Molenechos's Homepage Molenechos.org

Noordschote (Lo-Reninge), Vlaanderen - West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Noordeindemolen, Noordschotemolen
Ligging

Noordweststraat 11


8647 Noordschote (Lo-Reninge)
oostzijde
kadasterperceel sectie A nr. 872
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
voor 1650
Verdwenen
1914, oorlog
Type
Staakmolen met open voet
Functie
Korenmolen
Bescherming
niet,
Database nummer
2311

Beschrijving / geschiedenis

Naam
Noordendemolen (naar de ligging op Noordeinde); Noordschotemolen (naar de ligging in de heerlijkheid Noordschote); Haghebaerts molen (naar de laatste molenaars).
Vermeldingen:
den noordschoote meulen (1703), Noordtschoote Molen (1769), Noorteynde Meulen (ca. 1775), Noort eynde Molen (1800).

Type / technische kenmerken
Staakmolen op (nog bestaande) molenwal. Tweezolder. In 1911 uitgerust met twee witte steenkoppels (de voormolen 1,65 m en de achtermolen 1,50 m) en een haverpletter.
Ernaast een rosmolen (vermeld in 1747, niet meer na 1830)

Functie
Korenmolen.

Ligging
Noordweststraat 11 (oostzijde, op het heuveltje een eindje van de straat,), 1600 m ten Z van de kerk, aan de N.O.-zijde van het witgeschilderd huis (nr. 11). Rik Gyselinck en Rosa Baelen, Noordweststraat 14, zijn thans eigenaar (voorheen: Henri Monkerhey en Maria Merveillie). Kadasterperceel sectie A nr. 872.

Oprichting
Voor 1650. Op 1 juni 1665 kreeg François Vuysterlandt uit Noordschote toestemming van de Rekenkamer te Rijsel om de reeds opgerichte windkorenmolen te Noordschote verder te gebruiken. De molen was gelegen op een stuk grond van de Abdij van Mesen. François Vuysterlandt had de molen geërfd van zijn vader. Raadsheer en ontvanger-generaal van West-Vlaanderen, Gilles Stalins, maande hem aan een kopie van het octrooi over te geven, dat zijn vader of grootvader zou verkregen hebben voor de oprichting van de molen. Aangezien hij dat document niet kon tonen, vroeg hij een octrooi aan om te kunnen blijven malen (dus een regularisatie).
Vuysterlandt wist het handig te spelen: hij haalde aan dat de molen gelegen was tussen twee waterlopen (nl. de Kemmelbeek en de Ieperlee) en dat hierdoor de helft van de bevolking van Noordschote niet kon komen om er zijn graan te laten malen! (Dat was een overdrijving, aangezien vrijwel geheel Noord- en Zuidschote tussen beide waterlopen zijn gelegen). Ook vermeldde hij dat de molen enige tijd onbruikbaar was geweest door de oorlogen. Dit alles schreef hij om een kleine jaarlijkse cijns te moeten betalen! En inderdaad, hij was jaarlijks slechts een halve mud tarwe (volgens de spijker van Veurne) verschuldigd aan de ontvanger-generaal van West-Vlaanderen en zijn opvolgers. Deze cijns moest betaald worden zolang de molen of de molenstaak (l'estacque) overeind bleven staan. De molen, zijn uitrusting en de standplaats werden als borg in hypotheek genomen. Indien de molen nadelig werd bevonden aan de majesteit of aan het algemeen welzijn, moest de eigenaar de molen op eigen kosten weren.

Eigenaars en molenaars
Uit het octrooi van 1665 blijkt dat de toenmalige eigenaar François Vuysterlandt uit Noordschote de molen had geërfd van zijn vader.
Judocus (Josse, Joos) Cailliau (Zande 1639 - Noordschote 1678), kwam na zijn huwelijk met Anna Vermeersch (Gistel 1645 - Noordschote 1676) in 1667 te Noordschote wonen. Hij werd eigenaar-molenaar van de Noordschotemolen. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jacobus Cailliau (° Zuidschote 1720), gehuwd met Catherina Buseyne (°Noordschote 1673), die in 1697 de molen van "Steenstraete" te Zuidschote aankocht. De Noordschotemolen was in 1700 nog in het bezit van de kinderen Cailliau. Michiel de Poorter was er molenaar. In 1747 maalde Pieter-Jacobus Duyt-schaever (°ca. 1714). Broer Benedictus (ca. 1711 - 1760) beging de Cortewildemolen te Zuidschote.
In 1815 was de toen 48-jarige Pieter Neezesoone eigenaar-molenaar. Hij was afkomstig van Reninge en gehuwd met de acht jaar jongere Joanna Theresia Wyckaert. Ze hadden toen drie kinderen: Pieter (5), Maria Theresia (4) en Dorothea (1) en een 16-jarige dienstmeid Catharina Vanden Bulcke, afkomstig uit Woesten.
Rond 1830 behoorde de molen toe aan molenaar Karel Rosseel. In 1834 werd de molen verkocht aan Pieter Jacobus Leuridan (Dikkebus 1780 - Sint-Jan bij Ieper 1845), landbouwer en schepen te Elverdinge. Hij was gehuwd met Francisca Barbara Camerlinck (Dikkebus 1774 - Elverdinge 1835) en een tweede keer (te Noordschote in 1835) met Joanna Francisca Bequaert (Boezinge 1789 - Elverdinge 1849). Laatstgenoemde was zelf eerst gehuwd met Charles Louis Delva (Noordschote, 1780-1827). Na haar overlijden in 1849 erfden de kinderen uit dat eerste huwelijk de Noordeindemolen. In 1850 kwam de molen toe aan zoon Charles Eugéne Delva (°Noordschote 1816). Hij werd in 1866 opgevolgd door Theophiel Aloïs Delva, gehuwd met Silvie Boudry (°Reninge 1842). Theophiel overleed in 1875 en de weduwe (Silvie) hertrouwde met Isidoor Haeghebaert (°Noordschote 1851), die de nieuwe molenaar werd.
Zoon Omer Haeghebaert (°Noordschote 1882), die in 1905 huwde met Marie Flavie Ollivier (°Noordschote 1884) volgde hem op. Hij maalde tot aan de vernieling in oktober 1914.

Feiten en gebeurtenissen
De molen was volgens de volkstelling van 1697 de enige van Noordschote, dat toen 500 inwoners telde op een oppervlakte van zo'n 1055 hectaren.
De eigenaars betaalden windgeld met graan, maar kort voor 1700 hadden ze dat afgekocht voor 60 ponden parisis.
De Noordschotemolen waaide om op 8 december 1703 tijdens een afgrijselicken wijnt, net zoals de Sinte Jans meulen te Merkem (bij Sint-Jans ter Vonte), de groinje meulen in Nieuwkapelle (wijk de Groigne tussen Nieuwkapelle en Oudekapelle), de schoorbacke meulen te Ramskapelle (Schoorbakke), de clooster foucoinje meulen te Stuivekenskerke (op het goed Vicogne), den nieuwport meulen te Nieuwpoort, een molen te Diksmuide, een molen te Ieper, den oyenkercke meulen te Adinkerke, de zuycote meulen te Zuidkote (Frans-Vl.) en nog andere.
Bij de molen stond in 1747 ook een rosmolen. Deze bestond niet meer in 1830.
We zien de molen aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en met de benaming "Noorteynde Meulen", in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855).
De kadasterdiensten rangschikten de molen in 1834 als windkorenmolen 1ste klas en begrootten hem op 228 frank.
Op 30 april 1911 vroeg Omer Haghebaert de toelating aan het college van burgemeester en schepenen van Noordschote om een gasolinemotor in zijn werkhuis te plaatsen. Zo zou hij ook op windstille dagen kunnen malen. Het gebouw was op amper 5 meter afstand van de windmolen gelegen. Hij kocht deze motor bij de weduwe van Doom en Mahieu, werktuigkundige te Ieper. Het had een vermogen an 20 PK. De pompzuiger had een middellijn van 228 cm, maakte een slag van 432 cm en het toerental bedroeg 250. De gemeente Noordschote zond de aanvraag door naar de provincie. Bij brief van 28 september 1911 vroeg de provincie de gemeente wanneer de windmolen vergund werd. In het antwoord van 7 oktober 1911 aan de gouverneur, schreef burgemeester H. Butaye: Wij hebben wij de eer Ued.te laten weten dat onze archieven doorbladerd hebbende, wij in geen staat zijn UEd. de dagteekening en het nummer te laten kennen van het Besluit der Bestendige Deputatie, waardoor het oprichten of het behouden van den windmolen van den Heer Omer Haghebaert gemachtigd geweest is.  Of hoe de administratie toen ook al kronkels vertoonde: men wist blijkbaar niet dat de molen er al stond van vóór 1650! En mocht men het wel geweten hebben, dan had men het nog niet kunnen bewijzen! Aldus moest onze molenaar ook een machtiging aanvragen om met zijn eeuwenoude windmolen te mogen blijven malen!
Op 15 maart 1912 kreeg Omer Haghebaert eindelijk de toestemming van de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen: voor een gasolinemoltor, een gasolineopslagplaats én het "behoud" van zijn molen. Het was een benzinemolen Doom-Mahieu van het type "Industriel" en met een vermogen van 20 pk. De gunning gold voor 30 jaar, maar de vernielende oorlog stond al voor de deur...

Verdwijning
Vernield in oktober 1914.

Lieven DENEWET, Hooglede

Literatuur

Lieven Denewet, "Van drijvers of ketsers - Molen te Lo-Reninge, Molenecho's - Vlaams tijdschrift voor Molinologie XXXIV, 2006, 2, p. 61-164.
Archieven
Archives départementales du Nord, Série B (Chambre des Comptes), nr. 1672, f° 68r° - 69r°.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Raad van Financiën, nr. 1884 (vermelding op molenkaart van 1769).
Provinciaal Archief Sint-Andries, Fonds Hinderlijke Inrichtingen, A3-GB/1997 87-i (toestemming mechanische  maalderij, 1912).
Privaat archief, Memorieboek van Pieter Pieters, Register ofte Handboek omme Pieter Pieters filius Pieter, geboren op den xiiij Maerte 1665, op de prochie van Zuydschote. Handschrift in 4°, 1679-1726 (storm van 1703).
Rijksarchief Brugge, Fonds Acht Parochies, nr. 258.
Rijksarchief Brugge, Fonds Kasselrij Veurne, nr. 253.
Volkstelling in de Acht Parochies, 1697 (uitgave door H. Ronse-Decraene, in: Vlaams Centrum voor Genealogie en Heraldiek, Jaarboek 1979, Kortemark, 1980).
Rijksarchief Brugge, Bevolkingsregisters 1814-1816  -  Noordschote  (uitgave: VVF-Brugge, dl. XXV, 1987, p. 83).
Stadsarchief Veurne, Oud Archief, Aangifte van het Molenbestand in de Kasselrij Veurne op last van luitenant Portes op 22.03.1700.
Gedrukte bronnen en kaarten
Gemeente Noordschote. Oorspronkelijke Kadastrale Legger of Alphabetische-Lyst der Grond-Eigenaren, met omschryving van derzelver ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen,... Brugge, P.C. Popp, 1840.
Carte Maillart, 1800
Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden (Ferraris), ca. 1775.
Kadastrale kaart van Noordschote door P.C. Popp, 1840.
Literatuur
A.B., Water en wind in de Broeken van Noordschote 1693-1726, Biekorf, XCVII, 1997, p. 342-344.
N. BOUSSEMAERE, De Cortewildemolen voor 1579 tot 1915, de hoeve Cortewildemolen tot 1983 en hun bewoners, Boezinge, 1985, p. 85, 106, 108.
J. CAILLIAU, Het molenbestand in de Westhoek in 1700, Molenecho's, XIII, 1985, p. 172-178.
K. DE FLOU, a.w., XI, 1930, kol. 532, 594.
N. FAVOREL, De Volkstelling in de "Acht Parochies"  ten jare 1697,  Bachten de Kupe, XXIV, 1982, 5, p. 127-140; 6, p. 154-164.
[L. GOEMINNE], Molenbestand en bevolking in de "Acht Parochies" van de Kasselrij Veurne in 1697, Molenecho's, XI, 1983, p. 228, 230.
H. HOLEMANS, West-Vlaamse...., V, p. 64.
Mailbericht Leo van der Drift, Den Haag, 17.02.2014