Molenechos's Homepage Molenechos.org

Schransmolen

Merkem (Houthulst), Vlaanderen, West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Schransmolen, Kippemolen
Ligging
Iepersteenweg
8650 Merkem (Houthulst)
aan de westzijde
tussen de Kwabeek en de Beversluisstraat
kadasterperceel sectie B nr. 806
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
1781
Verdwenen
april 1917, oorlog
Type
Staakmolen met open voet
Functie
Korenmolen, oliemolen
Bescherming
niet
Database nummer
2300
© Oorlogsfoto met bijschrift: Moulin de Merckem - avril 1917 (coll. Gilbert Deraedt, Leidschendam)

Beschrijving / geschiedenis

Namen
- "Schransmolen": verwijst naar de ligging op Schrans (schrans = een schraal stuk grond).
Schransmolen (Atlas der Buurtwegen, 1846), Schrans Molen (Kaart Vander Maelen, 1860), by de Kippe- of Schransmolen (advertentie, 1879), Schransmolen (lijst K. De Flou).
- "Kippemolen": verwijst naar de ligging bij het gehucht De Kippe.
de Kippe- of Schransmolen (advertentie, 1879).

Ligging
Kadasterperceel sectie B nr. 806; Iepersteenweg, aan de westzijde, tussen de Kwabeek en de Beversluisstraat. In 1912 werd een mechanische maalderij gebouwd op peceel B nr. 807, ten zuiden van de molen (Iepersteenweg 49).

Oprichting
Op 22 januari 1781 diende Jean de Grendele uit Diksmuide een verzoekschrift in aan de voorzitter en leden van de Rekenkamer te Brussel, om een octrooi te bekomen voor de oprichting van een vierde korenwindmolen te Merkem, op een perceel gelegen op een "kwart mijl en half" ten oosten van de kerk, dichtbij het gehucht de Kippe, aan de grote weg tussen de steden Ieper en Diksmuide. Als motieven haalde hij aan dat Merkem, in het Brugse Vrije, zeer volkrijk is en een grote uitgestrektheid heeft, met een oppervlakte van meer dan 10.000 gemeten en meer dan 4000 zielen. Hij merkte op dat er momenteel slechts drie korenmolens zijn in Merkem die ver van elkaar verwijderd staan, zodat ze niet in staat zijn om de parochianen naar behoren te bedienen. Hij wist zich gesteund door de attestatie van ruim 30 inwoners die verklaarden dat de nieuwe molen van groot nut zou zijn.
Op 5 februari 1781 diende Jean de Grendele een tweede verzoekschrift in aan de Rekenkamer, waarin hij meldde dat hij op 22 januari vergeten had te melden dat de molen, naast het malen van graan, ook olie zou kunnen slaan.
In februari 1781 werd een onderzoek de commodo et incommodo ingesteld. Tijdens drie opeenvolgende zondagen werd, bij het verlaten van de hoogmis, het bericht afgeroepen. Al wie zich wilde verzetten tegen de oprichting, moest dit schriftelijk kenbaar maken aan baron Dons van Lovendegem, ontvanger-generaal van Oost-Vlaanderen, watergraaf en moermeester van Vlaanderen.
En verzet kwam er! Ruim honderd inwoners zetten hun handtekening of merkteken (indien ze niet konden schrijven) onder een verklaring, opgesteld op 20 en 22 februari 1781, waarin gesteld werd dat ze met de bestaande molens voldoende bediend kunnen worden.
Op hun zitting van 22 februari 1781 verklaarden de burgemeester en schepenen van de parochie en heerlijkheid van Merkem (samen met hoofdman J.F. Missy van de splete van Merkem) eveneens dat er geen nood was aan een nieuwe molen. Er stonden al voldoende molens. Tevens wezen ze op de aanwezigheid van 1500 tot 1600 gemeten maeijgars en broucklandt en op een 1000-tal gemeten bosch te Merkem.
De volgende molenaars lieten ook een verzetschrift opstellen: Jan Baptiste De Meester van de Noord-eindemolen, Pieter François Ghijselen van de Plaatsmolen, Pieter Van Lerberghe van de Jonkershovemolen, Joannes Hemelsoen van de Rhonemolen te Woumen en Albertus Vander Meersch van het Stampkot of de rosoliemolen op Merkem-plaats. Ze beweerden uiteraard ook dat er al genoeg molens stonden en dat de nieuwe orprichting hen zou schaden en hun respective calanten zou aftrecken.
Molenaar Pieter Ghyselen van de Plaatsmolen toonde zich een actieve tegenstander tegen de oprichting. Hierbij schuwde hij geen manipulatie. Zo liet hij bijvoorbeeld Bernard Verbrugge, een eenvoudige landsman, zijn handtekening plaatsen onder een verklaring van de nutteloosheid van deze nieuwe molen, onder het voorwendsel dat hij het woord inutiliteijt zou veranderen in utiliteyt, hetgeen hij evenwel niet deed! Bovendien bedreigde hij alle ondertekenaars in 't Gends Kot of gevangenis te laten zetten! De eenvoudighe landslieden werden dus bedreigd (menassen) en gemanipuleerd...
Baron Dons van Lovendegem veegde in zijn advies van 21 mei 1781 alle bezwaren van tafel. Hij vond ze enkel gefundeerd op particuliere belangen. Zo vond hij dat het verzetschrift van de molenaars geen enkele aandacht verdient. Concurrentie achtte hij nuttig, in het belang van de vele arme boeren. Bovendien was Merkem uitgestrekt en was de omgeving van de Kippe in de winter vaak overstroomd zodat de molens moeilijk bereikbaar waren. Aldus formuleerde baron Dons een gunstig advies, dat op 18 juni vrijwel geheel overgenomen werd door de Rekenkamer. En amper tien dagen later kreeg de Grendele reeds het verzochte octrooi! Er verstreken dus slechts vier maanden tussen de aanvraag en de toekenning, ondanks de ingediende bezwaarschriften.
In het octrooi van 28 juni 1781 kreeg de Grendele de toestemming van Jozef II, keizer van Oostenrijk, om rond de Kippe te Merkem een koren- en oliewindmolen op te richten. Hij moest jaarlijks een cijns aan de tegenwaarde van 4 mud graan betalen aan de watergraaf en moermeester van Vlaanderen, baron Dons van Lovendegem. Dit bedrag moest in het eerste jaar dubbel betaald worden en de molen moest binnen dat jaar opgericht zijn, anders verviel het octrooi.

Type
Staakmolen met drie zolders.

Functie
Koren- en oliemolen; reeds vóór 1830 enkel korenmolen.

Eigenaars en molenaars
Oprichter was Engelbertus Joannes De Grendele uit Diksmuide, gehuwd met Isabella Francisca De Jonghe.
Het perceel was in het bezit van grondbezitter Fervaeke uit Ieper, ging in 1831 over op de weduwe en kinderen van François Vermeersch-Vermersch uit Ieper en werd in 1855 verkocht aan Maria Theresia Gheldof, rentenierster te Merkem.
In 1796 werd de molen bemalen door Cornelius Jonckheere en in 1814 door François Benoit Gheldof (°Oudekapelle 1786), gehuwd met Rosalia Colette De Graeve. Bij hen werkte Petrus Cabbaert uit Zevekote als knecht. Na het vroeg overlijden van François Gheldof in 1816, hertrouwde zijn weduwe een jaar later met Charles Joseph Deseck (Merkem, 1787-1851), die toen werkte als molenaar te Zuidschote. Hij wist de molen in 1831 te verwerven. Zijn kinderen verkochten de molen in 1875 aan Petrus Mestdag (°Boezinge 1835), afkomstig van de Pilkemmolen te Boezinge en gehuwd met Rosalia Maria Batalie, een landbouwersdochter uit deze gemeente.
Na het overlijden van Petrus in 1878 verkochten zijn kinderen de molen in 1889 aan René Theophiel Berten (°Noordschote 1863), gehuwd met Ida Tryssessoone, een landbouwersdochter uit Noordschote. Hij bezat in Merkem ook al de Cayennemolen! Reeds in 1894 verkocht René Berten de Schransmolen aan landbouwer Charles Louis Hooghe (°Merkem 1856), gehuwd met Emelie Marie Vanwonterghem. Hij liet evenwel het malen over aan Theophiel Geldof-Lanoye. Deze wist de molen aan te kopen in 1905 en werd ook de laatste molenaar vóór de vernieling in de eerste wereldoorlog.

Feiten en gebeurtenissen
De kadasterdiensten rangschikten de molen in 1834 als korenwindmolen 1ste klas en begrootten hem op 286 frank.
Op 27 juli 1912 vroeg Theophiel Geldof de toestemming aan de gouverneur van West-Vlaanderen om op het perceel B nr. 807 ten zuiden van de windmolen een mechanische maalderij op te richten. Opvallend is dat in zijn verzoekschrift het woord stoomtuig geschrapt is en vervangen door motor zuiggas 20 HP (= horse power of pk). Tegen de aanvraag kwam geen verzet. Het college van burgemeester en schepenen verleende op 20 augustus 1912 een gunstig advies. Al op 27 september 1912 kreeg Geldof de toestemming van de Bestendige Deputatie. De vergunning omvatte: de plaatsing van een motor met water- of zuiggas (gaz pauvre) van 40 pk, toestellen tot het aanmaken van dat gas (gazogène), twee molenstenen en een cilinder-concasseur. De vergunning gold voor 30 jaar. Op het bijgevoegd plan zien we dat een eencilinder-gasmotor twee steenkoppels via onderaandrijving in werking moest brengen. Amper enkele jaren later, na de vernieling, zou enkel de maalderij en niet de windmolen herbouwd worden... (zie hierna).

Verdwijning
Vernield in april 1917. Er bleef een foto bewaard van de brandende molen, met als onderschrift: "Moulin de Merckem - avril 1917".
Na de oorlog werd enkel de mechanische maalderij herbouwd. Deze werd het laatst begaan door Lucien Geldof (°1933), gehuwd met Paula Pauwels. Ze woonden later in de Kouterstraat 77 te Merkem en vierden in augustus 2010 hun gouden jubileum.
Het maalderijgebouw (Iepersteenweg 49) werd rond 2005 gesloopt om plaats te maken voor een woning.

Lieven DENEWET, Hooglede

Literatuur

L. Denewet, J. Vandromme & G. Versteele, "Molens van Merkem", Merkem, Heemkring Sidronius Hosschius, 2010, 80 p.

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1913 (oprichtingsoctrooi)
Provinciaal Archief Sint-Andries, Fonds Hinderlijke Inrichtingen, A.3.-G.B./1997 - 87/w (jaar 1912).
Atlas des communications vicinales de la Commune de Merckem, 1846.
Directie van het Gewestelijk Kadaster te Brugge, Kadastrale documenten Merkem.

Gedrukte bronnen
P.C. Popp, Atlas Cadastral de la Flandre Occidentale. Canton de Dixmude. Commune de Merckem. Tableau indicatif et matrice cadastrale / Gemeente Merckem.
Oorspronklyke Kadastrale Legger of Alphabetische-Lyst der Grond-Eygenaeren (...), Brugge, s.d.
Journal d'Ypres (Organe Catholique de l'Arrondissement), 04.07.1879, p. 3.

Werken
De Schransmolen of Kippemolen te Merkem, in: Curiosa, XLVII, 2009, nr. 465, p. 24.
K. De Flou, a.w., XIV, 1933, kol. 413
H. Holemans, a.w., p. 30-31.
G. Versteele, a.w, p. 6-7.

Mailberichten
Gilbert Deraedt, Leidschendam, 08.09.1917.