Molenechos's Homepage Molenechos.org

Moorsledemolen

Moorslede, Vlaanderen, West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Moorsledemolen, Duforts molen
Ligging
Kouterweg 68
8890 Moorslede
Kadasterperceel sectie F nr. 212
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
Voor 1396
Verdwenen
1914, 19 oktober, oorlog
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Bescherming
niet
Database nummer
2264

Beschrijving / geschiedenis

Naam
Hantpoorters meulen (1396, naar de uitbater), Moorsledemolen, Moorsleêmeulen, ('s Heren) Plaatsemolen, Duforts molen (naar de molenaars in de 19de en 20ste eeuw)

Type/technische kenmerken
Staakmolen op teerlingen. Twee zolders. Rechte kap. Tot op het einde een houten wiekenkruis met pestels en einden. Bij de molen stond in 1769-1829 ook een rosmolen.

Functie
Korenmolen.  Kort vóór 1692 werd een tweede, kleiner koppel molenstenen, de voormeulen, toegevoegd

Ligging
Kouterweg 68 (noordzijde), huis bewoond door A. Vandevoorde, nabij het kruispunt met de huidige Rodekruisstraat. Kadasterperceel sectie F nr. 212

Oprichting
Vóór 1396.

Eigenaars en molenaars
De opeenvolgende heren van Moorslede waren de eigenaars tot het einde van het Ancien Régime.
Na de Franse inval bleef de molen in het bezit van de familie van de heren van Moorslede:
- Philippe-Joseph-Louis-Marie-Ghislain de Croix (°Doornik 1773 - †Dadizele 1820), gehuwd in 1809 met Marie-Ernestine-Louise de la Grange (†1855).
- 1873: Anne-Edouard-Louis-Joseph de Montmorency-Luxembourg (Parijs, 1802-1878), gehuwd in 1834 met Léonie-Marie-Ernestine-Josèphe de Croix de Dadizeele (°Doornik 1813 - †Parijs 1887)
- 1887: Félix-Antoine-Auguste Jehan Vogt, graaf van d'Hunolstein (°Parijs 1832 - †Cany-Barville 1905), eigenaar te Parijs, gehuwd met Anne-Marie-Josèphe de Montmorency-Luxembourg (Parijs, 1838-1900), dochter van Anne-Edouard-Louis.
- 1901: Charles Jean Marie d'Hunolstein, eigenaar te Parijs.
In 1396 werd de molen uitgebaat door Jan de Hantpoortere, schepen te Moorslede.
In 1543 huurde Joos van Damme de molen voor 12 £ groten per jaar. Tevens huurde hij een huis van Marijn vander Mersch voor 13 £ parisis per jaar en was  hij  eigenaar van de oliewindmolen van Moorslede (zie onder "Lonckes molen").
Onder de huurders-molenaars vinden we vooral leden van de familie Ghyselen (16de-18de eeuw) en van de familie Dufort (19de-20ste eeuw), alhoewel ook andere namen opduiken. Een overzicht:
- 1543: Joos van Damme
- 1587: Jan Ghyselen
- 1631: Jan Ghyselen
- tot 1692: Joannes Herman, gehuwd met Anna Bataillie (Moorslede, 1661-1679)
- 1692-1701: Godefridus Ghyselen (Moorslede, 1648 -   na 1702), gehuwd met Joanna Belettre
- 1701 - na 1710: Gillis Van Steenkiste fs. Gillis, gehuwd met Joanna Petronella Ghyselen (°Moorslede 1675, dochter van Godefridus Ghyselen, de vorige huurder-molenaar)
- vóór 1745-1769: Jan Ghyselen
- 1769-1793: Martinus Van Wildemeersch (°Izegem - †Moorslede 1793), gehuwd met Maria Anna Isabella Reuse (Moorslede, 1728-1807)
- 1793-1797: Petrus Josephus Dhondt (°Ledegem - †Ieper 1797), gehuwd met Maria Theresia Cecilia Vangheluwe (°Moorslede 1757 - †na 1820)
- 1797: de weduwe
- 1801: Engel Albert de Moor (°Ieper 1774 - †na 1815), gehuwd met Maria Theresia Cecilia Van-gheluwe (°Moorslede 1757 - †na 1820, weduwe van de vorige huurder Pieter Dhondt)
- tot 1821: Leo Yvo Dhondt (°Moorslede 1797), zoon van de vroegere huurder Petrus Josephus Dhondt en gehuwd met Sophia Coleta Holvoet (°Moorslede 1796)
- 1821- na 1867:  Constant Dufort,   molenaar  afkomstig uit Dadizele
- vanaf ca. 1860:   bijgestaan  en  later  opgevolgd door zijn zoon August Dufort: Gusten, den meulenare, met zijn langen grijzen baard, in zijn bestoven ondervest, barrevoets in zijn gapende pantoffels. Hij was in 1862 gehuwd met Maria Theresia Bonte.
- na 1900: bijgestaan door zijn zoon Arthur Dufort-Cottenier. In 1919 kocht hij de Tombrouckmolen in Luingne (Moeskroen) aan, een stenen windmolen waarvan de romp nog bestaat. In 1933 verkocht hij deze molen aan zijn neef Robert Spriet-Vanassche.

Feiten en gebeurtenissen
De molen was de banmolen van de heerlijkheid Moorslede. In 1396 werd voor het eerst melding gemaakt van de Hanspoorters meulen naar uitbater Jan de Hantpoortere, schepen van Moorslede.  Latere stukken (o.a. uit 1648) hebben het over de Hantpoortersmeulenwal die toebehoorde aan de kerk van Moorslede.
De bewaarde denombrementen van de heerlijkheid Moorslede (uit 1457, 1515, 1647 en 1693) maken telkens melding van de wintmuelne behoorende ten zelven leene.
In 1543 bezat de heer van Moorslede niet enkel deze molen, maar ook de molenwal van de oliemolen (de latere Lonckes molen) en de korenwindmolen van Passendale. Deze laatste molen verhuurde hij aan Pieter van Damme, een familielid van molenaar Joos van Damme op de Moorsledemolen.
In 1631 klaagde de baljuw van Moorslede de molenaar van Beselare, Pieter Vlaminck fs. Pieters aan, omdat hij hem vervoordert heeft te driven en[de] haelen cooren binnen dese prochie te peerde en[de] te halsen [= met een schouderband] ende gemaelen t'huus te brengen omme vijf distincte boeten, elck van drye pont. Door dat drijven of ketsen (ophalen van graan en afleveren van meel bij de boeren) zou de Moorsledemolen ernstig beschadigd zijn geweest.
Na de annexatie van de kasselrij Ieper bij Frankrijk werd de belastingsdruk fel opgevoerd. Er werd zelfs gevorderd dat de heer van Moorslede zowel voor de Moorslede- als voor de Slypsmolen 30 jaar achterstallige cijns zou moeten betalen! (We verwijzen hierbij naar onze beschrijving van de Slypsmolen om te vernemen hoe deze zaak afliep).
In het archief van de Heemkundige Kring Dadin-gisila te Dadizele worden pachtbrieven van de Moorsledemolen bewaard uit 1692, 1701, 1710, 1769, 1778, 1793, 1787, 1797, 1801, 1821 en 1829. De pachtvoorwaarden van 1692 werd opgesteld door deurwaarder Matthijs te Ieper bij de inbeslagname van de heerlijkheid. De afgaande pachter, Jan Herman, had een tweede steenkoppel, de voormeulen, geplaatst. Hij had dit echter op eigen initiatief gedaan, zodat hij de onkosten niet kon verhalen op de eigenaar. Er werd bedongen dat de nieuwe molenaar niet meer mocht ketsen of drijven (graan ophalen en meel thuisbrengen bij de boeren). De afgaande pachter, Jan Herman, deed dit immers wel, waardoor andere molenaars dit ook deden binnen de heerlijkheid Moorslede. Door zelf niet meer te ketsen, zou men dus kunnen beletten dat de molenaars van andere heerlijkheden dit ook nog zouden doen.
De pachttermijn bedroeg vrijwel steeds negen jaar. Naast de molen, werden ook de rosmolen, de hofstede met het molenhuis, de schuur en een groot stuk grond (de Meulenkouter) verpacht.
In 1806 verkocht graaf de Croix een deel van de Meulenkouter om het kerkhof aan te leggen.
Bij wisseling van molenaars werd een prijsschatting of prijzie opgesteld van het draaiende of roerende werk. Het prijsverschil moest tussen de af- en opgaande pachter vergoed worden. Het valt ons op dat de pachttermijnen vaak verlengd werden: een indicatie van een continuïteit in de uitbating. Ook de pachtprijs bleef vrij stabiel: de jaarlijkse pachtsom bedroeg in 1801 415 gulden courant, amper 15 gulden meer dan 100 jaar eerder. Vaak ging de pacht zelfs over van vader op zoon: niet enkel in het Ancien Régime (met de familie Ghyselen), maar ook nog in de 19de-20ste eeuw (met de familie Dufort). Zelfs bij nieuwe namen treffen we vaak verwantschappen aan met de vorige pachters, via huwelijken met de weduwen.
In de jaren 1768-1786 was de heer van Moorslede erg actief om de oprichting van nieuwe molens in Moorslede te beletten. Aanvankelijk voerde hij zijn vermeende banrecht aan, maar toen dat door de instanties te Brussel niet aangenomen werd, voerde hij aan dat er in Moorslede al genoeg molens stonden. In tegenstelling tot vele andere plaatsen, lukte het de heer van Moorslede relatief goed om vele octrooi-aanvragen af te wenden. Toch kon hij niet beletten dat in 1786 Bontens Stampkot op de heerlijkheid Moorslede werd opgericht, na een procedureslag van 13 jaar (zie onder "Bontens Stampkot").
De kadasterdiensten rangschikten de molen rond 1850 als windkorenmolen 1ste klas en begrootten hem op 266 frank.
Molenaar August Defort bleek van geen kleintje vervaard te zijn. Op zondag 20 februari 1860 werd de Sint-Martinuskerk getroffen door blikseminslag. August Dufort klom met een emmer water in de torentop en kon het beginnende vuur doven. De kerk was van vernieling gered en was sindsdien van een bliksemafleider voorzien
In de 19de eeuw werd een beroep gedaan op de molenmakers Beernaert uit Ledegem voor herstellingswerken. In het archief van de Heemkundige Kring Dadingisila te Dadizele bleven herstelrekeningen bewaard van Pieter Joannes Beernaert uit 1823 en 1862-'64 (o.a. nieuwe teerlingplanken en -blokken, schaliebedekking, de maan boven de zetel, herstelling van de buitentrap). Als molenmakersgereedschap werden vysen (sergeanten, grote houten schroeven) gebruikt. Het noodlot trof deze familie in 1882. De 65-jarige Frederik Beernaert uit Ledegem voerde op 12 december 1882 herstellingswerken uit. Hierbij viel hij van een hoogte van 12 meter: dit is de hoogte van de nok en van de askop. Zijn schedel geraakte verbrijzeld en een half uur later was hij overleden.
In 1900 onderging de molen nog een grondige herstellingsbeurt.
De molenaar had een eigen lompe ketserskarre, getrokken door een paard, om het graan op te halen bij de boeren en hen het meel weer af te leveren. Vele boeren kwam ook zelf, met kar en koei, alsook kortwoners met schouderbanden en zwaarbeladen kruiwagens.
Bij feestelijkheden in het dorp, zoals bij de inhaling van een nieuwe pastoor, werden de molenwieken versierd met slingergroen en ijfteranken, zo schreef Medard Van den Weghe in november 1914 tijdens zijn vlucht in Poperinge. Ook meldde hij dat de molenaar bij veel werk en gunstige wind toestemming kreeg om 's zondags te malen, maar na het luiden van de klokken voor de hoogmis op zondag legde hij de molen stil en zette de zeilen overhoek (de wieken in x-stand).

Verdwijning
Op 19 oktober 1914 werd de molen door de binnenvallende Duitsers vernield. Bij het naderen van de troepen gingen nieuwsgierige jongeren op de molenwal een kijkje nemen. Het geratel van de mitrailleurs was er goed hoorbaar. De stoutsten bestegen de molentrap, terwijl Engelse soldaten zich plat op de buik in het bietenveld verscholen hielden en vooruit kropen. De jongeren sloegen op de vlucht toen ze de fluitende schrapnels hoorden. Eerst werd de molenkap afgeschoten,  dan trof een schot een kruisplaat van de voet, zodat de hele molen kantelde. De onderdelen werden naderhand één voor één weggenomen en verbrand. Eén balk bleef nog liggen en lag er nog toen de Moorsledenaren na de oorlog terugkeerden. Deze balk werd verwerkt in de nieuwe kerk van Moorslede.

Lieven Denewet, Hooglede

Literatuur

Archieven
Archief van de Heemkundige Kring Dadingisila - Dadizele
- BEH - KLO6 - MP026. Pachtbrief windmolen, 1701.
- BEH - KLO6 - MP027. Pachtbrieven windmolen, 1752-1793.
- BEH - KLO6 - MP028. Pachtbrieven windmolen, 1802-1829.
- BEH - KLO8 - MP028. Geding tegen de molenaar van Beselare die in Moorslede graan ophaalde, 1631; vrijstelling van belasting voor de Moorsledemolen en de Slypsmolen, 1680.
- BEH - KLO8 - MP030. Aanvragen tot oprichting van een windmolen te Moorslede, 1768-1773.
- BHK - KLO1 - MP054. Herstelrekeningen te Moorslede, o.m. aan de molen, 1751-1849.
- BHK - KLO1 - MP054. Herstelrekeningen te Moorslede, o.m. aan de molen, 1850-1925.
- EGD - KLO6 - MP039. Denombrementen van de heerlijkheid Moorslede met o.m. de windmolen, anno 1457, 1647 en 1693.
- EGD - KLO6 - MP040. Aanvragen tot oprichting van een windmolen te Moorslede, 1768-1769.
- EGD - KLO6 - MP042. Voorwaarden tot inbeslagname van de heerlijkheid Moorslede en verpachting van de korenwindmolen, uitgesproken te Ieper, 10 mei 1692.
- GEN - KLO1 - MP082. Brief van baron Dietterich aan Holvoet, met melding over de molens, 15.03.1793.
Met dank aan archivaris Joël Dezegher voor zijn bereidwillige hulp.
Rijksarchief Brugge, Fonds Brugse Vrije, bundels, nr. 46, Quayer vander tauxatie vanden Xen penninck binnen de casselrie van Ypre (penningkohieren Zonnebeke, Beselare, Passendale, Westrozebeke, Moorslede, 1543), f° XXXIIIJ v°, LXIIIJ v°,
Rijksarchief Brugge, Bevolkingsregisters 1814-1816, reeks I, nr. 133 (Moorslede)
Stadsarchief Ieper, Kasselrij Ieper, Reeks I, nr. 68(Registre van alle de hooftleenen vanden princelijcken leenhove van Sijne Mats. Zaele van Ipre, 1648), f°166.

Gedrukte bronnen en kaarten
Atlas des communications vicinales de la Commune de Moorslede. Arrondissement administratif de Roulers. Province de Flandre Occidentale [Atlas der Buurtwegen - Moorslede],1846.
Gazette van Brugge en der Provincie West-Vlaanderen, 89e jg., 1882, nr. 151 (18.12.1882), p. 3, kol. 3.
Gazette van Rousselare, 16.12.1882 (exempl. in: Stadsarchief Roeselare).
Gemeente Moorslede. Oorspronkelijke Kadastrale Legger of Alphabetische-Lyst der Grond-Eigenaren, met omschryving van derzelver ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen,... Brugge, P.C. Popp, ca. 1840.
Kadastrale kaart van Moorslede door P.C. Popp, ca. 1840.
Volkstelling 1814. Deel 50. Moorslede - Dadizele - Leffinge, Brugge, VVF, 2005.

Literatuur
Lieven DENEWET, "De molens van Moorslede", Moorslede, Heemkundige Kring Moorslede, 2007
Lieven DENEWET, "Ongevallen op West-Vlaamse molens-2", Mededelingenblad van de Werkgroep West-Vlaamse Molens, VIII, 1992, 3, p. 121 (ongeval van Frederik Beernaert op Duforts molen, 12.12.1882).
G. DEBOUTTE, De oude windmolens [onuitgegeven handschrift, Heemkundige Kring Moorslede].
D. DECOENE, Uit de correspondentie van de familie de Croix, Dadinginsila, XIV, 2005, nr. 15, p. 84-88.
K. DE FLOU, Toponymie van Westelijk Vlaanderen..., V, 1925, kol. 420; X, 1930, kol. 828, 1063.
J. DEZEGHER, Dadizele-Moorslede toen... Moorslede en Dadizele nu..., Dadingisila, XIII, 2005, nr. 14, p. 103-109.
J. DEZEGHER, De familie de Croix en Dadizele..., Dadingisila, X, 2001, nr. 11, p. 7-14.
H. HOLEMANS, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 5. Gemeenten M-O, Rotem, Ons Molenheem, 1999, p. 58.
R  HOUTHAEVE, Moorslede, het Lievensdorp, Izegem, 1988, p. 206.
R. HOUTHAEVE & N. LECLUYSE, Moorslede 1914-1918. Morsdood... en toch herboren! Moorslede, 1997, p. 13, 44, 73, 198.
N. LECLUYSE, O. DENORME, O. MUS, Moorslede. Beelden uit het verleden, Moorslede, 1985, p.11,45, 57.
J. MAES, En nog over Moorsleedse Molens, De Belgische Molenaar, LXXII, 1977, 14 (22 juli), p. 190-192.
J. MAES, Nog Moorsleedse molens, De Belgische Molenaar, LXII, 1967, 4 (22 febr.), p. 60-61.
A. PRENEEL, Het platteland ten noorden van Ieper in het midden van de 16de eeuw: de penningkohieren van 1543 (5) Moorslede, in: Westhoek, XX, 2004, p. 173-212.
M.J. VAN DEN WEGHE, De Moorsledemeulen, Biekorf, XXXI, 1925, 6, p. 121-125.
M.J. VAN DEN WEGHE, Geschiedenis..., p. 126, 140, 150, 187.
M.J. VAN DEN WEGHE, Windmolens te Moorslede, in: Biekorf, XLII, 1936, 7-8, p. 208-212.
G. VERSTRAETE, Geschiedenis en genealogie van het huis de Montmorency..., Dadingisila, X, 2001, 11, p. 15-19.