Breynes Stampkot
Moorslede, Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Breynes Stampkot
- Ligging
- Gentsestraat 15
8890 Moorslede
Kadasterperceel A nr. 1767.
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1765
- Verdwenen
- 1913, gesloopt
- Type
- Staakmolen met open voet
- Functie
- Oliemolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 2269
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Naam
Breynes Stampkot, Breynes Molen (naar de eigenaars), 't Stampkotje (naar de functie).
Type/technische kenmerken
Staakmolen op teerlingen. Op de onderste zolder, aan de trapzijde, stond een kleine kollergang. Deze rechtopstaande pletstenen zaten opgesloten in een steenraam en werden aangedreven door een groot sterrewiel dat met een lange reep in en uit zijn werk kon getrokken worden.
Functie
Oliemolen.
Ligging
Gentsestraat 15 (noordzijde), voormalige hoeve Coorewynthof, in 2010 bewoond door Guido Vanhoutte en Monique Decaestecker.
Kadasterperceel sectie A nr. 1767.
Oprichting
Opgericht bij octrooi verleend door de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia aan Pieter-Joseph Huyghe op 22 juli 1765. Hij had daartoe een stuk zaailand van 2 gemeten en 2 lijnen gekocht van koster-onderwijzer Pieter Jacobus Baheyt-Ghyselen.
Huyghe moest een jaarlijkse cijns van 6 florijnen betalen aan de recette général van de Pays Rétrocédé te Ieper, dubbel in het eerste jaar. Als borg werd op de molen en het terrein een hypotheek gelegd. De molen moest binnen het jaar opgericht worden en mocht niet voor andere doeleinden gebruikt worden dan tot het stampen van olie.
Deze verlening gebeurde vrij vlot: pas drie maanden voordien, op 11 april 1765, had Huyghe zijn verzoekschrift ingediend. Het bericht werd op 9 juni 1765 ghepubliceert en gheafficheert aan de kercke en het wethuys. Degenen die bezwaar wilden maken, dienden dit binnen de 14 dagen schriftelijk over te maken aan baron Bonaert, raadsheer en ontvanger-generaal van de Geretrocedeerde Landen te Ieper.
En dat verzet kwam er! Vooreerst was er een gezamenlijk schrijven van de twee Moorsleedse olieslagers, Joachim de Jonghe en Judocus Muylle. Zij vreesden natuurlijk concurrentie en meldden dan ook dat een derde oliemolen overbodig zou zijn. De nieuwe molen zou komen tussen hun beide molens: de rosoliemolen van Joachim de Jonghe (pas opgericht in 1763) en de windoliemolen van Judocus Muylle die al lang bestond. Deze twee molens moesten nu al voor d'helft vanden tydt ledigh staen faute van pratycke. Beide olieslagers moesten, willende stampen voor hun eyghen, zelfs op andere parochies raap- en lijnzaad kopen.
De baljuw, burgemeester en schepenen van de parochie en heerlijkheid Moorslede verleenden tijdens hun zitting van 17 mei 1765 een negatief advies. Ze wezen ook op de overtolligheid: de drie oliemolens zouden slechts op een half quartier eurs van elkaar verwijderd staan! Bovendien voor-zagen ze datter te beduchten is dat naederhant tusschen dese drie olieslaeghers groote oneenig-heden sullen commen vooren te vallen door dien de callanten van de twee voorgaende meulens souden connen afghetrocken worden.
Op 28 mei 1765 kwam er ook een verzetschrift van verschillende groote ende cleene gebruyckers der prochie van Moorslede. Vooreerst wezen ze er op dat reeds advies werd verleend door ‘t hooftcollegie vooraleer de openbare bekendmaking was gebeurd. We konden nagaan dat dit klopt: pas op 9 juni werd het voltrokken! De inwoners stelden dat ze zeer goed bediend konden worden door de twee reeds bestaande molens. Bovendien vreesden ze dat de nieuwe oliemolen, door zijn ligging dicht tegen de plaats, de ruste vande ghebeuren [burenrust] zou stooren.
De baljuw en schepenen van de kasselrij Ieper daarentegen verleenden een gunstig advies. In hun zitting van 8 juni 1765 wezen ze op het nut van de nieuwe oliemolen voor het algemeen belang en de handel en verwierpen ze het negatief advies van de regisseurs van Moorslede!
Baron Bonaert uit Ieper bestudeerde op 8 juli 1765 alle binnengekomen adviezen en verzetschriften. Eén voor één kon hij de bezwaren weerleggen: de twee olieslagers duldden geen concurrentie en de grote en kleine gebruikers van Moorslede werden door hen gemanipuleerd om hun handtekening of teken te zetten ce qui est fort facile d'obtenir parmi les gens du plat païs. De opmeting en de "figuratieve kaart" van het bouwterrein (opgemaakt door de gezworen landmeter J.J. Dejonghe van de Zaal en Kasselrij Ieper op 10 mei 1765) toonde aan dat de nieuwe oliemolen geen hinder zou toebrengen aan de omgeving. Hij stond niet aan een grote weg en er stonden slechts enkele huizen op een voldoende afstand.
Vooral beklemtoonde Bonaert de gunstige invloed van de oliemolens voor het algemeen welzijn en de handel. Bonaert werd hierin geheel gevolgd door de Rekenkamer, zodat het licht op groen gezet werd voor de verlening van het octrooi.
Eigenaars en molenaars
De oprichter was Pieter-Joseph Huyghe (Moorslede, 1720-1804), gehuwd in 1746 met Anna Catharina Verborgh en een tweede maal in 1758 met Maria Joanna Jacoba Dejonghe (Moorslede, 1730-1818). Een dochter uit het tweede huwelijk, Maria Theresia Victoria Huyghe (°Moorslede 1763) huwde in 1792 met Bernardus Franciscus Holvoet (°Ledegem 1764 - †Moorslede 1815), die de nieuwe olieslager werd. Ze hielden Joseph Roelens als knecht.
Later werd de oliemolen verkocht aan Petrus Julius Vandendriessche (°Rumbeke 1817 - + Moorslede 1868). Hij trouwde in 1840 met Rosalia Febronia Degrave (°Geluwe 1813 - + Moorslede 1866). Zij was de weduwe van Petrus Xaverius Bonte van de korenmolen in de Veldstraat. Zo bezaten ze twee windmolens en bovendien ook nog de eerste stoommaalderij van Moorslede (zie onder Vandendriessches molen).
Bij acte verleden voor notaris Lauwers op 9 november 1859 werd de molen verkocht aan olieslager Engelbert Breyne (Moorslede, 1815 - na 1897), ge-huwd met Sophie Josephine Beeuwsaert (Moorslede, 1828-1859). Hij werd opgevolgd door zijn zonen Henri Breyne (Moorslede, 1858-1899), gehuwd met Marie Louise Stragier (Emelgem 1863 - Lichtervelde 1942), en Jan Baptiste Breyne (°Moorslede 1855), eerst gehuwd met Marie Vandeputte en later met Celine Vanlouwe (°Torhout 1875).
Pas na de eerste wereldoorlog (1927) kwam het erf in handen van de familie Vanhoutte.
Feiten en gebeurtenissen
De kadasterdiensten rangschikten de molen rond 1850 als windoliemolen 2de klas en begrootten hem op 210 frank.
Naast de oliemolen hadden de Breynes ook een cichoreiast en verhandelden ze meststoffen.
Leon Bonte die 30 jaar (van 1895 tot 1925) burgemeester van Moorslede was, fietste eens voorbij de molen maar kreeg een lekke band. Molenaar Breyne herstelde dit euvel en kreeg één frank als vergoeding toegestopt!
Verdwijning
Gesloopt in 1913 en in verschillende loten openbaar verkocht. De oprichting van de stoomolieslagerij van Victor Soubry in de Pater Lievensstraat in 1910 vormde de aanleiding.
Na de oorlog werd de boerderij herbouwd, maar geen mechanische maalderij of olieslagerij.
Lieven Denewet
Literatuur
Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1874.
Rijksarchief Brugge, Bevolkingsregisters 1814-1816, reeks I, nr. 133 (Moorslede)
Mondelinge bronnen
Michel Loncke, Moorslede (†)
Guido Vanhoutte, huidige bewoner van het erf.
Gedrukte bronnen en kaarten
Atlas des communications vicinales de la Commune de Moorslede. Arrondissement administratif de Roulers. Province de Flandre Occidentale [Atlas der Buurtwegen - Moorslede],1846.
Gemeente Moorslede. Oorspronkelijke Kadastrale Legger of Alphabetische-Lyst der Grond-Eigenaren, met omschryving van derzelver ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen,... Brugge, P.C. Popp, ca. 1840.
Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, op initiatief van graaf de Ferraris, 1771-1777.
Kadastrale kaart van Moorslede door P.C. Popp, ca. 1840.
Volkstelling 1814. Deel 50. Moorslede - Dadizele - Leffinge, Brugge, VVF, 2005.
Literatuur
Lieven DENEWET, "De molens van Moorslede", Moorslede, Heemkundige Kring Moorslede, 2007.
G. AERBEYDT, a.w., p. 158.
G. DEBOUTTE, a.w.
H. HOLEMANS, a.w., p. 53-59.
R. HOUTHAEVE, a.w., p. 207.
R. HOUTHAEVE & N. LECLUYSE, a.w., p. 5.
N. LECLUYSE, O. DENORME, O. MUS, a.w., p. 30, 57.
J. LEMMENS, Genealogische gegevens familie Holvoet /Huyghe / Vandendriessche
J. MAES, En nog ..., p. 190-192.
J. MAES, Nog Moorsleedse..., p. 60-61.
A. THEUNINCK, De laatste West-Vlaamse olieslagers op de praatstoel, Molenecho's, XXIII, 1995, 3, p. 146-157.
M.J. VAN DEN WEGHE, Geschiedenis..., p. 329-330.
M.J. VAN DEN WEGHE, Windmolens..., p. 208-212.