Molenechos's Homepage Molenechos.org

Pompmolen van 't Kint de Roodenbeke

Deinze, Vlaanderen, Oost-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Pompmolen van 't Kint de Roodenbeke
Ligging
Tweebruggenlaan
9800 Deinze
Brielmeersen
kadasterperceel A577a
Gebouwd
1865
Verdwenen
voor 1900
Type
IJzeren windmolen
Functie
Pompmolen
Bescherming
niet
Database nummer
5839
Laatste mutatie
Overige mutatie, 18-11-2025

Beschrijving / geschiedenis

Senator Henri 't Kint de Roodenbeke-de Naeyer (1817-1900), kasteelheer van Ooidonk, liet op zijn meers bij de Leie, waar thans de Tweebruggenlaan door loopt, een pompmolentje bouwen om deze 12 hectaren grote meers droog te malen. Het overtollige water kwam in de Leie terecht. Een deel van deze meers wordt nu ingenomen door het natuurgebied de Brielmeersen.

Lieven DENEWET

Aanvullende informatie

Frans De Potter & Jan Broeckaert, “Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Eerste reeks. – Arrondissement Gent. Eerste deel. Bachte-Maria-Leerne”, Gent, 1864-1870, p. 9-10.

Wij gewaagden reeds van de goede hoedanigheid der meersschen dezer gemeente. Het volgende uittreksel uit het merkwaardig verslag des heeren E. JAEQUEMYNS, voorzitter der Landbouwmaatschappij van Oost-Vlaanderen, over den in 1868 gehouden hoevenwedstrijd, bij welke gelegenheid den heer senator t’Kint de Roodenbeke-de Naeyer eene bijzondere medaille werd toegewezen, verdient hier, als eene navolgenswaardig voorbeeld inhoudende, te worden medegedeeld:

“Men weet – schrijft de geleerde landbouwkundige – dat onze Lei- en Scheldemeerschen hunne vruchtbaarheid aan den vloed der wateren, veroorzaakt door de overstrooming dier rivieren, verschuldigd zijn. Hetzelfde feit wordt op de boorden van het meerendeel der rivieren en stroomen waargenomen, en iedereen kent, door de beschrijving, den weldoenden invloed der Nijl-wateren. Tegenover deze voordeelen bieden de overstroomingen echter ook hunne zwarigheden aan, doordien zij het gebrek hebben, niet zelden op ongepaste tijden te komen, en de langs de meerschen gelegene zaailanden te hinderen.
Bekend is het, ten andere, dat koophandel en nijverheid er op aandringen, dat de loop der wateren geregeld worde. Doch naarmate zulks, in ’t belang van handel en  nijverheid, der openbare gezondheid of der meerdere vruchtbaarmaking der bouwlanden, tot stand komt, houden de overstroomingen op, en ziet men de vloeimeerschen verdwijnen.
De heer senator t’Kint de Roodenbeke kwam op het gedacht, de wateren der Leie bij middel eens windmolens derwijze te verhoogen, dat 12 hectaren meersch, te Deinze, er kunstmatig door konden besproeid worden. Door dat middel werden deze meerschen in dezelfde voorwaarden gebracht, als zij het waren voorde delving van het kanaal van Schipdonk, dat de voor de meerschen voordeelige, maar voor een groot deel onzer provincie, inzonderheid de stad Gend, zoo nadeelige overstroomingen doen staken heeft.

De uitslag was volledig, alhoewel er niets  nieuws in gelegen was: ik weet het. Sedert onheuglijken tijd, immers, worden de windmolens in Holland, ter ophooging der wateren en het doorgtrekken der weiden gebezigd. VAN AELBROUCK, die voor eene halve eeuw schreef, spreekt van de windmolens, tot gemeld doeleinde opgericht, gelijk hij spreekt van de drainering: als oplettenden en gewetensvollen waarnemer.

Maar men verlaat de windmolens, als besproeiingstuigen, zooals men de wijze van droogtrekken der landen, door VAN AELBROUCK aangewezen, reeds laten varen heeft. De wind, trouwens, is een onstandvastige beweger, die stil ligt, wanneer men hem het meest noodig heeft.
Ook nam de heer t’Kint tot het stoomtuig zijne toevlucht, wanneer hij, door een eersten gelukkigen uitslag aangemoedigd, tot het besluit kwam, 22 hectaren meersch, in de nabijheid van zijn kasteel te Ste-Maria-Leerne gelegen, onder water te zetten. Zoolang de Leie haren natuurlijken loop had,  enzij bij iederen vloed de drassie wateren, door de talrijke er in uitlossende beken aangebracht, in haren schoot weigerde te ontvangen, en onze bouwlanden daardoor verwoest, de scheepvaart gestremd en onze steden getroffen werden, - zoolang ook werden deze meerschen gemakkelijk en natuurlijk bevoleid. Doch, dor het graven van de vaart naar Schipdonk werd de Leie genoodzaakt in haar bed te blijven, en hield zij op, over de meerschen te vloeien. Op den oproep van den heer t’Kint kwam een weldoende toovernimf, de nimf der XIXe eeuw, de stoom, de bevruchtende wateren over de meerschen verspreiden, zonder dat de bouwlanden, zooals vroeger, er eenig hinder door leden.
Ziehier hoe de nimf te werk gaat. Een stoomwagen van zeven paardenkracht brengt eene pomp van Gwynn in beweging; deze neemt uit de Leie, op de daartoe geschikte dagen enuren, het benoodigde water, verheft het tot 3 meters hoogte, en besproeit aldus in twee en zeventig uren tijds 22 hectaren meersch in den bijvang des kasteels van den achtbaren senator.
Deze nimf, welke de heer t’Kint, zoo men wil, van de boorden des Nijls heeft geroepen, alwaar zijn inderdaad wonderen verricht, is bestemd om een gansch nieuw veld voor de bedrijvigheid onzer landbouwers en grondeigenaars te openen (1).”

(1) Concours de fermes. Rapport du jury présenté au Conseil d’Administration (de la Société agricole de la Flandre-Orientale), dans sa séance du 26 Février 1869, par E. JAEQUEMYNS, bl. 65-67.

-----------

Thomas Van Driessch, "Traditionele graslandbevloeiing in Vlaanderen", Brussel, 2021 (Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed, 200), p. 34-37.

De Leie 
Vóór het graven van het Schipdonkkanaal of Afleidingskanaal van de Leie in de jaren 1846-1860 waren de meersen van de Leie moeilijk te ontwateren in het voorjaar. Bovendien werden ze geregeld geteisterd door overstromingen in de zomer (zie hoofdstuk 4). Kops (1821) vermeldt dat het hooi van de Leiemeersen niet zo goed was als het hooi van de meersen langs de Schelde en de Durme. Na het 
maaien van de eerste snede liet men de toemaat gewoonlijk begrazen.94 Veel meersen langs de Leie werden zelfs permanent als graasweide gebruikt.95   
Het graven van het Schipdonkkanaal had een grote impact op de meersen langs de Leie stroomafwaarts van Deinze. Het Schipdonkkanaal is ongeveer 56 km lang en reikt van Deinze tot Zeebrugge. Het werd gegraven om het Leiewater, dat zwaar vervuild was door het roten van vlas in de streek van Kortrijk, via Deinze naar de Noordzee af te voeren, zodat het niet meer door Gent moest stromen. Na het graven van het Schipdonkkanaal verminderde de omvang van de winterse overstromingen langs de Leie tussen Deinze en Gent, wat nadelige gevolgen had voor de meersen in dit gebied. Veel hoger gelegen meersen werden niet meer jaarlijks overstroomd. Om dit probleem op te lossen, deden sommige kapitaalkrachtige eigenaars in de streek een beroep op technische hulpmiddelen. 
 
Omstreeks 1860 liet senator Henri t’Kint de Roodenbeke (1817-1900) een windmolentje bouwen bij de Leie in Deinze om zijn meersen aldaar, die een oppervlakte van 12 ha hadden, artificieel te bevloeien. Vóór het graven van het Schipdonkkanaal werden deze meersen elk winterhalfjaar op natuurlijke wijze overstroomd, wat de hooiproductie ten goede kwam. Na het graven van het kanaal nam de omvang van de winterse overstromingen sterk af, waardoor de waarde van de meersen verminderde. Door zijn meersen artificieel te bevloeien, wilde de senator het wegvallen van de winterse overstromingen compenseren. In 1868 verleende de Landbouwmaatschappij van Oost-Vlaanderen hem een medaille voor zijn irrigatiesysteem.96 Het voorbeeld van de senator vond in de  
92 Van der Herten 2004, 239 
93 [Vifquain 1838], 79 
94 “Au reste les prairies riveraines de la Lys ne produisent pas d’aussi bonne herbe que celles qui sont le long de l’Escaut et de la Durme. En général, on ne récolte le foin qu’une fois l’année et on abandonne le regain au bétail”. Kops 1821, 103 
95 Zo schreef Philippe Vandermaelen over de gemeente Bachte-Maria-Leerne: “Les bords de la Lys offrent d’excellens 
pâturages”. Vandermaelen 1834, 15 
96 “M. le sénateur T’Kint de Roodenbeke eut l’idée d’élever les eaux de la Lys au moyen d’un moulin à vent, de manière à produire ainsi l’irrigation artificielle de 12 hectares de prairies sises à Deynze. Celles-ci furent ainsi placées dans les mêmes conditions qu’avant la construction du canal de Schipdonck, qui a fait cesser des débordements utiles aux prairies, mais désastreuses pour une notable partie de notre province, et notamment pour la ville de Gand. Le succès fut complet. Jacquemyns E., Concours de fermes. Rapport du jury présenté au Conseil d’Administration (de la Société agricole de la Flandre Orientale), dans sa séance du 26 février 1869”, geciteerd in : Le Moniteur belge, 39e année, nr. 100 (10 avril 1869), 1270. 

streek echter geen navolging, wat doet vermoeden dat de artificiële irrigatie niet bijzonder succesvol was. Staring (1862) vermeldt dat het water van de Leie in Deinze door een ijzeren, zichzelf regelend molentje werd opgepompt om er een grasland van elf bunders mee onder water te zetten. Bij een gewone wind leverde dat vijf Nederlandse kan (5 liter) water per seconde op, zodat men een maand moest malen om het grasland een palm (10 cm) onder water te zetten. Staring beschouwde deze vloeiweide als een bij voorbaat mislukte onderneming omdat de hoeveelheid water die werd opgepompt, negen maal overtroffen werd door de gemiddelde uitdamping van de maand april.97
Hoewel Staring de eigenaar van de vloeiweide niet vermeldt, mogen we ervan uitgaan dat het om de vloeiweide van senator t’Kint de Roodenbeke ging, die ook in Deinze lag en min of meer dezelfde oppervlakte had. Het molentje in Deinze is niet bewaard gebleven maar een soortgelijk molentje bevindt zich in het gemeentelijk park Casier te Waregem.
Waregem, gemeentelijk park Casier: dit rond 1875 gebouwde molentje werd volgens de overlevering gebruikt om water uit de Gaverbeek naar de hoger gelegen kasteelvijver te pompen. Mogelijk werd het ook gebruikt voor het bevloeien van de Gavermeersen. Het molentje werd in 2002 beschermd als monument (foto: Koen Himpe, agentschap Onroerend Erfgoed). 

In 1864 kochten Henri t’Kint de Roodenbeke en zijn echtgenote Zoë de Naeyer het kasteel van Ooidonk in Bachte-Maria-Leerne. Bij dit kasteel lag een groot graslandcomplex waarvan de productiviteit sinds de aanleg van het Schipdonkkanaal verminderd was. Om de productiviteit van deze meersen (ruim 22 ha) te verhogen, besloot de senator ze artificieel onder water te zetten. Aangezien een molentje slechts een beperkte capaciteit had – zoals de ervaring hem ondertussen geleerd had – liet hij in plaats daarvan een zogenaamde ‘pomp van Gwynn’ op zijn kasteeldomein installeren.98 Deze centrifugale pomp werd aangedreven door een locomobiel (verplaatsbare stoommachine) met de kracht van vier paarden. Hiermee konden de meersen, die een oppervlakte van 22 ha hadden, in 72 uur tijd volledig geïnundeerd worden.99 De locomobiel of ‘watermachine’,

97 Staring 1862, 890-891 
98 Walter Gwynn (1802-1882) was een Amerikaanse ingenieur. Hij ontwierp een centrifugale pomp die werd aangedreven door een stoommachine. De pomp van Gwynn stond in de tweede helft van de 19de eeuw bekend als een van de beste in haar soort. Voor een beschrijving van de pomp, zie Van Eeden 1863, 193 en Ronna 1889 (deel 1), 685-689. 
99 “Aussi M. T’Kint eut-il recours à la machine à vapeur, lorsque encouragé par un premier succès, il résolut d’irriguer 22 hectares de prairies, situées près de son château de Leerne-Sainte-Marie. Ces prairies avaient été irrguées par la Lys, lorsque 

zoals ze in de volksmond genoemd werd, stond opgesteld aan het uiteinde van de Maaigemhoek, zoals blijkt de getuigenis van een plaatselijke schoolmeester (‘meester De Boeyer’), die werd opgetekend door Kerckhaert (1973).100 
In het interbellum werd de locomobiel vervangen door twee pompen op dieselmotoren. De ene pomp stond opgesteld bij het kasteel en werd vooral gebruikt om het overtollige water van de Kalebeek over de dijk (aan het einde van de Tweekoningenstraat) naar de Leie te pompen. De andere pomp stond ter hoogte van de Maaigemdijk, bij Astene-Sas. Vanaf dat punt kon men de weiden tussen de Leie en de Maaigemdijk gemakkelijk onder water zetten.101  
Militair Geografisch Instituut, topografische kaart van België op schaal 1:20.000, kaartblad Deynze XXI/8 (1911-1949).
De vermoedelijke standplaats van de locomobiel of ‘watermachine’ is rood omcirkeld.

celle-ci était à l’état sauvage; lorsque à chaque crue, elle refusait d’accepter les eaux limoneuses que ses nombreux affluents amenaient, et qu’elle les répudiait au point d’obliger ces eaux à dévaster nos terres arables, à rendre la navigation impossible, à désoler nos cités, alors ces prairies étaient irriguées. Mais, par suite du creusement du canal de Schipdonck, la Lys fut condamnée à respecter les cités et les terres arables. Elle cessa d’irriguer les prairies. A l’appel de M. T’Kint, une fée bienfaisante, la fée du XIXe siècle, la vapeur vint répandre ces eaux fertilisantes sur les prairies, tout en respectant les terres arables. Voici comment agit la fée. Une locomobile de la force de quatre chevaux met en mouvement une pompe centrifuge de Gwynn; celle-ci prend dans la Lys, aux jours et heures qu’il convient, les eaux nécessaires, les élève à 3 mètres de hauteur, et irrigue ainsi, en soixante-douze heures, 22 hectares de prairies qui avoisinent le château de l’honorable sénateur”. 
Jacquemyns E., Concours de fermes. Rapport du jury présenté au Conseil d’Administration (de la Société agricole de la Flandre Orientale), dans sa séance du 26 février 1869, geciteerd in : Le Moniteur belge, 39e année, nr. 100 (10 avril 1869), 1271. Een Nederlandse versie van het verslag is gepubliceerd door De Potter en Broeckaert (1864-1870), 9-10. 
100 “Aan ’t uiteinde van de Maaigemhoek, waar de Leie zeer dicht de weg benadert, die naar ’t brugske aan de Chalet loopt, was een pomp-installatie, “watermachine” genoemd, opgesteld. Dat was een stoommachine op wielen in de vorm van een locomotief. Deze werd daar ’s zomers geplaatst en in de winter stond ze in de bergplaatsen van Ooidonk. Die stoommachine, waarin kolen gestookt werden, bracht een pomp in beweging die het water over de meersweg spoot en daar een soort vijvertje vormde, dat door de bengels van de Maaigemhoek als zwemkom gebruikt werd. Van dat zogezegd vijvertje liep het water naar de omliggende beken en bosgrachten en bereikte na drie dagen pompen de vijvers van het kasteel. Dat water werd ook benuttigd door de koeien in de meersen die ook na de hooitijd begraasd werden. Het was Petrus Onderbeke (vader van August Onderbeke) die elke morgen het vuur van die stoomketel kwam aansteken en de pomp in beweging stelde”. 
Kerckhaert 1973, 118-119 
101 E-mail van Nele Vanmaele d.d. 11 mei 2021. Zij kreeg deze informatie van de zoon van de vroegere tuinman van Ooidonk, Noël Deloof.  

2021 
Bachte-Maria-Leerne, de Leiemeersen bij het kasteel van Ooidonk (foto: agentschap Onroerend Erfgoed, Koen Himpe) 

Literatuur

- Lieven Denewet, "Geschiedenis, techniek en terminologie van de poldermolens in België", Molenecho's, XII, 1984, p. 1-124 (themanummer)
- Goeminne Luc, "Windmolens en rosmolens te Deinze-binnen", in: Geschiedkundige Kring Deinze, jaarboek 2011, p. 91-126.
- Goeminne Luc, De windmolens op Deinze-buiten, Bijdragen tot de geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, LXXI, 2004, p. 481-492.
- Thomas Van Driessche, "Traditionele graslandbevloeiing in Vlaanderen", Brussel, 2021 (Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed, 200), p. 34-37.