Pijpegalemolen
Reninge (Lo-Reninge), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Pijpegalemolen
- Ligging
- Pypegale 8
8647 Reninge (Lo-Reninge)
Kadasterperceel C83
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1798
- Verdwenen
- 1914 - 16 oktober, oorlog
- Type
- Staakmolen met open voet
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 2329
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Naam
Pijpegalemolen (naar de ligging op de Pijpegale: ten pypegaelken, 1538), Wullepits molen (naar de molenaars)
Vermeldingen: Een Molen, binnen de Voorseijde prochie (Reninge), genaemt Den pijpegaele (1798); Pijpegaelmolen (1798); Pypegalle-molen (1843); Pypegalle Moulin (1850); de Pijpegaal-Molen (1903).
Type / technische kenmerken
Staakmolen, gebouwd op een molenwal. Driezolder. Zadeldak. Gebouwd naar het model van de huidige Markeymolen te Pollinkhove.
Functie
Gebouwd als koren- en oliemolen. Vanaf de jaren 1880 enkel korenmolen.
Ligging
Pypegale 8 (noordzijde), nu bewoond door Marc Lamerant en Marleen Toebaert (voorheen: Willy Schooreel). Kadasterperceel sectie C nr. 83.
Oprichting
Vóór de Franse revolutie probeerden twee personen tevergeefs een graanwindmolen op te richten bij de herberg de Pijpegale: Frans Nonckle uit Diksmuide in 1769-1771 en Francis Jacobus Silvester Duyt-schaever, molenaar uit Langemark, in 1779-1781. Ze stuitten op hevig verzet van Elisabeth-Pauline Vilain (1737-1794), gravin van Lauragais en Vrouw van Reninge. Aanvankelijk beweerde zij dat ze het maalrecht (franc moulage) bezat over haar parochie en dat niemand anders zonder haar toestemming er molens mocht oprichten. Dit werd echter weerlegd door baron Bonaert uit Ieper, ontvanger-generaal van West-Vlaanderen. Hij beweerde dat enkel de souvereine vorst octrooien voor de oprichting van molens mocht verlenen. Dan legde de Vrouw van Reninge de nadruk op de nutteloosheid van de nieuwe molen. Volgens haar waren de twee bestaande molens (de Hoflandmolen en de Reningemolen) voldoende om de bevolking van meel te voorzien. Ze liet op 20 november 1769 een figuratieve kaart opmaken door gezworen landmeter Jan Baptiste de Cuypere van de stad en kasselrij Veurne. Op dat plan staan de molens in de (wijde) omgeving getekend, met aanduiding van hun afstanden tegenover de herberg de Pijpegale (gelegen op 1080 roeden of 4,2 km van de kerk van Reninge):
- de Hoflandt molen, Reninge (1060 roeden = 3,8 km)
- de oostvleter Molen, Oostvleteren (1560 r. = 6 km)
- de Roesten of Woestene Molen, Woesten (715 r.=2,8 km).
- de Elverdijngh Molen, Elverdinge (552 r. = 2,1 km)
- de Cortewildemlen, Zuidschote (442 r. = 1,7 km)
- de Steenstraete Molen, Zuidschote (730 r. = 2,8 km)
- de Noordtschoote Molen, Noordschote (820 r. = 3,2 km)
- de Renijnghmolen,Reninge (638 r. = 2,5 km).
We kunnen opmerken dat deze afstanden zeker "niet te ruim" werden gemeten. De afstand tegenover de Elverdingemolen zou normaal gezien de grootste moeten zijn!
De Vrouw van Reninge werd in haar verzet gevolgd door baron Bonaert uit Ieper, de Rekenkamer en de Financiële Raad. Aldus kregen Nonckle en Duytschaever geen toestemming voor de bouw van een molen op Pijpegale.
Frans Nonckle had elders meer geluk: op 23 juni 1771 verkreeg hij het octrooi voor de oprichting van een koren- en oliewindmolen te Beselare (de zgn. Sleerinmolen, gesloopt in 1878).
Na de Franse revolutie lukte het wel! Op 29 april 1798 (8 floréal an VI) richtte Jan Nipomecenus Deramaut, meester-timmerman en molenmaker te Bikschote, een brief aan de municipaliteit van het kanton Elverdinge, met het verzoek om een graan- en oliemolen op te richten, niet ver van de herberg Pijpegaele, op 300 voeten van de weg Reninge-Ieper (de huidige Zuidschotestraat) en op 150 voeten van de Nieuwstraat:
Un moulin à moudre et à battre de l'huile sur un mesure deux lines vingt verges. Sçituée dans la commune de Reninghe, pas loin du cabaret nommé pijpegaele, abboutissant de l'orient au chemin conduisant dudit Reninge à Ypres, du midi à la petite ferme de Pierre Buseijne, de l'occident le nouveau chemin, et du septentrion au terre à labour du Citoyen Wullems. Quel érection se fera d'un distance de trois cents pieds éloigné dudit Chemin de Reninge à Ypres, et cent cinquante pieds du noveau chemin.
In zitting van 10 mei 1798 (21 floréal an VI) keurde de betrokken kantonmunicpaliteit de aanvraag goed.
Voorzitter De Graeve en raadslid Vallays hadden een plaatsbezoek gebracht en bevonden dat de afstand tot de openbare weg gerespecteerd werd. Aldus werd de aanvraag in minder dan twee weken tijd goedgekeurd
Nog voor deze goedkeuring bekomen was, had Jan Deramaut al de nodige stappen ondernomen om de grond te verwerven! Op 29 januari 1798 verkochten de weduwe en kinderen van Joannes Baptiste Lacante uit Reninge aan Jan Deramaut, een stuk grond van 1 gemet 2 lijnen en 20 roeden (bijna een halve hectare) bij de herberg de Pypegaele. Het goed bestond uit grasland, hovernierhoven en een onlangs nieuw gebouwd huis dat twee woningen bevatte. De koopprijs bedroeg 350 ponden groten Vlaams courant. Op dezelfde 29 januari 1798 sloot de nieuwe eigenaar Jan Deramaut een overeenkomst af met pachter Joannes Baptiste Leuridan. Die nam afstand van het grasland voor de oprichting van de molen.
Op 2 oktober 1798 sloot Pieter Engelbert Wullepit een contract af met molenbouwer Deramaut. Deze Conditien ende Bespreken bepaalden de technische vereisten waaraan de nieuwe Pijpegalemolen moest voldoen. De balken van de stampkotzolder en het oliemechanisme moesten zoo groot en kloek zijn als in Fevers molen aan de Vaert. Hiermee werd wellicht de huidige Markeymolen aan de Lovaart te Pollinkhove bedoeld! De onderste van de drie zolders was de stampkotzolder. We leren dat het kruiwerk al met een zwengel (vrange) uitgerust was. Voor het rijzen van de molenkast ter hoogte van vijf voeten (1,4 m), werd ook een beroep gedaan op een collega-molenmaker, een zekere Van de Vijvere.
Op dezelfde 2 oktober 1798 verkocht Deramaut de draaiende werken aan Louis Frans Wullepit (zoon van Pieter Engelbert). Er was een som van 523 ponden groten Vlaams courant mee gemoeid, dat in drie schijven werd betaald: bij de start, tijdens en na de voltooiing van de werken (31 december 1798).
Eigenaars en molenaars
Steeds de familie Wullepit: vijf generaties tussen de oprichting (1798) en verdwijning (1914).
De eerste molenaar was Lodewijk Frans Wullepit (Esen 1769 - Reninge 1812), zoon van Petrus-Engelbert Wullepit (Woumen 1742 - Langemark 1803), die op 2 oktober 1798 het contract met oprichter-molenbouwer Jan Nipomecenus Deramaut uit Bikschote gesloten had. Lodewijk Frans huwde te Zuidschote in 1801 met Genoveva Tahon (Noordschote 1774 - Reninge 1818). Bij hun overlijden bleven er vijf wezen onder de 16 jaar achter.
Molenaarsgast in 1815 was de 43-jarige Frans Butaye, afkomstig uit Westvleteren.
In 1834 ging de molen over op hun zoon Lodewijk Frans (junior) Wullepit (Reninge, 1805 - 1883). Hij was schepen van Reninge en gehuwd met Virginia-Julia Butaye (Noordschote 1811 - Reninge 1876).
Zoon Clement-Lodewijk Wullepit (°Reninge, 1833-1893) nam de molen officieel over in 1871. Hij was schepen en gemeenteontvanger van Reninge en gehuwd met Agnes-Melania Courtens (Langemark 1842 - Reninge 1883. Zij was de dochter van de molenaar op de Treurnietmolen te Langemark. Na het vroegtijdig overlijden van zijn vrouw in 1883 moest Clement acht wezen onderhouden, waarvan de oudste nog geen tien jaar oud was.
De oudste zoon Arthur Wullepit (Reninge, 1873-1947) bleef ongehuwd en zou de laatste molenaar worden. Bij het uitbreken van de eerste wereld-oorlog leefde hij op de molenhoeve nog samen met zijn zussen Irma (1873-1947), Félicie (1876-1945), Céline (1878-1949) en Maria Wullepit (1880-1852). Ze hielden Henri Pauwels als knecht.
Arthur Wullepit trad in 1904 toe tot de Vereenigde Molenaars, een verzekeringsmaatschappij tegen brand en schade door bliksem, een eerste keer gesticht in 1882. In 1907 werd hij er verkozen als bestuurslid, ter vervanging van de overleden molenaar Désiré Vandenbussche uit Werken.
Na de vernieling van de molen werd Arthur Wullepit gemeenteontvanger te Reninge.
Feiten en gebeurtenissen
Leden van de familie Wullepit waren op tientallen molens te vinden als eigenaar of molenaar: te Ardooie, Boezinge, Esen, Geluveld, Hooglede (maalderij), Langemark, Leisele, Lichtervelde, Linsele (F), Meulebeke, Oekene, Poelkapelle, Reninge, Roeselare, Rumbeke, Torhout, Wervik (reeds in 1540), Woumen, Zandvoorde, Zarren (de nog bestaande Wullepitmolen), enz.
De kadasterdiensten rangschikten de molen in 1834 als windkoren- en oliemolen 2de klas en begrootten hem op 304 frank.
Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog kon de molen al aangedreven worden door een "locomobiel" die buiten de molen stond. Zo kon men ook bij windloosheid malen.
De laatste molenaar, Arthur Wullepit, onderhield de molen zeer goed: hij maakte "z'n god van zijn molen", zoals zijn zus Maria Wullepit in 1950 nog getuigde.
Het molenaarshuis was een vrijstaand, roodbakstenen huis met een anderhalve bouwlaag onder pannen zdeldak met de nok loodrecht op de straat. Het dateerde uit de tweede helft van de 19deeeuw. Het huis doorstond de eerste wereldoorlog (weliswaar met beschadiging) en werd pas in 2004 afgebroken.
Verdwijning
Tijdens de eerste wereldoorlog lagen aan de Pijpegale de vijandelijke linies dicht bij elkaar. Op 16 oktober 1914 rond 8 uur kwamen soldaten van de Belgische genie aan op de Pijpegale. Twee officieren trokken naar de molenhoeve. Aangezien de molen voor de Duitse artillerie een mikpunt zou vormen omdat deze als observatiepost kan gebruikt worden, wilden de officieren de molen laten neerhalen. Het smeken van de familie Wullepit, om ook de belangrijkste stukken te mogen redden, was tevergeefs. Terwijl soldaten dynamiet plaatsten onder de molen, moesten de Wullepits de luiken en de gordijnen wegnemen, want er was grote kans op gebroken ruiten.
Nadat de bewoners zich een paar honderd meter hadden verwijderd, stortte de molen met een donderend geraas neer. Door de luchtverplaatsing leden ook de hoevegebouwen heel wat schade: kapotte ruiten en in het woonhuis waren de meeste deuren uit hun hengsels gelicht. Allerlei zaken die voor de veiligheid in de kelder waren gestapeld, werden door een venster stukgeslagen.
In de volgende dagen en weken namen Franse soldaten de woning in en werd er een post van het Rode Kruis geïnstalleerd. In de weide voor het huis kwam een voorlopige begraafplaats voor gesneuvelden, meer bepaald van de marinebrigade van admiraal Alexis Ronac'h.
Lieven DENEWET, Hooglede
Literatuur
Lieven Denewet, "Van drijvers of ketsers - Molen te Lo-Reninge, Molenecho's - Vlaams tijdschrift voor Molinologie XXXIV, 2006, 2, p. 61-164.
Personen
Marc Lamerant en Marleen Toebaert, Reninge (huidige bewoners)
Joël Souben (F), e-mailbericht naar Lieven Denewet, 09.06.2006 (over de militaire begraafplaats)
Margareta Wullepit (°Hooglede 1920) uit Rumbeke (samensteller stamboom)
Eerw. Heer Frans Wullepit (°Hooglede 1926) uit Rumbeke.
Eerw. Heer Paul Wullepit (°Hooglede 1928) uit Rumbeke.
Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1884 en 1888 (aanvraag door Frans Nonckle te Reninge), nr. 1913 (aanvraag door Duytschaever te Reninge), nr. 1887 (octrooi voor Nonckle te Beselare).
Privaat archief, Brief van 27 april 1798 aan de municipaliteit van het kanton Elverdinge (aanvraag molenoprichting).
Privaat archief, Dagboek van Céline Wullepit (Reninge, 1914-1918).
Privaat archief familie Wullepit, Rumbeke (akten bij de oprichting, stamboom Wullepit)
Rijksarchief Brugge, Bevolkingsregisters 1814-1816 - Reninge (uitgave: VVF-Brugge, dl. XXV, 1987, p. 49-50).
Rijksarchief Gent, Vorstelijke Domeinen van Oost-Vlaanderen, nr. 97. (aanvraag J.S. Duytschaevere, 1779).
Gedrukte bronnen en kaarten
Atlas der Buurtwegen - Reninge (1843).
De Belgische Molenaar (exemplaar in: Mola, Wachtebeke), II, 1907, nr. 21 (25 mei), p. 1.
De Vereenigde Molenaars. Samenwerkende Maatschappij van Verzekering tegen brand en schade door bliksem. Lidmaatboeksken van Mijnheeren de Kinders Van Gaever, molenaars woonachtig te Cuerne, 1930 (coll. Lieven Denewet, Hooglede).
Gemeente Reninghe. Oorspronkelijke Kadastrale Legger... (a.w.)
HOUZEAUX, Tableau d'assemblage de la commune de Reninge (...) terminé sur le terrain le 19 décembre 1820 (kadasterplan, privaat archief).
Kaart Vander Maelen (ca. 1850).
Kadastrale kaart van Reninge door P.C. Popp, 1840.
Onuitgegeven studies
M. WULLEPIT, Stamboom familie Wullepit [Rumbeke, s.d.
R. ANNOOT, De Molens..., p. 45.
Literatuur
F. COURTENS, Courtens uit het Ieperse 1678-1978, Oostende, 1979, p. 80-82.
K. DE FLOU, a.w., XIII, 1932, kol. 147.
H. HOLEMANS, West-Vlaamse..., VI, p. 40-41.
R. LAMPAERT, Reninge onder vuur, Koksijde, 2002, p. 36, 37, 44, 226, 243.
J. MAES, Nog over Langemarkse molens en de Pijpegale, De Belgische Molenaar, LXXIV, 1979, 18, p. 217-218.
Vanneste P. m.m.v. Missiaen H. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lo-Reninge, Deelgemeenten Lo, Noordschote, Pollinkhove en Reninge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL14, 2005. p. 224.