Molenechos's Homepage Molenechos.org

Papiermolen Claeyssens

Menen, Vlaanderen, West-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Papiermolen Claeyssens
Ligging
Kortrijkstraat 115
8930 Menen
zuidzijde
bij de vroegere Kortrijkspoort
Vlaanderen - West-Vlaanderen
Gebouwd
1789
Verdwenen
1794, 27 april (oorlog) / romp tot na 1809
Type
Stenen stellingmolen
Functie
Papiermolen
Bescherming
niet
Database nummer
8217
© De papiermolen Claeyssens op het kadasterplan van Menen uit 1809 (schaal 1/2500) onder het nr. (D) 301 (Rijksarchief Kortrijk, Aanwinsten, VI, nr. 6978)

Beschrijving / geschiedenis

De papiermolen Claeyssens was een stenen stellingmolen, ingericht als papiermolen, gelegen aan de zuidzijde van de Kortrijkstraat (nr. 115). De vroegere molensite wordt nu ingenomen door het bedrijfsgebouw van "Ferro Performance Pigments Belgium nv" (voorheen Cappelle Pigments).

In de tweede helft van de achttiende eeuw wilde de Oostenrijkse regering de uitbouw van een eigen papierproductie in de Zuidelijke Nederlanden stimuleren. Tot dan toe waren de plaatselijke drukkerijen voor papier afhankelijk van de invoer vanuit Frankrijk en de Verenigde Provinciën. Een goed voorbeeld is de papiermolen die Frans Willem Claeyssens-Benoit aan de vooravond van de Brabantse Omwenteling wilde oprichten in Menen. Het keizerlijk octrooi dat hij in mei 1789 ontving, kende hem een aantal economische gunsten toe zoals de vrijstelling van taksen voor benodigde grondstoffen, van uitvoer- of tolrechten op het uitgevoerde papier en van inkwartiering van soldaten. De politieke en militaire troebelen maakten de levensvatbaarheid van de molen echter snel onmogelijk.

In september 1787 richtte Frans Willem Claeyssens-Benoit (1) uit Menen een verzoekschrift aan Zijne Majesteit (keizer Jozef II van Oostenrijk) om in Menen een apierwindmolen te mogen oprichten. Hij verzocht tevens de benodigde vodden op dezelfde voet te kunnen kopen als voor andere uitbaters van papiermolens vergund werd.

Toen Claeyssens na enkele maanden nog geen antwoord vernomen had, liet hij een soort herinneringsbrief schrijven aan de "heere fiscael van Vlaenderen". Deze vroeg, op 25 februari 1788, een advies aan de Menense stadsmagistraat met betrekking tot de precieze standplaats van de molen en of er daar geen hinder zou zijn voor omwonenden, de waterlopen en de scheepvaart. De burgemeester en schepenen behandelden de zaak tijdens hun zitting van 4 maart 1788. In het verslag lezen we dat de windmolen zou gebouwd worden aan de "steenwegh" van Menen naaar Rijsel, op een plaats die deel uitgemaakt heeft van de "fortification deser stadt bij dito Claijssens gecoht ende welckers terrein paelt aen de limiten van Vranckerijck. Het en schijnt geensints dat desselfs erectie soude connen prejudicieren aen eenen derden, terwijlent de plaetse aen ons gedesigneert tot den standt van den molen meer dan drij hondert voeten van den steenwegh voorseyt afgelegen is ende waer ontrent geene andere huijsen tot alsnogh en staen, immers oock niet aen eenige andere fabriquen, terwijlent de maette is de gonne van Gendt die alsnu in voegen is. Ende alsoo hij staet te trecken de noodighe waeters tot sijne geprojecteerde fabrique uijt eenen steenput die daer toe gemaekt sal worden, ende alwaer het self soo dat het waeter uijt den geseijden steenput niet en soude sufficieren tot de fabrique, hij het selve waeter soude commen te trecken uijt de Doode Leije die daer aen paelende is, t'zelve nietmin souden connen gebeuren sonder te beletten van de waters ofte navigatie." Daarom bracht de stadsmagistraat een gunstig advies uit (2).

Claeyssens had dus een stuk gekocht die deel uitmaakte van de Menense versterkingen, aan de Rijselstraat, nabij de (nu gedempte) Dode Leie, aan de grens met Frankrijk. Dit kon gebeuren in het kader van het decreet van 16 april 1782, waarbij keizer Jozef II besliste over te gaan tot de verkoop van de militaire terreinen (3).

Nog voor Claeyssens het octrooi gekregen had, was hij al in 1787 begonnen met de oprichting van het vodden- en papiermagazijn voor deze molen. Dit principe van "eerst bouwen en dan aanvragen" kwam hem duur te staan, want de toestemming van hogerhand om de molen buiten de Rijselsepoort te bouwen bleef uit. De papiermakerij zou te dicht bij "smokkelbuur" Frankrijk staan. Daarom vroeg Claeyssens aan het stadsbestuur om het overbodig geworden magazijn te mogen verbouwen als "auberge ende uijtspanninge". Hij gaf op als argumentatie: buiten de Rijselsepoort zijn er nog geen uitspanningen, de oprichting zou voordelig zijn aan de "stads octroijen", aangezien vele "coopmans" met "hoornvee" en "voituren" zouden kunnen verblijven in de "spacieuse gebauwen" die als "stallingen" zouden kunnen dienen. Na het advies ingewonnen te hebben bij de stedelijke "ontfanger der octroijen", gaf het Menens college van burgemeester en schepenen op 27 juli 1790 de toestemming aan Clayessens, op voorwaarde dat hij zich zou houden aan de "placcaeten" en de "reglementen" over de herbergen (4).

Ondertussen had Claeyssens toch het keizerlijk octrooi bekomen om een papiermolen op te richten. Dat gebeurde op 12 mei 1789, nadat hij een "aangepast" verzoekschrift had opgesteld (5). Daarin verwoordde Claeyssens dat hij een oliemolen had aangekocht in Menen-Buiten, gelegen tussen de Brugse- en Kortrijksepoort (wellicht aan de huidige Groenestraat), met de bedoeling hem in een papiermolen te veranderen.

De belangrijkste bepalingen (voorwaarden én gunsten) uit het octrooi van 12 mei 1789 zijn:
- Claeyssens-Benoit krijgt de toelating om zijn oliemolen om te vormen in een papiermolen.
- Hij moet, als jaarlijkse cijns, de geldelijke tegenwaarde van drie mud tarwe betalen aan de domaniale ontvanger van Ieper, hetgeen dubbel zal zijn in het eerste jaar.
- Bij elke eigendomsoverdracht moet de 20ste penning van de waarde van de molen (zowel het gebouw als het mechanisme) aan deze ontvanger betaald worden.
- De molen mag enkel gebruikt worden om papier te maken.
- Als waarborg voor de betaling van de jaarlijkse cijns worden de molen met zijn inrichting en het terrein waarop hij staat gehypothekeerd. Bij niet-betaling kan er, zonder vorm van proces, beslag op gelegd worden.
- De verzoeker geniet de vrijstelling van voorrechten op lijm en andere grondstoffen voor zin papiermolen en van tolrechten bij het halen uit andere provincies, dit alles mits de nodige documenten bij het vervoer.
- De aanvrager geniet eveneens de vrijdom van uitvoer- en tolrechten op het papier van zijn fabriek dat uitgevoerd wordt
- De verzoker en zijn opvolgers worden voor een termijn van veertig jaar ontheven van wacht, inkwartiering van soldaten, contributies, belastingen en accijnzen voor hun huizen en papierfabriek
- Vijf van de belangrijkste werknemers worden eveneens vrijgesteld van wacht en van inkwartiering van soldaten, dit enkel zolang zij geen andere handelsactiviteit of beroep uitoefenen.
- De verzoeker en zijn opvolgers mogen andere activiteiten uitoefenen, waarbij ze dan wel - zoals de anderen - onderworpen zullen zijn aan de lasten en belastingen.
- De werknemers mogen, zonder voorafgaand schriftelijk akkoord, hun werk niet verlaten om in een andere papierfabriek te werken. Ze mogen ook anderen daartoe niet aanzetten, op boete van 20 ecu's per werknemer, die bovendien terug moeten keren.

We stellen vast dat, in vergelijking met octrooien voor koren- en oliemolens, veel meer gunsten toegekend werden. Analoge bepalingen vonden we ook al terug in het octrooi voor de papierwindmolen te Roesbrugge op 17 maart 1755 (5). Dat wijst duidelijk op stimulansen vanwege de Oostenrijkse overheid (vooral vanaf ca. 1750) voor een eigen papierproductie in de Zuidelijke Nederlanden, aangezien er enorm veel papier ingevoerd moest worden uit de Verenigde Provinciën en Frankrijk (7). Anderzijds wijst de steun ook op de grote risico's voor de particulier die het aandurfde een papiermolen te bouwen. Kon hij de investering financieel opbrengen? Had hij de nodige bekwaamheid om kwaliteitsvol papier te scheppen? En in tegenstelling tot een graan- en oliemolen was er geen ruime, "natuurlijke" afzet in eigen dorp of stad. De beginnende papiermaker moest zijn klanten, waaronder vele drukkers, uit verschillende steden voor zich kunnen winnen op basis van de kwaliteit en de prijs van zijn product.

De Menense papiermolen werd ook daadwerkelijk gebouwd, als een stenen windmolen met gemetselde gaanderij. Volgens Claeyssens had de molen bijna 40.000 gulden gekost (8).

De bouwheer bleek echter nogal "creatief" te zijn omgesprongen met een aantal bepalingen uit het octrooi. Hij was een ware kampioen in het "interpreteren van de situatie". Om te beginnen had hij de oiemolen niet omgevormd in een papiermolen. Deze molen was eigendom van een verwant (een zekere De Bal) en was al eerder afgebroken. Claeyssens had weliswaar de titels, de standplaats en bijgevolg ook de "optie" verworven om deze molen te herbouwen. Maar in de plaats daarvan liet hij een nieuwe papiermolen oprichten op een andere plaats. Deze lag in vogelvlucht 30 roeden (9) verder, aan de overkant van de steenweg Menen-Kortrijk, tussen de Kortrijkse- en de Rijselsepoort (maar zeer dicht bij de eerstgenoemde poort), op de linkeroever van de Leie. Claeyssens was blijkbaar genoodzaakt geweest om een plaats dichter bij deze rivier te zoeken, aangezien een papiermolen veel water nodig heeft. Ook molentechnisch zou het moeilijk geweest zijn om een staakoliemolen te veranderen in een papiermolen. Volgens het Menens douanebureau zou er door de ligging dicht bij de grens met Frankrijk gemakkelijk gesmokkeld kunnen worden (10).

Alhoewel de stedelijke overheid van Menen deze inbreuk op het octrooi opmerkte, haalde ze het feit (in een brief aan de Financiële Raad op 17 december 1791) slechts aan om iets anders aan te klagen. Claeyssens-Benoit bleek de bekomen vrijstelling van in- en uitvoerrechten nogal ruim toe te passen, met name ook voor zijn tabaksfabriek! Deze was, onder de naam "Claeyssens père et fils", gelegen bij zijn huis in de binnenstad van Menen( 11). Alhoewel Frans Willems Claeyssens zich bereid toonde om de tabaksfabriek geheel aan zijn vader Guillaume Joseph over te laten, die zich dan volledig zou schikken naar de reglementering op de Menense tabaksfabrieken, bleef de stadsmagistraat (terecht!) vrij sceptisch. De vestiging zou immers blijven in het huis van de zoon. Daarenboven wezen alle instanties op de octrooibepalingen voorde papiermolen: de begunstigde mag weliwaar een andere activiteit uitoefenen, maar moet daarvoor belast worden zoals alle anderen. Na advies ingewonnen te hebben bij de "officiers principaux" van  Kortrijk en het "Bureau de Régie" van Menen, liet de Financiële Raad op 26 april 1792 aan de Menense stadsmagistraat weten dat Claeyssens niet langer mocht genieten van de vrijstellingen, zoals aangehaald in het octrooi voor zijn papiermolen, zolang er een tabaksfabriek bij zijn huis stond! (12).

We hebben er het raden naar hoe Frans Willem Claeyssens-Benoit hierop reageerde. Zo hij zich liever hield aan zijn (lucratieve) tabaksfabriek, dan zou het wel eens kunnen dat hij de (relatief minder renderende) papiermolen opgaf. Er kunnen technische moeilijkheden geweest zijn. Kende Claeyssens-Benoit, die weliswaar (ook!) als "maître papetier" vernoemd werd, wel alle "geheimen" van het papierscheppen? Van wie had hij heet ambacht geleerd? In West-Vlaanderen bestond toen enkel in Roesbrugge nog een andere papierwindmolen: voor zijn oprichting in 1755 moest Joseph Ryckaseys een beroep doen op vier Hollandse molenbouwers (13). We kunnen vermoeden dat door het vlasroten in de Leie er soms problemen waren om zuiver water te hebben: een strikte vereiste voor kwaliteitsvol papier!

Het rechtstreeks einde van de papiermolen is te koppelen aan het militair gebeuren.  In 1792 wisselde Menen driemaal van bezetter, in 1793 zag Menen de troepen vijf keren komen en gaan en in april 1794 moest Menen een waar beleg ondergaan. Hierbij schoten de troepen van Vön Hammerstein op 27 april 1794 de molen bij de Kortrijksepoort in brand (14)(15).

De afgebrande kuip werd in februari 1798 openbaar verkocht. Dat blijkt uit een advertentie in de "Gazette van Gend" van 19 februair 1798: "Door notaris Castelein te Menen wordt openbaar verkocht, als koop I: honderd roeden hoving en meers, met de kuip van een afgebrande papiermolen, gelegen dicht aan de Kortrijksepoort in Menen, palende N. de steenweg en Z. de Leie."

Zowel vader Willem als zoon Frans Claeyssens-Benoit behoorden tot de 22 Menenaars van het "comité de surveillance", dat op 30 april 1794 gevormd werd (slechts enkele dagen na de capitulatie van de stad) en dat de eerste gemeenteraad zou worden onder het Frans bewind (16). Had hun Fransgezinde houding iets te maken met weigering, twee jaar voordien, door de Financiële Raad - een Oostenrijkse instelling - om nog langer van de vrijstellingen te mogen genieten? (zie hoger). Of reageerde Claeyssens gewoon uit pure opportuniteit: "nieuwe machthebbers, nieuwe voordelen"? Met het verdwijnen van de Frans-Oostenrijkse grens in 1794 stortte de bloeiende grenssmokkel ineen, waardoor aan de plaatselijke nijverheid groeikansen werden ontnomen (17).

Er zijn dus omstandigheden "te over" die het wegkwijnen van de Menense papiermolen kunnen verklaren. In ieder geval vernemen we er nà 1792 niets meer over. Bij de opgave van de fabrieken te Menen in het jaar VI (1798) komt geen papiermolen meer voor (18). Nog een indicatie is dat Menenaar Van der Moere in de periode 1793-1817 naar de Gentse papiermolens (op Einde Were) moest reizen om er papier te kopen (19).

Toch zien we de papiermolen nog getekend op het Menens kadasterplan van 1809 (20). Hij wordt er, op het toenmalige perceel D nr. 301, aangeduid met een klein rood cirkeltje, omgeven door een ruimere rode cirkel. Dat wijst op een stenen windmolen met gemetselde gaanderij. Aan de noordzijde zien we een roodgekleurde rechthoek in de noord-zuidrichting: de stenen aanbouw van de molen, die diende als vodden- en papiermagazijn en droogschuur. Op het naastgelegen perceel aan de oostzijde zien we een grotere rode "dubbele" cirkel: de stenen koren- en oliemolen van Denys (later Hollebeke), die toen pas enkele jaren oud was (21). Op de kadastrale kaarten van 1827-1830 (22) en op die van P.C. Popp (ca. 1850) (23) is het magazijn (op perceel D5) omschreven als "pakhuis". Eigenaars sinds 1828 waren de families Louis Vanhoucke-Lesecq en Lambert, tabaksfabrikanten. In 1861 werd het pakhuis aanzienlijk uitgebreid in de noord-zuidrichting. Van 1907 tot 1950 was er een chocoladefabriek met stoomkracht in gevestigd: N.V. La Ruche, chocolaterie Libertas.

Wat was er ondertussen gebeurd met de stichter van de papiermolen, Frans Willem Claeyssens? Hij overleed in zijn woning te Menen op 14 janurai 1831 op 76-jarige leeftijd. Tot dan bleef hij als "fabrikant" actief, echter niet meer in de papiersector! (24). Zijn kinderen bleven in de bedrijfswereld: dochter Amelia Catharia was gehuwd met fabrikant Eduard Jacob Vandermersch, terwijl zoon Joseph Frans als stoker in Wambréchies (bij Rijsel) werkzaam was (25).

De romp van de papiermolen stond er nog in 1809 maar werd voor 1830 gesloopt. Thans is daar het verfpigmentenbedrijf Capelle Gebroeders nv gevestigd, aan de Kortrijkstraat nr. 115. Het toeval wil dat daar rond 1900 de papierfabriek van senator Albert Capelle-Vanderougstraete stond, maar er is geen aanwijsbaar verband met de vroegere papierwindmolen (26). Deze molen stond op de linkeroever van de Leie, maar sinds de rechttrekking in 1971 is dat gedeelde er nu gedempt (27). Spijtig genoeg zijn ons, buiten de aanduiding op het kadasterplan van 1809, geen afbeeldingen van de papierwindmolen bekend (28).

Lieven DENEWET - Hooglede

Literatuur

Archiefbronnen en kaarten
- Kadasterplan van Menen uit 1809 (schaal 1/2500) onder het nr. (D) 301 (Rijksarchief Kortrijk, Aanwinsten, VI, nr. 6978)- 

Gedrukte bronnen
- Gazette van Gend, 19.02.1798.

Werken
- Lieven Denewet, "Het kortstondige bestaan van een papierwindmolen te Menen (1787-1792)", in:
Ons Heem, 53, 1999, 1, p. 29-36
't Wingheroen (Heemkring Menen), jg. 1999, 2, p. 47-59.
Molenecho's: Vlaams tijdschrift voor molinologie, 27, 1999, 1, p. 18-29.

- Lieven Denewet, Technische voorschriften voor een betere papierproductie in de Oostenrijkse Nederlanden (ca. 1750) in Molinologie, Tijdschrift van The International Molinological Society Nederland-Vlaanderen, 12, 1999, p. 2-14.

Overige foto's

Papiermolen Claeyssens, Menen, Plan der vesting Menen in het jaar 1829 | Database Belgische molens
© Plan der vesting Menen in het jaar 1829