Sint-Joris-ten-Distel (Beernem), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Zeldonkmolen, Molen Braet
- Ligging
- Blinde Ezelstraat 1
8730 Sint-Joris-ten-Distel (Beernem)
2 km NO v.d. kerk
kadasterperceel A1 (staakmolen)
A7c (stenen molen)
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Geo positie
- 51.142975, 3.387804 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Privaat
- Gebouwd
- voor 1703 / 1871
- Type
- Staakmolen, later stenen bergmolen
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Toegang met tunnel doorheen de wal
- Gevlucht/Rad
- Verwijderd in 1945
- Inrichting
- Twee steenkoppels (verwijderd); nu nog 1 koppel van de mechanische maalderij
- Toestand
- Ingekorte romp
- Bescherming
- niet,
Niet beschermd - Molenaar
- Geen
- Openingstijden
- Op aanvraag
- Database nummer
- 1053
- Ten Bruggencatenummer
- 05378
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Deze houten graanwindmolen op de hoek van de Zeldonk- en de Blinde Ezelstraat bestond al in 1703. De toenmalige molenaar was Jan De Roo. In een balk bleef zijn inscriptie bewaard (zie hierna).
Pieter Braet, geboren te Ruiselede op 14.5.1656, huwde met Judoca Everaert te Aarsele op 15 december 1680. Woonde te Wontergem gedurende 15 jaar. Lodewijk XIV van Frankrijk was in oorlog met Spanje. Zijn legers vielen herhaaldelijk de zuidelijke Nederlanden binnen en plunderden alles wat op hun weg lag. Tijdens deze oorlog 1688-1697 was de armoede zeer groot. In 1693 kampeerde het Frans leger ln Tielt en omstreken. De Spaanse en geallieerde troepen lagen tussen Deinze en Grammene. De plundertochten en brandstichtingen van de Fransen brachten zeer veel schade en ook een grote landvlucht mee. De kerk van Wontergem werd volledig geplunderd op 19.5. 1696.
In deze periode vluchtte Pieter met zijn huisgezin, zoals zovele anderen. Hij kwam voor 22 juni 1696 te St.-Joris.ten-Distel aan. Dit is de geboortedag van zijn dochter Anna-Maria. Pieter was buitenpoorter van Kortrijk. Hij had met zijn gezin reeds een bewogen leven achter de rug, maar te St.Joris-ten-Distel was het al evenmin rooskleurig. De harde winter van 1709 veroorzaakte een graancrisis zodat velen op de aardappelteelt moesten overschakelen. Het einde van de oorlogsellende kwam in 1713 toen, met de vrede van Utrecht, de Zuidelijke Nederlanden aan Oostenrijk werden toegewezen.
Pieter verloor zljn vrouw op 24 mei 1711. Zij was 53 jaar Het gezin woonde toen op de driesprong Oedelem-Knesselare-St.-Joris-ten-Distel. Hij pachtte 110 roeden land aan de kerk en hij gebruikte drie stukken land met hofstede die hij in eigendom had. Op deze hofstede was er een molenwal met molen die hij gekocht had van de vroegere molenaar en eigenaar Jan Van Poucke. Pieter was dus landbouwer en molenaar geworden.
Het maalrecht behoorde aan de heer van St.-Joris, Jonker Charles Frans van den Berghe, 'geseyd van Praet, heere van dezelfde plaetse' (die van 1688 tot 1725 de heerlijkheid van Praet onder zijn gezag had). Pieter maakte deel uit van de wethouders der Heerlijkheid, die van het Brugse Vrije afhing. Van 5 januari 1713 tot 23 augustus1719 was hij schepen. Op 22 april 1722 was hij burgemeester van St.-Joris-ten-Distel. Hij overleed acht dagen na het huwelijk van zijn zoon Lauwereyns op 66 jarige ouderdom.
Lauwereyns Braet (1699-1772) was de jongste telg uit het gezin Pieter BraetJudoca Everaert. Hij volgde zijn vader op als molenaar op de Zeldonkmolen te St.-Joris-ten Distel. Hij huwde met Maria Govaert op 7 januari 1723 te Oedelem. De vader van de bruid was in 1725 schepen van de Heerlijkheid van Praet. Lauwereyns verloor zijn vrouw op 5 april 1740. Het gezin telde reeds vijf kinderen: Jan Ludovicus, Petrus Jacobus, Jacobus Josephus, Maria Francisca en Anna Victoria. Intussen was Lauwereyns in 1726 als schepen aangesteld, bij de vernieuwing van de wet der heerlijkheid St.-Joris. Lauwereyns huwde opnieuw te Oedelem op 6 mei 1741 met 1sabelle-Theresia Blancaert. Zij werd aldaar geboren op 11 januari 1712. Lauwereyns erfde van zijn tweede schoonvader een stuk bos dat bij de Heerlijkheid van Praet behoorde. Uit het tweede huwelijk had hij nog acht kinderen: Laurentius, Joanna Theresia, Theresia Barbara, weer een Laurentius, Jan Bernard, de opvolger als molenaar, Maria Anna, voor de derde maal een Laurentius die ook in hetzelfde jaar overleed, en Petronnella Catherina die ook in hetzelfde jaar stierf.
Uit deze twee huwelijken van Lauwereyns Braet waren er 7 kinderen die ofwel zeer jong of als jongeling stierven.
Jan Bernard Braet (1748-1831), zoon van Laurentius en van Isabella Theresia Blanckaert, opvolger als molenaar op de Zeldonkmolen te St.-Joris-ten-Diste!. Gehuwd te Oedelem met Anna Maria Stroobant. Dit gezin telde 7 kinderen, waarvan: Laurentius, opvolger als molenaar, Jan, Pernard, Petrus Jacobus, Maria Theresia, Isabella Theresia en Joanna Catharina. Jan en Bernard bleven als opvolgers op de Zeldonkmolen te St.-Joris-ten-Distel. Zoon Laurentius werd molenaar op de Scellemolen te Damme.
Laurentius Braet (1779-1858), geboren te St.-Joris-ten-Distel op 19.11.1779, huwde te Oedelem op 8.5.1809 met Albertina Janssens en voor de tweede maal op met Regina De Bakkere. Uit deze beide uwelijken waren er 8 kinderen, waarvan: Norbertus, die onze verder stamvader en opvolger is, Louis, Maria Theresia, Coleta, Eugenie, Charles Louis, Auriel Modest en Regina. Laurentius kwam zich vestigen op de Scellemolen te Damme, gelegen langs de Damse vaart, waar nu de Witte Molen staat.
Jan Bernard Braet verkocht in 1822 de houten Zeldonkmolen bij notariele akte van notaris Ch.J. Beaucourt te Oostkamp, met 2 lijnen wal 29 roeden en 50 ellen (Nederlandse maat) aan zijn zoon Jan tegen de koopsom van 2400 gulden (Nederlands geld).
De staakmolen stortte in in september 1869 na het breken van een kruisplaat.
Op 23 december 1869 kreeg Edouard Braet toestemming van de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen tot het herbouwen in steen van zijn vernielde houten molen op een naburig perceel, ten noorden van de molenaarswoning. De opbouw startte op 15 juli 1871.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Braet-Steyaert Jan-Baptist, molenaar te Sint-Joris (Brugge)(la construction commencée le 14.07.1871)
- 12.03.1879, erfenis: Braet Eduardus, bakker te Sint-Joris en b) Braet Eugenie, bakkerin te Sint-Joris
- 14.06.1887, erfenis: Braet-Allemeersch (later gehuwd met Depickere) Eduard, molenaar te Sint-Jorsiç (overlijden van Eugenie Braet)
- na 1902, erfeni:s Braet-Depickere Eduard, de weduwe (overlijden van Eduard Braet)
- 27.07.1921, huwelijk: Neyrinck-Depickere August, rentenier te Sint-Jors (notaris D'Hoore)
- 27.01.1925, verkoop: Baute-Verheire Renatus, rentenier te Sint-Joris (notaris D'Hoore)
- 25.01.1968, gift: a) Baute Remi Raymond, landbouwer te Sint-Joris en b) Baute-Vercammen Silvère Hilaire Omer, handelaar te Sint-Joris (notaris Van de Putte).
In 1900 en 1902 werden stoommachines geplaatst, maar er werd ook nog met de wind gemalen tot in 1934. Vanaf 1953 werd gemalen met een stoomachine. In 1945 werd de molen tot aan de eerste zolderhoogte gesloopt. De roeden waren 24 meter lang.
De fel ingekorte romp bestaat nog. Het binnenwerk is verdwenen. De molen is opgetrokken in rode baksteen van 21,5 x 10 x 5,5 cm, met een muurdikte beneden van circa 64 cm. Rondboogvensters en -ingangen. De toegang doorheen de molenberg is aan de andere zijde dichtgemetseld. In het midden van de vloer zitten de pinsteen en baansteen ingewerkt
Van de mechanische maalderij rest nog één koppel maalstenen, een steengalg en een elevator. Van de drijfas rest nog de tunnel en de helft van de lagers. In het "moteurkot" is enkel de stenen beöliede sokkel nog aanwezig. In een nabijgelegen schuur wordt een eiken balk met inschrift "IAN.DE ROO 1703" bewaard.
Wijlen pastoor Cesar Denorme, die tevens een groot heemkundige was en bekend in de wijde omgeving, kreeg ooit een kersenhouten Sint-Jorisbeeldje dat zich tot 1950 in de molenromp bevond. Hij schatte in 1960 dat het beeld zo'n 250 jaar oud was. In 1978, op het einde van zijn leven, schonk hij het aan pater Karel Verleye uit het Sijseelse Ryckevelde. Deze pater overleed in 2001; de bestemming van het beeldje is vooralsnog onbekend.
Zowel de molen als de voormalige molenaarswoning (gebouwd tussen 1810 en 1829) zijn opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed. De bijhorende dwarsschuur werd volgens het kadaster gebouwd in 1862. Verankerde rode baksteenbouw onder pannen zadeldak. Doorrit afgesloten door houten poort voorzien van winket. In de schuur wordt een eiken balk met opschrift "IAN.DE ROO 1703" en een steenkoppel van de oorspronkelijke molen bewaard.
Lieven DENEWET, André BRAET & Ronny VAN LANDSCHOOT
Aanvullende informatie
Paul Braet, "De geschiedenis van een belangrijke molenaars- en aannemersfamilie de familie Braet. Stam: Ruiselede. Tak: Sint-Joris-ten-Distel", in: Rond de Poldertorens, 29ste jg., 1987, nr. 3-4, p. 166-173.
Opgenomen uit het boek 'Het Geslacht Braet' met toelating van de auteur André Braet, Erembodegem-Aalst
Pieter Braet - Judoca Everaert
Pieter geboren te Ruiselede op 14.5.1656, huwde met Judoca Everaert te Aarsele op 15.12.1680. Woonde te Wontergem gedurende 15 jaar. Lodewijk XIV van Frankrijk was in oorlog met Spanje. Zijn legers vielen herhaaldelijk de zuidelijke Nederlanden binnen en plunderden alles wat op hun weg lag. Tijdens deze oorlog 1688-1697 was de armoede zeer groot. In 1693 kampeerde het Frans leger in Tielt en omstreken. De Spaanse en geallieerde troepen lagen tussen Deinze en Grammene. De plundertochten en brandstichtingen van de Fransen brachten zeer veel schade en ook een grote landvlucht mee. De kerk van Wontergem werd volledig geplunderd op 19.5. 1696.
Rond deze periode is Pieter gelijk zovelen met zijn huisgezin gevlucht. Hij is voor 22.6.1696 te St.-Joris.ten-Distel aangekomen. Dit is de geboortedag van zijn dochter Anna-Maria. Pieter was buitenpoorter van Kortrijk. Hij had met zijn gezin reeds een bewogen leven achter de rug, maar te St.Joris-ten-Distel was het al evenmin rooskleurig. De harde winter van 1709 veroorzaakte een graancrisis zodat velen op de aardappelteelt moesten overschakelen. Het einde van de oorlogsellende kwam in 1713 toen, met de vrede van Utrecht, de Zuidelijke Nederlanden aan Oostenrijk werden toegewezen.
Pieter verloor zljn vrouw op 24 mei 1711. Zij was 53 jaar Het gezin woonde toen op de driesprong Oedelem-Knesselare-St.-Joris-ten-Distel. Hij pachtte 110 roeden land aan de kerk en hij gebruikte drie stukken land met hofstede die hij in eigendom had. Op deze hofstede was er een molenwal met molen die hij gekocht had van de vroegere molenaar en eigenaar Jan Van Poucke. Pieter was dus landbouwer en molenaar geworden.
Het maalrecht behoorde aan de heer van St.-Joris, Jonker Charles Frans van den Berghe, 'geseyd van Praet, heere van dezelfde plaetse' (die van 1688 tot 1725 de heerlijkheid van Praet onder zijn gezag had). Pieter maakte deel uit van de wethouders der Heerlijkheid, die van het Brugse Vrije afhing. Van 5.1.1713 tot 23.8.1719 was hij schepen. Op 22.4.1722 was hij burgemeester van St.-Joris-ten-Distel. Hij overleed acht dagen na het huwelijk van zijn zoon Lauwereyns op 66 jarige ouderdom.
Lauwereyns Braet (1699-1772) - Maria Goovaert
Lauwereyns was de jongste telg uit het gezin Pieter Braet-Judoca Everaert. Hij volgde zijn vader op als molenaar op de Zeldonkmolen te St.-Joris-ten Distel. Hij huwde met Maria Govaert op 7.1.1723 te Oedelem. De vader van de bruid was in 1725 schepen van de Heerlijkheid van Praet. Lauwereyns verloor zijn vrouw op 5.4.1740. Het gezin telde reeds vijf kinderen: Jan Ludovicus, Petrus Jacobus, Jacobus Josephus, Maria Francisca en Anna Victoria. Intussen was Lauwereyns in 1726 als schepen aangesteld, bij de vernieuwing van de wet der heerlijkheid St.-Joris. Lauwereyns huwde opnieuw te Oedelem op 6.5 1741 met Isabelle-Theresia Blanckaert. Zij werd aldaar geboren op 11.1 1712. Lauwereyns erfde van zijn tweede schoonvader een stuk bos dat bij de Heerlijkheid van Praet behoorde. Uit het tweede huwelijk had hij nog acht kinderen: Laurentius, Joanna Theresia, Theresia Barbara, weer een Laurentius, Jan Bernard, de opvolger als molenaar, Maria Anna, voor de derde maal een Laurentius die ook in hetzelfde jaar overleed, en Petronnella Catherina die ook in hetzelfde jaar stierf.
Uit deze twee huwelijken van Lauwereyns Braet waren er 7 kinderen die ofwel zeer jong of als jongeling stierven.
Petrus Braet (1725-1772) - Joanna Blondeel. Petrus, in de volksmond Pieter genaamd, huwde te Maldegem op 5.6.1751 - hij was dus 26 jaar - met Maria Blondeel. Hij vestigde zich op de Oranjemolen te Oedelem (wijk Beverhoutsveld). Ook de Plaetsemolen te Oedelem was onder zijn beheer: beide molens behoorden aan de Rijngraaf, prins van Rubenpré. Hier meldt de auteur André Braet dat het rijksarchief te Brugge toen gesloten was voor een verder onderzoek.
Pieter zou het molenaarsvak een nieuw leven inblazen. Op 8.4.1771 richt hij een verzoekschrift aan het bureau des finances te Brussel om een molen te mogen oprichten 'op de oostzijde van de calseyde, beginnende van de post van Steenbrugge na Brugge, wesende parochie St. Catherina. Niettegenstande de sterke oppositie tegen deze molen werd hij toch opgericht en dit op de grens van zeven verschillende heerlijkheden en jurisdictiën (Brugge-Sijsele-Assebroek-Oedelem-Oostkamp-Nieuwenhoveen Tillegem). In diezelfde archiefbundel zijn een verzameling van gewisselde brieven, klachtbrieven, en een figuratieve kaart van de omliggende molens en het eigenhandig verzoekschrift van onze Pieter bewaard. Op 22.6.1771 verkrijgt hij de toestemming en de patentbrief, de gewettigde redenen tot oprichting van een molen zijnde vervat in 28 punten (waavan afdrukken verschenen zijn in het boek 'Het geslacht Braet').
Toen deze koren- en oliemolen was gebouwd, stierf Pieter op 46-jarige ouderdom te Oedelem op 22.1.1772. Zijn jongste dochter die gehuwd was met Frans Demuynck, verkocht de nieuwe molen aan haar broer-molenaar Carolus en de andere erfgerechtigden. Carolus huwde met Anna Verschelde in 1797. Hier sluiten we de geschiedenis van Pieter Braet. We volgen nu zijn broer molenaar van de Zeldonkmolen, te St.-Joris-ten-Distel, Jan Bernard Braet.
Jan Bernard Braet (1748-1831) - Anna Maria Stroobant
Zoon van Laurentius en van Isabella Theresia Blanckaert, opvolger als molenaar op de Zeldonkmolen te St.-Joris-ten-Distel. Gehuwd te Oedelem met Anna Maria Stroobant. Dit gezin telde 7 kinderen, waarvan: Laurentius, opvolger als molenaar, Jan, Bernard, Petrus Jacobus, Maria Theresia, Isabella Theresia en Joanna Catharina. Jan en Bernard bleven als opvolgers op de Zeldonkmolen te St.-Joris-ten-Distel. Zoon Laurentius werd molenaar op de Scellemolen te Damme.
Laurentius Braet (1779-1858) x Albertina Janssens (1ste huw.) X Regina De Bakkere (2de huwelijk) Laurentius geboren te St.-Joris-ten-Distel op 19.11.1779, huwde te Oedelem op 8.5.1809 met Albertina Janssens en voor de tweede maal op met Regina De Bakkere. Uit deze beide huwelijken waren er 8 kinderen, waarvan: Norbertus, die onze verder stamvader en opvolger is, Louis, Maria Theresia, Coleta, Eugenie, Charles Louis, Auriel Modest en Regina. Laurentius kwam zich vestigen op de Scellemolen te Damme, gelegen langs de Damse vaart, waar nu de Witte Molen staat.
Norbertus Braet (1824-1880) X Coleta Francisca Dullaert
Geboren te Damme 13.6.1824 en aldaar overleden op 29.5.1880. Hij huwde te Damme op 31.7.1845 met Coleta Francisca Dullaert, dochter van Frans, geboren te Damme op 29.11. 1827 en aldaar overleden op 30.3.1912. Norbertus volgde zijn vader als molenaar op, op de Scellemolen te Damme in 1867 toen de molen aan vernieuwing toe was. Deze houten Scellemolen werd vervangen door de huidige stenen reus. Het werd een koren- en oliemolen in hetzelfde jaar verkocht Norbertus Braet de nieuwe molen aan zijn schoonbroer Louis Dullaert.
Wij kunnen voorlopig niets bewijzen maar we kunnen wel eens luidop denken: Het is mogelijk dat met de bouw van deze nieuwe stenen molen, Norbertus in geldmoeilijkheden kwam, maar ook is het mogelijk dat Norbertus een andere toekomst voor zijn groot gezin zag, want hij was zeer rijk als hij de molen overliet, maar hij was ook rijk aan kinderen. Er waren niet minder dan 9 kinderen waarvan: Franciscus, Henri, Jules, Alfons, Carolus, Ludovicus, Eduardus, Mathilde en Louisa Coleta.
We diepen eens in Rond de Poldertorens en zien er enkele gegevens over kosten en benodigheden in de bouw van een nieuwe molen, door René De Keyser, jrg. XV, nr. 4, p. 126: De Pannemolen. Daar zien we dat de eigenaar Ivo Gaillaert 119.550 stenen heeft aangekocht in een steenbakkerij te Duffel. Deze werden langs het waterverkeer vervoerd van Duffel naar Brugge, aan de Dampoort gebracht, kostprijs van het vervoer 3,75 fr per 1000. De kostprijs van de stenen en van het metselwerk, het vaste en roerende werk, enz. nog niet meegerekend. Dit was in 1891.
En wanneer we dan zien dat Jan Bernard Braet in 1822 de houten Zeldonkmolen verkocht bij notariele akte van notaris Ch.J. Beaucourt te Oostkamp, de molen met 2 lijnen wal 29 roeden en 50 ellen (Nederlandse maat) aan zijn zoon Jan tegen de koopsom van 2400 gulden (Nederlands geld) dan kan men zich wel indenken wat zo een stenen reus moet gekost hebben. En Norbertus zag zeker wel een andere toekomst voor zijn groot gezin.
Hier eindigde het molenaarsleven van deze tak Braet maar er kwam een nieuw tijdperk aangebroken. Er werd een aannemersbedrijf opgericht die zich specialiseerde in openbare werken.
Franciscus Braet (1856-1930)
Oudste zoon van Norbertus. Geboren te Damme op 16.3.1856 en overleden te Veurne op 21.7.1930. Gehuwd met Sidonie Vervaecke. Beroep aannemer van openbare waterwerken. Sidonie overleed te Oostkerke op 17.11.1911. Dit gezin telde 6 kinderen waarvan: Gustaaf : Geboren te Oostkerke op 13.12.1881; overleden te St.-Kruis op 9.12.1948; gehuwd Elisabeth Maes in 1904; beroep: aannemer van openbare waterwerken;
hun kinderen:
Maurice: Aannemer van openbare waterwerken. Geboren te Mol op 16.5.1907. Overleden te Koolkerke op 16.5.1971
Gilbert: Aannemer van openbare waterwerken Geboren te Geel Gehuwd Margriet Dobbelaere
Marcel: Beroep onbekend Geboren te Geel
Camiel: Geboren te Geel Overleden te Geel in 1911
Jules Braet:
Geboren te Oostkerke op 7.6.1880; overleden te Gent op 10.6.1928; gehuwd te Assebroek op 18.11. 1905 met Marie Van Renterghem, geb. te Assebroek 8.5.1877 en aldaar overleden op 20.4.1949; beroep: aannemer van openbare waterwerken.
Hun kinderen:
Robert: geboren te St.-Kruis op 11.2.1912; overleden te Brugge febr. 1987; ex-doelwachter van Cercle Brugge; beheerder van verschillende vennootschappen en verenigingen
Martha en Irene
Leon Braet
Geboren te Oostkerke op 8.1.1892; overleden te Oostkerke op 25.2.1956; gehuwd met Bertha Loobuyck geb. te Ruddervoorde op 17.6.1892 en overleden te Brugge op 29.1.1937; voor de 2de maal gehuwd met Maria Vermeire uit Beernem; aannemer van openbare waterwerken; wonende te Nieuwpoort;
kinderen: Carlos en Marcel.
Henri Braet
Geboren te Oostkerke op 15.10.1887; overleden in Oostkerke op 6.4.1921; gehuwd met Sidonie Boedt, geboren te Snaaskerke op 30.7.1893; beroep: aannemer;
kinderen:
Albert (geb. te Oostkerke op 17.11. 1916) met Maria Simonne Van Dammen, en Henriette, gehuwd met Fernand Boedt uit Kortemark.
Franciscus Braet had ook nog twee dochters:
Emma: Geboren te Oostkerke op 2.6.1885; overleden te Loppem op 25.4.1944; gehuwd met Camiel Barbier (1878-1938), burgemeester van Loppem.
Albertha: Geboren te Oostkerke op 19.9.1889; overleden te Brugge in 1959; ongehuwd
Henri Braet: zoon van Norbertus; geboren te Damme op 30.5.1858; overleden te Nieuwpoort op 5.2.1947; gehuwd te Brugge op 31.5.1887 met Octavie Tyvaert uit Torhout.
Henri kreeg als ereteken: het Kruis van Officier in de Leopoldorde voor bewezen diensten aan het land en de gemeenschap gedurende 50 jaar (1889-1939)
Beroep: aannemer van waterwerken. Henri heeft vijf kinderen waarvan: Hans, Walter, Frans, Maria Theresia, Rosa, Paul en Willem.
Van deze tak is het niet gekend of er opvolgers waren die het beroep van aannemer verderzetten.
Jules Braet: zoon van Norbertus; geboren te Damme op 1.5. 1867; overleden te Damme op 5.7.1956; gehuwd met Romanie D'Haens, geb. te Sijsele op 18.5.1870 en te Damme overleden op 24.9.1964.
Jules was burgemeester van Damme gedurende 38 jaar. Hij woonde in een patriciërswoning, de huidige Grote Sterre, Uilenspiegelmuseum in de Jacob van Maerlandtstraat.
Hun kinderen: Eugene Braet (geb. te Damme; landbouwer), Bertha Braet, Elisabeth Braet
Literatuur
André Braet, Het Geslacht Braet door de eeuwen heen (1295-1980), Erembodegem, 1981, p. 81-89.
Paul Braet, "De geschiedenis van een belangrijke molenaars- en aannemersfamilie de familie Braet. Stam: Ruiselede. Tak: Sint-Joris-ten-Distel", in: Rond de Poldertorens, 29ste jg., 1987, nr. 3-4, p. 166-173.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-U, Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2003.
F. Muylaert, A. Ryserhove e.a., "Het Beernem, Oedelem en Sint-Joris van toen", Brugge, M. Van de Wiele, 1982.
S. Gilté m.m.v. S. Baert, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Beernem, Deelgemeenten Beernem, Oedelem en Sint-Joris, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen West-Vlaanderen 31", 2007.
Luc Devliegher, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9)
Info Bastiaan Notebaert, 04.02.2010
Info Stijn Vancauwenberghe, Tielt, 10.10.2010.
Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Sint-Joris, 1862/1, 1872/1, 1943/1.
Rijksarchief Brugge, Collectie Kaarten en Plannen, nr. 1618.
Mailbericht Robert Van Ryckeghem, Sint-Andries, 01.06.2014.