Molenechos's Homepage Molenechos.org

Binnenmolens

Geraardsbergen, Vlaanderen, Oost-Vlaanderen

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Binnenmolens, Stadsbinnenmolens
Ligging

Molenstraat


9500 Geraardsbergen
op de Dender
kadasterpercelen B170,171,172
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
Gebouwd
voor 1194
Verdwenen
1868, sloop
Type
Onderslag watermolen
Functie
Korenmolen, runmolen, oliemolen
Bescherming
niet
Database nummer
5126

Beschrijving / geschiedenis

De Binnenmolens waren een watermolencomplex met drie molens op de Dender te Geraardsbergen, op de plaats waar thans zich thans het sluis- en stuwenstelsel bevindt tussen de Molenstraat en de Sasweg. Drie molens stonden er, en ze waren alle drie eigendom van de Graaf van Vlaanderen. Eén stond op het eiland tussen de huidige stuwen, de middelste op de rechteroever en de derde op het pleintje in de bocht van de Molenstraat. Ze lagen op één rij, gescheiden door waterraderen. Stroomopwaarts lag een kleine dam die de Denderoever langs de Molenstraat met een eilandje in de rivier verbond. Het ging om twee graanmolens, de zogenaamde "Boulaere-molen" en de "Evene of Viaenemolen" en de "Schorsmolen", ook later aangewend als moutmolen.

Zij kenden een lange exploitatiegeschiedenis. In oorsprong behoorden deze watermolens toe aan de graven van Vlaanderen. In 1194 schonk graaf Boudewijn van Constantinopel (1171 - na 1205) de twee laatstgenoemde molens aan de trouwe ridder Gisbert van Wiele als beloning voor bewezen diesnten, en enkele jaren later schonk zijn dochter, gravin Joanna, de eerstgenoemde molen aan Michiel van Harnes, de oudste zoon van barones Aleydis van Boelare (en wellicht vandaar die naamgevisng).

Vermelding in het fonds Rekenkamer, anno 1405, f° 18 v° (Algemeen Rijksarchief Brussel): "De watermuelne te Gherondsberghe gheh. de muelne van Zottighem".

Op 14 oktober 1441 kwamen de Viane-molen en de schorsmolen in handen van de Sint-Adriaansabdij, door aankoop verworven van de heer Cornelis van Liekercke, heer van Lens en Harchies. Maar ook de derde molen, sterk beschadigd door het oorlogsbeweld, werd in 1495 door de abt aangekocht, mits grafelijke goedkeuring, van Daniël van Bouchoute, heer van Boelare. Hierdoor verwierven de monnniken het alleenrecht in de stad om graanmolens op te richten en te exploiteren, tevens bevestigd in een overeenkomst uit 1548.

Zij voerden in 1499 werken uit aan de Dender ten einde de watermolens te verstevigen. Hierdoor verkreeg de abdij in november 1500 de toestemming van het stadsbestuur om op een braakliggend terrein een vierde molen te bouwen voor het stampen van olie. De locatie van deze molen werd door E. Soens gesitueerd op een plaats, voorheen een vuilnisbelt, "langs de overzijde van de rivier". Vermoedelijk gaat het hier om de achterbouw langs de Molenstraat, uitgevoerd op de Dender. Ook de kaaimuur ven het molenhuis, thans Molenstraat nr. 23 dateren volgens voornoemde auteur uit deze periode. In 1528 werd dit pand, of aanpalende huizen, bewoond door Gilles Borreman. Hij betaalde de abdij hiervoor een jaarlijkse pacht van 3 ponden.

Twee processen voor de Grote Raad van Mechelen
- in 1548. Rechten op de drie abdijmolens in Geraardsbergen
Eisers: Jeronimus Ruffault, abt van de Sint-Adriaansabdij in Geraardsbergen, samen met - Françoise van Luxemburg, prinses van Gavere, als vrouwe van Viane;
- Marie van Bouchout, als vrouwe van Boelare;
- Meester Andries Garitte en zijn vrouw Ysabeau de Linge, en Jehenne Spittaels.
Verweerder: de stad Geraardsbergen.
Voorwerp: aan de stad Geraardsbergen was 20 augustus 1546 octrooi verleend om er twee molens te bouwen. De abdij van Geraardsbergen, met haar gevoegden, verzet zich tegen de verlening van dit octrooi, gesteld dat hun rechten op drie molens in de streek daardoor geschaad zouden worden.
Sententie: het verzet wordt gegrond verklaard.

- in 1549. Bouw van een stadswindmolen voor Geraardsbergen
Eiser: de Sint-Adriaansabdij in Geraardsbergen.
Verweerder: de stad Geraardsbergen.
Voorwerp: bevestiging van een onderling akkoord. De eiser zal ten behoeve van de inwoners en de omwonenden van de stad Geraardsbergen een windmolen bouwen; het akkoord werd in Geraardsbergen gesloten op 30 september 1548.
Sententie: willige condemnatie uitgesproken op 1 februari 1549 (n.st.).

De "stadsbinnenmolens" kenden tijdens hun langdurig bestaan talrijke molenaars, die aan de abt een jaarlijkse pachtsom verschuldigd waqren. In 1549 huurde Arent Keyllemers, de vier molens voor 108 ponden. In de penningkohier van 1573 was dit "Jan Van Erdenboyghem heeft in huringhe genoemen van mijnen heeren die prelaet zijn vier waetermuelens, te wetene twee coerenmuelens, eenen mautmeulen, die oyck maelt schurssen, ende eenen moutmeulen tsamen voer die somme van 104 mudden coorens ende in ghelde 24 ponden".
Verder waren dit: Adriaen vander Cautsyen (1591), Pieter Coppens en Willem van der Swalme (1660), Willem van der Haeghen (1669, 1675), Gillis Van der Haeghen (1720), Pieter Thoen (of Thoens) (1732), Pieter Van Hoorde (1768), Cornelis Van Adorp en P.J. Thoens (1771).

Een bijzonder interessante getuigenis is de volledige inventaris van alle werkstuigen (zoals "waeterhasse, spillegeloop, camwiel, steencuype, tremele, backen...") die in de binnenmolens anno 1771 aanwezig waren en ruim beschreven zijnin het werk van E. Soens.

In 1788 had Pieter Menschaert (°1719) zich met zijn gezin gevestigd in de stad, waar hij voor de jaarlijkse pachtsom van 2000 gulden de Denderwatermolens mocht uitbaten. De verpachting gebeurde openbaar en luidde: "drayende met vijf coppelen steenen, ende also bestaende in eenen tarwe-, cooren-, moudt-, schorse- ende eenen creupelen molen, mede oock den oliestampmolen op de voorseyde rivier den Dender, met hen molenhuys ende erve, mitsgaders voor deze battimenten, staende jeghens de gemelde riviere den Dender, ende recht over den selven oliestampmolen."

Twee jaar later vielen de Fanse legers de Oostenrijkse Nederlanden binnen, wat het molenaarsbedrijf grote schade toebracht. Menschaert kreeg hiervoor van de abt 500 gulden vermindering op de pachtsom voor de komende jaren. In september 1794 werd door de Franse militire overheid aan de Sint-Adriaansabdij een zware oorlogsschatting van 300.000 gulden opgelegd. Om deze som bij elkaar te krijgen, werden de monnniken verplicht een aantal abdijgoederen te verkopen.

Op 3, 10 en 17 november 1794 werden in de herberg "Klijn Brussel" de zeven abdijmolens, die in en om de stad stonden, openbaar verkocht aan Jean-François Spitaels, linnenhandelaar-bankier te Geraardsbergen. Hierbij waren inbegrepen de drie binnenmolens en de olieslagmolen met pakhuis en molenwoning.

Voor de Municipaliteit van Geraardsbergen verhuurde de administrateur-generaal van Oost-Vlaanderen, vanaf 24 november 1795, voor een termijn van 3, 6 of 9 jaar, twee watermolens (van de voormalige Abdij) met de daarvan afhangende gebouwen, evenals 29 loten zaailanden, alles gelegen in Geraardsbergen. Inlichtingen in het kantoor van de ontvanger der Nationale Domeinen (advertentie in de Gazette van Gend, 19 en 23 november 1795).

De nieuwe eigenaar Jean-François Spitaels, verhuurde de stadswatermolens in 1797-1798 voor 3200 livres. In 1796 woonde in de Molenstraat de hogergenoemde molenaar Pierre Menschaert met zijn gezin, tevens zijn verwant Marculphe Menschaert (°1751) met zijn vrouw. Ook hij stond op dat ogenblik vermeld als molenaar.

Uit een advertentie uit 1819, waarin Albert Spitaels o.m. deze molens te huur aanbood, weten we waaruit ze bestonden:
De grote watermolens uit Geraardsbergen, in steen gebouwd, op de Dender, bestaande uit een groot hoofdgebouw (“corps-de-logis”), met ruime nevengebouwen en vier raderen, nl.
- een olieslagmolen met dubbele pers;
- een schorsmolen (“moulin à tan”)
- een korenmolen met zijn volledige maal-installatie;
- een moutmolen (“moulin à drèche”) met zijn volledige maalinstallatie, en alle onderdelen voor het functioneren ervan.

Uit het proces-verbaal van afpaling van de stad Geraardsbergen op 24 maart 1819:
Il existe dans la commune cinq moulins mus par eau, dont trois situés sur la Dendre. Le premier appartient à Mr. Spietaels de Grammont situé S(ecti)on B n° .. , il est à un tournant et sert à tordre l'huile et à moudre les écorces de chêne. L'expert n'a pu s'en procurer le bail mais l'estime d'après les renseignements pris à brut de f 450, et, le tiers déduit, à net de f. 300. Le second au même propriétaire et aussi situé S(ecti)on B n° ..., il est à deux tournans et sert à moudre le froment. L'expert n'ayant pas été guidé par le bail l'a estimé d'après les renseignements pris à brut de f. 900 et net de f 600. Le troisçème appartient aussi au susdit propriétaire, cette usine est à un tournant. Son usage est à moudre le seigle. L'expert étant également dépourvu de bail l'estime comparativement aux autres moulins à brut de f. 450 et net de f. 300."

A) Moutwatermolen
- gebouwd voor 1830
- kadasterperceel B170; vormde een dubbelmolen met B171 en B172.
- in 1834: klasse 1, kadastraal inkomen 172 frank

B) Graanwatermolen
- op de Ferrariskaart van ca. 1775
- kadasterperceel B171; dubbelmolen met B170 en B172
- in 1834, klasse 1, kadastraal inkomen 762 frank

C) Olie- en schorswatermolen (in 1819 ook zaagmolen)
- op de Ferrariskaart van ca. 1775
- de oliemolen had in 1819 een dubbele pers. Daarnaast was er een zaagmolen, met alle benodigde onderdelen; bovendien waren er mooie zolders en magazijnen.
- kadasterperceel B172; dubbelmolen met B170 en B171
- in 1834: klasse 1, kadastraal inkomen 210 frank.

Bij het proces-verbaal van afpaling van de Denderstad op 24 maart 1819 werden de drie binnenmolens op hun huurwaarde geschat: de watermolen voor het malen van tarwe werd voor het dubbele verhuurd dan de olie- en schorswatermolen en de watermolen, die rogge maalde.

Het Archief van het Kadaster registreerde later een graanwatermolen (sectie B 171, 80 m²), gelegen op de Dender, met langs de kant van de Molenstraat een olie- en schorswatermolen (sectie B 172, 90 m²) en langs de andere zijde, deels gebouwd op het eilandje de moutwatermolen (sectie B 170, 90 m²).

De olieslagmolen aan de Molenstraat moet Spitaels in latere jaren terug van de hand gedaan hebben, want na zijn overlijden in 1816 werd hij niet in zijn erfenisaangifte vermeld. Maar tijdens een zitting van het college van burgemeester en schepenen van Geraardsbergen op 2 augustus 1828, kreeg zijn  zoon, de bankier Albert Spitaels (1770-1838), de toestemming om zijn "oliestampmolen geleghen in het Klein Molenstraetjen" om te bouwen tot woonhuis. Het is niet bekend of hij zijn verbouwplannen ook heeft uitgevoerd. Wellicht ging het hier allang niet meer over een watermolen: al in 1819 stond hij bij het proces-verbaal van afpaling niet vermeld in de lijst van Geraardsbergse watermolens, wat doet vermoeden dat de molen niet langer op waterkracht werkte.

Hert kadasterarchief noteerde later in 1834 op dezelfde site een oliepaardenmolen (sectie B 166bis, 120 m²) , die toebehorode aan Frans Van Santen, rentenier te Geraardsbergen. Mogelijk was het waterrad inmiddels al weggenomen en werkte de molen op de kracht van paarden, wat ook elders in de stad in deze periode gebeurde. In 1849 viel de molen voorgoed stil, vier jaar later kocht Victor Spitaels (1824-1860), kleinzoon van Jean-François, het pand en bracht er, mits nieuwbouw, zijn brouwerij in onder. Het oude molenhuis waarvan gevels en daken op 10 maart 1994 als monument werden beschermd, moet vermoedelijk in het bezit gebleven zijn van de bankiersdynastie Spitaels tot het overlijden van Pauline Spitaels (1797-1856).

Haar vader, Albert Spitaels, was in 1816 de erfgenaam van de drie "stadsbinnenmolens". Op 26 maart 1825 wist hij de vergunning te verkrijgen voor "een recht van passagie" op de Dender. Voortaan kon hij op elk doorvarend schip van 100 à 175 ton een tol van 35 cents heffen. Boten met een kleinere tonnenmaat werden belast met 15 cents. Dit octrooi werd hem vergund tot 31 maart 1830 of tot het ogenblik dat "de sluis van Geraardsbergen voor de scheepvaart bekwaam zal zijn gemaakt". Dit project werd nadien nooit uitgevoerd door de groeiende politieke problemen in het Koninkrijk der Nederlanden.

Ook Pauline Spitaels, die in 1845 de Dendermolens erfde, liet haar rechten gelden. Met het oog op de kanalisatiewerken op de Dender, een oude droom van de lokale politici, werden voor notaris Eugène Coppens op 25 september 1856 de binnenmolens aan de Belgische Staat verkocht. De oude olie- en schorswatermolen werd vanaf 1857-1858 nog tijdelijk gebruikt voor de productie van karton. De uitbater, die met dit deel vermfoedelijk een huurcontract met de Staat had afgesloten, is niet gekend. Op 1 maart 1864 werd door T. Lamal, ingenieur van het Bestuur van Bruggen en Wegen van de provinice Oost-Vlaanderen, een gedetailleerd plan voor de kanlisatie van de Dender tussen Ninove en de grens met de provincie Henegouwen voorgesteld. Opvallend is deat Lamal, naast de bouw van een sluizenstelsel en een sluiswachtershuis, opterde voor het behoud van de oude watermolens. Van hogerhand werd blijkbaar niet op deze optie ingegaan. Met de uitvoering van de werken zouden de binnenmolens in 1868 voorgoed uit het stadsbeeld verdwijnen.

Vandaag is van de oorspronkelijke molensite nog weinig te bespeuren. Het sluizencomplex op de Dender tussen de Molenstraat en de Sasweg werd pas op 10 juni 1992 als monument beschermd. Het meest opmerkelijke blijft het bakstenen gebouwtje met balkenstuw op zandstenen basis  onder een leien tentdak. Alleen de gevel stroomafwaarts is nog origineel, terwijl  in het interieur het mechanisme voor het ophalen van de balken uit voermoedelijk ca. 1760 bewaard is gebleven.

Eigenaars na 1800:
- 1819: Spitaels Albert, bankier te Geraardsbergen (bood zijn molens te huur aan vanaf 1 maart 1819)
- 17.03.1845, deling: Spitaels Paulina, eigenares te Geraardsbergen (notaris Bijl - un moulin à eau dit Binnenmolens tournant par les eaux de la rivière de Dendre par un canal de communication)
- later, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Paulina Spitaels)
- 25.09.1856, verkoop: Domeinen van de Staat (notaris Coppens - moulin à eau dit Stadsbinnenmolens, un bâtiment - (bij B170 en 171 ook) ci-devant une huilerie

De olie- en schorswatermolen (B172) werd reeds in 1849 opgeheven; het overgebleven gebouw werd in 1868 afgebroken. Het hele watermolencomplex werd in 1856 onteigend door de staat, met het oog op hun verdwijning. Het duurde nog tot 1868 tot alle molengebouwen werden gesloopt.

Bij de start van de grote vernieuwingswerken aan het stuwsluiscomplex van Geraardsbergen in juni 2016, onderzochten archeologen de oude sluissite op resten uit de geschiedenis van de stad. Vooral op het oostelijke eiland, kwamen interessante vondsten naar boven.  De restanten vande molen op het eiland tussen de huidige stuwen werd verwijderd voor de installatie van de nieuwe stuw en werd daarom voorafgaand door een team archeologen opgespoord en onderzocht. Boomringen tellen Het regenweer van de afgelopen weken gooide even wat roet in het eten maar eens het graven begonnen, legden de archeologen al na enkele dagen de resten van de molen bloot. De bovenste laag van de muren bestond uit recenter metselwerk dat was gebouwd op muren van natuursteen, versterkt met een indrukwekkende steunbeer. De basis, onder de natuurstenen fundering, bestond uit dikke horizontale houten balken. Door middel van onderzoek van de boomringen kan hopelijk met grote precisie bepaald worden van wanneer die allereerste fundamenten dateren.  Het team kon de verschillende bouwfasen van de molen registreren, zo ook de dorpel die aansloot op een wegje met kasseien. 

Door de complexiteit van de werken aan het stuwsluiscomplex werkte de aannemer in fasen. Die fasering wordt gevolgd door de archeologen, zodat geen extra handelingen moeten gebeuren voor hun onderzoek. Nog voor dit onderzoek wordt de bouwkuip geplaatst die dient voor de realisatie van de nieuwe stuwconstructie. Hiervoor moesten lange metalen damplanken de grond in getrild worden. Dit belangrijk werk begon in de week van 20 juni of kort erna en duurde 2 tot 3 weken. Na het plaatsen van de bouwkuip werd aangevangen met de bouwwerken voor de nieuwe stuw zelf. Deze namen 6 maanden in beslag.

Jacques DE RO, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Literatuur

Archieven
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds Rekenkamer, anno 1405, f° 18 v°.
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Grote Raad van Mechelen, reg. 849, zaak nr. 36, f° 329-341, dd° 23.06.1548 - Ndl. dossier). Geëxtendeerde sententiën Grote Raad van Mechelen, dl. IV, p. 326, nr. 1084.(De tekst van dit vonnis is ook, als retroakte, opgenomen in een later molendossier in de Raad van Vlaanderen uit 1782. 
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Grote Raad van Mechelen, reg. 849, zaak nr. 143, f° 1559-1564, dd° 01.02.1549 - Fr. dossier). Geëxtendeerde sententiën GRM, dl. IV, p. 358, nr. 1194.
Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, Correspondentie Fiscalen, nr. 30868, a° 1782.

Gedrukte bronnen
- Gazette van Gend, 9 juni en 10 juli 1788.
- Gazette van Gend, 10 en 20 november, 2 december 1794
- Gazette van Gend, 19 en 23 november 1795.
- “Supplément au N° 331 de L’Oracle” (Brussels dagblad), vrijdag 27 november 1818, p. 3.

Werken
- E. Soens, "De Abdij van Sint-Adriaan te Geeraardsbergen. Haar Pachthoven en Molens", in: Annalen van den Oudheidkundigen Kring van de Stad en het voormalig Land van Aelst, X, 1914.
- Paul Huys, "Molens in en rond Geraardsbergen in 1786. Naar aanleiding van een betwiste oprichting van een windmolen te Overboelare", Molenecho's, jg. 26, 1998, nr. 1, p. 26-30.
- "Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Eerste aflevering. De arrondissementen Aalst en Dendermonde", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XIV, 1960, 3 (Gent, 1962).
- Herman Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 3. Gemeenten G-H-I", Rotem, Studiekring Ons Molenheem, 2000.
- Jacques De Ro, "Waterkracht versus mechanische drijfkracht. Evolutie van de watermolens in Geraardsbergen en deelgemeenten. Deel 1, in: Gerardimontium; Deel 2", in: Gerardimontium, 2004, nr. 195, p. 11-23.
- Paul Huys, "Advertenties van industriemolens in het Brussels dagblad "L'Oracle" (1818)", Molenecho's, XXX, 2002, 4, p. 227.
- D'Huyvetter C., de Longie B. & Eeman M. m.m.v. Linters A., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5N1 (A-G), Brussel - Gent, 1978.
- Belga, "Restanten middeleeuwse watermolen gevonden in Geraardsbergen", deredactie.be (17.06.2016
- BLG, "Restanten van middeleeuwse watermolen gevonden", Het Nieuwsblad, 18.06.2016.
Gerti de Koeijer, "Middeleeuwse watermolen in Geraardsbergen (BE) blootgelegd ", archeologieonline.nl (23.06.2016).
- Tijl (Vereenooghe), "Resten middeleeuwse watermolen blootgelegd in Geraardsbergen", archeonet.be(17.06.2016).
- "Bouw stuw Geraardsbergen - Archeologisch onderzoek onthult restanten van middeleeuwse watermolen(s)", wenz.be, 17.06.2016.
- "Archeologen onderzoeken restanten van middeleeuwse watermolen in Geraardsbergen", tvoost.be (17.06.2016)
- "Bouw stuw Geraardsbergen - Archeologisch onderzoek onthult restanten van middeleeuwse watermolen(s)", bootonline.be (17.06.2016).