Sint-Joris-Winge (Tielt-Winge), Vlaanderen - Vlaams-Brabant
- Naam
- Gempemolen
- Ligging
- Gempstraat 56
3390 Sint-Joris-Winge (Tielt-Winge)
gehucht Gempe
op de Molenbeek
Vlaanderen - Vlaams-Brabant
- Geo positie
- 50.908485, 4.853435 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Brouwerij Haacht nv
- Gebouwd
- Oorspronkelijk 12e eeuw
- Type
- Bovenslag watermolen
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Mooi bak- en natuurstenen gebouw
- Gevlucht/Rad
- Houten bovenslagrad
- Inrichting
- Twee steenkoppels
- Toestand
- Maalvaardig, drankgelegenheid
- Bescherming
- M: monument,
12.04.1944 - Molenaar
- Rudy Janssens, Wilfried Nijs en Maurice Van Cauwenbergh
- Openingstijden
- In werking als watermolen: de eerste zondag van elke maand, 14-18 uur. Als Brasserie de Gempemolen, tel. 016 48 73 07 (Hans Meus), fax 016 48 73 08, e-mail: hans@gempemolen.be. Open: woensdag-donderdag-vrijdag: vanaf 11 uur; zaterdag-zondag: vanaf 10 uur.
- Verwijzing
- Database nummer
- 189
- Ten Bruggencatenummer
- 50189
- Internet bron
- Gempemolen
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Gempemolen is gelegen op de Molenbeek in het gehucht Gempe, Gempstraat 56, op 1,8 km ten westen van de kerk van Winge.
De Gempemolen werd gebouwd in opdracht van de Brabantse hertog Hendrik I, die regeerde van 1190 tot 1235. De molen ligt niet aan de Winge, maar aan de Molenbeek. Die ontspringt op het Lubbeekse gehucht Heurbeek en vloeit langs Brakum, de kapel van Lubbeek, de Molendries en het vroegere klooster naar de vijvers van Gempe. Ongeveer 250 meter benoorden en stroomafwaarts van de molen vloeit de Kraaiwinkelbeek, die uit Sint-Bernard komt, in de Molenbeek. Nog eens 150 meter verder vloeien Molenbeek en Winge samen.
Het debiet van de Molenbeek kon geregeld worden dank zij de grote vijvers van de Gempe. Ze besloegen in 1270 een oppervlakte van 16 ha. Hertog Jan I gaf ze toen met andere goederen als huwelijksgift aan zijn eerste vrouw, Margareta van Frankrijk. In de loop van de 19de eeuw werd de vijver drooggelegd.
Hertog Hendrik I schonk de watermolenn in 1229 aan het klooster van Pellenberg. In december 1229 stelde deze hertog voor om deze kloostergemeenschap naar Gempe over te brengen. In de oorkonde die hij daarover uitvaardigde, doet hij een omstandig relaas over zijn motieven. Hij had enkele dagen te Pellenberg bij de zusters doorgebracht. Die dienden God al zingend en lezend, maar hun woonplaats was niet geschikt als verblijf voor religieuzen. Daarom bood de hertog uit zijn over vloed een alternatief aan. Vele jaren tevoren had hij van lieden uit zijn land twaalf bunder (ongeveer 16 hectare) braakland, bos, weide en broek gekocht in de parochie Winge. Met de instemming van zijn oudste zoon Hendrik, de latere hertog Hendrik II, schonk hij dit goed aan de zusters om er een nieuw klooster te bouwen. In de schenking was een watermolen begrepen die hij er zelf had laten bouwen. De molen lag naast een vijver, die hertogelijk bezit bleef (cum molendino meo super vivarium, quod ibidem habeo constructo). Hij nam de kloostergemeenschap met al haar roerende en onroerende bezittingen onder zijn bescherming. Hij verleende haar gebruiksrechten op weiden, waters en alle andere gemene gronden in zijn land en schonk hun dezelfde voorrechten als alle andere norbertijnenabdij enz. Volgens de kloosterkroniek gebeurde deze schenking op aandringen van Egidius van Ninove, de tweede proost van het klooster. Op enkele maanden tijd liet hij te Gempe nieuwe kloostergebouwen en een kapel optrekken. Die werden op 17 maart 1230 ingewijd door Jacques van Vitry, hulpbisschop van Luik.
In 1336 schonken Margareta van Everberg uit Lubbeek en haar kinderen Lambert en Katharina al hun rechten op een uitgedroogde hertogelijke vijver te Gempe aan het klooster. Op 24 januari 1360 gaven de hertogen Johanna en Wenceslas de vijver van Gempe in erfpacht aan het klooster voor een jaarlijks bedrag van 25 kleine gouden florijnen. Deze overdracht gebeurde op verzoek van het klooster dat vreesde dat een andere pachter schade zou kunnen berokkenen aan de werking van de molen. In 1436 kocht het klooster voor 369 Filippusrijders de jaarlijkse cijns voor de vijver af. In 1434 had de proost van Gempe de rijsbalk van de molen op eigen houtje herlegd. Daardoor kwam hij in botsing met de hertogelijke ontvanger van Tienen, die hem een kleine boete oplegde. In de loop van de 15de eeuw werd de molen verpacht voor 25 mudden rogge (ongeveer 33 hectoliter) per jaar.
In 1433-'34 werd de proost van het klooster voor het gerecht gedaagd omdat hij het peil van de molen veranderd had zonder de ontvanger van het domein te Tienen te raadplegen. Hij verdedigde zich door te verklaren dat er al een waterpeilmerk stond stroomopwaarts van het rad. Hij werd slechts veroordeeld tot een lichte boete.
De molen was in de 15de eeuw verpacht voor 25 mudden rogge per jaar. Tot in 1728 bleef de molen een abdijmolen van de Nobertinessen van Gempe.
Molenaar in 1775 was Joannes Janssens, gehuwd met Elisabeth Trouwkens, weduwe van Peeter Baudewijns.
Na de Franse Revolutie werden de molen en de grote en de kleine vijver van Gempe als nationaal goed verkocht aan Hendrik de Liem uit Lubbeek.
Eigenaars na 1830:
- voor 1832, eigenaar: Wirix Antoine, notaris te Leuven
- 24.08.1832, verkoop: de Dieudonné Louis Alexandre, advocaat te Leuven (notaris Wirix)
- 14.11.1842, verkoop: De Heen-Honorez Henri, eigenaar te Leuven (notairs Verzijl)
- 16.08.1846, erfenis: a) Honorez Ernestine Eulalie (voor vruchtgebruik), b) De Heen Jean (voor 1/2 naakte eigendom) en c) De Heen Pierre (voor 1/2 naakte eigendom) (overlijden van Henri De Heen)
- 27.06.1848, deling: Honnorez Ernestine Eulalie, rentenierster te Leuven (notaris Dupon)
- 02.10.1865, erfenis: a) De Heen Joannes enn b) De Heen Petrus, rentenier te Leuven (overlijden van Ernestine Honorez)
- 08.11.1865, verkoop: De Heen Petrus, rentenier te Leuven (notaris Roberti)
- 05.11.1880, deling: De Heen-De Wever Paulus, eigenaar te Lubbeek (notarissen Van Bellinghen en Dupon)
- 22.12.1884, erfenis: a) De Heen Petrus (voor 1/2 volle eigendom en 1/2 naakte eigendom), ingenieur te Leuven en b) weduwe De Wever (voor 1/2 vruchtgebruik), eigenares te Leuven (overlijden van Paulus De Heen)
- 08.10.1886, verkoop: De Heen Maria Catherina Virginia, weduwe Meskens Francis, eigenares te Leuven (notaris Roberti)
- 03.10.1900, verkoop: a) Keldermans Petrus, b) Keldermans Maria Catherina en c) Keldermans Louis, brouwer te Sint-Jors-Winge (notaris Van Bellinghen)
- 24.07.1909, erfenis: a) Keldermans Louis, brouwer te Sint-Joris-WInge en b) Keldermans Pieter, brouwer te Sint-Joris-Winge (overlijden van Maria Catherina De Heen)
- 24.09.1920, erfenis: Keldermans Pieter, brouwer te Sint-Joris-Winge (overlijden van Louis Kelderamns)
- 20.04.1921, erfenis: Grauwels Maria Constantia, landbouwster te Sint-Joris-Winge (overlijden van Pieter Keldermans)
- 16.05.1939, verkoop: Schollen-Van Nerum Judocus Alfons, molenaar te Sint-Joris-WInge (notaris Halflants)
- 06.05.1960, erfenis: a) de weduwe Van Nerum en b) Schollen-Willems Henri Leon, handlanger te Lubbeek (overlijden van Judocus Alfons Schollen)
- 14.06.1963, verkoop: Lavaerts-Nulens Charles Antonius Maria, handelaar te Leuven (notaris Rooman en Bosmans)
- 1990, verkoop: Brouwerij Haacht
De molen ligt een honderdtal meter benoorden de oude steenweg van Leuven naar Diest en naar Halen. Binnenin is hij gedateerd op 1758 (ingekerfd op een houtconsole in het molenhuis), maar vermoedelijk is er nog een oudere kern aanwezig. De molen is gebouwd in baksteen en zandsteen. De funderingen aan de zijde van de Molenbeek bestaan uit ijzerzandsteen. De keermuur, die midden in het schilddak uitsteekt, wijst op twee verschillende bouwfasen. Misschien was die muur vroeger de buitenmuur en werd het oostelijke deel met twee vensters pas in 1758 bijgebouwd. De voorgevel werd in het midden van de 18de eeuw aangepast. Hij is voorzien van steekboogramen met uitstekende sluitstenen.
In 1910 werd een motor geplaatst, maar er werd ook nog met waterkracht gemalen. De molen bleef in bedrijf tot aan de Tweede Wereldoorlog met Alfons Schollan als laatste beroepsmolenaar. De Gempemolen werd beschermd als monument bij koninklijk besluit van 12 april 1944. In 1964 verkochten de erfgenamen van de laatste molenaar het gebouw. De nieuwe eigenaar Charles Lavaerts voerde een grondige restauratie uit. Bij die restauratie werden witte stenen bovengehaald, die lijken afkomstig te zijn van gotische kerkvensters. Het is niet uitgesloten dat deze stenen afkomstig waren van het eerste klooster op 's Hertogeneiland, dat vermoedelijk vlak bij de molen heeft gestaan.
Een foto uit ca. 1950 van het toenmalige Commissariaat General voor Toerisme in België, laat zien, dat in de watermolen toen al een cafeetje was ondergebracht. Het droeg de naam "In 't Albertkanaal" (sic).
Na jarenlange stilstand werd hij in de jaren 1990 aangekocht door de brouwerij Haacht en maalvaardig hersteld. In het gebouw is, afgescheiden van de maalruimte, een gezellige drankgelegenheid Brasserie de Gempemolen" gevestigd. Dank zij een grote glazen wand kan men vanuit de gelagzaal het hele molenmechanisme bewonderen.
Op 14 april 2004 werd bij overeenkomst tussen eigenaar Brouwerij Haacht nv en Levende Molens vzw aan deze laatste het beheer van het molengedeelte van het gebouw toegewezen. Vrijwillige molenaars zijn Rudy Janssens (tel. 016 44 62 06), Wilfried Nijs (tel. 0496 38 2024) en Maurice Van Cauwenbergh (tel. 0475 203 880).
Openingsuren als Brasserie de Gempemolen: woensdag-donderdag-vrijdag: vanaf 11 uur, zaterdag-zondag: vanaf 10 uur. Contact: tel. 016 48 73 07 (Hans Meus), fax 016 48 73 08, e-mail: hans @gempemolen.be, URL: gempemolen.be
Begin 2013 plaatste de firma Boers & Peusens bvba uit Merelbeke een nieuw houten waterrad en houten molenas, deed een verbetering aan de overbrenging en aan de werking van een steenkoppel. Na een volledig jaar stilstand, draait de Watermolen opnieuw elke eerste zondag van de maand, tussen 14 en 18 uur.
Lieven DENEWET, Eduard VAN EERMEN & Herman HOLEMANS
Aanvullende informatie
Intekendatum: 31.01.2000
Molen: Sint-Joris-Winge (Tielt-Winge, Vl.-Brab.), Gempemolen - watermolen met houten bovenslagrad
Bouwheer: Brouwerij Haacht nv, Haacht
Ontwerper: Architectenbureau Archidee & Partners, Niel & arch. J. Vleeracker (Brouwerij Haacht)
Opdracht: Oproep tot kandidatuurstelling voor deelname aan de beperkte aanbesteding voor de restauratie
perceel 1: gesloten ruwbouw, afwerking en technieken; o/cat. D24, kl. 3, cat. 00 of 11
perceel 2: restauratie (rad en sluiswerk) en de maalinrichting; o/cat. D23 of D24, kl. 1, cat. 00, 19 of 20
Plaats aanbesteding: Architectenbureau Archidee & Partners, Boomsestraat 1 te Niel
Toewijzing: Perc. 2: 't Gebinte Molenbouw bvba, Mere
------------
Van Eermen Eduard, De molen van Gempe te Sint-Joris-Winge, Oost-Brabant (Heemkundig Tijdschrift voor het Hageland en Omgeving), XXXIX, 2002, 1, p. 5-13.
Het gehucht Gempe en de molen zijn gelegen op een uithoek van Sint-Joris-Winge, dicht bij de grenzen van Lubbeek, Sint-Pieters Rode en Houwaart. Het is enkel bereikbaar langs een recent geasfalteerde kasseiweg en enkele voetpaden. Vroeger was dat niet zo. Tot in 1778 lag Gempe bij het kruispunt van de baan van Leuven naar Diest en Halen en van de baan van Aarschot naar Tienen. Het was de meest dynamische bevolkingskern van Sint-Joris-Winge. Hier zetelde de schepenbank die bevoegd was voor de dorpen Gempe, Sint-Joris-Winge en Kiezegem.
Pellenberg
Volgens de kloosterkroniek van Gempe leefde er aan het begin van de 13de eeuw te Pellenberg een ridder, Reinier van Udekem. Zijn familie was afkomstig uit Korbeek-Lo. Hij was gehuwd met Lauretta, die geboren was in Perwez. Samen kregen ze twaalf kinderen, vier zonen en acht dochters. Deze kinderzegen bracht voor de ouders ook heel wat kopzorgen mee. Hoe konden ze immers een bruidsschat voor acht dochters opbrengen? De tijd bracht raad. Door goddelijke ingeving stelde Reinier aan zijn dochters voor om in de geestelijke stand te treden. Alle acht gingen ze daar geestdriftig op in. Reinier stichtte een nieuw vrouwenklooster van de Norbertijnenorde op zijn goed in Pellenberg. Hij trok zijn nicht, Elisabeth van Overlo, die bij de cisterciënzerinnen van Herkenrode bij Hasselt was ingetreden, aan als priorin van de nieuwe gemeenschap. De abt van Park stond eerst weigerachtig tegenover de stichting van een nieuw vrouwenklooster op minder dan twee mijlen van zijn abdij, maar verleende uiteindelijk zijn toestemming. Op hemelvaartsdag 16 mei 1219 werden de acht gezusters gekleed in het witte kleed van de norbertinessen. Zij kwamen onder leiding te staan van een priorin en van een proost die werd aangesteld door de abt van Park. Hoewel niet alle gegevens uit de kloosterkroniek blijken te kloppen, wordt Reinier van Udekem in het nu verloren necrologium (een lijst van sterfdagen van leden van de gemeenschap en van weldoeners) wel vermeld als stichter van het klooster. Hij en zijn vrouw gingen na korte tijd in het klooster leven. Reinier leefde hier nog dertig jaar en zou overle·den zijn in 1250. Volgens de kloosterkroniek werd hij in het klooster, d.w.z. in Gempe, begraven.
's Hertogeneiland
Het klooster bleef slechts een tiental jaren in Pellenberg. In december 1229 stelde hertog Hendrik I voor om de kloostergemeenschap naar Gempe over te brengen. In de oorkonde die hij daarover uitvaardigde, doet hij een omstandig relaas over zijn motieven. Hij had enkele dagen te Pellenberg bij de zusters doorgebracht. Die dienden God al zingend en lezend, maar hun woonplaats was niet geschikt als verblijf voor religieuzen. Daarom bood de hertog uit zijn over vloed een alternatief aan. Vele jaren tevoren had hij van lieden uit zijn land twaalf bunder (ongeveer 16 hectare) braakland, bos, weide en broek gekocht in de parochie Winge. Met de instemming van zijn oudste zoon Hendrik, de latere hertog Hendrik II, schonk hij dit goed aan de zusters om er een nieuw klooster te bouwen. In de schenking was een watermolen begrepen die hij er zelf had laten bouwen. De molen lag naast een vijver, die hertogelijk bezit bleef (cum molendino meo super vivarium, quod ibidem habeo constructo). Hij nam de kloostergemeenschap met al haar roerende en onroerende bezittingen onder zijn bescherming. Hij verleende haar gebruiksrechten op weiden, waters en alle andere gemene gronden in zijn land en schonk hun dezelfde voorrechten als alle andere norbertijnenabdij enz. Volgens de kloosterkroniek gebeurde deze schenking op aandringen van Egidius van Ninove, de tweede proost van het klooster. Op enkele maanden tijd liet hij te Gempe nieuwe kloostergebouwen en een kapel optrekken. Die werden op 17 maart 1230 ingewijd door Jacques van Vitry, hulpbisschop van Luik.
De verhuis werd voltrokken op 18 november 1230 in aanwezigheid van de abten van Park en van Sint-Maarten van Laon. In dat jaar bevestigde Jan van Eppes, prins-bisschop van Luik, de schenking van de hertog. Hij stelde het klooster daarenboven vrij van alle wereldlijke lasten, rechtspraak en gewoonterechtelijke regels. In die tijd behoorde immers het hele Hageland tot het bisdom Luik. Zelfs paus Gregorius IX vaardigde op 27 mei 1230 in het paleis van Lateranen te Rome een bulle uit, waarin hij de gemeenschap van 's-Hertogeneiland (lnsula ducis) onder zijn bescherming nam. Vanuit Gempe werd in 1231 het klooster van Leliëndaal te Hombeek bij Mechelen gesticht.
Vanaf 1230 spreekt men frequent over de gemeenschap van 's Hertogeneiland. In de 19de eeuw verdedigde men nog de stelling dat er hier geen sprake kon zijn van een eiland, maar vermoedelijk van 's-Hertogenheideland" (la bruyère du duc). Deze stelling is niet langer houdbaar gezien de Latijnse vorm "lnsula ducis", die reeds in 1230 voorkomt. Een blik op de kaart leert ons dat het klooster gelegen was naast een vijver, bij de samenvloeiing van drie beken. Indien de oorspronkelijke vestiging te Sint-Joris-Winge gelegen was bij de plaats van de latere afspanning de Drie Haringen, dan leek het wel op een eiland gelegen te zijn.
In de loop van de volgende jaren ontving het klooster het patronaatsrecht (bediening van de parochie) van Sint-Joris-Winge (Geldolf van Oppendorp, 1234), Nieuwrode (priester Godfried, 1235 en Jan van Schoonhoven, 1241), Kortrijk (Hendrik van Boutersem, 1236) en tienden te Nieuwrode (Frank, ridder van Stade, 1247).
Daarnaast ontvingen de zusters gronden te Lovenjoel. Oud Heverlee, Tildonk, Erps, Sint-Joris-Winge en Houwaart en huizen te Leuven.
Gempe
Uiteindelijk bleek de nieuwe vestigingsplaats op 's-Hertogeneiland nog niet ideaal. In 1252 zouden de zusters opnieuw verhuizen, maar nu slechts een goede 800 meter meer naar het zuiden. Proost Gillis was in 1231 tot abt van Heylissem verkozen. Omstreeks 1243 legde hij zijn waardigheid neer en keerde hij terug naar Gempe. Hij ontwierp nieuwe bouwplannen. De site van 's-Hertogeneiland was volgens hem ook ongeschikt voor de kloostergemeenschap. Het was er te vochtig en te moerassig en de kwaliteit van het water was ongeschikt voor drinkwater. Hij stelde voor het klooster iets meer naar het zuiden te brengen. Dat idee stuitte op weerstand van de abt van Park en van Hendrik, de proost van Park. Gillis kreeg echter de steun van zuster Elisabeth van Overlo. Zij kreeg visioenen, waarin zij zag dat Gillis het werk zou beginnen, maar dat een ander het zou afmaken. Gillis begon zelf met de bouw van het nieuwe klooster, maar zijn ouderdom belette hem het werk af te maken. Hij ging terug naar het klooster van Ninove en werd opgevolgd door Hendrik Stockx (Baculum), uitgerekend de proost van Park die zo tegen zijn plannen gekant was. Plots veranderde hij van mening en nadat de meest dringende bouwwerken voltooid waren, bracht hij de zusters over naar hun nieuwe vestiging. Dit geschiedde op Sint-Nicolaasdag 1252. In 1260 werd de nieuwe kloosterkerk opgetrokken onder leiding van proost Willem van Honsem en van priorin Helwig van Udekem. Zij was een dochter van de stichter en leefde toen nog met drie van haar zussen in het klooster.
In deze jaren breidde het kloosterbezit zich uit tot Tienen, Wommersom, turflanden in het Motbroek, Lubbeek, wijngaarden te Leuven en bossen te Holsbeek. In 1263 verkocht de verarmde ridder Willem van Kraaiwinkel aan het klooster twee hectare land te Lubbeek, tus sen Kraaiwinkel en het Spicht. De plattelandsadel uit de streek toonde zich zeer vrijgevig en mild. Onder de schenkers treffen wij de ridders van Winge en van Voorde (onder Lubbeek) aan. In de loop van de volgende eeuwen verwierf het klooster o.m. een molen te Lovenjoel en hoeven te Dutsel. te Nieuwrode, te Lubbeek en te Vorst (Laakdal). Het domein van Pellenberg werd een pachthoeve. Die werd in 1461 in cijns gegeven. In 1487 werd het ambt van proost afgeschaft. Voortaan verbleef er te Gempe een prior, die werd benoemd en ontslagen door de abt van Park.
De kloostergemeenschap beleefde in de loop van de volgende eeuwen dezelfde geschiedenis als het omliggende platteland. Vooral de 16de eeuw was een rampspoedige tijd. In 1542 zou het Gelders leger van Maarten van Rossem, Gempe te vuur en te zwaard verwoest hebben. Bij het naderen van het geuzenleger van Willem de Zwijger in 1572 vluchtten de zusters naar hun vluchthuis in Leuven. Zij bleven er meer dan 25 jaar. Er waren toen negen religieuzen, twee novicen, vier zusters en een dienstmeid. Het dorp was gedurende vele jaren ontvolkt. In 1675 werd het klooster nog maar eens geplunderd door het Franse leger van Lodewijk XIV.
In 1787 verbleven er in Gempe 27 religieuzen. Na de Franse Revolutie werd het klooster opgeheven. De religieuzen vestigden zich in het kasteel van Kleerbeek te Houwaart. De laatste priorin, Carolina Wauters overleed daar op 30 december 1806. De laatste kloosterzuster, Anna-Catharina Bosmans was op 2 augustus 1759 geboren in Rotselaar. Zij overleed op 7 maart 1847 in het Klein Begijnhof te Leuven en liet de archieven van Gempe na aan haar neef Jan Hendrik Bosmans, deken van Mechelen. Die schonk de documenten in 1859 aan de herstichte abdij van Park, waar zij nu nog berusten. Het necrologium en een deel van het cartularium (kopieën van ontvangen oorkonden) zijn na 1867 verloren gegaan.
Het verhaal van Lutgard Van Thijnen
In de twintigste eeuw werd verteld dat Lutgard,de dochtervan Walter van Thunen, twijfelde aan haar geestelijke roeping. Zij voelde meer voor een ridder, Marinus genaamd. Haar broers zagen dit echter niet zitten. Zij wimpelden Marinus af en beschuldigden hem van samenspel met de duivel. Er wordt zelfs beweerd dat zij hem zouden opgeknoopt hebben. Lutgard werd toevertrouwd aan de geestelijke zorgen van de priorin van Gempe. Het "kasteel" van Thunen geraakte bij gebrek aan wettelijke erfgenamen in handen van de plaatselijke machthebbers (de heren van Horst?), die het wegens de hoge onderhoudskosten op het einde van de 14de eeuw lieten slopen.
De oorkonde van Gempe vertellen ons iets meer over de betrekkingen tussen de familie van Thunen en het klooster. Walter Welleman van Thunen had twee zonen, Arnold en Jan. Walter verkocht vóór 1260 een reeks goederen te Pellenberg, die hij van de heer van Wezemaal in leen hield, aan zijn oudste zoon Arnold. In mei 1270 bepaalden meester Sirnon van Overlo en ridder Jan van Horst, een verwant van de van Thunens, dat Gempe de beschikking kreeg over een kapitaal van 30 pond, gevestigd op negen hectare bos in Geestbets en op een stuk land te Kortrijk. Dat kapitaal vormde de preben de (het erfdeel) van Lutgardvan Thunen, die als kloosterlinge te Gempe was binnengetreden.Walter Wellema en Arnold van Thunen waren toen reeds overleden. In 1276 verkocht Jan, de jongere broer van Lutgard, al zijn bezittingen aan het klooster van Gempe.
De molen
De Gempemolen werd gebouwd in opdracht van de Brabantse hertog Hendrik I, die regeerde van 1190 tot 1235. De molen ligt niet aan de Winge, maar aan de Molenbeek. Die ontspringt op het Lubbeekse gehucht Heurbeek en vloeit langs Brakum, de kapel van Lubbeek, de Molendries en het vroegere klooster naar de vijvers van Gempe. Ongeveer 250 meter benoorden en stroomafwaarts van de molen vloeit de Kraaiwinkelbeek, die uit Sint-Bernard komt, in de Molenbeek. Nog eens 150 meter verder vloeien Molenbeek en Winge samen.
De vijvers van Gempe besloegen in 1270 een oppervlakte van 16 ha. Hertog Jan I gaf ze toen met andere goederen als huwelijksgift aan zijn eerste vrouw, Margareta van Frankrijk.
In 1336 schonken Margareta van Everberg uit Lubbeek en haar kinderen Lambert en Katharina al hun rechten op een uitgedroogde hertogelijke vijver te Gempe aan het klooster. Op 24 januari 1360 gaven de hertogen Johanna en Wenceslas de vijver van Gempe in erfpacht aan het klooster voor een jaarlijks bedrag van 25 kleine gouden florijnen. Deze overdracht gebeurde op verzoek van het klooster dat vreesde dat een andere pachter schade zou kunnen berokkenen aan de werking van de molen. In 1436 kocht het klooster voor 369 Filippusrijders de jaarlijkse cijns voor de vijver af. In 1434 had de proost van Gempe de rijsbalk van de molen op eigen houtje herlegd. Daardoor kwam hij in botsing met de hertogelijke ontvanger van Tienen, die hem een kleine boete oplegde. In de loop van de 15de eeuw werd de molen verpacht voor 25 mudden rogge (ongeveer 33 hectoliter) per jaar.
Na de Franse Revolutie werden de molen en de grote en de kleine vijver van Gempe als nationaal goed verkocht aan Hendrik de Liem uit Lubbeek. In de loop van de 19de eeuw werd de vijver drooggelegd.
De molen ligt een honderdtal meter benoorden de oude steenweg van Leuven naar Diest en naar Halen. Binnenin is hij gedateerd op 1758 (ingekerfd op een houtconsole in het molenhuis), maar vermoedelijk is er nog een oudere kern aanwezig. De molen is gebouwd in baksteen en zandsteen. De funderingen aan de zijde van de Molenbeek bestaan uit ijzerzandsteen. De keermuur, die midden in het schilddak uitsteekt, wijst op twee verschillende bouwfasen. Misschien was die muur vroeger de buitenmuur en werd het oostelijke deel met twee vensters pas in 1758 bijgebouwd. De voorgevel werd in het midden van de 18de eeuw aangepast. Hij is voorzien van steekboogramen met uitstekende sluitstenen. In de jaren zestig werd de molen grondig gerestaureerd.
De molen bleef in bedrijf tot aan de Tweede Wereldoorlog. Het molenhuis werd geklasseerd bij koninklijk besluit van 12 april 1944. In 1964 verkochten de erfgenamen van de laatste molenaar het gebouw. De nieuwe eigenaar voerde een grondige restauratie uit. Bij die restauratie werden witte stenen bovengehaald, die lijken afkomstig te zijn van gotische kerkvensters. Het is niet uitgesloten dat deze stenen afkomstig waren van het eerste klooster op 's Hertogeneiland, dat vermoedelijk vlak bij de molen heeft gestaan.
De omgeving
Na de aanleg van de nieuwe Diestsesteenweg dommelde het gehucht Gempe in. Dit verklaart waarom de meeste oude huizen en de molen tot in de 20ste eeuw bewaard gebleven zijn. De afspanning De drie Haringen (vroeger Doelstraat 9) was gebouwd in zand- en baksteen en dateerde uit de 17de eeuw. Deze woning wachtte op restauratie, maar stortte in tijdens een noodweer (vermoedelijk in 1973). Tegenwoordig zijn ook de puinen verdwenen. Ernaast staat nog een woning die volgens de muurankers gedateerd is in 1777, maar die kan opklimmen tot het einde van de 17de eeuw. Ook deze woning werd recent gerestaureerd. De oude Diestsebaan is in de richting van Schubbeek onbegaanbaar geworden. Links van de baan liggen de Gempevijvers, die het klooster vroeger van vis voorzagen. iets verder op het gehucht ligt nog een oude brouwerij.
De aanleg van de nieuwe Diestsesteenweg aan het einde van de 18de eeuw, sneed het kloosterdomein in tweeën. De eigenlijke kloostergebouwen lagen ten zuiden van de steenweg. Na de afschaffing van het klooster werden de gebouwen en de gronden als nationaal goed verkocht. Het klooster, met bijna 3 hectare tuin, weide en vij vers, werd verkocht aan Wery, Van der Smissen en Timmermans. Na de Franse revolutie werd het klooster afgebroken. Er resten alleen nog een deel van de boerderij en de zuidelijke omheiningmuur. In 1828 bouwde de toenmalige eigenaar, De Heen, op het domein een kasteel dat nu eigendom is van de familie Steenberghen.
Op het grondgebied van Lubbeek, op een kleine kilometer ten zuidwesten van de molen is nog een merkwaardig middeleeuws relict te vinden. Hier ziet men nog de motte of opgeworpen aarden heuvel, waarop ooit de woonst van de familie van Kraaiwinkel stond. De dochters van de heer van Kraaiwinkel worden in verband gebracht met de legende van de Onze-Lieve-Vrouwkapel te Lubbeek.
Verder onderzoek
Deze voorlopige studie steunt enkel op gepubliceerde literatuur en op enkele uitgegeven oorkonden. Ongetwijfeld kan er over de molen en zijn omgeving nog meer gevonden worden in de goederenregisters en in de cijnsboeken van het klooster. Vermits de molen zeker al in de 15de eeuw verhuurd werd, moeten er ongetwijfeld pachtcontracten te vinden zijn in de Leuvense schepenregisters. Ook in het Al gemeen Rijksarchief te Brussel berusten er nog een overzicht van de goederen en de lasten van het klooster in 1787 en een proces verbaal van de afschaffing. Voor de recentere geschiedenis van het domein kunnen ook het gemeentearchief, het kadaster en mogelijk ook privé-archieven nog nieuwe gegevens aan het licht brengen.
Bibliografische bronnen
DE TROOSTEMBERGH {M.). Les chartes de l'lle-Duc à Gempe. in: Analectes de !'Ordre de Prémontré. 1905-19011, dl. I-VIl. {Met uitgave van de kloosterkroniek).
Werken
HALFLANTS (J.). Gempe, best bewaarde gehucht van het oude Hageland, in: Meer Schoonheid. 1966, dl. Xlll-4, p. 12-19.
LEMAIRE (R.M.) e.a. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen. Dl. 1: Provincie Brabant. Arrondissement Leuven. [z.p., 1971], p. 354.
NEEFFS (E.) Le monastere de l'lle-Duc a Gempe.Leuven, 1867.
NOPPEN (C.). Het klooster te Gempe volgens een cijnsrol van 1317, in: Meer Schoonheid. 1957-1958, dl. V-1, p. 16-19 en dl. V-2, p. 26-29.
Prieuré de l'lle-Duc, à Pellenberg, puis de Gempe à Winge-Saint-Georges. Monasticon belge. Province de Brabant. Dl. lIl, Luik, 1969, p. 829-849.
SCHEYS (F.). Legenden over de heren van Thunen en van Rode te Sint-Pieters Rode.- Meer Schoonheid. 1961, dl. Vlll-1, p. 28-29.
VAN KERCKHOVE (B.). 15 wandelingen in de Hagelandse heuvelstreek. [z.p.], 1994, p. 100-104.
WAUTERS (A). Art. Winghe-Saint-Georges. La Belgique ancienne et moderne. Géographie et histoire des communes belges Arrondissement de Louvain. Canton de Glabbeek. Brussel, 1882, p. 44-60.
WOLFS (C.). Van ridderwoonst tot universitaire vestiging. Acht eeuwen geschiedenis.[Lubbeek,1999)
-------------------------
Rijksarchief Leuven, Notariaatsarchief, notaris H. Persoons, 1775 # 20 (mededeling Herman Swinnen).
Joannes Janssens molder tot gemp onder winghe voors als in houwelijck met elisabeth trouwkens te vorens weduwe van peeter baudewijns ..
------------
"Hoe Gemp ontstond", uit Constant Noppen, "Wel en wee van Kortrijk-Dutsel", Leuven, Nova et Vetera, 1952 naar een zeer oud handschrift op perkament in de Parkabdij.
"Te Pellenberg leefde zeker ridder, Renier van Uedechim, vroom en dappere landheer; in de echt getreden met Lawreta van Peruwelz, even edel van inborst als van oorsprong, kregen zij 4 zonen en 8 dochters. Om deze laatsten volgens hun adellijke stand te huwen, schoot de fortuin van de vader te kort; hij polste zijn dochters met de gedachte dat zij de Almachtige tot bruidegom zouden kiezen en het kloosterleven omhelzen. Geen die zich verzette, integendeel. Vader Renier op zoek naar een geschikte Orde, doch de Voorzienigheid wilde dat hij zijn gading niet vond.
Op Sinksendag, tijdens zijn gebed, rees klaar voor zijn geest, te Pellenberg zelf, met de erfgoederen van zijn dochter, een nieuw k1ooster op te bouwen en de statuten van de Norbertijnen te verkiezen.
Te Korbeek-over-Loo leefde een zuster van Renier, zeer vermogend. Haar enige dochter, Elisabeth, had te Herckenrode een paar jaren in het klooster doorgebracht, maar was nog niet geprofest. Deze vervoegde, als novicemeesteres, haar 8 nichten, vermaakte haar rijk vermogen aan de nieuwe stichting en blijmoedig ving het religieus leven aan, in 1219.
Er kwam echter tegenkanting vanwege de Norbertijnse overheid, omdat het geestelijk bestuur alleen mag overgaan tot dergelijke stichting. Maar toen het na een jaar bleek hoe vurig en stipt het nieuwe klooster leefde, aarzelde het algemeen kapittel van de Orde niet hen te aanvaarden en te stellen onder de leiding van de Abt van het Park, te Heverlee".
Niet lang zullen zij te Pellenberg verblijven.
De hertog van Brabant, Hendrik II, bracht enkele dagen door in het klooster, zo getuigt hij zelf, en was getroffen door het voorbeeldig leven ; hij vond de ligging te eng en schonk, bij akte van December 1229 (Archief n. 2, Parkabdij) 12 bunders, inbegrepen een watermolen (die heden nog bestaat) te Gemp, bewesten S. Joris-Winge. Dadelijk werd er een ruim klooster met een heerlijke kapel gebouwd en reeds in 1229 verhuisden de Zusters uit Pellenberg naar Gemp, naar 's Hertogeneiland.
Literatuur
Archiefbronnen
Rijksarchief Leuven, Notariaatsarchief, notaris H. Persoons, 1775 # 20
Werken
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Constant Noppen, "Wel en wee van Kortrijk-Dutsel", Leuven, Nova et Vetera, 1952.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 5: arrondissement Leuven (M-Z)", Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1994.
Thomas Coomans e.a., "Abdijmolens tussen Rijn en Schelde - Moulins abbatiaux entre Rhin et Escaut - Abteimühlen zwischen Rhein und Schelde", Utrecht, 2003, Clavis, Kunsthistorische Monografieën, deel XIX, 136 blz., ill., krten.
F. Scheys, "De Gempmolen", in: "Oost-Brabant", heemkundig tijdschrift voor het Hageland en omgeving, jg. 27 (1990), p. 78-79.
H. De Vuyst, "Hout werkt", in: M&L, Monumenten, Landschappen & archeologie, tweemaandelijks tijdschrift van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel jg. 24, nr. 4, p. 8-21.
"De watermolen van Gempe en de familie Baudewijns (1728 - 1791)", in: Lubbeekse Historische Tijdingen, 2008, nr. 5, december, p.7-14.
Arthur De Rijck, De Winge en zijn watermolens (deel 1), in: De Holsbeek, XIV, 1996, nr. 56, okt.-nov.-dec., p. 17-18 (Mededeling HWH, Holsbeekse Werkgroep voor Geschiedenis, nr. 13).
Arthur De Rijck, De Winge en zijn watermolens (deel 2), in: De Holsbeek, XV, 1997, nr. 57, jan.-febr.-maart, p. 17-18 (Mededeling HWH, Holsbeekse Werkgroep voor Geschiedenis, nr. 14).
Louis Peeters, De Winge en zijn watermolens (deel 3), in: De Holsbeek, XV, 1997, nr. 58, april-mei-juni, p. 21-22 (Mededeling HWH, Holsbeekse Werkgroep voor Geschiedenis, nr. 15).
Frans Gullentops & Urbain Radelet, De Winge en zijn watermolens (deel 4), in: De Holsbeek, XV, 1997, nr. 59, juli-aug.-sept., p. 25-26 (Mededeling HWH, Holsbeekse Werkgroep voor Geschiedenis, nr. 16).
Denise Moiné & Jozef Pierlet, "Twee eeuwen molengeschiedens in de Broekstraat te Lubbeek", in: Lubbeekse Historische Tijdingen, 2008, 5, 96 p.
Oost-Brabant (Heemkundig tijdschrift voor het Hageland en omgeving, uitgegeven door de Oostbrabantse werkgemeenschap), XVIII, 1981, 2 (Speciaal nummer Tielt-Winge)
Eduard Van Eermen, "De molen van Gempe te Sint-Joris-Winge", Oost-Brabant. Heemkundig Tijdschrift voor het Hageland en Omgeving, jaargang 39 nr. 1, 2002, pp. 5-13.
M. De Troostenbergh, "Les chartes de l'Ile-Duc à Gempe", Analectes de Prémontré.
Mailberichten
Wim Van der Elst, Laken, 18.10.2013.
Herman Swinnen, 24.04.2017 (medling van de archieftekst van 1775).
Persberichten
Fernand Goyens, "Gempemolen maalt weer. Rustpunt op fietsroutes en GR-wandelpad", in: Het Nieuwsblad, 28.07.2001
BMK, "Brasserie Gempemolen gesloten na brand", in: Het Nieuwsblad, 05.05.2008.
Carine Vanlingen, "Vlaamse Molendag op 26 april: Gempemolen in Tielt-Winge doet mee", in: Het Nieuwsblad, 22.04.2009.
Fernand Goyens, "Oostenrijkers stoppen Hageland in één zuil. Voor honderdduizend bezoekers aan de Gempemolen", in: Het Nieuwsblad, 25.11.2009.
Fernand Goyens, "Via touchscreen alle up-to-date informatie voor bezoekers Hageland. Tielt-Winge neemt unieke interactieve infozuil in gebruik", in: Het Nieuwsblad, 30.03.2010.
Raymond Billen, "Elektronische infozuil aan Kapittelhuys Hoegaarden", Het Nieuwsblad, 18.05.2010.
Carine Vanlingen, "5 euro per jaar en toch nog natte voeten", Het Nieuwsblad, 13.11.2010.
Carine Vanlingen, "Pas aangelegde kruidentuin Gempemolen vernield door vandalen", Het Nieuwsblad, 22.11.2011.
Carine Vanlingen, "Foto. Nieuwe start voor Gempemolen", Het Nieuwsblad, 08.01.2014.
LIV, "Het plekje. Sint-Joris-Winge - Rondom wijst u de weg in eigen streek. De Gempemolen", Het Nieuwsblad, 12.02.2014.
Dirk Van de Gaer, "Hans Meus weer aan het roer in de Gempemolen", Het Nieuwsblad, 28.05.2014.
GMA, "Hans Meus opnieuw aan het roer van Gempemolen", Het Laatste Nieuws, 06.05.2014.
Mailbericht John Verpaalen, Roosendaal, 11.04.2015.