Molenechos's Homepage Molenechos.org

Wolvertem (Meise), Vlaanderen - Vlaams-Brabant

Bestaande molen

Karakteristiek

Naam
Watermolen van Imde, Watermolen van Impde
Ligging
Dreef 6
1861 Wolvertem (Meise)
zuidzijde
op de Molenbeek
Kasteel van Imde
2,2 km W v.d. kerk
kadasterperceel F1
Vlaanderen - Vlaams-Brabant
Geo positie
50.971207, 4.306756 (Google Streetview)
Eigenaar
Marie-Ghislaine Devis-Van Dooren
Gebouwd
voor 1440 / 1633
Type
Onderslag watermolen
Functie
Korenmolen
Kenmerken
Klein, gewit gebouw
Gevlucht/Rad
Onderslagrad (verwijderd)
Inrichting
Verwijderd
Toestand
Gerenoveerd als woning
Bescherming
niet,
Niet beschermd
Molenaar
Geen
Openingstijden
Niet toegankelijk
Verwijzing

 

 

Database nummer
2156
© Foto Marie-Ghislaine Devis-Van Dooren, 2017

Beschrijving / geschiedenis

De Watermolen van Imde is een watermolen met een (verwijderd) onderslagrad op de Molenbeek aan de zuidzijde van de Dreef (nr. 6), ten noorden van het Kasteel van Imde, in het gehucht Imde (Impde), op 2,2 kilometer ten westen van de kerk van Wolvertem.

Hij werd voor het eerst vermeld in 1440, in een archiefstuk van het Leenhof van Brabant.

In 1559 vinden we molenaar Gillis van Molle: "... gielis van molle, moldere tympde voor syn goet geheeten het mollenblock (Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer nr. 44926, p. 92).

De watermolen werd in 1633 herbouwd.

De eigenaar van het kasteel(domein) van Impde was tevens eigenaar van de watermolen. In 1605 werd het domein aangekocht door Louis Verreycken, topdiplomaat en eerste secretaris van de koning, die ongeveer tezelfdertijd bij de Nieuwermolen te Sint-Ulriks-Kapelle een 'huis van plaisantie' liet bouwen. Toen in 1694 de eerste gedetailleerde afbeelding van het kasteel werd gepubliceerd – een ets van Harrewijn in Le Roys 'Castella et Praetoria nobilium Brabantiae' – was het nog steeds eigendom van zijn afstammelingen. Dit beeld wordt tot in het detail bevestigd door de Primitieve kadasterkaart, opgemaakt door J.B. Vandensteen in 1821.

Prins ('Fürst') Eugen Alexander von Thurn und Taxis (ook de la Tour et Tassis), erfelijk grootmeester van het keizerlijke postwezen, kocht in 1700 via een stroman het kasteeldomein met de watermolen van de laatste Verreyckens. Aan wie hij als 'absentee owner', wonend in Frankfort, het kasteel verhuurde is niet bekend.

Op de Ferrariskaart (ca. 1775) en op de Primitieve kadasterkaart (1821) zien zien we een dreef die het kasteeldomein van Impde verbindt met het centrum van Wolvertem. Het 'meer' wordt gevoed door de Molenbeek en fungeert dus ook als reservoir voor de watermolen op de noordelijke oever, een complex van vier gebouwen, van waaruit een tweede dreef noordwaarts naar het centrum van het gehucht Impde vertrekt.

De kasteelboerderij, het 'nieuwe neerhof', ligt ten zuiden van het 'meer'. Toen in 1821 de Primitieve kadasterkaart werd uitgetekend, was het kasteel verdwenen (volgens A. Wauters werd het kasteel echter pas in 1828 gesloopt); het kasteeleilandje (perceel nr. 8), de buitenpoort en de stal-en-koetshuisvleugel bestonden dan nog, evenals de kasteelboerderij en de vier gebouwen van de watermolen. Het molenerf met de vier gebouwen vinden we eveneens terug in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1843), de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) en de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860).

Maximilian Karl von Thurn und Taxis – de familie is ondertussen van Frankfort naar Regensburg verhuisd - wordt in de Primitieve kadastrale legger (1821) als eigenaar opgegeven. Zijn grondbezit in Wolvertem beslaat op dat ogenblik 313 hectare, bijna één zesde van het gemeentelijk grondgebied. Zo bezat hij in 1834 ook de twee andere molens te Wolvertem: de Baggemolen en de windmolen op de Windmolenkouter.

Eigenaars:
- 1605, verkoop: Verreycken Louis, topdiplomaat en eerste secretaris van de koning
- tot 1700: familie Verreycken
- 1700, verkoop (via een stroman): Prins ('Fürst') Eugen Alexander von Thurn und Taxis (ook de la Tour et Tassis) Eugen Alexander, erfelijk grootmeester van het keizerlijke postwezen, Frankfort (D)
- 1821, eigenaar: von Thurn und Taxis Maximilian Karel Pieter, te Regensburg (D)
- 1836, verkoop: Pangaert d'Opdorp Franciscus Antonius Josephus, rentenier te Brussel
- 14.12.1855, deling: Pangaert d'Opdorp Egidius Franciscus Maria Ghislenus, rentenier te Wolvertem (notaris Van Bevere)
- 05.08.1864, verkoop: Pangaert d'Opdorp Franciscus Josephus Maria Ghislenus, rentenier te Wolvertem (notaris Van Bevere)
- 28.08.1876, verkoop: Goethals-Van Landeghem Henri, eigenaar te Wolvertem (notaris Vermeulen)
- 03.09.1874, verkoop: Goethals-De Bay Edmond Marie Joseph Ferdinand Ghisleen, eigenaar te Gent (notaris Van Zeebroeck)
- 02.11.1919, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Edmond Goethals)
- 19.04.1931, erfenis: de kinderen (overlijden van weduwe De Bay)
- 03.08.1932, mutatie: Goethals-Gendebien Jozef Marie Georges Paul Berthe Antoine Ghislain, eigenaar te Wolvertem.
- 28.02.2008 - heden: mevr. Marie-Ghislaine Devis-Van Dooren, Hamme-Merchtem

De watermolen werd in 1948 omgevormd in een landgebouw. Het gebouw is thans gerenoveerd als woning. Het onderslagrad en het binnenwerk zijn verwijderd.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Aanvullende informatie

Roger Deneef & Jo Wijnant, "Park van het Kasteel van Imde", 2011.
Inventaris landschappelijk erfgoed \ historische tuin of park
ID: 134063
URI: https:// id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134063
Locatie
Administratieve gegevesn
Gebeurtenissen. Inventarisatie tuinen en parken in noordwestelijk Vlaams-Brabant (geografische inventarisatie: 1999 - 2011)
Toegankelijkheid. Niet toegankelijk
Juridische gevolgen
Op dit moment is dit object niet beschermd en niet vastgesteld.
Beknopte karakterisering
Typologie bomenclumps, dreven, duiventillen, hekken, hekpijlers, ijskelders, ommuurde moestuinen, oranjeriues, serres, vijvers.
Datering: derde kwart 19de eeuw, tweede kwart 19de eeuw

Beschrijving
Park in landschappelijke stijl rond een neoclassicistisch landhuis, gevormd door een 'eiland' van circa 3 hectare, omringd door een brede waterpartij van 2 hectare met golvende oevers en met landschappelijke 'clumps' bezaaide beemden, aangelegd in 1847-1874 op de site van een barokkasteel met een regelmatige, door diverse eilanden gevormde tuin.

De archipel

De geschiedenis van het kasteel van Impde (ook Imde), gaat terug tot de hoge middeleeuwen, wellicht tot Onulfus van Wolvertem, één van de stichters van de abdij van Dielegem in 1095. In 1605 werd het aangekocht door Louis Verreycken, topdiplomaat en eerste secretaris van de koning, die ongeveer tezelfdertijd bij de Nieuwermolen te Sint-Ulriks-Kapelle een 'huis van plaisantie' liet bouwen. Toen in 1694 de eerste gedetailleerde afbeelding van het kasteel werd gepubliceerd – een ets van Harrewijn in Le Roys 'Castella et Praetoria nobilium Brabantiae' – was het nog steeds eigendom van zijn afstammelingen. Het kasteelcomplex wordt door Harrewijn afgebeeld vanuit het noordoosten als een waterkasteel met een U-vormige, naar het noordwesten geopende plattegrond. De vierkante poorttoren met bewimpeld tentdak stamt wellicht nog af van de middeleeuwse donjon, de vierkante torens met omlopende balkons en klokdakjes aan de uiteinden van de U zijn vermoedelijk van recente datum. Rechts van het kasteel is de aanzet van een gekanteelde muur zichtbaar, die het pleintje ten noordwesten van het kasteel – het niet bebouwde gedeelte van het kasteeleiland (9,5 are) – omsluit. De kruiskozijnen, de horizontale banden op de gevels, de duidelijk gemarkeerde steigergaten en de getrapte dakvensters suggereren traditionele bak- en zandsteenbouw, maar het deurvenster met balkonnetje en vooral de enorme steunbeer tegen de noordoostelijke kasteelgevel, die in feite de latrines herbergt, wijzen op een voor die tijd zeldzaam comfort. Rechts van de uitbouw met de latrines bevindt zich een boothuisje of een overdekte aanlegsteiger. De enige toegang is de van balustrades voorziene, stenen boogbrug van drie traveeën, langs de kant van het kasteel verlengd in een houten ophaalbrug.

Het neerhofeiland (25,5 are), links in beeld, wordt aan de zuidwestelijke zijde afgeschermd door een langgerekt gebouw met de stallen, het koetshuis (met twee korfboogpoorten) en de verblijven voor het personeel; aan de zuidoostelijke zijde door de buitenpoort met een steil schilddak; aan de andere zijden slechts door manshoge muren. Het poortgebouw en het koetshuis met de stallen zijn relicten van het primitieve neerhof, want de landbouwfunctie werd rond 1670 verbannen naar het nieuwe neerhofcomplex ten zuiden van het kasteel. De mesthoop op het oude neerhofplein – dan gepromoveerd tot 'cour d'honneur' – heeft plaats gemaakt voor een stenen, met spiegelbogen omzoomd bekken met een hoog opspuitende fontein. Voor de rest: aarde of grind; de hoofdzakelijke verkeersfunctie van het plein wordt door geen andere versieringen gehinderd. Op de ets valt overigens geen spoor van formele tuinaanleg te bespeuren. Dit heeft misschien te maken met de gezichtshoek van de tekenaar die de ets van Harrewijn voortekende, Jacques van Croes. Hij stond op een derde eiland, waarvan hij de oeverzone op de voorgrond weergeeft – volgens de ets onbewerkte grond met een natuurlijke oeverbegroeiing, maar op de Ferrariskaart (1771-1775) zien we dat het de oever is van een 70 are grote, rechthoekige eilandtuin, met bomen afgezoomd en in parterres verdeeld volgens een 130 m lange, centrale as. Dit beeld wordt tot in het detail bevestigd door de Primitieve kadasterkaart, opgemaakt door J.B. Vandensteen in 1821. Bestond die eilandtuin al in 1694?

Mogelijk werd hij pas aangelegd in opdracht van prins ('Fürst') Eugen Alexander von Thurn und Taxis (ook de la Tour et Tassis), erfelijk grootmeester van het keizerlijke postwezen, die in 1700 via een stroman het kasteeldomein van de laatste Verreyckens had overgekocht. Aan wie hij als 'absentee owner', wonend in Frankfort, het kasteel verhuurde is niet bekend.

De Cantillon spreekt in 1770 in zijn 'Vermakelykheden van Brabant' vol lof over Impde met zijn kasteel "van een reguliere en hedendaagsche bouwkunst, voorzien van een tooren, met een wandelgalery rondsom, een fraaije steenen brug met drie boogen, eene plaats vercierd met springende waateren, en boven dit alles, indien men van het inwendige wil oordeelen, in gevolg van het uitwendige van dit gebouw, de kostelykheid der vertrekken, de balcoens en het aangename uitzicht, zo vervullen ze alles wat er aan tuinen of wandelplaatzen mocht ontbreken". Hieruit zou men kunnen afleiden dat rond 1750 de aanleg rond het kasteel niet zo indrukwekkend was, maar dat dit gebrek ruimschoots door de kwaliteiten van het gebouw werd gecompenseerd.

Op de Ferrariskaart en op de Primitieve kadasterkaart wordt de uitgestrektheid van de aanleg getoond – een 4,5 hectare groot meer met een heuse archipel, want ten zuiden van het neerhofeiland ligt nog een vierde eiland, in de Primitieve kadastrale legger omschreven als weide, bijna 44 are groot. Op dit eiland mondt de dreef uit die het kasteeldomein van Impde verbindt met het centrum van Wolvertem, de eerste 700 m lijnrecht, aangelegd volgens het klassieke model en door vier bomenrijen afgezoomd, ongetwijfeld de ceremoniële oprijlaan. Het 'meer' wordt gevoed door de Molenbeek en fungeert dus ook als reservoir voor de watermolen op de noordelijke oever, een complex van vier gebouwen, van waaruit een tweede dreef noordwaarts naar het centrum van het gehucht Impde vertrekt.

De kasteelboerderij, het 'nieuwe neerhof', ligt ten zuiden van het 'meer'. Als in 1821 de Primitieve kadasterkaart wordt uitgetekend, is het kasteel verdwenen (volgens A. Wauters wordt het kasteel echter pas in 1828 gesloopt); het kasteeleilandje (perceel nr. 8), de buitenpoort en de stal-en-koetshuisvleugel bestaan dan nog, evenals de kasteelboerderij en de vier gebouwen van de watermolen.

De indeling van de eilandtuin in zes parterres langs een centrale as wordt nog expliciet weergegeven, maar van een siertuin is er in de kadastrale legger geen sprake meer. Maximilian Karl von Thurn und Taxis – de familie is ondertussen van Frankfort naar Regensburg verhuisd – wordt in de Primitieve kadastrale legger als eigenaar opgegeven. Zijn grondbezit in Wolvertem beslaat op dat ogenblik 313 hectare, bijna één zesde van het gemeentelijk grondgebied.

Het park in landschappelijke stijl

In 1836 wordt het kasteeldomein van Impde verkocht aan jonker François Pangaert (later Pangaert d'Opdorp), die naar aanleiding van de transactie tevergeefs probeert de titel van baron van Impde mee over te kopen. In zijn opdracht worden in 1847 de werken aangevat die het uitzicht van het domein grondig zullen veranderen en die in een kadastrale opmetingsschets van 1866 worden samengevat. Ongeveer op dezelfde plek waar ooit Verreyckens waterkasteel stond, laat Pangaert een neoclassicistisch kasteel bouwen, waarvan de eerste steen wordt gelegd in 1855. Het is twee bouwlagen hoog en vijf traveeën breed, maar de drie middelste traveeën werden langs de noordwestelijke zijde gebundeld in een risalietachtig middendeel, dat samenvalt met een trappenbordes en een portiek en dat bekroond wordt door een attiek met siervazen. Het symmetrische 'dubbelhuis' en de mezzanine onder een overkragend leien schilddak zijn typisch voor een groot aantal bepleisterde en witgeschilderde landhuizen uit de periode 1840-1865, maar met de ornamenten werd hier kwistiger omgesprongen dan gebruikelijk (arduinen vensteromlijstingen met boog- en driehoekige frontons, hoekkettingen en kordonlijsten).

De kasteelboerderij behoudt haar hoofdzakelijk 17de-eeuwse vorm: een gesloten hoeve met een vierkante, 1673 gedateerde poorttoren onder een gebogen leien tentdak met een duiventil. Maar dichter bij het nieuwe kasteel verrijst een nieuw complex met een koetshuis, stallingen en personeelsverblijven – een langgerekt 'dubbelhuis' onder een leien schilddak, twee bouwlagen en dertien traveeën groot, de drie middelste met rondboogpoorten en samengevoegd tot een middenrisaliet bekroond door een horloge en daarboven een klokkenstoel met een spits tentdakje. Dit gebouw vormt de naar het kasteel gekeerde hoofdvleugel van een semigesloten complex met serres en een oranjerie, dat paalt aan een gedeeltelijk ommuurde moestuin.

De kaarsrechte dreef, die vanuit het zuidoosten de hoofdtoegang vormde tot het kasteelcomplex, blijft behouden, maar de door Pangaert geconcipieerde arduinen brug over de ringgracht weerspiegelt vermoedelijk zijn 'dynastieke' ambities: balustrades die uitlopen op vier zittende leeuwen, die elk een wapenschild tornen – onder meer een met twee posthoorns, als verwijzing naar de vorige eigenaar. Ten westen van het kasteel is er nog een tweede, ditmaal onversierde brug. Er werd waarschijnlijk volop gerecycleerd, want de 'leeuwenbrug' en ook het ronde waterbekken met opspuitende fontein in de gazons voor het kasteel bevinden zich op precies dezelfde plaats als de toegangsbrug en de fontein op de ets van Harrewijn (zie de mutatieschetsen van 1866).

De rest van het landschap ondergaat ingrijpende veranderingen. De oppervlakte aan water wordt met bijna één derde gereduceerd. De 'archipel' maakt plaats voor één groot eiland van meer dan 3 hectare. In zijn peervormige contouren tekent zich nog vaag de oude eilandtuin af, maar de strakke lijnen behoren tot het verleden. Met zijn golvende oevers, versmallingen en verbredingen behoort de landschappelijke vijver, in feite een grote ringgracht, tot het 'riviertype'. Het beeld dat de ontwerper of de eigenaar voor ogen stond is ongetwijfeld dat van een arcadisch landschap met een statig meanderende rivier.

Op de beboste noordelijke lob van het kasteeleiland bouwde Pangaerts een ijskelder van het meest gangbare model: een eivormige bewaarruimte voorafgegaan door een recht, gewelfd sas met (en dit is vrij uitzonderlijk) een hoge verluchtingsschouw. Het nieuwe kasteel staat 'droog' in een bijna onmerkbaar glooiend landschap. De Italiaanse populieren die op oude ansichtkaarten het kasteel flankeren, accentueren de arcadische ambiance. Toen François Pangaert in 1857 stierf, waren de werken lang niet voltooid. Zijn zoon Egide zette de werkzaamheden voort. Volgens sommige bronnen zouden ze tot 1874 hebben aangesleept, maar op de stafkaart van 1892 wordt de noordelijke uitbreiding, waarin ook de oude watermolensite wordt opgenomen, nog niet weergegeven; pas op de stafkaart van 1909 verschijnt de topografie, conform de mutatieschets van 1866.

De oppervlakte van de nieuwe 'lustgrond' bedraagt 2 hectare 79 are, maar al op de stafkaart van 1864 is te zien dat de beemden aan de overzijde van de molenbeek, ten westen van het eigenlijke park, ook werden opgedirkt, 'gelandscaped'. Verspreide bosjes of groenmassieven tekenen zich af tegen een singel van hoogstammig groen, die de huisjes langs de Barbierstraat (ten westen van het domein) aan het gezicht vanuit het kasteel onttrekken. Landschappelijke bosjes verschijnen ook ten zuidoosten van het park. Enkele van deze 'clumps' zijn tot op heden bewaard.

Tot de door Pangaert uitgevoerde beplantingen behoren ook enkele indrukwekkende platanen (Platanus x hispanica), een monumentale, laagvertakte wingerdbladige zomerlinde (Tilia platyphyllos 'Vitifolia') die waarschijnlijk een 'bundelboom' is (verschillende exemplaren in één plantgat), enkele bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en vermoedelijk ook een Kaukasische vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia) die nog voortleeft in de vorm van oude wortelopslag.

In 1876 werd het domein van Impde, inclusief de landerijen, verkocht aan Henri Goethals. Noch hij, noch zijn zoon Edmond-Marie, die ook burgemeester van Wolvertem werd, noch zijn kleinzoon Joseph hebben noemenswaardige veranderingen aangebracht aan de architectuur en de topografie van het kasteeldomein. Rond 1906 werd de ijskelder ongetwijfeld op non-actief gesteld en vervangen door een meer moderne koelinstallatie, want toen werden de gebouwen van elektriciteit voorzien vanuit een eigen generator, ondergebracht in een 'electriek fabriek', een cabine die tegen de noordmuur van de moestuin werd aangebouwd. In 1956 verdeelde Joseph Goethals het domein in vier stukken en verkocht het kasteel met het park, het koetshuis-stallencomplex en de moestuin aan de industrieel Jan Van der Elst. Maar ook deze verkaveling overleefde het domein zonder kleerscheuren.

Merkwaardige bomen (opname 2007)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.

6. gewone plataan (Platanus x hispanica) 442
8. zwarte els (Alnus glutinosa) 278
13. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 429
14. wingerdbladige zomerlinde (Tilia platyphyllos 'Vitifolia') 558 (100)
17. gewone plataan (Platanus x hispanica) 418
23. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 419

 

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksachief Brussel, Leenhof van Brabant (1440).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer nr. 44926, p. 92 (anno 1559, molenaar Gillis van Molle).
Primitieve kadasterkaart, door Jan Baptist Vandensteen, 1821.
Kadaster Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Wolvertem 1866, deel 1 nr. 14 en 1906 nr. 100.
Kadaster Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Wolvertem, art. 145 nr. 152, art. 1319 nrs. 115 en 126, art. 2010 nrs. 44, 152 en 169.

Werken
De Cantillon Ph., Vermakelykheden van Brabant en deszelfs onderhoorige landen, II deel (Amsterdam, David Weege, 1770) Anastatische herdruk, Amsterdam/Antwerpen, 1981, B. N° 44, p. 37.
De Cuyper J., Kasteel Imde, nr. 109 in: Blog Seniorennet, Imdenhof
De Maegd C., Bouwen door de Eeuwen heen – arrondissement Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 785.
Deneef Roger e.a., Historische tuinen en parken van Vlaanderen: Pajottenland – zuidwesten van Vlaams-Brabant, in Cahier M&L nr. 11, Brussel, Afdeling Monumenten & Landschappen, 2005, p. 115-120.
Deneef Roger & Wijnant Jo, Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Noordwestelijk Vlaams-Brabant: Affligem, Asse, Grimbergen, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Wemmel, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed, 2011.
Duwaerts M.A. e.a., "De Molens in Brabant", Brussel, 1961.
Holemans Herman, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1992.
Jacobs Achiel, "Wind- en watermolens te Meise. De watermolen van Imde", in: Berla, nr. 77, sept. 2004, p. 12-13.
Lefèvre J., Verhasselt L. & t'Kint J., "Geschiedenis van Wolvertem, Hekelgem, Abdij Affligem", 1987, p. 123, 447-448 en p. 450.
Ringoot Frans, "De molens van Wolvertem", Ons Molenheem, XXXV, 2010, 1, p. 3-5.
Verbesselt Jan, Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw (IV), Brussel, Koninklijk Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1965, p. 77-80.
Wauters Alphonse, "Histoire des environs de Bruxelles, V (heruitgave van de editie van 1855), Bruxelles, Editions Culture et Civilisation, 1972, p. 257.
De Belgische Molenaar, 1983
Eigen Schoon & De Brabander, 1938

Voor de geschiedenis van het geslacht von Thurn und Taxis, zie de website van deze familie. 

Mailberichten
mevr. Marie-Ghislaine Devis-Van Dooren, Hamme-Merchtem, 01.06.2017.

Overige foto's

Watermolen van Imde, Watermolen van Impde, Wolvertem (Meise), Foto Marie-Ghislaine Devis-Van Dooren, 2017 | Database Belgische molens
© Foto Marie-Ghislaine Devis-Van Dooren, 2017
Watermolen van Imde, Watermolen van Impde, Wolvertem (Meise), Foto 2008. | Database Belgische molens
© Foto 2008.