Molenechos's Homepage Molenechos.org

Merkem (Houthulst), Vlaanderen - West-Vlaanderen

Verdwenen molen

karakteristiek

Naam
Rosmolen van Merkem-Plaats
Ligging
Kouterstraat
8650 Merkem (Houthulst)
westzijde, tussen Merkemplein en Duivenstraat
kadasterperceel sectie A nr. 809
Vlaanderen - West-Vlaanderen
toon op kaart
Gebouwd
1628
Verdwenen
kort na 1834
Type
Binnenrosmolen
Functie
Korenmolen, oliemolen
Database nummer
2280

Beschrijving / geschiedenis

Ligging
Kadasterperceel sectie A nr. 809, Kouterstraat, westzijde, ongeveer halfweg het gedeelte tussen het Merkemplein en de Duivenstraat.

Type
Rosmolen waarbij het paard binnen liep.

Functie
Koren- en oliemolen. Het olieslaan blijkt de belangrijkste functie te zijn geweest. Bouwer Guillaume de Mey meldde in 1628 dat hij olie wilde slaan volgens een eigen uitvinding, maar meer details zijn ons niet bekend.

Oprichting
In 1628 richttte Guillaume de Mey, koopman te Merkem, een verzoekschrift aan Josse Eghels, heer van Schiervelde, raadsheer en ontvanger-generaal van West-Vlaanderen. Hij meldde dat hij de intentie had om in Merkem met een bakkerij en een brouwerij van alle soorten bier te beginnen. Daarom had hij nood aan een rosmolen om bij gelegenheid het graan te malen dat hij voor zijn bakkerij en brouwerij nodig had. Tevens zou hij af en toe olie willen slaan volgens een eigen uitvinding.
Josse Eghels liet een openbaar onderzoek instellen, waarbij de vraag van de Mey op drie opeenvolgende zondagen aan de kerken van Merkem en de omliggende parochies werd uitgehangen en voorgelezen. Al wie verzet wilde aantekenen, moest dit binnen de 15 dagen schriftelijk aan Josse Eghels kenbaar maken. Op 28 mei 1628 schreef die zijn advies voor de Rekenkamer.
Naderhand bleek echter dat Guillaume de Mey zich per vergissing had gericht aan de ontvanger-generaal van West-Vlaanderen. Aangezien Merkem in het Brugse Vrije was gelegen, had hij zich moeten richten aan Abraham Piersene, ontvanger-generaal van Oost-Vlaanderen! (West- en Oost-Vlaanderen zijn niet te verwarren met de huidige provincies). Op 25 maart 1629 had ook Piersene zijn rapport klaar.
Aldus was er een jaar vertraging opgetreden, maar geen nood: Guillaume de Mey had ondertussen zijn rosmolen gebouwd. En op 5 april 1629, dus amper een week na het rapport van Piersene, kreeg hij het octrooi van de Rekenkamer van Rijsel.
Guillaume de Mey moest voor het verdere gebruik van zijn rosmolen een jaarlijkse cijns van vier ponden (Doorniks) betalen aan de ontvanger-generaal van Oost-Vlaanderen. Omdat hij zijn molen zonder voorafgaandelijk octrooi had opgericht, moest hij bovendien een boete van 20 gulden betalen. Deze kleine som toont aan dat de overheid niet te zwaar tilde aan het euvel, dat wij nu als bouwovertreding omschrijven. Wel werd de betaling van de jaarlijkse cijns retroactief ingevoerd, vanaf 15 juni 1628.
De molen mocht enkel voor eigen gebruik graan malen en olie stampen. Bij iedere vastgestelde overtreding moest een boete van 40 gulden betaald worden, waarvan de ene helft de koning toekwam en de andere helft de ambtenaar die de overtreding had vastgesteld. Enkel in tijden van rampspoed en wanneer de omliggende windmolens niet konden malen, mocht de Mey voor anderen malen, waarbij hij dezelfde vergoeding als op die andere molens zou ontvangen.
De cijns moest betaald worden zolang de centrale koningsspil, standaard of staak, estaque, van de molen rechtstond. Als borg voor de betaling van de cijns werden zowel de rosmolen, de uitrusting als de grond waarop hij stond gehypothekeerd. Indien naderhand bevonden werd dat de rosmolen schadelijk was voor de koning of voor het algemeen welzijn, moest hij verdwijnen zonder schadeloosstelling. Wel zou de jaarlijkse cijns dan wegvallen.

Eigenaars en molenaars
Bouwheer was Guillaume de Mey, koopman te Merkem, waar hij een bakkerij en een brouwerij uitbaatte. Lang kon hij niet genieten van zijn rosmolen: hij overleed te Merkem in 1633.
Eigenaar-olieslager in 1781 was Jacobus Albertus Van der Meersch (†Merkem 1794), gehuwd met Anna Maria Ramout.
Hij werd opgevolgd door zoon Jacobus Franciscus Vandermeersch (Merkem, 1754-1832), gehuwd met Maria Francisca Geldof.

Feiten en gebeurtenissen
Concurrent-brouwer Nicolaes Cornelis verkeeg in 1629 eveneens de toelating om in zijn brouwerij een rosmolen op te richten.
De rosmolen werd in 1834 gerangschikt als Peerden-Olie-Molen 1ste klas en begroot op 58 frank.

Verdwijning
Na het overlijden van Jacobus Vandermeersch in 1832 werd de rosmolen stilgelegd en stond hij nog enkel als "gebouw" ingeschreven in het kadaster.

Lieven Denewet, Hooglede

Literatuur

L. Denewet, J. Vandromme & G. Versteele, "Molens van Merkem", Merkem, Heemkring Sidronius Hosschius, 2010, 80 p.
Archives Départementales du Nord, Série B (Chambre des Compes), n° 1655 , f° 122v°-124r° (potl.: 121 v°-123r°).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1913
Atlas des communications vicinales de la Commune de Merckem, 1846.
Directie van het Gewestelijk Kadaster te Brugge, Kadastrale documenten Merkem.
P.C. Popp, Atlas Cadastral de la Flandre Occidentale. Canton de Dixmude. Commune de Merckem. Tableau indicatif et matrice cadastrale / Gemeente Merckem.
Oorspronklyke Kadastrale Legger of Alphabetische-Lyst der Grond-Eygenaeren (...), Brugge, s.d. [ca. 1850]