Ronse, Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Naam
- Meuleken van Te Nitterveld, Watermolentje van Louise-Marie, Waterkot
- Ligging
- Savooistraat 223
9600 Ronse
op de Drieborrebeek
Muziekberg
Muziekbos
Louise-Marie
kadasterperceel B1791c
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Geo positie
- 50.768768, 3.633818 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Privaat
- Gebouwd
- 1850
- Type
- Bovenslag watermolen
- Functie
- Korenmolen
- Gevlucht/Rad
- Bovenslagrad (verwijderd)
- Inrichting
- Verwijderd
- Toestand
- Nog als gebouw
- Bescherming
- niet,
Niet beschermd, wel op vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed - Molenaar
- Geen
- Openingstijden
- Enkel uitwendig; op aanvraag
- Database nummer
- 2059
- Ten Bruggencatenummer
- 52059
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Het Waterkot, het Meuleken van Te Nitterveld of het Watermolentje van Louise-Marie is een watergraanmolen met verwijderd bovenslagrad op de Drieborrebeek in de Savooistraat 223. Hij ligt shuin achter het landhuis "Te Nitterveld" (cfr. gevelsteen de zuidgevel) Het vervallen gebouw omvat de restanten van de Te Nitterveldmolen. Het landhuis met omringend park is gelegen in het Muziekbos op de Muziekberg, aan een vijver, eind van de straat, aan de grens met parochie Louise-Marie (Maarkedal).
Omdat de watermolen kleiner van omvang was, werd het in de volksmond ook "Meuleken" geheten. Naar getuigenissen werd er vroeger gemalen voor mensen van de onmiddellijke nabijheid.
De watermolen is mooi gesitueerd in een uitgestrekt park met grote vijver met erbij een "waterfabriek" voor het vervaardigen van mineraal water "Nitterfeldbronnen", naam die verwijst naar de aanwezigheid van ijzernitraat in het water.
Vanaf 1825 was het een bezitting van senator M. Van Hoobrouck de Mooreghem die zich bezig hield met druiven kweken. Sieur Pazuensgos was hier de deskundige.
In 1850 werd aan de Drieborrebeek, die door het domein loopt, een kleine watermolen, "Het Meuleken" gebouwd. Het domein was toen in het bezit van Albert Marie Van Hoobrouck de Mooreghem, eigenaar te Brussel en van Albert Marie Ghislain van Hoobrouck de Fiennes, eigenaar te Brussel.
Op vrijdag 14 september 1855 vond er een openbare verpachting plaats in de "Chasse Royale", bij Couplez te Nukerke, door notaris Platteau, waaronder "eenen watermolen met woonhuis, vijver en erve, gestaan en geleghen te Ronse, digt aen de nieuwe kerk van Louise Marie". De hele bezitting noemde "Hof te Mooreghem" (hetgeen wijst op de verwantschap van de Fiennes met de van Hoobrouck van Morgem en Ename).
Na het overlijden van de heer van Hoobrouck, werd de molen op 30 januari 1860 verkocht aan Gustaaf Scribe, mecanicien-constructeur uit Gent. Hij liet hier in 1864 ook de zogezegde Geuzentoren uit natuursteen boven een tumulus optrekken (opgravingen door Joly uit Ronse en Dr. Vandermeersch uit Oudenaarde in 1836). Gustaaf Scribe poogde het water ook voor andere doeleinden te gebruiken. Het lag namelijk in zijn bedoeling zelf elektrictieit op te wekken. Op de hoogte van de techniek van de waterraderen, het verval en het arbeidsvermogen van stromend water, heeft hij het Meuleken dat met een bovenslagrad werkte, om zijn gering verval met een onderslagrad doen werken. Hij verhoogde de capaciteit door toevoer van verschillende waterleidingen, een schepbord onderaan het waterwiel en het optrekken van het z.g. "Waterkot", voorzien van twee kelders.
In 1902 kocht L. Ameye, afkomstig uit Emelgem bij Izegem, deze eigendom van Demaissiere-Scribe, Ameye gebruikte het Meuleke voor het vervaardigen van het mineraal water van Nitterveld en deed in 1907 een aanvraag tot het plaatsen van een stoommachine en ketel. Hij liet op de plaats van het watermoleke een fabriek bouwen waarin de Nitterveldbronnen werden uitgebaat. Toen bekend onder de merknaam "Royale Louis Marie". Inmiddels stopgezet.
Thans is er een park, aangelegd door J. Sabbe en zoon. Toegang in de Savooistraat via overluifelde inrijpoort met groengeschilderd houten hek onder leiendakje.
De watermolen met onderslagrad ligt op een beek die ontspringt in het Muziekbos. Op een bepaalde plaats verbreedt de beek tot een vijver. Net voorbij deze vijver liggen de restanten van deze watermolen. In het gedroogde deel van de beek zien we restanten van het sluiswerk, van het rad en muurresten van het watermolengebouw. Op de vestingen van de oude watermolen werd een "waterfabriek" opgebouwd. Dit was een gebouw om mineraal water te produceren.De watermolen is sterk verbouwd en uitgebreid.
De restanten van de watermolen zijn moeilijk te vinden. Het volledige complex is sterk in verval. De kelders staan op instorten. Het gebouw (een kelder en twee bovenverdiepingen) dreigt dus volledig verloren te gaan. De overwelving van de beek is ingestort, maar is nog zichtbaar.
De watergevel is bij de verbouwing in 1907 bewaard gebleven. De bovenste verdieping werd daarop opgetrokken. De watergevel is ondertussen deels ingestort, wat een groot gat in de kelder teweegbracht.
Een deel van de molen werd ingericht als woonhuis. Deze werd echter niet lang gebruikt omwille van wateroverlast.
Lieven DENEWET, Julien VANDEPUTTE & Maarten OSSTYN
Literatuur
Archieven
Stadhuis Ronse, Archief Technische Dienst, Register van inschrijvingen van onderzoeken de commodo et incommodo, 1903-1924.
Werken
G. Desmijtere, A. De Smet A. L. Martens, L. Lamon, "Huis de Lalaing in Oudenaarde, Een patriciërswoning aan de Scheldekaai, Stenen mysteries in de Vlaamse Ardennen", Ronse, 1989, p. 127-130.
Mora N., "Het watermolentje van Louise-Marie", in: Annalen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Ronse en het Tenement van de Inde" (GOKRTI), XXI, 1972, p. 235-236.
"Op en rond de Muziekberg", Ronse, 1982.
H. Holemans, "Oosvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 6. Gemeenten O-R", Opwijk, Ons Molenheem, 2006.
C. Bogaert, K. Lanclus, A. Tack, M. Verbeeck, "Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Ronse", Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15N3, Brussel - Turnhout, 1998.
Julien L. Th. Vandeputte, "De molens van het arrondissement Oudenaarde, uit hun geschiedenis", Oudenaarde, 1974, p. 164-165.
Mailbericht Michel Keusters, 08.03.2015.