-1657), 1063 (1663-1663), 1064 (1663-1664) [schepen Coolaert Darluyn, oprichter van de Kruisboommolen]
Stadsarchief Roeselare, Stadsrekening 1529-1530 [vermelding Plaatsmolen te Beveren]
Gedrukte bronnen en kaarten
Atlas des Communications vicinales de la Commune de Beveren. Arrondissement administratif de Roulers. Province de Flandre Occidentale [Atlas der Buurtwegen - Beveren-Roeselare], 1846
Gemeente Beveren. Oorspronkelijke Kadastrale Legger of Alphabetische-Lyst der Grond-Eigenaren, met omschryving van derzelver ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen,... Brugge, P.C. Popp, [1846].
Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris, ca. 1775.
Kadastrale kaart van Beveren-Roeselare door P.C. Popp, ca. 1840.
Standaerd van Vlaenderen, 23 maart, 8 april, 27 april 1841 [verkoop Kroontjesmolen]; 3 februari 1844 [Noordmolen omgewaaid] (exemplaren in: Stedelijke Bibliotheek, Brugge)
Bibliografie
J. AMEEUW, Daar bij die molen... Windmolens uit het Roeselaarse. De Kroontjesmolen te Beveren-Roeselare, in: De Gidsenkring, XVI, 1978, 5, p. 12.
D. AMEYE, Beveren, Emelgem en Zarren rond 1645, in: 't Stamboompje, XII, 1984, 2, [p. 2-7], 6, p. 9-13.
S. ANECA, Van Aardappelhoek- tot Zwingelaarsstraat. Meer dan 650 straatnamen in Roeselare verklaard, Roeselare, 2006.
F. CALLEWAERT, Roeselare-Beveren. Zuidhoeksroute, Roeselare, 1978, 1988².
A. CATTRY & C. VANDENAWEELE, Dopen Beveren-Roeselare 1814-1899, Roeselare, 2004.
K. DE FLOU, Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen (...), 18 dln., Gent-Brugge, 1914-1938.
F. DEVOLDERE, De molens van Beveren (bij Roeselare), Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse Molens, II, 1986, 5, p. 5-8.
W. DEVOLDERE, Burgemeesters, schepenen, pointers en andere magistraten van de heerlijkheid Roeselare Ambacht, in: 't Stamboompje, XXXIII, 2005, 4 en XXXIV, 2006, 1-4.
W. DEVOLDERE, De bevolking van Beveren-Roeselare in 1786, Roeselare, 1996.
W. DEVOLDERE, De Franse telling van Beveren-Roeselare 1796, Roeselare, 1997.
W. DEVOLDERE, Oorlogsschade te Beveren-Roeselare anno 1706, in: 't Stamboompje, XXVI, 1998, 2, p. 27-29.
W. DEVOLDERE, Schaderapport Beveren-Roeselare anno 1684, in: 't Stamboompje, XXVI, 1998, 4, p. 62-63.
R. DEWULF, Volkstelling 1814. Deel XIX. Beveren-Roeselare, Brugge, 1983.
R. DEWULF, Volkstelling 1748 - de prochie Beveren (Roeselare), Brugge, 1989.
N. FAVOREL, Zantingen, dl. XIX, Roeselare, 1988, p. 152.
H. HOLEMANS, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990, dl. 1, Gemeenten A-B, Kinrooi, 1993, p. 53-55.
K. LIEVENS & M. DECEUNINCK-VANMIDDELEM, Van toponymie tot een stukje lokale geschiedenis van Beveren. Voordracht gegeven voor het Davidsfonds op maandag 25 november 1991, Roeselare-Beveren, 1991.
J. MAES, Vlaamse windmolens. 102. - Gewezen Beverense Molens, in: De Belgische Molenaar, LXIX, 1974, 23, p. 338-339.
P. PRUIM & F. CALLEWAERT, Roeselare in oude prentkaarten, waarin enkele afbeeldingen van Beveren, 2 dln., Zaltbommel, 1972-1978.
A.T. VAN BIERVLIET, Herbergen onder het Brugse Vrije te Gits en omgeving in 1780, in: Rollariensia, IV, 1972, p. 83-95.
G. VERBEKE, Beveren-Roeselare in de Grote Oorlog, Brugge, 2006.
Geert Hoornaert, Octrooi-aanvragen tot het oprichten van molens, 1776-1788, Rollarius, XVIII, 1989, 6.
De Gunsch A., Metdepenninghen C., Tansens A. & Vanneste P., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kanton Roeselare, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17N1, Brussel - Turnhout, 1999.
Jacques Lorthiois, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (118).