Oordegem (Lede), Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Naam
- Fauconniersmolen
- Ligging
- Grote Steenweg
9340 Oordegem (Lede)
(weg Gent - Aalst)
1,6 km NW v.d. kerk van Oordegem
kadasterperceel E265b
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Geo positie
- 50.966053, 3.883454 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Provincie Oost-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1845
- Type
- Stenen stellingmolen
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Oorspronkelijk olie- en graanmolen
- Gevlucht/Rad
- Stalen gelaste deelroeden, fabr. Adriaens, Weert, geplaatst 10.03.2015, 2 x 12 m
- Inrichting
- Drie steenkoppels
- Toestand
- Maalvaardig
- Bescherming
- M: monument,
2 juli 1948 - Molenaar
- Jan Bauwens (sinds 1992), Vincent Fockedey en andere medewerkers van MOLA
- Openingstijden
- Op molendagen en op afspraak, tel. 09 3424240 (Mola)
- Database nummer
- 166
- Ten Bruggencatenummer
- 03402
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Fauconniersmolen is een stenen stellingmolen aan de Grote Steenweg (weg Gent-Aalst), op 1,6 km ten noordwesten van de kerk van Oordegem.
Aan de basis van de bouw van deze stenen stellingmolen ligt een geschil die rond 1830 was gerezen tussen de bouwheer (Petrus Fauconnier) en baron Maelcamp de Landeghem, eigenaar van de nabijgelegen Watermolen (zie aldaar). Petrus Fauconnier was de pachter van deze watermolen, maar besloot wegens het conflict zelf een molen te laten bouwen. Hij zag zijn droom evenwel niet meer in vervulling gaan. Immers, hij overleed op 6 november 1831 te Oordegem, slechts 48 jaar oud. De molen zou er evenwel toch komen! De aanvraag werd gedaan door zijn weduwe, Maria Amalia De Boever. Op 1 juni 1844 werd de bouwvergunning verleend en eind 1845 was de molen klaar. Vanaf het begin was er de dubbele functie van olie- en korenmolen.
Opeenvolgende eigenaars:
- 1844, opbouw: De Boever Maria Amalia, weduwe van Fauconnier Petrus, herbergierster te Oordegem
- 23.02.1883, verkoop: Lalemant Celesta Anna, zonder beroep te Oordegem (notaris Schelfhout)
- later, ruil: Fauconnier Augusta (echtgenote De Buyst Pierre Adolphe, schrijnwerker te Brussel) (tribunaal)
- 23.03.1883, verkoop: De Waepenaert-Lalemant (Celesta) Henri, molenaar te Oordegem (notaris Schelfhout)
- 27.12.1911, verkoop: Lalemant-Van Lierde August Jules, handelaar te Gent (notaris Limpens)
- 23.06.1919, gift: a) Lalement Leon Jules (voor naakte eigendom), handelaar te Gent en b) Lalement August Jules (voor vruchtgebruik), zonder beroep te Gent (notaris Maeterlinck)
- 20.07.1919, einde vruchtgebruik: Lalement Leon Jules, scheepsbevrachter te Gent (overlijden van August Lalement)
- 29.12.1953, verkoop: Vereeniging zonder winstdoelmerk "Les amis de la Commission royale des Monuments et des Sites", te Brussel (notaris Tijtgat - vernielde molen en erve)
- 22.11.1973, gift: Domeinen van de Provincie Oost-Vlaanderen, te Gent (notaris Vanwijmeersch)
In de nacht van donderdag 10 op vrijdag 11 december 1908 drongen dieven binnen in de molen, die toen begaan werd door Henri De Waepenaert, gehuwd met Celesta Lallemand.
Na herhaalde eigendomsoverdrachten werd de molen in 1953 geschonken aan de vzw "Les amis de la Commission Royale de Monuments et des Sites". Deze vereniging was destijds ook eigenares van de nog bestaande Kalfmolen te Knokke en de Stenen Molen te Zwevegem. De molen, langsheen de verbindingsweg Gent-Aalst, werd uitwendig hersteld.
In 1973 werd de Provincie Oost-Vlaanderen de eigenaar. Vlak voor de restauratie zou beginnen, brandde de molen nagenoeg volledig uit op 16 mei 1976. Op de askop en een paar balken na, ging de hele inhoud verloren. Alles wees er op dat het kwaadwillige brandstichting was. De daders werden niet gevonden. Nadien volgde toch een grondige restauratie met een geheel nieuw binnenwerk, naar een ontwerp van architect Fernand Weyers uit Sint-Niklaas (1920-1991). Het werk werd uitgevoerd door de firma Cottenier uit Aalbeke. Op 29 juni 1984 werd de molen officieel ingehuldigd.
De restauratiewerken van de jaren 1980 gaven echter, op technisch vlak, aanleiding tot heel wat kritiek. Zo onder andere: te kleine kap met te geringe dakoversteek, gebrekkig functionerende kruilier, conische rollen in de paternoster, terwijl de liggende en gaande ringen niet afgevlakt zijn, onregelmatige druk van de kap tegen de staande ring, een gehavend gevlucht wegens inkorting omdat het tegen de stelling sleepte, gebrekkig paswerk onder de molenstenen, een galg die niet gebruikt kan worden wegens een te lage lastarm (voorheen was er een steentrommel, maar dat wist men blijkbaar niet), een onbetrouwbare lui, slechte bussen in de steengaten, gebrekkige wigging van de wielen, slechte steek en kammen, geen luiken voor het uittrekken van de staakijzers, enz.
Beetje bij beetje werden deze mankementen weggewerkt en kan de molen thans effectief als "maalvaardig" worden beschouwd. Molenaars zijn: Jan Bauwens (sinds 1992), Vincent Fockedey en andere medewerkers van MOLA (Provinciaal Molencentrum te Wachtebeke).
De molen is uitgerust met stalen, gelaste deelbare roeden, fabrikaat Adriaens uit Weert, geplaatst op 10 maart 2015), twee natuursteenkoppels en een kunststeenkoppel. De kap kruit op een paternosterring.
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Aanvullende informatie
Jaarlijks aantal asomwentelingen:
1994: 14.159
1995: 7.107
1997: 238
1998: 0
1999: 20.886
2000: 2.761
2001: 13.206
2002: 6.260
2003: 2.345
2005: 18.797
2006: 11.465
2009: 20.007
2010: 18.623
2011:
Intekendatum: 22.11.2002, 14 u. 30
Molen: Oordegem (Lede, O.-Vl.), Fauconniersmolen - stenen stellingmolen
Bouwheer: Provincie Oost-Vlaanderen
Ontwerper: Arch. L. Kindt (Provincie Oost-Vlaanderen)
Opdracht: Gevelopfrissingswerken; cat. D, kl. 1
Plaats aanbesteding: Provinciaal Administratief Centrum Het Zuid, W. Wilsonplein 2, 9000 Gent
Offertes: MRT nv, Deinze, €60.188,15; Nijs P. nv, Deinze, €69.436,68; Janssens nv, Lokeren, €101.837,50; Saey John nv, Melle, €105.051,35
Toewijzing: MRT nv, Deinze
Land van Aalst, 13.12.1908
Diefte te Oordegem. Tijdens den nacht van donderdag tot vrijdag der vorige week, zijn dieven in den windmolen binnengedrongen van Henri Wapenaere, molenaar. De molen staat tegen het kasteel van Oordegem.
Richard De Gendt, "Oordegem nederzetting, heerlijkheid, gemeente", 1987, p. 248-254.
De stenen windmolen van P. Fauconnier
a. Ligging
Aan de Grote Steenweg, noordkant , Sie E, nr. 265, op een paar honderd meter van de watermolen, op 21 m boven de zeespiegel. In de nabijheid van het hof te Landegem.
b. Geschiedenis
Op 21 januari 1808 huwde Pierre Fauconnier, 24 j., zoon van Pierre en Caroline Dumont, mulder van beroep, met Marie Amalie De Boever, weduwe, 27 j., dochter van Jan-Baptist en Angelina Bockstaele, wonend te Oordegem aan de Grote Steenweg.
Fauconnier was afkomstig van Ogy bij Lessen en woonde toen te Lede. De Boever was afkomstig van Melden, Zuid-Oost Vl., en was weduwe van Livinus Van Der Stuyft.
Ze kregen zeven kinderen die in 1823 respectievelijk oud waren: Joseph 14 j. - Désiré Joseph 12 j.- Augustin-Bernard 10 j. - Edouard 8 j.- Justine 5 j. - EulaJie Rosal ie 3 j. - Beatrix 1 j.
Fauconnier pachtte de molen van de heer van Landegem, baron de Maelcamp de Landeghem, en was terzelvertijd cabaretier (d .i. herberguitbater). Hij was weldra een invloedrijk man te Oordegem, als gemeenteraadslid van 1821 tot 1831 en nadien als schepen.
Rond 1830 kwam hij in onverschil met de heer Maelcamp, eigenaar van de watermolen en besloot zelf een molen te laten bouwen. Toen de heer hem vroeg waar hij het geld ging halen om zulk een werk uit te voeren antwoordde Fauconnier dat hij geld genoeg had en de overschot van zijn biljetten aan de wieken van zijn toekomstige windmolen zou hangen.
De droom van de molenaar ging echter niet in vervulling want hij overleed te Oordegem op 6 november 1831, slechts 48 jaar oud, maar mevrouw was daar nog met haar talrijke kroost.
De aanvraag tot het bouwen van een stenen windmolen werd bij het gemeentebestuur van Oordegem genoteerd op 27 mei 1844. Deze aanvraag werd gedaan door mevrouw Maria Amalia De Boever die het opzet van haar overleden echtgenoot uitvoerde. Deze aanvraag werd doorgestuurd naar de bestendige deputatie te Gent.
De vergunning werd toegestaan onder bepaalde voorwaarden. Zo moest, onder andere, de molen op minimum 50 m van de steenweg opgericht worden.
Op 1 juni 1844 was de vergunning in orde en tegen eind 1845 stond de molen malensklaar.
De weduwe overleed op 27 november 1847, 67 jaar oud.
c. Eigenaars
1845: Mevr. wed. Fauconnier-De Boever.
1847: Kinderen Fauconnier.
1884: De molen wordt verkocht aan Celeste Lalemant, bijzondere, van Oordegem.
1885: Het jaar daarop kwam hij door ruilverkaveling in eigendom van Petrus-Adolf De Buyst. schrijnwerker te Brussel.
1890: De molen wordt eigendom van Henri de Waepenaert-Lalemant waarschijnlijk de pachtende molenaar.
1912: Verkocht aan Jules Lalernaut-Van Lierde, handelaar te Gent.
1919: Gaat over in erfenis aan Jules Lalemant, eveneens handelaar te Gent, dit in naakte eigendom. Het vruchtgebruik was voor August Jules Lalemant .
1923: Als de termijn van het vruchtgebruik verstreken was kwam de molen weer in handen van Leon-Jules Lalemant.
1935: Het molenaarsbedrijf wordt gestaakt.
Nota: Het is het geval met veel water- en windmolens door de opkomst, eerst van de stoommachine en daarna van de benzinemotor.
d. Klassering
Op 2 juli 1948 werd bij K .B., getekend door de toenmalige regent, prins Karel, "de windmolen , Fauconniersmolen te Wijde Wereld, Oordegem" geklasseerd als monument op voorstel van de commissie voor monumen ten en landschappen.
e. Verval
In 1953 werd de molen door de heer Lalemant geschonken aan ''Les amis de la cammission royale des monuments et des sites'' van Brussel die het inzicht hadden er een bezienswaardigheid van te maken langsheen de Grote Steenweg, toen de drukste steenweg van gans België. Het was trouwens de enige windmolen aan de Grote Baan tussen Brussel en Oostende.
De molen was ondertussen aan een goede onderhoudsbeurt toe en moest dringend gerestaureerd worden. De kosten waren geraamd op 594.000 fr. Daarvan viel 15 %, zegge 89.100 fr ten laste van de gemeente Oordegem.
De minister van onderwijs, onder wiens bevoegdheid de molen ressorteerde, gezien het een geklasseerd monument was, stuurde op 8 juli 1955 een schrijven naar het gemeentebestuur van Oordegem om deze tussenkomst te bekomen. In haar zitting van 30 juni 1955 weigerde de Oordegemse gemeenteraad haar aandeel te nemen in de kosten voortspruitend uit deze herstellingswerken met het gevolg dat er niets gebeurde en de molen verder verviel.
f. Restauratie
Het kostte heel wat moeite aan burgemeester De Cuyper om in 1972 de zaak weer aan het rollen te krijgen want de Oordegemse bevolking en heel wat milieu- en natuurvrienden zagen met lede ogen het verval van de weleer zo prachtige prestigieuze Fauconniersmolen.
Eind 1973 kwam de redding. Het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen kocht de molen en zou hem laten restaureren. Een restauratiedossier werd aangelegd waarvoor beroep werd gedaan op architect Weyers uit St. Niklaas.
Zondagmorgen 16 mei 1976 brandde de molen echter bijna volkomen uit en ging de ganse inhoud verloren. Zo werd de herstelling merkelijk vertraagd en liepen de kosten heel wat hoger op.
Na enkele jaren konden de werken toch worden uitgevoerd door de p.v.b.a. Cottenier uit Aalbeke. Ze eindigden pas in 1984. De restauratie kostte 20 miljoen waarvan 60% gedragen werd door de staat en 40% door de provincie.
g. Bedrijfsklaar-De inzegening
Ingenieur Guido De Corte, wonend te Oordegem, Wijde Wereld, in het bezit van het getuigschrift van molenaar, werd door het provinciebestuur aangesteld als molenaar, want de restauratie was zodanig uitgevoerd dat de molen volledig bedrijfsklaar was.
Op 29 juni 1984 werd de molen plechtig ingezegend door J. Bontinck, pastoor van Oordegem, in het bijzijn van heel wat prominenten van de provincie en het gemeentebestuur van Lede.
Als meter fungeerden: mevr. De Cuyper, echtgenote van de bestendig af gevaardigde van de provincie, tevens voorzitter van de provinciale molencommissie, en als peter Renaat Van der Linden, gekend volkskundige.
In de molen werd een gedenksteen onthuld en de beide harmonieën van Oordegem zorgden voor de muzikale omlijsting.
h. Technische gegevens
De molen is van het type "bovenkruier": alleen de kop met de schuinliggende wiekas wordt naar de wind gezet met de kruilier.
Binnenste basisdiameter: 7,60 m
Bovenste basisdiameter: 4,40 m
Hoogte van de romp: 14,85 m
Lengte van de wieken: 10,50 m
De dakbedekking bestaat uit eikenhouten leien.
De molen is uitgerust met twee Franse steenkoppels (molenstenen), alle met een diameter van I ,40 men voorzien van tweetaktrijn.
Het vangwiel telt 52 beuken kammen en heeft een diameter van 2,60 m.
1. Stampkot
Op de begane grond was oorspronkelijk een oliestampkot opgesteld met twee vertikale opstaande rollende molenstenen. Deze installatie werd rond 1900 verwijderd maar deze pletstenen liggen nog aan de molen.
---------------
J. de Middeleer, "Heemschut. Alarm voor onze molens", Ons Heem, VIII, 1950, 2-3, p. 35.
De schone stenen molen van Oordegem (geklasseerd) wordt niet hersteld, valt in puin. De weg Aalst-Gent wordt verbreed en als niet spoedig ingegrepen wordt gaat hij verloren, wat een groot verlies zou zijn uit toeristisch oogpunt.
Is iedereen nu stekeblind en stokkedoof dat er niets gedaan wordt voor deze stenen reus?
R(af) V(anden) A(beele), "Heemschut. Oordegem", Ons Heem, X, 1952, p. 103.
In "Ons Heem" van Zomermaand 1950 werd reeds door J. de Middeleer alarm geroepen voor het behoud van de schone stenen molen van Oordgem. De verbreding van de rijksweg Gent-Aalst geschiedde zodanig dat hij behouden bleef. Maar de toestand waarin deze molen verkeert is onheilspellend. Zelfs indien de middelen zouden ontbreken voor de volledige herstelling, zou er iets moeten gedaan worden om het ergste te voorkomen. Tevens zouden de oude reclamesporen toch wel - mits geringe onkosten - kunnen overdekt worden met een frisse laag witte kalk. Niet enkel op heemkundig maar ook op toeristisch gebied zou dit gewaardeerd worden. Is de stenen molen van Hoeke, langs de baan Maldegem-Knokke, hiervan geen prachtig voorbeeld?
"Kwieke molens. Water en wind in Denderland en Herzele", erfgoedcelaalst.be (nov. 2015)
Op 15 november 2015 gaat het project ‘Kwieke Molens. Water en wind in Denderland en Herzele’ van start. Erfgoedcel Denderland slaat de handen in elkaar met de Provincie Oost-Vlaanderen, de gemeenten Erpe-Mere, Lede, Ninove en enkele particuliere molenaars om het landelijke molenerfgoed en het molenambacht in de kijker te zetten. Zes molens wisten de tand des tijds te doorstaan en draaien vandaag nog altijd. Dankzij dit project worden de molens niet alleen opengesteld voor publiek, maar kun je ze ook actief bezoeken. Erfgoedcel Denderland nodigt je dan ook met veel plezier uit om erbij te zijn op het grote voorstellingsmoment.
Op 15 november 2015 wordt om 14 uur het project ‘Kwieke Molens’ voorgesteld aan pers en publiek in de Fauconniersmolen te Oordegem (Grote Steenweg z/n, 9340 Lede). Na een korte uiteenzetting door de bestendige deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen en schepen Elke Meganck (Lede) zetten we dit project in de molen feestelijk in. De aanwezigen worden getrakteerd op lekkere poffertjes en een fris molenbiertje. Naast de voorstelling van dit project is de molen tussen 13 en 17 uur ook open voor het publiek. De molenaars geven rondleidingen en maaldemonstraties. Een meester-bakker geeft bij de molen ook bakdemonstraties in een houtoven.
Met dit project wil Erfgoedcel Denderland het molenerfgoed onder de aandacht brengen. Kenmerkend in het landschap en toch vaak onbekend maken water- en windmolens deel uit van ons cultureel erfgoed. Het project loopt tot eind oktober 2017. Verschillende activiteiten en publieksmomenten worden voorzien. Er wordt alvast gestart met een toeristische brochure, een promotiefilm, financiële ondersteuning, een educatief pakket en de promotie van de (bestaande) opleiding voor molenaars en molengidsen.
De initiatieven zullen gespreid worden over zes deelnemende molens. Naast vijf windmolens neemt ook één watermolen deel:
- Fauconniersmolen in Oordegem (Lede): stenen stellingmolen. Eigenaar: Provincie Oost-Vlaanderen, beheerder: Mola
- Kruiskoutermolen in Mere (Erpe-Mere): staakmolen met open voet. Eigenaar: Gemeente Erpe-Mere
- Fonteintjesmolen in Meerbeke (Ninove): bovenslag watermolen. Eigenaar: Johan Bracke
- Wildermolen in Appelterre-Eichem (Ninove): staakmolen met open voet. Eigenaar: Stad Ninove
- Molen ter Zeven Wegen in Denderwindeke (Ninove): stenen bergmolen. Eigenaar: Stad Ninove
- Molen te Rullegem (Herzele): staakmolen met open voet. Eigenaar: Alain Goublomme
Financiële ondersteuning
Voor elke deelnemende molen is een budget voorzien om kleine infrastructurele aanpassingen te doen. De molens moeten immers toegankelijk zijn voor een breed publiek. Deze financiële ondersteuning is niet te verwarren met het restaureren van de molens. Het budget heeft als doel om kleine en noodzakelijke pijnpunten in toegankelijkheid op te lossen (bv. het plaatsen van een sanitair, een trapleuning, etc.).
Voor kinderen
Met een kant-en-klaar educatief pakket kunnen leerlingen van de derde graad lager onderwijs op een hedendaagse manier kennis maken met de deelnemende molens, het molenambacht en de belangrijke plaats die de molens innemen in het landschap.
Molenaarsopleiding
Daarnaast zet Erfgoedcel Denderland ook de schouders onder de (bestaande) opleiding tot molenaar en molengids. Want natuurlijk is het niet mogelijk om zonder goed opgeleide vrijwilligers de molens geregeld te laten draaien. Extra helpende handen kunnen de bestaande groep molenaars dus helpen.
Partners
Dit project is een initiatief van Erfgoedcel Denderland. Toch kan de erfgoedcel rekenen op de medewerking van heel wat partners. Als copromotor zorgt Mola, met jarenlang opgebouwde expertise, voor heel wat meerwaarde. Ook Hogeschool Odisee en Toerisme Scheldeland dragen inhoudelijk aan dit project bij, en het project kan ook rekenen op de bereidwillige medewerking van de gemeentes Ninove, Erpe-Mere en Lede en de particuliere eigenaars van de molens. Het project ‘Kwieke Molens’ kadert in het programma voor plattelandsontwikkeling PDPOIII 2014-2020 of Platteland Plus.
------------------
Lieven Denewet, “De Fauconniersmolen van Oordegem kreeg de eerste stalen deelbare molenroeden in ons land”, Molenecho’s, jg. 43, 2015, 1, p. 6-14.
Op dinsdag 10 maart 1845 kreeg de Fauconniers-molen van Oordegem nieuwe roeden. Niet “zomaar” andere, maar de eerste van een nieuwe soort in Vlaanderen! Daarover straks meer. Eerst en vooral: de provincie Oost-Vlaanderen had het geluk dat de Fauconniersmolen nog in het “oude systeem” viel, met een restauratiepremie van 80% van de Vlaamse overheid. Sinds 1 januari 2015, met de toepassing van het nieuw Vlaams onroerenderfgoed-decreet, krijgen de provincies voor hun eigen monumenten immers geen erfgoedpremies meer van de Vlaamse overheid!
De vorige roeden, waaraan grote roestvorming werd vastgesteld, dateerden van 1983. Ze waren geplaatst door de - inmiddels niet meer bestaande - firma Cottenier bvba uit Aalbeke. Deze stalen gelaste roeden moesten kort na hun plaatsing aan weerszijden zo’n 30 cm ingekort worden, omdat ze tegen de gaanderij sleepten! Hierdoor bleven er slechts 29 in plaats van 30 hekscheden meer over. In 2003 verbeterde Thomaes Molenbouw nv uit Roeselare (inmiddels ook verdwenen) de stroomlijning, zodat de molen vlotter kon draaien. In de loop van de jaren werden ook de meeste andere technische mankementen van de gebrekkige “maalvaardige” restauratie van 1983 weggewerkt.
Terug naar 2015. De oude gietijzeren askop (type Wauters-Koeckx uit Brussel) werd ontroest. Adriaens Molenbouw bv uit Weert (NL) vervaardigde nieuwe stalen gelaste roeden van het type “deelbare roeden”. Met nachttransport werden ze naar Oordegem gebracht. De van hun hekwerk ontdane roeden uit 1983 werden op maandag 9 maart uitgehaald, met een hijskraan van Anthony Cranes uit Wilrijk. Dinsdagmorgen kon men aan de slag om de vier nieuwe, reeds opgehekte roede-einden, elk 12 meter lang, in de askop te plaatsen. In de late namiddag was de klus geklaard. Restten nog twee dagen om, via de hoogtewerker, onder meer alle verbindingen in de kruising nauwkeurig aan te brengen.
De oude roeden blijven als bezienswaardigheid liggen op het grasperk voor de Fauconniersmolen.
Wat zijn “deelbare roeden”? Het zijn stalen roeden die in twee delen worden gemaakt en met bouten in de askop aan elkaar worden gezet. Het systeem werd in 2006 in Nederland ontwikkeld.
In Nederland vaardigde de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (thans: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) reeds in 1985 Richtlijnen voor het vervaardigen van stalen molenroeden uit. Mede vanwege diverse roedebreuken en de vaak korte levensduur van gelaste molenroeden, vond men dat deze richtlijnen moesten worden herzien. Deze aanpassing zou gebeuren met de vaststelling van nieuwe normen voor het fabricageproces, de staalkwaliteiten en de controle van de lasnaden. Men baseert zich hiermee ook op ervaringen uit de molenpraktijk.
Het belangrijkste probleem met het ontwerp naar de richtlijn uit 1985 is roest. Te vaak zijn roeden na 25 jaar - dat is de gemiddelde leeftijd waarop de houten hekwerken moeten worden vervangen - al sterk door roest aangetast. Bedoeling is roeden te maken “die meerdere hekwerken kunnen meegaan”. Roest is bij het oude ontwerp nauwelijks te voorkomen, aangezien een roede aan de binnenzijde niet goed kan worden geconserveerd en onderhouden.
Begin 2012 publiceerde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) de nieuwe richtlijnen voor het vervaardigen van stalen molenroeden. De richtlijnen van 1985 zijn grondig herzien. Men schenkt veel aandacht aan het lasproces. Veiligheid en productaansprakelijkheid worden ook in de molenbouw steeds belangrijker.
In de nieuwe richtlijnen zijn de volgende zaken nieuw en/of belangrijk:
- Keuze uit type A (weerbestendig staal) en type B (thermisch verzinkt). Binnen 15 km van de Nederlandse kust is type A niet toegestaan!
- Toegepast plaatstaal dient geleverd te worden met beproevingsattesten.
- Vaststelling van de plaatdiktes.
- Platen mogen uitsluitend gesneden worden en alleen met een automatisch systeem. Hekgaten dienen aangebracht te zijn vóór de start van het laswerk.
- Laswerk aan weerbestendig staal moet uitgevoerd worden met speciaal weerbestendig lasmateriaal.
- Zowel het lasbedrijf als de lassers dienen gekwalificeerd te zijn en in het bezit te zijn van certificaten
- De stuiklassen van elke roede dienen voor het conserveren onderzocht te zijn door middel van niet-destructief onderzoek (b.v. ultrasoon, magnetisch of röntgen)
- De roeden dienen zonder vervorming uit het zeer warme zinkbad te komen.
- De kwaliteit en methode van de afwerking, zoals het verfsysteem, wordt duidelijk voorgeschreven.
Het ingenieursbureau Stemar uit Alkmaar stelde voor de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) in 2006 een nieuw conceptrichtlijn op. Er werden twee ontwerpen uitgewerkt, met als uitgangspunt een levensduur voor de roeden van 50 tot 75 jaar.
Het eerste ontwerp werd van cortenstaal gemaakt en kreeg afneembare achterplaten. Hierdoor is het mogelijk om een coatingsysteem aan te brengen in de binnenzijde van de roede. Dat maakt een goede conservering van de binnenzijde mogelijk, wat samen met een hogere staalkwaliteit resulteert in een veel langere levensduur van de roeden. Als nadeel kan de rij boutkoppen worden gezien, die aan de achterzijde zichtbaar is. Het systeem vond een eerste toepassing in de Widde Meuln in het Groningse Ten Boer (fabricaat Vaags Molentechniek uit Aalten, gestoken op 10 oktober 2006).
Het tweede ontwerp betreft de deelbare roeden. Het concept gaat uit van het thermisch verzinken van de roede. Omdat er geen zinkbaden lang genoeg zijn om een roede van ruim 20 meter te verzinken, wordt de roede in twee delen gemaakt en met bouten in de askop aan elkaar gezet. Hierdoor is de deelnaad niet zichtbaar. Men kan opwerpen dat, als een zinkbad te kort is voor lange roeden, de roeden er toch schuin in gelegd kunnen worden tot het midden en daarna omdraaien om de andere helft in het bad te dompelen. Voor constructiewerk wordt deze zogenaamde “dubbeldip”-methode wel eens toegepast. Voor molenroeden is dit echter, omwille van de grote technische nadelen, niet wenselijk.
Na het verzinken wordt de roede geverfd. Een voordeel ten opzichte van het eerste ontwerp met de afneembare achterplaten is dat er geen storende boutkoppen zijn. Anderzijds roepen die de herinnering op aan geklinknagelde roeden.
Fundamenteel is dat de boutverbinding in de askop voldoende sterk moet zijn om de krachten op de deling op te vangen.
De stalen roeden van de Murphy mill in San Francisco zijn zelfs in 3 delen gemaakt en worden op dezelfde manier ook weer gekoppeld. Dit was niet vanwege het galvaniseren, maar omdat de roeden zo lang waren (ruim 34 meter!) dat ze niet in een container pasten voor hun transport! Met deelbare roeden kan de molenbouwer nu zelf de roeden afleveren en monteren. In te huren transport met begeleiding is niet meer nodig. Deelbare roeden zijn wel duurder in aanschaf.
Er zijn nu dus twee keuzemogelijkheden bijgekomen: “roeden met afneembare achterplaten” en “deelbare roeden”.
De ervaringen bij thermisch verzinkte roeden zijn veelbelovend. De firma Vaags uit Aalten heeft er zelfs al ruim 50 gemaakt! Natuurlijk hebben we pas over een vijftig jaar het echte bewijs van de duurzaamheid, maar duplex conserveringssystemen zijn niet nieuw en die ervaringen scheppen vertrouwen.
De deling van roeden is overigens geen doel, maar een gevolg. Ten behoeve van de kwaliteit van het zinkwerk is het niet toegestaan om roeden met een zogenaamde dubbeldip te verzinken. Zolang de zinkbaden dus korter zijn dan de roeden, is een deling noodzakelijk. In de praktijk blijkt die deling vooral voordelen te hebben. De besparingen op de logistiek wegen ruim op tegen de - relatief geringe - kosten van de deling. De sterkte van de deling is uitvoerig berekend en beproefd. De eerste roeden met deling draaien inmiddels een zevental jaar.
Anderzijds hebben we in Vlaanderen ook een negatieve ervaring met roede-einden en boutverbindingen, met name bij Vannestes molen te Marke. De geklinknagelde roede-einden werden er geplaatst in 1988. Iedere keer als de molen draaide, kwamen er moeren en bouten los, Reeds rond 2000 werd besloten de molen stil te leggen. Een studiebureau stelde scheurvorming van de hoekverstevigingen tussen de wieken vast, De universiteiten van Gent en Leuven lieten hun expertise er op los en ook Duitse experten kwamen ter plaatse. Een fundamenteel verschil is wel dat het in Marke om een haspelkruis gaat, waarbij de roede-einden omheen en niet doorheen de askop zijn vastgemaakt. Daarenboven was de zelfzwichting veel te zwaar uitgevoerd. Het stadsbestuur van Kortrijk besliste in 2012 om weer een traditioneel gevlucht met hekwerk aan te brengen. De molenbouwers Boers & Peusens bvba uit Merelbeke demonteerden de jaloeziekleppen op 22 augustus 2013. Deze liggen nu opgeslagen bij de stad Kortrijk. Er werd een restauratiedossier opgemaakt. De werken worden geraamd op 30.867,50 euro zonder BTW.
Besluit
Op 10 maart 2015 kreeg de Fauconniersmolen van Oordegem de allereerste stalen deelbare roeden in Vlaanderen. De expertise komt vanuit Nederland, waar het systeem in 2006 werd ontwikkeld. De ervaringen aldaar klinken positief, ook al zal men pas veel later kunnen vaststellen of de gestelde levensduur van 50 tot 75 jaar wordt voldaan. Het mislukte experiment van Marke mag niet in rekening worden gebracht, vanwege de andere constructie (metalen haspelkruis) en de te zware uitvoering.
Meer lezen?
- Rob Crèvecoeur, P.K. van der Schuit e.a., Windmolens. Richtlijnen voor het vervaardigen van stalen molen- roeden, Zeist, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, 1985, 22 p.
- Langer levende roeden. Nieuwe richtlijn voor stalen molenroeden, in: Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (thans: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, RCE). Nieuwsbrief 3 (jg. 2, nr. 3, mei 2007).
- Gerard Troost, Deelbare roeden voor De Olifant, in: Molens (kwartaalblad van Vereniging De Hollandsche Molen), nr. 90, 2008, p. 23.
- Een toekomst voor molens. Uitgangspunten voor de omgang met monumentale molens, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, 2011.
Literatuur
Gedrukte bron
Land van Aalst, 13.12.1908.
Werken
Bart Van Langenhoven, "Wind- en watermolens te Groot-Lede", in: Ken uw dorp, Jaarboek van de heemkundige kring Heemschut-Lede, nr. 18, 1991, p. 19-53.
F. De Potter & J. Broeckaert, Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, Gent (1900), reeks V, dl. III.
Arnold Naaijkens, "De Fauconniers'molen'", in: Levende Molens, aug. 1984, nr. 8, p. 60-61.
B. De Keyzer, "De Oordegemse Fauconniersmolen de redding nabij", in: Toerisme in Oost-Vlaanderen, XXIII, 1974, p. 5-7.
J. de Middeleer, "Heemschut. Alarm voor onze molens", Ons Heem, VIII, 1950, 2-3, p. 35.
R(af) V(anden) A(beele), "Heemschut. Oordegem", Ons Heem, X, 1952, p. 103.
Paul Bauters, "Eeuwen onder wind en wolken. Windmolens in Oost-Vlaanderen", Gent, Provinciebestuur, 1985.
Paul Bauters, "Oostvlaams molenbestand 1986", Gent, 1986 (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, nieuwe reeks, 25).
"De Fauconniersmolen te Oordegem-Lede", in: Molenecho's, XI, 1983, p. 261.
"Restauratie van de Fauconniersmolen te Lede (Oordegem)", in: Molenecho's, X, 1982, nr. 1, p. 6, 9.
Richard De Gendt, "Oordegem nederzetting, heerlijkheid, gemeente", 1987, 688 p.
J. Weyns, "Molen van Oordegem", in: Ons Heem, XIX, 1965, 1, p. 17-18.
(L. Smet), "Oordegem. Fauconniersmolen", in: Molenecho's, I, 1973, p. 33; IV, 1976, p. 34.
(L. Smet), "Oordegem. 'Fauconniersmolen'; de redding nabij?" in: Molenecho's, III, 1975, p. 81, 90.
J. Weynen, "De molen brandt", in: De Belgische Molenaar, LXXI, 1976, p. 162.
(L. Smet), "Oordegem: heropbouw 'Fauconniersmolen'", in: Molenecho's, VIII, 1980, p. 6-7.
"Foto Oordegem: Fauconniersmolen", in: Molenecho's, IX, 1981, nr. 10, p. 96.
G. De Corte, "Fauconniersmolen te Oordegem", in: De Belgische Molenaar, LXXVII, 1982, p. 272.
(L. Smet), "Molens veranderen van eigenaar", in: Molenecho's, I, 1973, p. 7-8.
E. D(e) K(inderen), "Oordegem", in: De Belgische Molenaar, LXXVII, 1982, nr. 3, p. 62.
"Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Eerste aflevering. De arrondissementen Aalst en Dendermonde", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XIV, 1960, 3 (Gent, 1962).
"Fauconniersmolen te Oordegem-Lede", in: Molenecho's, XII, 1984, p. 343-345.
"Inhuldiging van de Fauconniersmolen", in: Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen, Gent, jg. 38 (1984), p. 194-196.
Mola, "Aantal asomwentelingen van Oost-Vlaamse molens in 2010", in: /West-/Vlaams Molenblad, XXVII, 2011, 1, p. 51.
H. Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 6. Gemeenten 0-R", Opwijk, 2006.
Lieven Denewet, “De Fauconniersmolen van Oordegem kreeg de eerste stalen deelbare molenroeden in ons land”, Molenecho’s, jg. 43, 2015, 1, p. 6-14.
Persberichten
K.V., "Uitgebrande molen wordt toch gerestaureerd", in: De Beiaard, LXXV, 1976, nr. 22, p. 1, 7.
D.V. (R.), "Moet Oordegemse Fauconniersmolen verdwijnen?" in: Voorpost, XXXII, 1979, nr. 43, p. 13.
R.D.V., "Volgend jaar 'nieuwe molen'", in: Voorpost, XXXIII, 1980, nr. 23, p. 13.
K.D.C., "De erfenis van Fauconnier", in: Voorpost, XXXIV, 1981, nr. 19, p. 13.
VBW, "Fauconniersmolen draait weer vlot", in: Het Nieuwsblad, 23.10.2003.
VBW, "Romp van Fauconniersmolen bijna hersteld", in: Het Nieuwsblad, 15.03.2003.
Herman Laneau, "70 kilometer per uur op onverharde landbouwweg", Het Nieuwsblad, 09.03.2010.
Rudi De Koker, "Zondag 22 mei Vlaamse Molendag. Fauconniersmolen is bezoekje waard", Het Nieuwsblad, 20.05.2011.
Pierre Penninck, "Oost-Vlaamse Molendag op 1 oktober", Het Nieuwsblad, 16.09.2011.
Rudi de Koker, "Niet Nederland maar Vlaanderen is land van molens. Film, brochure en educatief pakket zetten molens in Denderstreek in de kijker", Het Nieuwsblad, 17.11.2015.
"Kwieke molens", lede.be (04.11.2015)
"Kwieke molens. Water en wind in Denderland en Herzele", erfgoedcelaalst.be (nov. 2015)
Rudi de Koker, "Nieuwe wieken voor Fauconniersmolen", Het Nieuwsblad, 10.03.2015.
Rudi De Koker, "Kwieke molens voor leerlingen derde graad", Het Nieuwsblad, 16.05.2016.